VOOR VROUW EN KIND- ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1935 MAAS- EN SCHELDEBODE IK ZEIDE; HIJ ZAL ZEKERLIJK.... KERK EN SCHOOL Voor de .vrouw /oor de jeugd VOORDE ZONDAG Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij mijzelven: Hij zal zekerlijk uit komen, en staan, en den naam des HEEREN zijns Gods aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den melaatsche ontledigen. 2 Koningen 5 11. Naaman. cte Syrische krijgsoverste, Jwas teleurgesteld. Het moet hem al niet zoo gemakkelijk gevallen zijn, in Israël genezing te gaan zoeken voor zijn melaatschheid. Maar de vernedering, die dit meebracht, was wel te verhelpen. De koning zond hem met een eigenhandigen brief naar den koning van Israël, en gaf hem een groote som gelds mede. Zoo bleef hij in zijn waar digheid. Doch de koning van Israël kon hem ïtiet helpen. En hij moest van den koning naar den profeet Elisa. Niet als een mach tig heer, maar als een ellendig menschen- kind moest hij tot den dienaar van Jehova, Israëls God, komen. Nog dieper was de vernedering, toen de profeet niet eens naar hem kwam zien, maar alleen een boodschap zond: Ga heen, en wasch u zeven maal in de Jor- daan, en uw vleesch zal u wederkomen, en gij zult rein zijn. Dit laatste deed de maat overloopen. Hij is geërgerd. En in zijn ergernis wil fiij er zelfs niets van weten om nog ge nezing te zoeken in Israël. De nationale trots komt boven: zijn niet Abana en Pharpar, de rivieren van Damascus, beter dan alle wateren van Israël: zou ik mij in die niet kunnen wasschen, en rein worden? Die ergernis is niet alleen toe te schrij ven aan gekrenkte hoogheid. Uit het (verder verloop van het verhaal krijgen we van Naaman in 't geheel niet den indruk van een hoogmoedig mensch. Neen, wat hem ergerde was meer het gevoel van teleurstelling, dat de genezing van zijn melaatschheid op zulk een wijze door den profeet werd behandeld alsof het de meest gewone zaak der wereld gold. Hij had een wonder verwacht, dat met veel ophef zou worden verricht. En nu ditl Het was dezen heiden niet euvel te duiden, dat hij met dergelijke verwachtin gen naar Israël was gereisd. Zoo deden immers de toovenaars en belezers bij alle hcidensche volken? En nu er bij zijn eigen afgoden geen baat is, nu wil hij het wel zoeken bij Jehova, maar hij weet niet, dat Israëls God anders is dan de goden der volken, en dat daarom ook Zijn doen en het doen Zijner knechten anders is. Hier is de dienstknecht niets en de Heere zijn God alles. En bij de afgoden dienaars moet, juist omdat een afgod niets is en niets doet, de mensch alles doen. En bij den Heere is het niets, een me laatsche te genezen. Daarom de doodeen voudige manier van doen, daarom dat geringe middel, opdat de almacht van Israëls God te meer zou uitkomen. Straks zal die aanzienlijke Naaman het erkennen en zich voor Israëls God vernederen: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de gansche aarde dan in Israëli Die in den grond heidensche verwach ting van Naaman vindt ge niet alleen bij heidenen, maar ook wel onder Christe nen. Van heidenen is het te verstaan. En onze Christelijke religie komt hun dan ook bijna al te eenvoudig voor. Dat er zoo niets bij plaats vindt wat de zinnen aangrijpt, zoo niets sensationeels, dat kunnen ze maar niet vatten. En toch. zoo is eenmaal onze religie. Zoo is ze gepredikt reeds door Jezus' apostelen en degenen die met hen uitgin gen onder de heidenen. Het behoort tot wat Paulus noemde „de dwaasheid der prediking". De Joden begeeren een teeken, en de Grieken zoeken wijsheid. En als het Evangelie hun maar zoo gepredikt wordt, dat ze elk op hun wijs bevrediging vinden van deze begeerte, dan willen ze dat Evangelie er ook nog wel bij aanhooren. Maar zoo kan het niet, want het Evan gelie zelf is de kracht Gods en de wijs heid Gods. Van Christenen mocht ge evenwel iets anders verwachten. En toch treft ge onder hen maar al te veel dezelfde nei ging tot wat ophef maakt. Nu niet altijd waar het geldt het doen van wonderen in uiterlijken zin, maar wel waar het be treft het wonderwerk van den Heiligen Geest in het vernieuwen van het zon- daarshart. De Roomsche Kerk met haar beweer de wonderen kan hier buiten beschou wing gelaten worden, al werkt zij ook met haar eeredienst, die in alles erop be rekend is om de zinnen aan te grijpen, de sensatie-zucht meer in de hand dan die te beteugelen. Maar wat buiten haar erf zoo telkens treft is het nadruk leggen op wat het natuurlijk gevoel kan schokken en ont roeren. Alsof daarmede eigenlijk al een zondaarshart halverwege tot vernieu wing gebracht ware. Denk maar aan dé buitensporigheden, waartoe het Metho- disme hier en daar verviel. Denk aan de reclame-achtige manier, waarop het Leger des Heils meer dan eens zondaren meende te kunnen bckeeren. Toch behoeft ge hieraan nog niet uit sluitend te denken. Ook in de kringen van Gereformeerde belijders is diezelfde zucht niet uitgezuiverd. Het gaat zoo geheel tegen onze men- schelijke gedachten in, dat alleen God de Heilige Geest het zondaarshart ver nieuwt. En daarom laat die zucht naar wat buitengewoon is zich telkens weer gelden. En dat onze God door den een voud van Zijn Woord en den eenvoud der prediking zijn wonderwerk in de harten der Zijnen tot stand brengt, dat wil er bij ons maar nauwelijks in. Wij meen en dan, dat er iets heel bij zonders moet gebeuren. Een aangrijpen de gebeurtenis, een buitengewoon teeken, een wondere .samenloop van omstandig heden. Iets waaruit een boeiend bekce- ringsverhaal is saam te stellen. En als dan God zonder dat alles zijn wonder werk in een menschenhart doet, dan is het ons bijna te eenvoudig. Wat nu is deze zucht in den grond anders dan de verwachting van dien Sy- rischen krijgsoverste: Zie ik zeide bij mij zelven: Hij zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den naam des Heeren zijns Gods aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den melaatsche ontle digen! Naaman de Syriër liet zich ten slotte nog raden door zijn knechten: Mijn vader, zoo die profeet tot u een groote zaak gesproken had, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer. naar dien hij tot u gezegd heeft: Wasch u, en gij zult rein zijn? Maar deze menschen blijven zich af- keeren van het eenvoudige Woord Gods. dat het hart bekeert, om het in bijkom stigheden te zoeken. Gij niet alzoo. Houd u aan dat Woord, hetwelk uw ziel kan zaligmaken door de kracht des Heiligen Geertes. Zooals Elisa de profeet tot Naantan den Syriër zeide: Ga heen, en wasch u zevenmaal in de Jordaan. en uw vleesch zal u wederkomen, en gij zult rein zijn, zoo is ook een iegelijk die gelooft, het Evangelie een kracht Gods tot zaligheid. Wie maar bij dat Woord zijns Gods leeft, die vindt heul en heil en troost en zaligheid. En ja, dan gaat er van dat Woord een ontroerende kracht uit. Niet om de zin nen te prikkelen en de zenuwen te schok ken, maar om u aan te grijpen in het diepst van uw ziel. Om u te winnen voor den Heere. En om u bij Hem te houden. NED. HERV. KERK Beroepen: Te Oud-Alblas, C. van Dop ie Hierden.' To West-broek c.a., M. J. Lekkerkerker te Kockengen. Aangen o.m e n: Naar Oudeschnot c. a. (toez.), A. Groot te Exmorra c.a. .Naar Nes op Ameland, J. L. Brinkerink, O.-I. pred. niet verlof te Arnhem. Naar Hecrliuao- waard, cand. L. J. v. d. Kam te Oostrrbcek. Bedankt: Voor Wieringermeer, cand. L. J. v. d. Kam te Oosterbeek. Voor Oostrum en Jouswier (hulppred.) W. Wilman te Eng- wierum. Voor Ede, D. Th. Keek tc Stap horst. Voor Tjerkgaast c.a. (toez.), A. Groot (e Exmorra. GEREF. KERKEN. Drietal' Te Lopik, cand. A. de Groot te Langeruigewejde, cand. H. de Moor te Zeist en cand. H. Pol te Rijsoord. Drietal: Te Holwerd, cand. W. Dieper- sloot te Amsterdam, cand. L. W. Korvinus, hulppred. te Hoorn en cand. G. Leene te Ermelo. Beroepen: Te Haren (Gron.), P. G. Kunst te Deventer. Tc Sladskanaal- Pekeldcrwcg, cand. G. Leene .Tr. te Er melo. Te Iereeke, Drs. It. B. Visser te Noordwijk-Binnen. Te Terneuzen, A. v. d. Weg te Oudewater. Te Bentheim (Duitschland), W. Lenderink tc lhrhove (O.-Frie.-land). Te Slootdorp-Middenmecr, Chr. v. d. Vliet. cand. en hulppred. CHR. GEREF. KERK. Tweetal: Te Amersfoort, W. Bijteveld te Haarlem en G. Salomons te Amsterdam. Te Urk, P. de Groot te Gorinchein cn D. Henstra le Dokkum. DOOPSGEZ. GEM. Beroepen: Te Irnsum-Poppingawier, M. v. d. Meulen, prop. te Leeuwarden. Aangenomen: Naar Workum, J. P. H. Grootes, prop. te Westzaan. Bedankt: Voor IJlst, J. P. H. Grootes, prop. te Westzaan. Bevestiging en intrede Ds. J. D. Barth Dinsdagavond had in liet overvolle gebouw „Calvijn" te Dordrecht de bevestiging plaats van Ds. J. D. B a r t h, als predikant der Geref Gemeente aldaar, tevoren te Borssele. Als be vestiger trad op Ds. G. H. Kersten van Rotterdam, die een predikatie hield over 1 Cor. 3 1113 waar de Schrift „preekt over de arbeid van Gods knechten als een bouw werk dat door vuur wordt beproefd. De apostel wjjst op het fundament dat ge legd is, op de bouwstof die gebruikt wordt en op de vuurproef die het bouwwerk zal moeten doorstaan. Het noodzakelijke maar ook volkomen ge noegzame fundament is Christus. Op dit fun dament moet gebouwd worden goud,, zilver en kostelijke steenen. Vaak is gebouwd hout, hooi en stoppelen door aan Gods genade te kort te doen, en te steunen op de gestalte des ge- moeds. Het hout verbrandt in de dag der be proeving, maar niet het goud van Christus' Middelaarswerk, waarop zelfs de meest verdol ven zondaar mag steunen om er rust te vin den. Aan begin en eind der prediking sprak Ds. Kersten een persoonlijk woord toe en aan gaande Dis. Bartli, wien werd toegezongen Ps. 134 3. Aanwezig waren vertegenwoordigers van genabuurde kerken en van Borssele. Verder verschillende predikanten, o m. Ds. J. Fraanjé, van Barneveld, Ds. L. Ligtenberg, van Lisise en Ds. W. 0. Lamain van Rotlevdam- Zuid, alsmede eenige studenten der Theol. School te Rotterdam, waaraan Ds. Barth ahs docent werkzaam zal zijn. Woensdagavond deed Ds Barlh zijn intrede hij de Gerei'. Gein. met een predikatie over 1 Cor. 1 23 en 21, waar als des dienaars eenige prediking wordt genoemd: Christus en Dien gekruist. Spr. ging na hoe van die prediking de inhoud wordt omschreven, de wijze wordt geleerd cn de vrucht geteekend. Na afloop der predikatie hield hij de ge bruikelijke toespraken. Hij werd toegespro ken door den heer Vos namens de Ge meente, door Ds A. v. D ij k e, van Nieuw- Beyerland en door Ds G. li. Kersten, die verzocht toe te zingen Ps. 132 0. Aanwezig waren o.m. burgemeester P. L. de Guay Fortman, van Dordrecht, Ds Neer hos, van Vlaai-dingen, vele leden van de Gemeente te Borssele en eenige studenten der Theol. School te Rotterdam, waaraan Ds Barth, als docent zal werkzaam zijn.Du plechtigheid werd besloten met het slaan de zingen van Ps. 72 U. GEREF. KERK BILLAND-BATH Na 12 jaar vacant le zijn geweest, heeft de Geref. Kerk van Ri!land-Ba<h weer een predikant mogen ontvangen. liet was cand. W. G. F. van Herwij non van Vianen, die Zondag j.i. werd be vestigd door Ds. B. Telder van Breda, met een preek over 2 Tim. 4 1—D. Des avonds verbond de jonge leeraar zich aan zijn ge meente, sprekende over .Tes. 6 5. Hij werd toegesproken door ouderling E. Tange na mens kerkeraad en gemeente, door Ds. Vreugdenhi! namens de classis Tholeti. door Ds. Ros als consulent en vertegen woordiger der kerk van Krabbendijke, door ouderling v. d. Louwen namens (le kerk van Ameide, waar Ds. van Herwijnen vroeger hulpprediker was. Ook burgemees ter Dominicus voerde het woord. GEESTELIJKE VERZORGING VAN EUDOKIA Drievoudige plechtigheid te Rotterdam In de geheel bezette Nieuwe Westerkerk heelt Dinsdagavond Ds G, Elshove, die met, emeritaat gaat als predikant der Geref. Kerk van Rotterdam-Centrum en geestelijk ver zorger van Eudokia (resp. 18 cn 6 jaren), afscheid genomen met een predikatie over 1 Petr. 5 10 en IJ. Daarna bevestigde h(j Dr. S. P. Dec van Haren als zijn opvolger. Eli als derde moment was er de intrede van Dl-. Dcc, die zich aan de gemeente en Et- to-» kia verbond naar aanleiding van Hcbr. 4 14 16. Ds. Elshove werd namens kerkeraad en gemeente toegesproken door Dr. A. Kuj iep Jz.; toegezongen werd hem Psalm 121 4; Dr. Dee is toegezongen Psalm 1343, Mgr. j. d. j. Aengenent f Bisschop van Haarlem Dinsdagnacht is te Haarlem in de Maria-Stichting overleden de bis schop van Haarlem Mgr. J. D. J. Aengenent. Slechts zeven jaar heeil de 62 jaar geworden bisschop zijn ambt bekleed. Een langdurige ziek te heelt een einde gemaakt aan dit voor zijn levenskring zeer gezegend leven. De benoeming van den toen 55-jarigen W r-i mondschen hoogleeraar Aengenent is desbi., Ja met groote ingenomenheid begroet, bijzond* lijk omdat hij van 1898 af, toen hij leer; -.r aan het Seminarie ':e Warmond is geworden, een buitengewone belangstelling heeft ge toond voor en groote werkzaamheid ontplooid op het terrein van het sociale vraagstuk. Zijn toonaangevende studies op philosophise^ en sociologisch terrein gaven hem toen recoo een plaats onder de vooraanstaande Nederlan ders. Het bekendst is wel het Leerboek der Sociologie, da'„ in 1931 den zevenden druk be reikte. Voorts schreef professor Aengenent het „Handboek voor de geschiedenis der Wijs begeerte" (1908); in samenwerking met C' r. L. Wesseling shreef hij het Handboek der Ziel kunde. Tallooze bijdragen van zijn hand zagen hot licht in verschillende tijdschriften. Prof. Aengenent was lid van den Hoogen, Raad van Arbeid en van het bestuur van dci> Katholieken Iladio Omroep. Tal van congressen telde professor Aengc-s nent onder hun sprekers, Als leider van heb bisdom met de drie groot ste steden des lands, ging de grootste .zorg van mgr. Apngenent uit naar de jeugd. Geheel in de lijn van de zorg voor de jeugd, bracht mgr. Aengenent een verbetering in de opleiding tct het Priesterschap door de op* richting van het Philosophicum, waardoor <tq studie aan het groot-seminarie een jaar metp vordert. Zijn laatsLe ambtelijke verrichting was rlq inwiiding van de gerestaureerde abdij van Eg mond op 25 Juni j.l. BBABATiTSCHE GTLVEFEESTEN. Vcndclz waaien duor dc gilde SI* Anlonius uil landgoed van lcastécl Mauricli le Vughl Beek cn Dunk tijdens dc fccslcn ojt het SIBOUT (le deel)' door MIEN LABBERTON Langs de schoolpoort cn de muur, die Het speelterrein scheidde van dc straal, liep de moeder hoen cn weer, wachtend op het oogenblik, dat dc groote deur zich openen zou en de joelende bende losgelaten kleu ters naar buiten borrelen zou. Als iederen keer, wanneer ze kwam om haar jongen te halen, meed ze zorgvuldig dc andere wach tenden, die daar gelweëen of gedrieën ston den te praten, bang als zo was, prikkelbaat- bang, voor elk mogelijk woord van beklag. Dikwijls kon ze, voor een enkel oogenblik, in het- voorbijgaan fel onderuit spieden naai de andere gezichten: Spraken ze soms over haar? Keken ze haar soms na met medelij dende oogen? En ais de torenklok twaalf gespeeld had, cn ze hoorde vanuit de schoolbal de groote hel weerklinken, dan overviel haar ook al tijd' weer dat dubbele gevoel van vreugde cn beklemming: blijheid, dat het wachten voor bij was, verlangen om haar armen om hot kleine tengere, op haar toespringende fi guurtje te slaan èn de nog nooit overwon nen ellende van de tegenstelling, die zich hier immer weer zoo schril-schreeuwend aan haar opdrong: hem daar zóó te zien tusschen al die anderen, hij alleen mis maakt en misvormd te midden van al die gave, ranke, fleurige kinders. Dan kon het ineens zoo wild-opstandig in haar opbruisen, zóó heftig, als ze het vóór zijn zesde jaar, toen hij nog niet naar school en nog van haar-allóén was, nooit had gekend. Soms krampte het in haar keel en stak het in haar oogen; soms laaide een drift op, die zich in stampvoeten en gebalde vuisten haast kinderlijk uiten wilde, soms was het of ze opgenomen en verzwolgen werd door een golf van weemoed en angstige vragen, soms ook (brandde er een heftig gevoel van weerzin en haat in ha&r op tegen al die welgevormde, argeloos-geiukkigo kinderen. Als er nog maar eens één bij was geweest, waar óók wat aan gehaperd had, al was het maar een hazenlipjo of een vlek op een wang! Maar hij alleen, hij alleenWel martelde haar dan tegelijk het beschamend besef, dat het toch wel heel poover was van racht, eigen leed le willen terugvinden bij pen ander, maar toch betrapte ze er zich likvvijls op, dat zc van alle kinderen, die ze ag, ook buiten de school, altijd het hcele iguurtje dadelijk speurend en onderzoekend lekeek. Hoe had ze verlangd, in die eerste jaren, |oen haar huwelijk kinderloos bleef! Welke róómen had ze gedroomd, toen zo mocht open, haar verlangende armen eenmaal e zien gevuld! Sibout had ze hem genoemd, tjaar htiar grootvader, die in de familie al tijd had gegolden voor eon figuur van kracht en onkreukbare trouw, cn zo had zich voorgesteld die naam nooit te verkor ten of te verminken. Nu zeiden zc gewoon lijk Siebje. Was het goed, dat zc hom nog altijd bleef halen uit school? Waarom deed zc het? Niet omdat, ze hém niet alleen vertrouwde op straat; hij was bedachtzaam en voor zichtig genoeg Ze wist het wel het was dat gevoel, dat haar, toen hij nog in zijn wiegje lag, dikwijls 'het, hart had doen zwel len als van oen nog nooit sterk-gonoeg-ge- voelde behoefte om dat arme belaste leven tje te schutten, te behoeden,, te beschermen voor alle leed, dat uit de wereld op hem af zou beuken. In hot schoollokaal wilde ze hem veilig achten, daar was de juffrouw, om hem te omringen met haar ongemerkte bijzondere zorg, maar daarbuiten? Tusschen de andere kinderen, fel cn wreed als kinderen voor elkaar kunnen zijn- Dikwijls vroeg ze zich af, hoè hij eigen lijk stond tegenover zichzelf. Ging hij er on der gebukt, of was hij nog argeloos bij zijn nu foch al negen jaren? Zc durfde het nau welijks gelooven. Toch besefte zc in het minst niet, hoe deze kleine gebochelde jon gen nu reeds gedragen, werd door de nog sluimerende innerlijke kracht, die hem, mét zijn naam van ovei-grootvaders-wegc gena diglijk toebedeeld was. Want véél meer, dan zij wist, véél meer, dan hij er ooit van uitte, had hij al 1c lijden onder zijn gebrek. Hot woord „bult", in huis dooi- geen enkele mond ooit uitgesproken, was hem toch niet bespaard. En naarmate hij ouder werd, werden ook dc jongens, spelen wilder cn overgegevener, werd zijn deelname daaraan dagelijks moeilijker cn door de anderen minder gewenscht. Toch had hij tot dusverre zijn verbogen rug, zijn opgetrokken schouders, zijn licha melijk zwak zijn altijd nog alleen als een last, maar nog nooit als een smaad. En voor elk verdriet, dat uit dien last voortvloeide, was één toeverlaat, één vaste heul en troost: Moeder. Zij wist altijd hot woord te vinden, dat de tranen opdrogen en weer een lachje ontbloeien deed. Z ij wist immer de vergoeding voor ondervonden pijn, de schadeloosstelling voor niet-genoten pret. Zij was het uitzicht, wanneer er deuren voor hem werden gesloten, het licht boven elke kleine duisternis van zijn bestaan. Moeder! Dat was de groote rust van zijn kleine leven: dat Moeder er was! Het was ellendig, dat je niet mee voel hallen kon 's Woensdagsmiddags op hot open bouwter rein van ie eigen straat. maar het. werd dragelijk wanneer je maar gauw bedacht, dat Moeder wel een andero gooóe en blijde bestemming voor den vrijen middag weten zou. Het was moeilijk te begrijpen, waarom je geen fiets kreeg, zooals nu al zes jongens hadden in de klas maar je tobde er min der over, als je in plaats van de fiets een prachtig aquarium op je verjaardagstafel vond staan, zóó groot, als niemand het had, en dat Moeder expres voor je uit een andere stad had besteld. Het was een beschamend kinderachtig gevoel te bedenken, dat je, zooals Vader zei, nog „in lang" geen zwem les hebben mocht, maar diet was toch wèl een troost, dat Moeder zóó zeker wist, dat je een véél betere slag kreeg, als je er niet zoo vroeg mee begon. Van Vader hield hij ook veel, heel veel, o ja, maar er kon soms iets zijn in Vaders oogen, dat hem verlegen maakte, en schuw. Wat het eigenlijk was, wist hij niet, maar het was ergdr, dan wanneer de jongens in de klas zeiden, dal bultje niet hoefde te „staan" bij het. bokkie-springeii. Bij Vader was hij soms niet heeleinaal op zijn gemak. Met Moeder was altijd hot gansche leven goed, met rug en al. Op dezen morgen, dat dc Moeder langs de schoolmuur liep, in de lichtende voorjaars zon, verlangend naai- het oogenblik, dat de bel zou luiden, worstelde in de gang, waar zijn klas al reeds aan het aanklcoden was, haar jongen voor het eerst met een nieuw, ontstellend gevoel. Ze haddon gymnastiek les gehad, tan een anderen meester dan ge woonlijk. Haantje-óc-voorsten wisten te ver tellen: hun eigen meester ging weg, en nu kwamen cr telkens anderen, en wie het daarvan het beste deed, dien kregen ze- Maar vandaag was „Meneer" er toch nok nog bij. Hij stond maar zoo n beetje toe te kijken. „Ik ben lui vanmorgen", had hij lachend gezegd, „ik laat die nieuwe Meneer alles doen!" Eerst hadden ze gemarcheerd, als altijd. Toen ze langs de twee meesters gingen, had Siebje „de nieuwe" zachtjes hooien zoggen: „Moet die óók alles meedoen?" Hij had on middellijk begrepen, dat dat op hém sloeg, en zijn hartje had gebonsd hij kon toch zeker net. zoo goed gymnastiek als do an deren? Maar schuw opzij kijkend, had hij hun eigen meester glimlachend „ja" zien knikken cn hij had verlicht beradend. Hij zou dien nieuwe wel eens laten zien, dat hij voor do anderen heusch niet onder cleecl hier! Later hadden ze moeten mastklimmcn daar was hij dól op! I-lij kon het goed en was altijd van de vier die gelijk moesten, hot éérst boven. Er was vreugde in hem geweest, dat juist déze oefening gekozen werd: nu kon hij toonen, dat hij móé kon doen! Zijn beurt kwam en hij begon te klau teren met volle ambitie, onderwijl kijkend, zooals hij gewoonlijk deed, naar „Meneer", die hem dan altijd toeknikte. Toen hoorden zijn scherpe oortjes uit den vreemden mond de zacht-gesproken woorden: ,,'t Is niet 0111 aan te zien!" „Meneer" had het voorhoofd gefronst en niets geantwoord, en naar om hoog tegen hem gelachen als anders maar in zijn hartje hadden de woorden v'hjmsrliéi-p gesneden en gekerfd en waren niet meer wég te duwen, ,,'t Is niet 0111 aün tezien!" Wat niet? Had hij het soms niet goed gedaan? Was hij soms weer niet het eerst hoven geweest? Had hij zich niet keu rig netjes omlaag laten glijden, en had „Meneer" niet goedkeurend op zijn schou der geklopt? Wat moest die niouwo dan? Een nare vent was het als ze dién kre gen, kreeg hij oen hekel aan gymnastiek- ,,'t Is niet 0111 aan te zien!" Wat dan toclt niet? Hij was toch geen tobber, geen stumper in liet «klimmen? Op eens als een verhelderend, fol-bliksemeiid weerlicht, schoot liet den jongen door het hoofd, dat „de nieuwe" wat meer op zij had gestaan, dat die hem niet van voren, maar van terzijde had zien klauterendat die zijn rug had gezienZijn gedachten zei den plotseling srliprp-hooncnd liet gehate woord: „je bochel heeft-ic aldoor gezien!" Dat was niet geweest „om aan te zién-" Dat was een afschuwelijk, leelijk, naar gezicht geweest. Dushij was léélijk af- schuwelijk-léélijk naar te kijken Nog vóórdat de bel ging, had „Meneer" de les geëindigd. „Gaan jullie maar!" had hij gezegd, ,,'t Is zóó tijd!" Had hij het zich verheeld, dat Meneers oogen hem extra- vriendelijk hadden gezocht? Hij tastte rond in raadselen, zwart en duister. Als door een dikken mist vonden zijn gedachten slechts aarzelend een onzekeren weg. En als '11 ver lossing had daar het weten geschemerd: Moeder staat op me te wachten (Slot volgt) lTit: „Ontwaken", door M. Labberton. Uitg. W. dc Haan, Utrecht. Beste Nichtjes en Neefjes, Toon ik pas geleden ergens op visite was, waar een gezellig stelletje kleine kin deren wanen, die samen speelden, maan het spelen moe geworden daarna met hun liefste, vleiendste stemmetjes gingen bedelen 0111 een vertelling van hun Vader toon heb ik mee mogen luisteren naar een heel mooi verhaal. Namelijk: naar een sprookje. Een. sprookje, dat speelt in Rusland, 'k Vond het zélf eng leuk ea daarom dacht ik: ,,'k Zal het goed prober- ren te onthouden, dan is liet misschien viel iets voor de meisjes en jongens van „Ons Hoekje". Zoo gezegd zoo gedaan, vandaar, dat Je nu hier het eerste gedeelte vindt van dat. verhaal. Bewaar het goed volgendo week komt liet andere stuk er bij; dau kun je 't geheel nog eens. overlezen. Het Pechmannetje Verhaal uit Rusland „Kinderen", zei op zekeren dag Peter tot zijn beide zonen Ivvan en Michael, „ik word oud. Je hebt allebei de leeftijd, dat je kunt werken, en ik zou graag willen zien, dat je op je eigen boenen kunt staan. Ik zal jullie nu ieder een zak goudstukken geven. Gaat dan heen en komt terug, als je iets verdiend hebt!" De grijsaard had tranen in zijn oogen en odk zijn heide zoons waren diep ontroerd. „Ja, vader", zeiden ze. „Wij zullen ver trekken. We zullen ons best doen. om ons leven zoo belangwekkend mogelijk te ma ken". Peter, tevreden over dit antwoord, glim lachte. „Gaat dan mijn kinderen!' zei hij toen, „mijn beste wenschen vergezellen U!' De volgende dag begaven ivvan en Mi cliael zich op weg. Ze hadden behalve huu geld, niet veel meegenomen. Langen tijd liepen ze, zonder iets te zeggen, naast el kaar en tegen de avond kwamen ze bij een kruispunt, waarvan twee gelijke wegen do eene naar rechts, de andere naar links liep. „Gaan we samen verder?" vroeg Ivvan, de jongste broer. „Het is beter, dat. we ieder onze eigen weg vervolgen", antwoordde Michaël. „Wc kunnen later toch ook niet bij elkaar blij ven!" En een goudstuk uit zijn zalk batend, zei hij: „Laten we er 0111 loten. Als lt«t kruis is, ga ik link.s en jij rechts: is liet munt, dan ga jij links en ik rechts". Ivvan stemde toe. -(Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1935 | | pagina 5