VOOR VROUW EN KIND
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1935
MAAS- EN SCHELDEBODE
WANNEER UW HEERE
KOiEN ZAL
KERK EN SCHOOL
VOORDE
ZONDAG
Waakt dan; want gij weet niet,
in welke ure uw Heere komen zal.
Mattheus 24 42.
Neen, wij weten het niet. We kunnen
het niet weten, en we zullen het niet
Weten, voordat de ure daar is.
Welke ure? De ure waarin de Heere
komen zal!
Die ure komt. Ze komt dan als de
Heere wil. De bepaling ervan heeft Hij
aan zich gehouden. Het geheim ervan
bewaart Hij bij zichzelven. En er bestaat
geen middel om het te ontdekken.
Eens zal die ure komen over de we
reld. Maar eer dat ze over de wereld
komt zijn geslachten na geslachten weg
gestorven. Over een ieder persoonlijk is
die ure daar in het oogenblik van zijn
sterven.
Ook dit oogenblik is ons onbekend.
Zelfs dan als we weten, dat het einde
niet meer zoo heel ver kan zijn. blijft het
nog voor ons verborgen. Zelfs Izak moet
in zijn hoogen ouderdom nog erkennen:
Ik weet den dag mijns doods niet (Gen.
27:2). En hoelang heeft hij niet nog
geleefdl
Maar ook het omgekeerde vindt plaats.
!Als plotseling de levensdraad wordt af
gesneden. Tallooze mogelijkheden zijn
hier, zelfs voor degenen die met God
niet rekenen. Hoe dikwijls leest ge niet
van een plotseling sterven.
Zeker, ook dat plotseling sterven had
een oorzaak. Maar achter al die oorza
ken staat God met zijn raad als de Eerste
cn alles beheerschende Oorzaak. Neen,
wij weten die ure niet. Want wij hebben
ons leven niet in onze hand. De dage-
lijksdhe ondervinding kan het ons leeren.
De Schrift richt echter uw blik verder,
'trekt den gezichtseinder wijder. Ze laat
u niet stilstaan bij het einde van uw eigen
aardsche leven, maar wijst u over uw
eigen einde naar het einde aller dingen.
Daarvan geldt in nog sterker mate dan
van uw eigen einde: Gij weet niet in
welke ure uw Heere komen zal,
Toch is die ure niet willekeurig. Ze
houdt verband met wat cp aarde ge
schiedt. Ze is als de dag des oogstes, die
door den landman bepaald wordt in ver
band met het rijpen van het graan. Zoo
rijpt ook de wereld voor het gericht.
Maar terwijl de landman aan liet rijpen
van het graan zelf niets kan toebrengen,
heeft God dat rijpen van de wereld voor
het gericht in Zijn hand.
Niet, dat de ongerechtigheid van God
is: die is van den mensch. Maar de
kracht, waarmede de wereid haar zonde
voleindigt, is van God. Hierin ligt te
gelijk het gruwelijke van alle zonde, en
de machteloosheid van wie de zonde doet
om den almachtigen God paal en perk
te stellen.
Zoo zien wij de zonde in de wereld
toenemen. En bij het toenemen van de
zonde weten we dat Gods toorn toe
neemt. We zien er de teekenen van in
zijn gerichten, het eene na het andere.
En we weten, dat zijn dag in dat alles
naderende is.
Maar dit weten we alleen uit zijn
Woord. Datzelfde Woord, dat ons ge
durig herhaalt, dat wij niet weten wan
neer het zijn zal.
Die onzekerheid omtrent het einde dei-
wereld en van ons eigen leven is benau
wend. Jezus heeft het ons zelf voorzegd,
dat den menschen het hart zal bezwijken
\an vrees en verwachting der dingen die
het aardrijk overkomen zullen (Lucas
21 26).
Toch kan die vrees heilzaam werken
Ze kan den mensch uit zijn valsche ge
rustheid doen opschrikken, hem het ge
vaar doen erkennen, en hem uitdrijven
tot den Eenige, die ons behouden kan
van den toekomenden toorn.
En zelfs waar de vrees deze heilzame
uitwerking niet heeft kan ze leiden tot
ingetogenheid. Het is waar: dit is een
zeldzaamheid. En in het wansmakig be
drijf van pretmaken ten einde aan geld
te komen om de slachtoffers te steunen,
herkent ge tegelijk de reactie van het
menschenhart dat voor den hoogen God
niet bukken wil, en in eigen kracht zich
aan de vrees zoekt te ontworstelen.
Ten slotte is het niet de vrees, maar
alleen genade die den mensch tot bekee
ring leidt.
Daarom, zoo dikwijls als de Schrift u
voor die onzekerheid van het einde
plaatst, wekt ze u op tot waakzaamheid.
Vrees aanjagen doet ze maar zelden, en
nooit als doel. Slechts als middel om alle
ijdel vertrouwen weg te nemen en daar?
tegenover te plaatsen het vast vertrou
wen op den Heere.
Wie tot dit vertrouwen komen mocht,
die heeft daarin ook het middel om zijn
vrees te stillen. Zeker, dat plotselinge
doet u opschrikken. De gedachte, dat het
zoo in eens met u gedaan kan zijn, is en
blijft schokkend. Nog meer, dat de ure
komt, waarin Christus op de wolken
verschijnt om deze wereld te richten.
Maar als ge bedenkt, dat in beide het
uw Heere is, uw Zaligmaker, die u met
Zijn bloed gekocht en tot Zi'n eigen oom
gemaakt heeft, dan ziet ge over dat
vreeslijke heen. Want in dat op zichzelf
vreeselijk is uw Redder, die in die ure
uw redding volkomen maakt.
In dit licht krijgt ook de vermaning:
Waakt dan, een bijzonderen klank. Niet
de vrees, maar de liefde moet u waak
zaam maken.
Zeker, ook de vrees zou reeds deze
uitwerking bij u moeten hebben. Jezus
zelf wijst daarop, als hij in het volgende
vers zegt: Maar weet dit, dat, zoo de
heer des huizes geweten had, in welke
nachtwake de dief komen zou, hij zou
gewaakt hebben, en zou zijn huis niet
hebben laten doorgraven.
Hier is alleen de voorzichtigheid tegen
dreigend gevaar. Want de dief is geen
welkome gast. Een rechtmatige zucht
naar zelfbehoud zal een huiseigenaar, die
mocht te weten komen, dat er bij hem zal
worden ingebroken, ertoe brengen om
zijn maatregelen te nemen.
Hoeveel te meer behoort gij dan te
waken, waar niet uw vijand, maar uw
Heere te komen staat!
En is dit nu niet juist ons gebrek, dat
de liefde tot den Heere zoo weinig bij
ons vermag om ons wakende te houden
tot zijn komst?
Dit „waken" is dan ook niet gelegen
in het aldoor denken aan de ure van zijn
wederkomst. Dat zou u eenvoudig af
stompen.
Neen, het bestaat hierin, dat ge leeft
en werkt als dienstknecht van uw Hei
land. Uw leven zelf moet zijn een dienen
van Hem in de levenstaak, die Hij u
heeft opgelegd. De wetenschap, dat uw
Heere komt, maar dat gij niet weet wan
neer, moet inwerken op de practijk van
uw leven.
En als dan onverwacht de ure aan
breekt, waarin Hij verschijnt en u roept
om voor Hem te verschijnen, dan kan
wel schrik u door de ziel varen, maar
om in het volgende oogenblik plaats te
maken voor de blijde verrassing, dat uw
Heere daar is.
Zalig is die dienstknecht, welke zijn
Heere komende zal vinden alzoo doende
(vs. 46)
Oss een belangrijk praehistorisch
centrum
Interessante vondsten
In de afgeloopen week werden door Dr. F.
C. Bursch, assistent by het Rijksmuseum van
Oudheden te Leiden, onderzoekingen verricht
op verschillende plaatsen onder gemeente Oss,
waarbij zeer belangrijke resultaten geboekt
konden worden. O.a. werd een koepelgraf aan
getroffen, behoorende tot de bekercultuur uit
omstreeks ,1800 jaar vóór Christus. Het funda
ment van de ronde houtbal, die het eigenlijke
graf omringde, teekende zich nog zeer duide
lijk af in den vasten grond. Op een plaats
wees een vertakking van dit spoor op een In
gang tot de gewelfde ruimLe, waar in het
midden de doode was bijgezet. Deze was ver
brand hoewel de vorm van het diep ingegra
ven graf eerst 6cheen te duiden op een bij
zetting van een onverbrand lichaam. By deze
beenderen lag een fraaie klok-beker van Ve-
luwsch type. De eerste op Brabantschen bo
dem aangetroffen. Ook bleek een door het
vuur aangetaste pijlspits met weerhaken den
doode nog te zijn meegegeven. Zoowel wat
bouw als walt vondsten betreft, was deze heu
vel dus reeds iets bijzonders. Nog meer was
dit het geval met de beide andere graven, die
gelegen waren iets ten westen van het reeds
in 1933 ontdekte en door Dr. Holwerda nader
onderzochte vorstengraf. Op een plateau la
gen zonder dat uiterlijk een verhevenheid op
iets byzondens wees, twee begraafplaatsen die
gekenmerkt werden door een groot aantal
palen, welke oorspronkelijk in verscheidene
kringen de graven omringden. De graven zelf
bevatten duidelijk lyksporen van de dooden,
die in beide gevallen onverbrand en in gestrek
te houding waren bijgezet. Een van deze gra
ven had aan een der lange wanden een ver
breeding, waarin men als by gave een grove
versierde pot aantrof, voorzien van een af
zonderlijke voet gelijkend op de z.g.n. Deverel-
urnen. Was reeds het vinden van een derge
lijk stuk vaatwerk van groot belang, nog meer
was dit het geval met de aangetroffen graf-
vorm. Het eene graf was omringd door een
driedubbelen rand van rechtstaande palen, die
zich by zonder fraai in den moederbodem af-
teekenden door hun grijze kleur.
Het andere graf was veel imposanter. Hier
lag een vier, plaatselijk zelfs zesdubbele krans
van dergelijke palen rondom het graf. Deze
palen hebben evenals by het vorig grafmonu
ment het geval was als een sterke heining het
graf omgeven. Bovendien echter liep buiten de
wijdste dezer palen nog een breede ondiepe
gracht, die zich inmiddels met heide had ge
vuld. De vorm dezer omgrenzing was een
ellips, zoodat de door deze omsloten ruimte
slechts gedeeltelijk door de palenkrans was
gevuld en voor het andere deel ledig was. Voor
een zeer klein deel verdween deze gracht zelfs
nog onder den wal van het tegenwoordige
woonwagenkamp. Grafheuvels als deze liggen
wat de dateering betreft tusschen de periode
der bekers en die der urnen-velden.
Samen met de ongemeen belangwekkende
vondst van het zooeven reeds kort vermelde
vorstengraf vinden wy hier op Brabantschen
bodem te Oss verscheidene uiterst belang
wekkende grafv.ormen, die alle bijeen in een
klein bestek een uitstekenden indruk kunnen
geven van de verschillende culturen van Ne
derlands voortijd.
CHR. GEREF. KERK
Bedankt: Voor Gouda, P. de Groot te
Gorinchem.
NED. HERV. KERK
Beroepen: Te Oosthem (Fr.), H. G.
Gro^newout te Balk (Fr.). Te 's Heer- of
Sirjansland (Schouwen en Duiveland), cand.
O. G. Bunjes té Amsterdam.
Bedankt: Voor Westbroek en Achttien
hoven, W. L. Mulder te Hoevelaken.
Beroepen: Te Lage Vuursche, C. van
Dop te Hierden bij Harderwijk.
Aangenomen: Naar Kantens (Gr.),
cand. W. G. v. d. Lecq te Naaldwijk, Naar
Tjerkwerd c. a. (Fr.), cand. M. C. Groene-
woud te Vriezenveen.
Bedankt: Voor Middelharnis, P. de
Looze te IJsselmuiden.
GEREF. KERKEN
Aangenomen: Naar Snülde, G. J.
Hoytema te Twijzelerheide (Fr.).
Tweetal: Te Haren (Gr.): P. G. Kunst
te Deventer en J. B. van der Sijs te Steeh-
wljk.
Beroepen: Te Donkerbroek (Fr.), D.
van der Wielen te Boornbergum (Fr.).
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen: Te Enkhuizen, R. Kok te
Veenendaal.
Beroepen: Te Grand Rapids (Noord-
Amerika), M. Heikoop te Utrecht.
Beroepen: Te Rilland Bath, M. Heikoop
te Utrecht.
DOOPSGEZ. GEMEENTEN
Beroepen: Te Workum (Fr.), prop. J.
P. H. Grootes te Westzaan.
Bedankt: Voor Giethoorn, prop. J. P.
H. Grootes te Westzaan.
BEROEPINGSWERK
Kerkvoogden en notabelen van de Ned.
Herv. Gem. te Warnswerd en Jilsum
(Fr.) besloten aan den aanslag van den
raad van beheer te voldoen, zoodat spoedig
met het beroepingswerk kan worden begon
nen. Sinds 1929 was niet aan den aanslag
voldaan.
AFSCHEID, BEVESTIGING, INTREDE
Ds H. J. B a r n o u w, overgekomen van
Zierikzee, deed Zondag zijn intrede bij de
Ned. Herv. Gemeente, na bevestigd te zijn
door Ds. J. N. Drost, em. predikant te Heem
stede. De nieuwe leeraar sprak over 2 Cor.
1 vs. 24.
GEREFORMEERD HONGARIJE
Volgens de resultaten der laatste volkstel
ling telt de Gereformeerde (Hei-vormde) kerk
in Hongarije thans 1.800.000 zielen, verdeeld
over 1200 gemeenten.
Dr. J. VAN LONKHUYZEN
Dr. J. van Lonkhuyzen, predikant bij de
Geref. Kerk van Zierikzee, is verleden Vrijdag
uit Amerika in ons land teruggekeerd. De
Amerikaansclte „Wachter" vermeldt van de
bijzonder hartelijke ontvangst, welke hem al
daar ten deel is gevallen. Dr. van Lonkhuyzen
sprak in onderscheidene Engelsche kerken en
voor de predikantenconferenties van Chicago
en Grand-Rapids. Ook werden een paar lezin
gen door hem gehouden.
HET CHRISTENDOM IN RUSLAND.
Oder den druk van de bujtenlandsche Chris
tenheid werden in Rusland de doodvonnissen
over de predikanten Seib en Deutschmann
onlangs in 10 jaar verbanning (met dwang
arbeid) veranderd, doch nu zijn de doodvon
nissen over den predikant Johann Goering en
over den predikant Kludt te Nowenikolajewsk
(een vader van negen kinderen) door de Sov-
jetregeering bekrachtigd. Hun „misdaad" is
het aannemen van buitenlandsche hongerhulp.
DE KERK IN DE TIMORARCHIPEL.
De predikant-voorzitter der Protestantscho
kerk in den Timorarchipel schrijft ons over
de kerk op deze eilanden het volgende:
Het zendingswerk in dezen archipel dateert
van 1916. Er wordt op vier eilanden gewerkt,
n.I. op Alor met 70.000 zielen, Pantar niet
16000, Poera met 3000 en Ternate met 1000
zielen. Van deze 90.000 zielen zijn er reeds
65.000 tot het Christendom overgegaan. Niet
tegenstaande de financieele moeilijkheden, die
vele subsidies deden wegvallen, werkt de kerk
onder deze menschen nog met 26 scholen met
ongeveer 2000 leerlingen tezamen.
1SLAMIETISCHE ACTIE IN EGYPTE.
Uit Kaïro in Egypte komen berichten, dat
onder leiding van de beroemde Muzelmansche
universiteit aldaar en met steun van de urn
versiteiten te Fez en Damascus een Islamieti-
sche actie begonnen is, welke ten doel heeft
om den Koran te bevrijden van de latere
toevoegingen, die als concessies aan het
Christendom er in kwamen en den Koran in
zijn oorspronkeüjken, scherp anti-christelijken
tekst te herstellen. De woordvoerders dezer
beweging dringen er ook sterk op aan, dat
Mohammedanen hun kinderen uit de zendings
scholen terugtrekken zullen.
DE AUTOZENDING IN VLAANDEREN
De autozending uit Amsterdam heeft onder
leiding van de heeren Schotvanger en Rook
acht dagen haar arbeid verricht in Vlaande
ren, en wel in de gemeenten Antwerpen,
Born, Deurne, Muyzen, Wilrijck en Maria
Hoorebeke, een protestantsch dorpje, reeds
sedert de vervolging onder den hertog Alva.
Vooral te Antwerpen was de luisterende
menigte zeer groot. Met kwistige hand werd
echter roomsche propaganda gemaakt met
het blad „De Waarheid". De socialisten wa
ren er eveneens en verspreidden hun verder-^
felijke lectuur. Onder politie-bescherming
verliep alles uitstekend.
Een der R.K. bladen schreef het navolgen
de: „Protestantsche betooging. Woensdag
avond vastgesteld op het St. Jansplein. Oni
8.30 uur komt een auto no. G 33943 Amster
dam, Autozending in Nederland, uit de rich
ting der Lange Dyckstraat dwars over het
St. Jansplein gereden, en houdt stand in het
midden (dus privaten weg). Een oogenblik
later wordt gezegde auto achterwaarts ge
opend en begint een preek ten bate dei' pro
testanten met zang en radio en aangemoe
digd door supporters (aanmoedigers), die de
reis mede maken, en dit te midden eener
aanzienlijke menigte met kinderen op de eer
ste rei. Op mijn aanvraag ten poiiciebureel
werd een agent gezonden om de toestand op
te nemen. Om 9 uur heeft gezegde auto de
St. Jansplein verlaten. Ik vraag mij af, en
met mij honderden verontwaardigde ge-,
dwongen toehoorders, of zulke handelwijze
door de wet toegelaten is en vragen ons met
schrik wat er van ons geworden, indien
wjj wederkeerig zulke demonstratie in Am
sterdam zouden houden". (Handelsblad van
17 Augustus).
Commentaar overbodig, zegl niet ten on
rechte de heer B. ter Haar, Evangelist der
Geref. Kerk te Antwerpen-Mechelen, die
ons genoemde mededeeling verstrekte. Ook.
te Maria Hoorebeke en te Boom een over-
heerschende socialistische gemeente werd
kwistig „De Open Poort" uitgedeeld.
De heer Ter Haar vraagt voor de Evange
lisatie in Vlaanderen aller gebed en gave.
Oude Bijbeis en Christelijke lectuur zijn ten
allen tijde hartelijk welkom en kunnen be
zorgd worden bij J. ter Haar, Jacob Cats-
straat 130 te Rotterdam.
EEN N.S.B.-H.B.S.
Volgens „Volk en Vaderland" wil de N.S.B,
(nat. socialistische beweging) te Amsterd-am
een eigen H.B.S. stichten, waar in de aller
eerste plaats karaktervorming moet worden
gegeven volgens „ons leidend beginsel", dat
der N.S.B. dus. De H.B.S. zal een 5-jarige zijn,
die behalve de schoolopleiding tot het eind
examen ook lichamelijke opvoeding (sport) als
derde punt op heb programma heeft.
Bloedige godsdienst-onlusten
in Bessarabic
Zes dooden en twaalf gewonden
In het Roemeensche dorp Aldinestie in
Bessarabië kwam lie' tot bloedige botsm-
gen tusschen gendarmerie en een secte, dia
strijdt voor liet behoud van den ouden or
thodoxen kalender. De gendarmes moesten'
den leider van de secte en zijn aanhangers
arresteeren docii de fanatici deden ee t
aanval op de gendarmes en doodden er:
twee met revolverschoten. De gendarmen
beantwoordden liet vuur en doodden vief.
aanvallers, terwijl twaalf gewond werden,
Nadat de gendarmerie versterking had ge
kregen, kon de orde in Jiet dorp hersleij
worden.
Een prachtige foto van de kust le Wijk aan Zee
VOOR DE vrouw;
KERELTJE
idoor MIEN LAEBERTON
(le deel)
Ze hadden het sé-men gedaan, de Piepend
en Kereltje.
En niet voor de eerste, maar voor de derdte
tn aal.
Toen waren ze, o gmweiiifke soh-rik, oor
hee-terdaad betrapt.
En ze werden beiden meegenomen; naar
het politiebureau.
Daar deed de Piepend, die geen vtarl-egen-
hei'd kende, met zijn hooge jongensstem,
ondersteund door de alles-onderzoekende
blauwe oogen, aan den dienstcloenden amb
tenaar d'e dwaze vraag:
(Waarom is ook juist alles wat je niét
mag doen, zoo Ilauk?"
Het is mogelijk, dat het door die diepzin
nigheid dezer vraag kwium die gewichtige
ambtenaar snoot zijui neus en vergat het
emtwo-ord clat ze ditmaal nog met een
vermaning, zwaar van ernst, naar huis
werden gestuurd. Maar daarmee was de
zaak tooh niet afgeloopen.
De PdepiM-d heette eigenlijk Adriaa.il. Er
was. een tijd geweest in zijn leven het
scheen hem, hij was nu acht, onnoemelijk
lang geleden toe, hoewei hij ziah nog wei
herinnerde, dat hij in diezelfdia periode ook
eens ©en pop haid gehad er was pen tijd
gew-eest, dat zijn moeder hem Adje noemde
Maar op een zonnige morgen in de hoog
ste klasse der fröbelschool, toen de hleele
schare met uitgestoken tongejes van de in
spanning bezig was mozaïek-figuren in drie
kleuren te loggen, 'ha.d het jong-emensoh
plotseling zonder eenige aanli-iicldng of in
leiding met verheffing van stem aangekon
digd, dat hij alle vogels na kon doen.
„Zoo?" had de juffrouw geglimlacht. En
ze had bij zidbzeif gedacht: dat opsnij diertje
moei maar eens ©en lesje hebben!
„Dat wil ik dan wel eens hooren. Hoe doet
'dan een vink?"
Adijls zette ziefli in postuur. Zijn lippen
Spitsten zich. Even later zou je gezworen
hebben, dat er een vinkje in het school
lokaal zat. De klas liield de adem in; alle
handen waren stil.
„En een miusch?" vroeg de jufrouw.
Er volgde een ordinair gesjilp, alsof er
niet één, maar wel twintig mussohen kw a
jongensachtig aan tot bakkeleien waren.
„O-o-o", ademden een paar kmdermondjes
„En een merel?"
Adje strekte zijn handen op zijn rug. Nu
werd het meertens! Maar ook de merel
het onderwijzeres]'© zag hem in haar ge
dachten zitten, hoog in een bloeiende kas
tanje kwam schitterend door zijn examen
„Én een leeuwerik?" vroeg ze meedoogen-
loos.
De kleine jongen kwam uit zijn bank.
Zooals een leeuwerik, dat kun je tooh niet
zittende doen! Hij sloeg den blik omhoog,
en zijn blauwe oogen glansden, alsof ze
niets dan zoo en bloeiend weiland zagen.
Dje leeuwerik steeg jubelend op. De klas
raakte in extase en metamorphoseerde zich
in enkele seconden tot een uitgevlogen nest
jonge leeuwerikken, die fluities kregen. De
juffrouw lrad 'het even moeilijk, maar ze
was in een èohte bewondering en kon dus
veel vtardragen. Bovendien jonge leeuwe
rikjes worden gauw moe.
„Wat ben jij een knappe piepend!" zei ze,
zoodra ze weer verstaanlbaar was, en de
heele troep knikte heftig van instemming,
toen ze den succesvollen executant voor zijn
kunstiprestaties een gloednieuw kleurpot
lood aanbood.
V.an dat oogenblik af aan toette Adriaam
Beerten-s: ,4e Piepend". Zijn moeder noem
de hem soms nog Adiri, en de meester van
de groote sohool zei voluit: Adrlaan. Maar
zijn naam was „de Piepard" en het was een
eerenaam.
Van dit oogenlblik af dateerde ook de on
verholen adoratie en verknochtheid van
KoreHtje. Op den morgen van de musicee-
rende vogelfilm was het tengere donkere
manneke om twaalf uur toegestapt na-an'
den held' van de dag:
„Zog, ik lieb thuis een puttertje"
De Pieperd vroeg: „In een kooi?"
„Ja.
„Möt-je late vliege!"
Dat was een gainsdh" an-dlar resultaat dan
de bruinoog had gehoopt.
Hij had al zoolang een stille bewondering
gehad voor den grootsten en sterksten jon
gen van de klas, die nu bovendien nog zulke
wondere talenten ontplooide. Maar hij had
hem nooit durven naderen, overtuigd van
zijn eigen minderwaardigheid.
Wat waren zijn smalle, tengere polsjes
naast cle stevige, bruinie handen van den
ander; hoe kon je aanspraak maken op
diens vriendschap, als je bij alle spelletjes
van hardloopen altijcl het eerst .gepakt"
werd, en bij het minste of geringste altijcl
vanzelf huilen moest? Kereltje -had hem
vanuit de verte aangebeden en zichzelf wijs
gemaakt, dat hij daar tevreden mee was.
Maar nu openden zich op eenmaal gansch
nieuwe aspecten. De Pieperd was een vogel
professor en hij, Kereltje, was in het bezit
van een puttertje! Was er een mooier en
liever vogeltje denkbaar dan een putter?
Hij zou in dit geval een lokvink zijn
Maar
„Möt-je la-te vliege
Kereltje stond perplex. Ho» nu? Wat was
dat. voor een onmogelijke taak? Moeders
putter laten vliegen? Het werd hem be
wust, dat hij in bet vuur van zijn verlan
gen zich tot. vogeltje maar toegeëigend had,
dat eigenlijk niet van hem, maar van Moe-
a-er hoorde
,,'t Is van Moeder," zei hij wat sohuw.
„Da's net hetzelfde," vond de Pieperd, ter
wijl hij zijn jas scheef dichtknoopte en zijn
pet aan de kapstok liet hangen.
„Zal 'k jou luris in 'n kooi zette?" vroeg
hij toen opeens krijgshaftig, en slak al één
uitdagend been vooruit.
Kereltje schrok er van. De begeerde
vriendschap leek hem schimmiger dan ooit
„Néé," schudde hij onwillekeurig.
Maar daar opeens trok de Pieperd hem
aan zijn miouw:
„Zalie we 'm same late vlirage? Koon
mee. Ik ga met je mee. Da's zoo fijn! Maar 'k
mót 'm éérst ziien."
Het dienstmeisje dat Kereltje kwant ha
tan, voelde zich overbodig. De twee jong ens
draafden naar huis ze kwam ademloos
achteraan.
„Moedrarstoof Kereltje binnen. Maar
Moeder was uit. De heele kamer was leeg.
In de openstaande serre, in de zon, zong het
pu-ttertje. De Pieperd stond er bij, oog en
oor voor niets andhrs.
,,'t Is d'r een mooie dag voor," zei hij.
Kereltjes hart hamerde. Hij voelde den
gang der dingen als een macht, waartegen
hij niet opgewassen was, maar het was
góed zooals het ging. Angstig maar góed!
„Zet nou liet deurtje los," aai de Pieperd.
,Dat mag jij doen."
Kereltje gehoorzaamd», met een bevende
hand, maar met binnen in zich het alles-
overhoop-gooiend besef, dat -er nog nooit zoo
iets geweldigs met hlam gebeurd was als nu
En zoo iets bonzend-heerlijks.
Het vogeltje wipte op de rand. De twee
jongens hielden elkaar bij de hand en ke
ken ademloos gespannen- toe.
Het 'diertje zat even rond tb kijken, alsof
het er zélf verlegen mee was. Toen- vloog
het op een groote aspidistra, piepte hard, en
met een lange, snerpende kreet zwiepte het
opeens de open deur ui, httag een blctiende
seringenstruik toe.
De Pieperd zuchtte voldaan.
„Daar hoort-ie," zei hij tevreden. „Fijn,
hè'? Zalie we nou vriendjes zijn?"
Kereltje keek naar cle leege kooi. Zoneter
angst. Hij voelde zioh tot alles in staat.
„Ja!" zed hij.
Én zoo was de putter tóch lokvink ge
weest.
Van stonde a-f aan had Kereltjes Móéder
zich tegen die vriendschap verzet. Was dat
een behoorlijke jongen, 'die op vijfjarige
leeftijd al een ander tot kwaad verleidde?
Er had bij haar thuiskomst een zeer on
gewone scène plaats gehad. Gewoonlijk ver
liepen de dingen bij Kereltjes stoutigheidj es
zoo: een preekjb tranen nageprate be
lofte van beterschap verzoening kus
sen. Dat was de ordelijke gang van zaken
en tot nog toe waren dan alle partijen be
hoorlijk bevredigd geweest.
Ditmaal haperde het al na het preekje:
de tranen bleven uit. Kereltjla keek met zijn
diepe bruine oogen zijn Moeder aan: „Ik
heib geen kwaad gedaan!" zei hij.
Ze ontstelde er van. „Maar kind!" riep ze
uit, „wat scheelt, je?" Kereltje kmie-g een
kleur, hij zette zich schrap en raapte ai zijn
moed bijeen.
„Onze lieve Heer heeft de vogeltjes ge
maakt om rond te vliegen", zei hij prompt,
als een van buiten geleerd ll eje. Hij had het
góed- onthouden.
Toen praatte Moeder opnieuw over „ver-
d-riet-doen" en „katten" en „te klein om
zulke dingen te wetenmaar Kereltje hoor
de een andere slem, die zei: „fa mag ze ni-e
opsluite", en die scheen een dieper gaand©
suggest-iekraoht te bezitten. Voor het eerst
huilde hij niet en voelde zich een man,
en verlangd:- a.l weer naar school, waar de
Pieperd zou zijn. Zou hij het hem willen
leeren, dat fluiten?
„Laat ma-ar Ioopen" was de meening van
Kereltjes Vader. „Dat. bloedt gauw genoeg
dood. Die jongen is voor ons ventje veel te
ruw en te robust!"
En dat wes eigenlijk de mmening van ieder
dlie de twee samen zag. „Hê-j,e een vrien
dinnetje?" vroegen ze thuis plagend aan
Adriaan, „dat zal goed voor je zijn!"
De Pieperd zette zioh in verdedigings-
postuur, één been vooruit, ,,'t Is een toffe
knul!" zei hij hij was dia jongste van vijf
broers „zijn moeder had een putler en die
heeft-ie late vliege."
Dat scheen indruk te maken; het geplaag
was uit. Maar toch was het. tot ieders ver
ba-zing, dat de vriendschap duurde. Ze wr-
huiisde mee van de kleuterstoeltjes naar de
schoolbanken, waar ze nu al ruim twee jaar
welig tierde.
De onuitgesproken uitwisseling van be
wondering en bescherming scheen nog zoo'n
slechte vo-ediselbodem niet voor haar te zijn
En Keueitjes Moeder liad geleerd er in te
berusten. (slot volgt).
Uit: „ONTWAKEN"
Mom-enten uit Kinderlevens
door Mien Labberton
Uiig. W. de Haan, Utrecht
v^OOR DE JEUGD
DE AVONTUREN VAN RUUT EN TUUT
(S lo t)
Ja, wél liep de derde dag beter af dan de
vorige.
Wat was er gebeurd?
Tuut, die nu al meer dan twee dagen bij
Elly en Kareltje was geweest, kreeg haar vrij
hèid terug. Moeder dacht, dat ze -nu al aardig
gewend was, en wei gauw weer eens terug
komen zou. En zoo hadden ze 's middags de
stoof, Tuuts woning, voor de open tuindeu
ren gezet.
Elly, die daar ook lag, op haar rustbed,
had met spanning toegekeken, wat er nu ge
beuren zouIn minder dan geen tijd had
Tuut gemerkt, dat ze vrijer was dan anders;
voor 't. eerst had' ze weer de heerlijke buiten
lucht gevoeld.
Rrrrt! was ze opeens weggevlogen.
Elly schrok er van. Eigen-lijk had ze wel
spijt, dat Tuut, het gezellige vriendinnetje,
nu vrijgelaten was. Zou ze haar ooit weer
zien?
Maar aan cle andere kant was ze toch ook
blij. Wat zouden de kleintjes in 't nest vroo-
lijk kwetteren, als bun moedertje weer
kwam. Wat zou de andere groote vogel,
Ruut, -blij zijn!
Terwijl ze zoo stilletjes lag te denken, vloog
Tuut, zoo snel als ze kon, naar 't bosch. En
't duurde niet lang, of ze had haar heerlijke
nestje teruggevonden. liet nestjemèt do
kleintjes en met Ruut! Heerlijk! Wat had
Ruut blij en mooi gezongen alsof ze Tuut
hartelijk verwelkomen wildij. O, alles had
even heerlijk ge-leken op cli© fijne middag.
Santen bleven ze blij bij hun klein© vogel-
kinderendie echter al niet zoo heel
org klein meer waren
Do vlugste van de driia begon werkelijk ai
pogingfin te doen, om het nest uil te vliegen
De andere twee begonnen ook al onrustig
met hun vleugels te slaan.
Zoo brak de tijd aan dat de beide vo-ge.l-
vriendj-ns santen al hun best deden, om huil
kleintjes het vliegen le leeren.
Zoodra ze 't al iets langer vol konden
houden, begon de tocht naard-e mooie
tui-n na-ast het bosoh, cle tuin van Elly en
Kareltjes huis.
Toen El-ly voor 't eerst buiten in d-e tuin
mocht liggen op haar rustbed, wipten om
haar heen de heide groote vogels, en hun
drie jongen. En als er eens een lekker hapje
voor hen wa-s gestrooid, konden ze wel een
uur hij haar blijven, steeds rondhi-ppen-d
over het groote grasperk.
Tei-kens kwamen ze terug. Elke d-a-g zag
Elly hen cn bijna altijd werd er gezorgd, dot
er iets voor de vogels nas.
Aan 't eind van cle zomer, toen Elly eens
een kwartiertje óp mocht, en wandelde op
de tuinpad-en langs het bosch, tripten de
vogels om haar heen; 't was, als-o-f ze haai'
meelo-kken wilden, het bosc-h in.
Maar dat was nog te ver voor de kleine,
zwakke Elly.
Toch bleven ze om haar heen fladderen..
't Werd winter. Elly en Kareltjie waren
met Vader en Moeder na-ar 't groote huis i-n
de stad gereisd. En Tuut en Ruut en cle
jonge vogels waren naar 't warme land ge
gaan.
Maar geen van allen verga-ten ze die heer
lijke zomer.
En eik ja-ar weer kwamen Elly en Kareltje
's zomers ffiieit Moeder en Vad-er terug op 't
fijne buiten, dat hun eigendom was.
En ook elk jaar kwamen d-e zangvogels
(©rug. Maar hun nest maakten ze ni-et m-eer
in 't hosöh, maar vlak aan d-e rand van cl©
heerlijke tuin.
Zoo waren ze elke zomer samen en wer
den ze verwend door Elly en Karei, terwijl
ze daarvoor hun mooiste lie-dies terug
gaven.