VOOR VROUW EN KIND
Huldiging Dr. Jac. P. Thijsse
MAAS- EN SCHEL DEBODE
ZATERDAG 27 JULI 1935
LAAT U MET GOD VERZOENEN
De populaire 70-jarige
natuurvorscher
VOOR DE VROUW
/OOR DE JEUGD
VOORDE
Zoo zijn wij dan gezanten van
Christus' wege, alsof God door ons
bade; wij bidden van Christus' wege:
laat u met God verzoenen.
2 Coriatihe 5 20.
Tot wie gaat dit woord: laat u met
God verzoenen? Alleen tot den wereld-
ling, die zonder kerk of godsdienst leeft?
Of tot de nog onbekeerden, die wel in
de kerk en onder den dienst van God
verkeeren, maar er met hun hart niet bij
zijn? En kunnen dus de geloovigen dit
woord, als niet tot hen gesproken, langs
Zich heen laten gaan?
Op die vraag mogen we ons wel be
zinnen. Het is zoo teer en tegelijk zoo
diep ingrijpend ernstig, dat woord: laat
u met God verzoenen. Immers, het zegt
tot degenen wien het aangaat dat ze
leven onverzoend met God. En onver-
zoend wil zeggen, dat er oneenigheid
bestaat, dat God uw wederpartij is en
gij Gods wederpartijder. Waarin moet
dat eindigen!
Maar het is ook zoo feeder, dat God
Zijn gezanten zendt om u te laten waar
schuwenneen te laten bidden: Leef
toch niet in vijandschap voort, maar
laat, o laat u met Hem verzoenen. Geef
uw tegenstand op!
Is er dan bi) mij vijandschap tegen
God? Zoo vraagt zich als vanzelf af een
ieder, voor wien dit woord nog iets meer
is dan een holle klank, die wel veel
geluid geeft, maar waarvan de zin en
beteekenis niet is te vatten.
Laten we toch niet ruw en gevoelloos
zulke woorden op onze lippen nemen
tegenover anderen of tegenover onszelf.
Laten we ons er toch niet van afmaken
tnet een leerstelling.
Ben ik dan een vijand van God? Zoo
zal zelfs wie in onverschilligheid ten
opzichte van God en zijn dienst voort
leeft tegenwerpen, mogelijk ook zichzel-
ven afvragen, zoodra dit woord tot zijn
besef doordringt.
Ben ik dan een vijand van God? zoo
Vraagt min of meer geprikkeld wie be
vangen is in een misvatting omtrent de
leer van de vergeving der zonden, die
krachtens het verbond der genade ons en
onzen kinderen is geschonken.
Wat hierop te antwoorden?
Het komt erop aan, oprecht te zijn met
uzelf, oprecht te zijn bovenal met uw
God.
En ja, dan is het toch wel duidelijk,
dat onverschilligheid tegenover God en
zijn dienst, onverschilligheid omtrent zijn
waarheid en zijn kerk, voortkomt uit
liefdeloosheid jegens Hem. En liefde
loosheid jegens God is toch slechts de
keerzijde van vijandschap tegen Hem.
Een vijandschap, die wel onder onaan
doenlijkheid schuilt blijft en sluimert,
maar die wakker wordt en uitslaat, zoo
dra God u met tegenheid bezoekt, en ge
bemerkt, dat Hij het is die zich tegen u
stelt.
Maar vijandschap tegen God kan zich
ook maskeren met gehechtheid aan leer
en kerk en godsdienstvormen, 't zij oud
of nieuw, sober of weelderig. Als het
geloof in den Heere Jezus en de liefde
tot God en zijn volk niet in ons hart is
en niet het beginsel is dat de praktijk
van uw leven beheerscht, dan Leeft ge
nog onder de betoovering der zonde, die
vijandschap is tegen God.
En als nu uw God u laat zeggen door
Christus' gezanten, ja u laat bidden:
Laat u met God verzoenen, erken
dan daarin de wonderlijke en groote
liefde Gods, die naar u als zijn vijanden
uitgaat, om u tot zich weder te brengen.
Wonderlijk is die liefde Gods. Want
de verwijdering, de breuk, de vijand
schap is niet van Hem uitgegaan, maar
van u. Niet Hij heeft u gekrenkt en
oorzaak van klacht gegeven. Maar gij
hebt Hem tot toorn verwekt.
En ondanks dit alles heeft God niet
gewacht, totdat gij Hem zoudt zoeken
om verzoening te bewerken, maar Hij is
u voorgekomen met u verzoening te be
reiden door Christus Jezus.
Meer nog: God laat het u niet maar
vormelijk mededeelen, dat gij weer tot
Hem kunt komen. Neen, lïij laat de
boodschap der verzoening bij u aandrin
gen. of gij het toch van Hem geloovig
wildet aannemen, of ge uw in den grond
vijandige wantrouwige vrees toch wildet
laten varen, en weer met Hem en voor
Hem wildet leven.
Zeker, dit sluit ook in, dat gij uw
vijandschap tegen God opgeeft, dat gij
Hem weer gaat liefhebben, dat ge uw
wederstrevige houding jegens Hem Iaat
varen en weer gaat willen en doen dat
gene waarin Hij lust heeft.
Maar omdat uw God wel weet, dat ge
dit niet kunt, zoolang ge niet weet, dat
er voor uw zonden bedekking en verge
ving is, daarom heeft Hij eerst die zon
den bedekt met het bloed van Jezus
Christus, zijn eigen lieven Zoon. Daarom
Iaat Hij u daarvan verzekering doen
door zijn gezanten.
Zoo overwint zijn wonderbare Godde
lijke liefde de vijandschap van uw hart.
Hij laat zijn licht schijnen over die duis
tere vijandschap, die gijzelf niet weet te
verklaren, die ge u zelf niet eens bewust
zijt, maar die het gevolg is van uw eigen
zonde en afkeering van Hem, Die vijand
schap, die in uw hart geen plaats over
laat voor de gedachte aan vergeving.
Die vijandschap, waardoor ge uw zonde
kleineert voor eigen besef, en (zonder
linge tegenstrijdigheid) tegelijk over die
zonde niet heen kunt komen noch geloo-
ven, dat bij God de mogelijkheid bestaat
om zonder aan recht en waarheid te
kort te doen haar te bedekken.
Zoo gezien, wordt het duidelijk, dat
dit woord: laat u met God verzoenen,
waarlijk niet uitsluitend bestemd is voor
degenen die openlijk of heimelijk onver
schillig of vijandig staan tegenover God
en Zijn Woord, tegenover zijn dienst
en zijn Kerk.
Het komt ook tot degenen, die hun
tegenstand hebben opgegeven en zich
voor het uiterlijke naar dat alles voegen,
niet uit geveinsdheid, maar met zekere
instemming en sympathie, en die toch
het Evangelie der verzoening niet ten
volle aanvaarden, die nog altijd onder
de vreeze des oordeels beklemd zijn, en
rondloopen als met een dolk in het hart.
Ook hun geldt deze bede: Laat u toch
met God verzoenen, blijf toch niet op een
afstand, kom toch tot Hem, geloof toch
zijn woord ten volle. Laat u geheel met
God verzoenen. Want half verzoend is
toch eigenlijk nog onverzoend. Aan Gods
liefde twijfelen gaat niet samen met God
liefhebben!
En nu degenen, die zich van heeler
harte tot God bekeerd hebben, die het
Evangelie gelooven en naar Gods ge
boden wandelen, is ook bij hen voor
Natuurmonument op Texel
aangeboden
dit woord nog plaats? Zij zijn nu toch
met God verzoend, zij hebben immers
vrede bij God gevonden?
Hoe ge u vergist, zoo ge meent, dat ze
daarom geen verzoening meer behoeven!
Of gaat niet elke zonde opnieuw tegen
de verzoening in? Is niet elke zonde, wat
haar strekking aangaat, een verbreking
van den vrede tussenin God en onze
ziel? Ja, is het niet iets vreeselijks, dat
wij wetende hoe vreeselijk alle zonde
is èn wetende dat over onze zonden voor
ons verzoening gedaan is nochtans
eiken dag weer zondigen?
En wat, wat kan daartegen ons baten
dan telkens opnieuw de verzoening van
onze zonden te zoeken daar waar we ze
eens gevonden hebben?
Ja, God voorkomt ons hierin zelfs
door ons te laten bidden eiken dag er,
gedurig: laat u met God verzoenen.
Want Hij weet, hoe ook de zonden na
onze bekeering ons van Hem vervreem
den. Hij weet, dat één zonde aanleiding
kan worden tot een terugzinken in onzen
vorigen toestand, tot een onverzoend
voortleven tegenover Hem, uit vrees van
geen genade te vinden.
Daarom laat Hij het allen, ook de
liefste onder zijn kinderen, gedurig eg
gen: O leef toch nooit onverzoend. Er
is verzoening voor uw zonden, niet eens,
maar tel ens weer. Laat u dan met God
verzoenen, opdat ge vrede moogt hebben
èn houden bij uwen God door Christus
Jezus.
DE KERK, GEDWONGEN TE VLAGGEN
De regeerings-president van Osnahriick
doet weten, dat een deri der geestelijken
nog steeds meent zich te kunnen onttrekken
aan de natuurlijke plicht van het uithan
gen van de vlag op kerken en kerkelijke
gehouwen op feest- en herdenkingsdagen
van den nat.-soc. staat. Zelfs de oproep der
regeering om de vlag te hijschen op den
dag van de teraardebestelling van de slacht
offers van Reinsdorf is door talrijke geeste
lijken niet nagekomen. Zij hebben zich daar
mede klaarblijkelijk builen de volksgemeen
schap geplaatst. Hun houding is bovendien
in staat orde en rust in gevaar te brengen.
„Nadat ik herhaaldelijk aldus gaat de
ze bekendmaking verder bij de toonaan
gevende kerkelijke instanties er op heb aan
gedrongen zorg te dragen voor een behoor
lijk uithangen van de vlaggen aan kerkelijke
gebouwen, doch deze instanties zich buiten
staat hebben getoond het vlag-gebod te doen
uitvoeren, zal ik van nu af aan tegen iede-
ren geestelijke, die handelt in strijd met
de betreffende bepalingen, de machtsmidde
len van den staat toepassc-n".
In de met pal-men en bloemen kwistig
versierde Koningszaal van „Artis" te Am
sterdam, heeft gistermiddag een talrijke
schare vrienden en vereerders den popu-
lairen natuurvorscher Dr Jac. P. Thijsse
hartelijk gehuldigd ter gelegenheid van zijn
7Qsten verjaardag.
Spontaan klonk het gul applaus, toen de
jubilaris met zijn eohtgenoote en verdere
familieleden de zaal betrad en onder de
palmen plagts nam. Het waren schier allen
vooraanstaande uersonen op het gebied van
natuurstudie, toerisme en buitenleven, die
hier bij elkander waren om een pionier in
hun kring te huldigen.
Namens een speciaal gevormd comité
sprak in de eerste plaats prof. dr Th. J.
Stomps den 70-jarige zeer waardeerend
toe. Hij deed dit. zeide spr., om Dr Thijsse
op dezen dag den dank van het Nederland-
sche volk over te brengen. Duizenden toch
heeft de jubilaris door woord en geschrift
opgewekt tot liefde voer de natuur. En stu
die van de natuur verlevendigt de liefde er
voor en voert vanzelf tot bescherming van
de natuur.
Spr. wees er op, dat tegelijk ook het tijd
schrift „Be Levende Natuur" jubileert. Het
beslaat nu veertig jaar. In dit blad, in an
dere bladen, in boeken en geschriften, ook
in de bekende albums van Verkade, heeft
Thijsse zoovele jaren reeds geschreven. Wei
nigen, getuigde spr., hebben zóó gezwoegd
voor natuur en cultuur, en in een uur als
dit herdacht spt\ de overleden vrienden
van den jubilaris: Jaspers en Heimans, met
wie hij zoo vruchtbaar samenwerkte.
De vele vrienden van den jubilaris, be
sloot spr., hebben een Comité gevormd om
Dr Thijsse een huldeblijk aan te bieden en
deze kern van het Noderlandsohe volk is in
staat gesteld op Texel een gebied aan te
koopen, een natuurmonument, waaraan de
naam van Dr Thijsse zal verbonden blij
ven. In l'/s week, zei spr., Was het benoo-
digde bedrag, f 10.00(1, bijeen, en ook Prin
ses Juliana heeft zich niet onbetuigd ge
laten. Dit natuurmonument stelde prof.
Stomps Dr Thijsse thans ter beschikking.
Dr Thijsse verheugde zich er in zijn
dankwoord over, dat bij heeft mogen mede
werken om ons dierbaar Nederland dichter
te brengen bij zijn bewoners. Over het ge
schenk verblijdde spr. zich, want aan Texel
heeft hij aangename herinneringen. Aan
wie zal spr. dit natuurmonument nu foe
vertrouwen' Het is nergens veiliger dan
onder de hoede van de Vereeniging tot Be
houd van Natuurmonumenten en daarom
droeg spr. dit geschenk van het Nederland
sehe volk over aan het Bestuur dezer Ver
eeniging met de voorwaarde, dat de baten
ten goede komen van de natuurbescherming
De he'ft hiervan zou hij in ieder geval ge
stort. willen zien in een fonds, waaruit be
kostigd wordt een natuurmonument in
Zuid-Limburg tot een hulde aan de nage
dachtenis van ziin reeds lang overleden
vriend Dr E. Heimans, die voor Zuid-Lim
burg zeker niet minder heeft gedaan dan
spr. voor Texel.
De voorzitter der genoemde vereeniging,
mr P. G. van Tiejihoven, Verklaarde
hierna, dat de vereeniging gaarne aan de
gestelde conditie zal voldoen en aanvaard-
BRUTALITEIT
Hierover zegt do schrijfster van: „Zede
lijke Opvoeding", uit welk boek we ook
verleden week enkele fragmenten plaats
ten, het volgende:
„Bijzonder groot schijnt in school en
huis de wzoe-king, om een kind weg te
zenden, als het brutaal is geweest. Nu is
brutaliteit vaak het gevolg van iets drif
tigs, iets prikkelends in de stem, de woor
den, de manieren van den opvoeder, zoo-
dat hij ze in veel gevallen zelf uitlokt. Is
zij geuit in woorden of daad, dan is 't heel
gemakkelijk, zoo'n kind met een stort
vloed van booze woorden tie overstelpen
en verdere ongepastheden te smoren in
een mokkend, weerbarstig zwijgen. En
ltog gemakkelijker, met fonkelende blik
en met verheffing van stem te zeggen: „Ga
heen, ik kan je niet mrer zien!"
Maar dat is den opvoeder onwaardig.
De Majesteit doet zich weer in hem geiden
Hij stelt zich partij, do belee-digde partij,
en de straf is: wraak.
Hij maakt zich kind tegenover het kind
en alleen hot recht van den sterkste in de
laagste zin bezorgt bom de overwinning.
Een opvoeder, die zich beleeddgd voelt
door de brutale woorden van een kind,
stelt zioh wel schijnbaar hoog, maar in
werkelijkheid laag. H-et kind moet wet,en,
dat de opvoeder door die brutaliteit niet
te beleedigen is, en. dat die onaardige
woorden hem niet kunnen kwetsen in zijn
eergevoel, maar hem alleen kunnen be
droeven om den wil van het kind, dat zoo
leelij-k tegenover hem kan handelen. Hoe
hooger de opvoeder staat, dlos te min dei-
staat hij in werkelijke toorn tegen
over des te meer staat hij met be
langstelling naast het kind, om het te
helpen in de strijd tegen zijn gebreken.
Dowt een kind ongepast in woorden, ge
baren of zwijgen, dan is het ook nog niet
altijd zeker, dat dit brutaliteit is! Soms
uit verlegenheid zich in brutaliteit.
Soms ook is een plotselinge uitval niets
anders dan een öf spontane óf lang
bedwongen, eindelijk gedurfd® uiting van
zedelijken moed. Vaak ook weet een
kind zélf ndet goed, wat het zegt.
Tegenover werkelijke brutaliteit van liet
kind past den opvoeder vaak een ernstig
zwijgen, een onafgewende, hoogst verbaas
de blik op, in d-en schuldige. Tien tegen
cén, dat de zondaar 't. hoofd buigt vol
schaamte. Dan zegt de opvoeder b.v. lang
zaam, ernstig, maar niet onvriendelijk
,Dat is je zeker uit de mond gevallen, zoo
iets zul je geloof ik nooit weer doen!"
Misschien zelfs zegt hij in 't geheel niets.
Daarmee kan de zaait uit zijn, als ze ten-
mi nstie niet te ernstig is.
Is de zaak wél ernstig, dan spreekt hij
er met het kind over; geen oogonblik mag
het kind den indruk krijgen, dat hij zich
gekrenkt voelt, dat hij die daad of de woor
den afkeurt, omdat hijzelf er door ge
kwetst is. Niet zijn egoïsme, maar alleen
zijn plicht tegenover het kind leidt hem,
en dat moet het kind voeden.
Menigeen beseft niet de kracht, die uit
ke-n gaan van een kalm, waardig zwijgen
te zijn-er tijd een zwijgen, dat veel zegt
en nog meer te raden geeft. Ook in de op
voeding is vaak zwijgen goud.
Verder bedenkt menigeen niet, van hola
veel belang golaatsuiUllrukitting, gabanen,
en vooral ook: stembuiging kan zijn. De
o-pvoeder moet hier een studie van molken
Dit beteekent niet, dat hij moet leeren
comedie spelen in den ongunstigen zin,
waarin men dut woord in dit verband ge
woonlijk opvat. Maar hier is toch zel-f-
waarnKining en zeif-crit-iek noodig.
Als men indruk wil maken, moet men
zijn woorden niot als een stroom over 't
kind uitstorten; men moet ze droppel
voor droppel voorzichtig toedienen, zoo
dat elk droppeltje door de ziel kan wor
den opgenomen en verteerd. De uitdruk
king van h-et gelaat, een enkel gebaar
soms, kunnen daarbij vaak van dienst zijn
Brutaliteit komt vooral veel voor in de
overgangsjaren, gedurende de pubartedts-
leeftijd d-u-s, welke zoo gewichtig is in de
geestelijke zoowel als in de lichamelijke
ontwikkeling van de kinderen.
In de eerste plaats zijn de kinderen dan
meestal prikkelbaar, veranderlijk, vaak
vatbaar voor hooge, edele denkbeelden en
toch in hun daden dikwijls zeer egoïstisch
Verder is het de leeftijd, waarin ze zioh
gaan „v 0 e 1 e n."
Langzamerhand is h-et voor hen geen
compliment meer, als men zegt, da-t ze zoo
groot worden: zij worden niet nnewr groot
zij zijn het. Velen krijgen dus de pre
tenties van volwassenen, terwijl ze toch
in veel opzichten nog kinderen zijn.
Ze hebben veel leiding en ook nog goz-a-g
noodig, maar wensaben zich er juist aan
te onttrekken.
M-eestal ontwikkelt zidh hun eergevoel
sterk, en neemt vaak niet de ju-iste rich
ting aan. Dientengevolge zijn ze licht
geraakt en worden dan gemakkelijk bru
taal.
Het ligt voor de hand, dat den opvoeder
vooral togen kinderen op deze leeftijd
kalmte past. Hij moet zooveel mogelijk
vermijden, wat prikkelt. En zijn de kin
d-eren bruta-at, dan kan het vaak zijn nut
hebben, om ze onder vitar oogen kalm te
laten uitspreken, wat hen grieft. Dit for
muleeren van hun grieven doet hen vaak
al zien, hoe onbeduidend en onrechtmatig
d'ie tooh waren; voor zoover noodiig, kan
de opvoeder hun dat nog uitleggen (het
kan goed zijn, hen vragenderwijs tot recht
inzicht te brengen). So-ms ook zal de op
voeder zijn, dat hij zélf verkeerd heeft ge
daan, of tenminste in 't vervolg beter kan
handelen. In elk'geval zal het hem helpen
om de kinderen te begrijpen, en begrijpen
is tooh in de eerste plaa/ts bevorderlijk
aan 't verbeteren.
Daar de kindletren zich „voelen", zich
graag aan 't, ge-zag onttrekken, een sterk
eergevoel hebben, is het vaak goed, om
plichtsbetrachting en daardoor
het zooveel mogelijk kunnen ontberen van
het gezag voor hen tot een punt van eer
te maken. Op die wijze word-t het eer
gevoel gebruikt en in de goede richting
ge-lMid; wak echter zai het ook getemperd
moeten word-en, daar gevoel van eer ten
slotte tooh niet d-e beste drijfveer is.
Maar hoe noodig het ook js, d-at vooral
op deze leeftijd de opvoeder' met de kin
deren redeneert, henzelf tot juist imziolit
tracht te brengen, het gebied van hun
vrijheid tracht uit te breiden: tenslotte
zijn ook toezicht en g e z a g op dezé
leeftijd „van veranderlijkheid en wankelend
evenwicht" nog broodnoodig.
Zeer voorzichtig moot men zijn met de
qua-lificatie van een verkeerde daad van
't kind.
In die qualificatie moet zoo weinig mo
gelijk liggen, dat het kind aangenaam in
de ooren zou kunnen klinken. Uit een be
schuldiging van brutaliteit kan men een
compliment over moed afleiden. Daarom
kan 't gevaarlijk zijn, tegen èen kind te
zeggen: „Je bent brutaal geweest!"
Er zijn kinderen, die bij 't ontvangen
van een berisping een omiitslaonbaar ge
zicht trekken; dan neemt de bovenlip een
minachtend» plooi aan, of de mond zet
zich tot een spotlach. Dit is dikwijls het
gevolg van de neiging om zich groot te
-houden: een uiting van eergevoel. Nu kan
men in veel gevallen doen, alsof men d-ie
uitdrukking in 't gezicht niet opmerkt,
want in de ziel van zulke kinderen is
dan meestal een gevoel van vernedering,
een gevoel van kleinheid. Maar wi,e riisc-ht,
dat het kind zijn gezicht een andere uit
drukking zal geven, moet liefst niet zeg
gen: „Wat kijk je onverschillig!" of: „je
doet net, of je er niet om geeft!" maar:
„Komaan, kijk nu niet zoo dom," of: „Je
doet net, of je mie niet begrijpt." Er is na
melijk geen enkel kind, dat het prettig
vindt, als de uitdrukking van zijn gezicht
dom of onnoozel wordt genoemd.
LEVENSWOORDEN
Om d-e leermeester zijner kind-eren te
kunnen zijn, moet men hun leerling wor
den.
P. OOSTERLEE
Zelfopvoeding is het begin en zelf
opvoeding is het einde van alle ware op
voeding van anderen.
P. OOSTERLEE
O, vader, zorgt bevreesd,
Dat 't kind U geren ziet,
Opdat gij nooit en vreest:
dat kind en vreest mij niet!
G. GEZELLE.
Angstig piepten de kleintjes, toen htm
moedertje verdween. Dicht tegen elkaar ge
doken met bonzende hartjes bleven ze ach
ter.
Tuut, ongerust over de vogeltjes, die in 't
nest waren, keerde nog eenmaal terug. Ze
vloog over 't nest heen, keek hang en on
rustig naar benedenAlle drie waren ze
er nog. Ze hoorde het angstig, klagen,a ge
piep; het maakte haar eigen verdriet, haar
eigen onrust nóg grooter. Maar tóchze
gin-g! Wat moest ze doen zonder Ruut? Ze
kón hem niet missen
Steeds verder vloog ze. Fladderend met de
vleugels, telkens roepend, zocht zij haar
vriendje. Maar: tevergeefs. Overal in 't bosch
was het stil. Niemand gaf antwoord. Alle
andere bewoners sliepen. En Ruut was er
niet,
Wanhopig door de teleurstelling, wist ze
eindalijk niets beters te doen, dan het bosch
uit te vliegen en verderop te gaan zoeken.
Zóó kwam ze buiten 'li u n zomerverblijf, in
dat andere zomerverblijf, in dat van Karel-
tje en Elly. Ze zocht in alle verborgen
schuilhoekjes van de tuin. Ze riep, steeds
scheller, steeds meer doordringend. In de
takken van de hoornen bleef ze soms zitten
luisteren, of Ruut ook antwoordde op haar
angstige waarschuwingen. Maar ook in de
tuin van Kareltje en Elly bleef alles stil
Weer verder vloog ze
Toen toen kwam ze tot vlak bij Elly's
huis. Tot vlak voor haar kamer zelfs! De
heele dag had het kindje beneden gelegen,
op het rustbed voor de open tuindeuren, 's
Middags was moeder bij haar komen zitten.
Toen hadden ze samen geluisterd naar de
boschbewoners. Naar de vroolijke musschen,
naar de andere druktcmakertjes, maar voor
als naar 't mooie blijde gezang van Ruut en
Tuut. „Hoor je wel?" had moeder gezegd,
„dat zijn ze nu!" Zeker hebben ze nu al
kindèrtjés. Zóó blij hebben ze haast nog nooit
hun liedjes laten hooren".
En Elly had met oogjes vol bewondering
geluisterd't Was zóó fijn!
Nog later 't was bijna etenstijd, was
vader ook bij haar komen zitten. Vader haa
erg blij gekeken. Net of hij iets fijns wilde
vertellen, of hij een verrassing hadNa
een poosje was 't gekomen, 't heerlijke
nieuws.
„Zal ik je nu eens iets vertellen?" had
paatje gevraagd. „Luister dan maar eens!"
„Je weet wel van die twee zangertjes in
het bosch, hè? Hoe heeten ze ook weer?"
„Ruut en Tuut; vertel nou gauw Paps",
had Elly aangedrongen.
„Sst, kalm jij kleine ongeduld! Anders
raak ik in de war, hoor! Heeft Moes je al
verteld, dat ze ar ie eitjes hadden?"
„Nee, wel van die eitjes heeft mammie
verteld, maar we wisten niet hoeveel
„Dat zeg ik je dan nu: er zijn er drie.
Drie eitjes eerst, en nuraad eens
Elly zei al niets meer. Alleen haar oogjes
schitterden en haar wangetjes begonnen te
gloeienMoeder keek met onrust in haar
kleine gezichtje. O, wat kon ze toch slecht
tegen iets bijzonders. Wat. waS ze in span
ning! En opwinding was juist zoo slecht, had
dokter gezegd
„Nu zijn er drie lieve, kleine vogeltjes,
ging vader rustig vereer, terwijl hij blijkbaar
ook erg had in Elly's opgewondenheid.
'k Heb het moedertje in 't nest gezien met
de kleintjes er bij. 't Vadertje was denk ik
uit om eten te halen
„O, moeder, vaderwas 't eenigc wat
Elly liet hooren. Wat fijn
Toen, alsof ze zelf teleurstelling vreesde:
„Mag ik ze dan nu zien?"
Stilletjes had Mo-edier Vad-er aangezien.
Zij wist niet, wat ze antwoorden moest.
Alwéér haar kleine meisje verdriet doen,
kon ze haast niet. Daarom zweeg ze.
Maar Vader zei heslist: „Nee Elly. Kalm
aah. '1< Heb nog niet alles verteld. Er is nóg
iets. Toen ik bij de boom kwam, waar Ruut
en Tuut woonden, hoorde ik uit de verte al
angstig gepiep. Daardoor begreep ik het
eigenlijk. Toen wi 1 d e ik kijken, om er jou
van te kunnen vertellen. Maar anders had
ik 't niet gedaan. Want 't moedertje keelt
de derhalve het beheer over het natuur*
monument.
Namens de firma V e r s 1 u y s werd deri
jubilaris het gedenkboek van „De levende
Natuur" aangeboden, geheel gewijd aan het
levenswerk van Dr. Tliijsee.
In opdracht van den Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen sprak Prof.
Dr. G. A. va n P o e 1 j e woorden van groote
waardeering en deelde mede, dat H.M. de
Koningin den jubilaris heeft benoemd tot
ridder in de orde van den Ned. Leeuw, waar
voor deze zijn bijzonderen dank betuigde.
De directeur van „Artis", D r. A. L. J.
Sunier, wees in zijn huldigingswoord op
de samenwerking tussche-n dit genootschap
en Dr. Thijsse, wiens streven van grooten
invloed geweest is op de ontwikkeling der
belangstelling voor de levende natuur, voor
al ook van jongeren. Hier in Artis, her
innerde spr. zijn Thijsse en Heimans inder
tijd op de heen geholpen. Artis was ook do
geboorteplaats van cultureele lichamen,
waarin Dr. Thijsse zitting heeft, als de Nod,
Natuurhistorische Vereeniging, de Ned. Or
nithologische Vereeniging, de Ver. tot Be
houd van Natuurmonumenten en meer in
stellingen. Het Bestuur van Artis bood thans
Dr. Thijsse aan den titel van honorair lid
van het Kon. Zoöl. Genootschap „Natura
Artis Magistra", welke onderscheiding
gaarne werd aangenomen.
Er volgden nu nog toespraken namens de
Ned. Naiuurhist. Vereeniging! den A. N. W.
B., voor welke organisatie de grijze voor
zitter, de heer E d o B e r g s m a. het woord
voerde en den jubilaris het Bondseereteekeu
overhandigde; den burgemeester van Texel,
d-e heer W. B. Oort, huldigde den jubilaris,
die later Texel het mooiste duineneiland!
van Europa noemde; hierna kwamen ver
tegenwoordigers van het Rijksbureau voor
Drinkwatervoorziening; de Ned. Vereen,, tot
bescherming en de studie van paddestoe'en.
gische Vereeniging, die zich wijdt aan de
besrhermng en de studie r an paddestoe'en.
Al deze sprekers gaven blijk van hun toe
genegen gezindheid jegens den 70-jarige en
prezen ziin veelzijdige verdiensten.
Dr. J, Heimans, zoon van den 21 jaren
geleden gestorven medewerker van Thijsse,
sloot deze keur van toespraken met een
geestige speech, waarna de blijmoedige en
veerkrachtige jubilaris ten slotte een alge-
-meen woord van dank sprak.
zóó angstig't Was of haar oogjes bedel
den: O, ga toch alsjeblieft weg. Doe mijn kin
dertjes geen kwaad! Je begrijpt wel, Elly:
ze voelde zich niet veilig zonder Ruut.
Zou jij nu willen gaan kijken, terwijl Ruut
misschien wéér weg is en dan de lieve vo
gels nóg eens bang maken? Of wil je wach
ten, tot de kleintjes flinker zijn en voor zich
zelf kunnen zorgen. Heusch, nu zijn ze zog
bang! Papa zal eiken dag opletten, of ze al
groeien en vliegen leeren. En zoo gauw als
ik merk, dat ze sterk en dapper genoeg zijn,
mag je ze zien. Nog maar een paar daagjes
misschien
Moeder keek de andere kant uit. Ze wilde
Elly niet zien. En Elly zei niets, keek alleen
verdrietigZou 't nu heusch zóó erg zijn,
als ze voorzichtig in 't nestje keek? Voor het
eerst kon ze niet goed gelooven wat Pappie
zei. Natuurlijk, 't Moedertje zou vanmiddag
we) bang geweest zijn. Maar Ruut was nu
toch misschien al lang terug? En waarom
zei Moeder nu niets? Stil bleef ze liggen
kijken, liggen luisteren ookHoorde ze
de zangertjes nog niet samen? Dan kon het
wel; dan zou ze 't mogen zien, dat geloofde
ze vast.
Maar hoe Elly had geluisterd, ze had niets
meer gehoord. Die he»le middag niet meer.
En ook 's avonds niet. Tot Moeder haar naar
't bedje boven op de slaapkamer bracht, haa
ze gehoopt. Maar nu zou ze niks meer hoo
ren. Ze moest slapenToch steeds den
kend aan haar lievelingen, probeerde ze de
oogjes dicht te houden, maar telkens keek
ze weer onrustig naar buiten, 't Was pas
zeven uur en 't was midden in de zomer.
Dus buiten scheen nog de avondzon en 't was
helder licht. Iedere keer meende Elly een
wijsje te hooren, dan weer dacht ze, dat er
iets vloog voorbij 't raam
Zoo kwam het, dat ze om half tien, juist
terwijl Ruut zoek was, en Tuut op weg om
hem te halen, nog niet geslapen had.
Moeder, die met Vader beneden had geze
ten, kwam de trap op. De treden kraakten
zachtjesElly hoorde het. Daar ging de
deur van Kareltjes kamer. Kareltje sliep al
lang. Nu kwam Moeder bij haarZe
schrok! Zou Moeder boos zijn?
„Knip!" Elly sloot de oogjes. Moeder had
't eleetrisch lampje boven 't bed aangestoken.
Wat was dat fel opeens
„Slaapt mijn kindje nu nog niet? O, Elly,
Elly, nu doe je Moesje toch verdriet. Wil
je dan altijd blijven liggen op het rustbed?...
Nooit meer wandelen in 't bosch?"
Met groote, droeve oogen keek het kleine
poppetje in 't bed op naar haar Moeder. En
meteen was toen de boosheid veranderd in
medelijdenMoeder stond bij 't bed en
vatte Elly's handje. Wat scheelt er dam tocli
aan, mijn lieve, lieve meisje?
Opeens! Ze schrikken! Elly kijkt op, Moe
der keert zich om. Wat is dat? Een vreemd
geluid, en iets, dat door 't raam naar binnen
sehecn te komenIs 't raam dan open?
Meteen gaat Moeder kijken. En jawel. Vlak
hij het raam op de grond ligt een vogeltje.
De vleugels trillen nog. Het vermoeide vogel
lij fje schokt op en neer! 't Beestje is dood
moe, 't kan niet meer verder. Heel voorzich
tig pakt Moeder het op. 't Is zeker op het
licht afgekomen en heeft niet gezien, dat ze
toen een huis binnenvloog. Als Moeder 't
aanraakt, begint ze nog heviger te slaan
met de vleugelsTotdat ze niet. meer kan
en gewillig blijft liggen in de zachte hand
en zich meedragen laat tot vlak bij 't kleine
meisje in 't witte ledikant.
Elly is opeens alles vergeten. Nergens
denkt ze meer aan. Nergens aan! Behalve
dan aan 't lieve, mooie vogeltje. Vol mede
lijden aait ze 't warme diertje. „Wat zacht.
Moes!" fluistert ze dan.
Van beneden komt ook Vader, die gemerkt
heeft, dat er iets aan de hand was.
Zacht komt hij de kamer binnen, ziet dan
Moeder en ElJy gebogen over 't mooie, slanke
vogeltje. Stil zegt hij dan: „Elly, dat is Tuut,
die vanmiddag zoo bang was. Ze is nu nog
bang. Want ze trilt zoo. Maar dat gaat wel
over. Mag ze vannacht bij jou slapen? Ze
is zeker verdwaald en kan 't nest niet meer
vinden. Nu is ze te moe, om verder te vlie
gen. We zullen ze houden vannacht;morgen
kan ze naar 't nest terug
Moeder baalde een stoof. Ze had er wat
zacht papier ingelegd. Daarop een zacht, oud
kussentje. Toen werd Tuut er in gevlijd, en
weldra sliep ze. Het lijfje schokte niet meer,
de vleugels lagen stil en de oogjes waren
toe.
Elly had maar stil toegekeken. Prachtig
en heerlijk had ze 't alles gevonden. Tuut
vlak bij haai-Dan kon ze morgen met
haar praten, en ze zou vragen, of 't goed ging
met de kindertjes. Of de kindertjes al gauw
leerden vliegen. En of ze dan 't allereerst
eens bij haar wilden komenZe zou ver
tellen,^ dat zij nooit naar 't bosch mocht. Ze
zou óók vertellen, dat ze wel wist waarom!
Want ze wist het wel! 't Was niet om de
bangheid van de vogels. Vanmiddag had ze
't gemerkt, 't Was om de, dokter. Die zei al
door, dat t niet mochtZe zou óók vra
gen of Tuut dat nu niet stout vond van die
dokter.
Ze zouSteeds meer bedacht ze. Maar
toen ze zoo rustig aan 't denken was, en zoo
blij, omdat ze nu Tuut zélf bij zich had, toen
kwam de slaap...... En rustig sliep Elly, met
het lieve vogeltje in een stoof op de grond
dicht bij haar bed.
Daarop hadden Vader en Moeder gehoopt.
Ze hadden wel gedacht, dat Elly nu rustiger
zou worden. Nu ze eenmaal maar eens één
van de vogels zag
Gelukkig, dat ze nog niet verder nadacht.
Dat ze nog niet vroeg naar de kleintjes, die
nu misschien alleen warenAls ze nu
morgen maar niet verder vroeg. Vader zou
morgen gauw kijken, of Ruut in 't nestje
was. Als ze, dan wa.kker werd, en ongerust
begon te vragen naar de kleine vogeltjes, zou
Vader kunnen zeggen, dat Ruut daar voor
zorgde. Dan zouden ze vragen, of Elly 't niet
goed vond, dat Tuut ook maar weer gauw
naar t nest terug ging, om haar vriendje
iveer blij te maken. Dat zou Elly wel goed
vinden. Misschien was ze dan wel weer een
poosje tevredpn gesteld. Ze zouden probeeren
Tuut en ook Ruut een beetje te wennen.
Dan zouden ze later vanzelf ook we! komen
met hun kindertjes. Zóó zou Elly ze dan
kunnen zién.
Op oen andere manier kon 't niet. De dok-
er hRd gezegd, dat buiten komen nog ver
boden was en dat Elly heel voorzichtig moest
Z1)n' ,Y,eel .beweging, veel opwinding, zou ge
vaarlijk zijn. Dus naar 't bosch zou ze tóch
niet mogenMaar nu was er misschien
een prachtige weg gevonden.
(Wordt vervolgd.)
v