DE REGEERINGSCRISIS
Prov. Staten van Zuid-Holland
MAAS- EN SCHELDEBODE
ZATERDAG 27 'JULI 1935
„LEVE COLIJN!"
LAUWEREN EN DOORNEN
Een moeilijke politieke toestand
erf en
C Zaaijer-
A. 85 c.A„
der
Zaken
De teerling is geworpen.
De Katholieke fractie heeft geweigerd ver
trouwen uit te spreken in het Kabinet en
handhaaft onverzwakt haar eisch van „con-
sekwente deflatie".
Daarmee plaatste ze zich met soc.-dem. en
communisten en enkele eenlingen vierkant
tegenover het Kabinet.
Toen was er niet meer te praten.
Toen behoorde er ook niet meer te worden
gedelebereerd.
Voor het Kabinet was slechts één hou
ding en één antwoord mogelijk.
Dat antwoord, dat we na Vijdag niet an-
des verwachtten, is gekomen. Mannelijk en
waardig.
Gij veroordeelt, aldus de minister-presi
dent, het regeerbeleid, welnu dan wen-
schen we ook niet verder te spreken over
het Bezuinigingsontwerp, dat van dat be
leid een onderdeel is.
Het kabinet vraagt daarom schorsing
der beraadslagingen, ten einde zich te be
i-aden en de Kroon van advies te dienen
over den ingetreden toestand.
Deze verklaring is Dinsdagavond door Dr
Colijn afgelegd, nadat de middag was be
steed aan replieken over het bczuinigings
ontwerp.
De voorzitter voldeed aan den wensch
van den minister. De ruim D uur begon
nen vergadering was dientengevolge binnen
10 minuten afgeloopen.
Een groote menigte wachtte op het Bin
nenhof de dingen, die komen zouden af.
Spoedig wisten zo.
Even later vertrokken ministers en ka
merleden. Toen Dr. Colijn wegreed steeg
van allo kanten do roep: Leve Dr. Colijn
Reeds in de middagvergadering was de
Spanning over den politieken toestand merk
baar. Do mogelijkheid van hoogst ernstige
dingen werd algemeen beseft. Deze replie
ken waren wel heel belangrijk.
Het wachten was op het spreken van den
heer Aalberse. Maar de redevoeringen van
do heeren Albarda en de Geer en van en
kele aiiminores gingen vooraf.
We laten die rusten om kort do aandacht
ite vragen voor de repliok van den voorzit
ter der R. K. Kamerfractie. Zijn toon was
van meet af niet vriendelijk., Z.i. reageerde
het kabinet steeds onbehoorlijk op zakelijke,
goedbedoelde critiek van de zijde der R. K.
-fractie. Het kwam ons voor, dat de heer
Aalberse zich wat al te veel identificeerde
inet critiek in zijn pers, die inderdaad de
grenzen van hot behoorlijke meermalen over
schreed, ondermijnend werkte en wel ge
schikt was den indruk te wekken alsof
een stel onbekwame en eigenwijze mannen
's lands zaken leidden.
Op behoorlijke parlementaire critiek zal
niemand aanmerking maken. Maar zelfs
daar is menig woord gesproken, dat de heer
Aalberse niet gaarne voor zijn rekening zou
willen nemen, denken we. Daartegen richt
te zich de minister-president in zijn rede.
Deze werd door den heor Aalberse opzet
telijk? op hét ongunstigst geïnterpre
teerde
Gevraagd werd nogmaals hoe het er met
minister Steenberghe bijstond, toen het ont
werp vaste-lasten naar den Raad van State
ging. Achte hij toon devaluatie nog niet
noodig.
.De ergste critiek had do heer Aalberse op
de vorm van debatteeren van den minist-
ter-president, die zich zou hebben gericht
tegen wat niet gezegd is en het antwoord
zou onthouden op wat gevraagd was of wel
een onvoldoende antwoord had gegeven.
Hier was de woordvoerder der R. K. frac
tie wel zeer onbillijk. Niemand heeft de ant
woorden van Dr. Colijn op de gestelde vra
gen niet begrepen. Ook de heer Aalberse
heeft ze heel goed verstaan, blijkens het
verdere verloop van zijn rede. Want hij
wist nauwkeurig aan to geven in welke op
zichten het standpunt der Regeering en zijn
inzichten uiteen liepen.
Heel kort gezegd: de heer Aalberse, die
weer in alle talen zweeg over de verdeeld
heid in zijn eifeen kring, vorderde de Regee
ring op tot wat Lij noemt „consekwento de
flatie". Deze acht zich echter niet verant
woord zoo ver te gaan als de heer Aalberse
pretendeert, dat gegaan moet worden en
daarom kon do katholieke fractie in het
beleid en in haar voornemens voor do toe
komst geen vertrouwen stellen. Zou een
motie van vertrouwen worden gevraagd,
dan zou zij daaraan haar stem niet kunnen
geven.
Deze laatste conclusie was voorafgegaan
iloor een zestal stellingen, die weer liet te
gendeel van helderheid en concreetheid ver
toonden. Do conclusie was echter volkomen
duidelijk. Zij was beslissend.
Het gevaarlijk spel met de hoogste belan
gen des volks werd voortgezet door de Ka
tholieke fractie, die den schijn van eenheid
bewaarde, hoewel zij dat in wezen niet is.
Wij vreezon dan ook dat groote verwarring
het gevolg zal zijn van wat de R. K. fractie
in vage formules beweert te willen en dat de
practische conclusie van dat alles wel eens
zou kunnen gaan in de richting van wat de
heor Aalberse zegt niet te willen: devaluatie.
De opmerking zou kunnen worden ge
maakt, dat de stellingen, 'waarin de Room-
scho wclvaartspolitiek wordt belichaamd,
zich niet in de eerste plaats richten tegen
het Bezuinigings-ontwerp, maar meer gelden
de te voeren sociaal-economische politiek.
Men zou dan kunnen meenen, dat het Be
zuinigingsontwerp zeer wel had kunnen
zijn afgedaan, terwijl het de-bat over de eco
nomische politiek had kunnen zijn verscho
ven tot later, b.v. totdat het vaste-lasten-
ontwerp rijp voor behandeling zou zijn
geweest. Zulk een opvatting scheen tot
uiting te. komen in de redevoeringen van de
heeren De Geer, Joekes en Schouten. Do
stelling is dan: dit bezuinigingsontwerp is
in ieder geval noodig, laten we het dus aan
nemen en daarna overleggen over hetgeen
ons verder te doen staat.
We kunnen de opvatting begrijpen. Maar
de heer Aalberse begon met de proclamatie:
werkelijk financieel evenwicht is eerst moge
lijk nadat mijn wclvaartspolitiek in gang is
Vast blijft dan voor 't oogenblik echter
staan al wordt het streven van het kabi
net om door verlichting van openbare uit
gaven evenwicht in de Rijksbegrooting te
herstellen onontbeerlijk genoemd dat hot
vertrouwen in het Kabinet er bij de katholie
ken niet is. Of daarbij nog eenige rancune
in het spel is laten we in het midaen.
Het vertrouwen was in ieder geval opge
zegd.
Daar komt het op aan.
Welnu, indien dit absoluut vaststaat, zou
den we zeggen, is de weg aangewezen: het
zware werk aan do betweters overlaten, die
hun concrete denkbeeld-en nog steeds niet
uitgewerkt hebben doen kennen.
Dat is beter dan een valsche vrede. De
verantwoordelijkheid voor den geschapen
toestand valt dan op hen, die meenden dat
de Regeering met haar verantwoordelijkheid
ver bleef beneden hetgeen noodig en moge
lijk is te achten.
Vooral op dit laatste lette men.
Want wij gelooven, dat de mogelijkheden
door oen door anderen voortgedreven heer
Aalberse en de zijnen ver worden overschat.
Groote teleurstelling zal hun deel zijn en
ook van degenen, die zich op hun suggesties
verlaten.
De groote vraag was intusschen: hoe stelt
het Kabinet zich tegenover de verklaring, die
van R.K. zijde werd afgelegd?
Dat kon eerst in de avond-vergadering
blijken.
We hebben niet lang behoeven te wachten.
Het antwoord was ondubbelzinnig. Niet
bukken voor terreur, uitgeoefend door aller
lei heterogene elementen. Wie meent het
beter te kunnen, aanvaarde de verantwoor
delijkheid,
.j,
Wat nu?
Deze vraag is gemakkelijker gesteld dan
beantwoord. Op dit oogenblik, Donderdag
middag 3 uur, heeft het kabinet nog geen
beslissing genomen.
Er is een verwarde toestand geschapen
landschc parlementaire geschiedenis we.
oens als een zwarte dag blijvende heugenis
ltunnèn verkrijgen.
Aan vage schemerige plannen is ons volk
opgeofferd.
Een deel er van zal zijn verwachtingen
hoog spannen, maar teleurstelling oogsten.
Die kunnen niet uitblijven. Het is gevaarlijk
om midden in don storm experimenten te
beginnen.
God wende van ons af, de gevaren en ver
schrikkingen, die daarvan het gevolg kun
nen zijn en geve wijsheid, opdat hot ergste
geweerd worde wat ons volk overkomen kan.
Prof. Mr P. J M. Aalberse verlaat 't bebouw
der Tweede Kamer, waar bij namens de R.K.
fractie verklaarde in het kabinet-Colijn geen
vertrouwen meer le kunnen stellen.
door de combinatie, die hot kabinet-Colijn
tot het besluit bracht om do geschapen po
sitie te aanvaarden. Moet het heengaan,
dan zal het zijn met eere. LJet heeft ge
zwoegd in 's landsbelang en niemand kan
garandeeren, dat zijn belagers het beter zul
len doen.
Daarvan is zelfs de heer Aalberse met al
zijn lichtgevoeligheid voor geen percentje
zeker.
Op hem rust de zwaarste verantwoordelijk
heid, wijl hij het conflict in het leven heeft
geroepen.
Zal hij met zijn medestanders in de ver-
oordeeüng van het regeeringsboleid samen
gaan? Het lijkt niet waarschijnlijk?
Zal hij het alleen doen met zijn eigen
heterogeen gezelschap? Niet wel mogelijk,
Zal hij bondgenooten zoeken bij de groe
pen, die tot nu toe het Kabinet-Colijn heb
ben gesteund?
Wie zal zich leenen tot zulk een omzwaai?
Zeker geen enkel anti-rev. ook al hebben
zij steeds getoond van loyalen steun aan
een kabinet hooger opvatting te hebben dan
de hoer Aalberse en zijn tegenwoordige poli
tieke vrienden tlians getoond hebben.
Zal er een zakenkabinet komen, extra
parlementair desnoods? Op welke basis
moot dat dan werken? Op die van devalu
atie of niet? Want deze vraag zal nu con
creet beantwoord moeten worden. We vree
zen zelfs, dat door hot gebeurde het gevaar
voor onze munt niet is verkleind?
Ofzal er niets gebeuren?
De lieer Aalberse zal er zich in ieder geval
op kunnen beroemen, dat liij con crisis in
het leven heeft geroepen, die veel heeft van
een chaos. De „Maasbode" Jujeft daarvoor
terecht gewaarschuwd en op de verantwoor
delijkheid, welke de verwekker van een
conflict op zich laadt, den nadruk gelegd.
De dag van 23 Juli 1935 kon in de Neder-
Na de bewogen zitting der Tweede Kamer van Dinsdagmiddag verlaten de ministers
hef parlementsgebouw. Vooraan,- de ministers Van Schaik en Deckers, gevolgd door de
ministers Colijn en Oud; achteraan: minister Gelissen.
Sympathie voor den premier
Over het vertrek van minister Colijn uit
hot parlementsgebouw na de bewogen Ka
merzitting van Dindagavond schreef de
Haagsche redacteur van de Telegraaf
als volgt:
Een figuur komt uit het parlem-ents
gebouw. Do menigte herkent hem. Men
begint te a-pplaudiseeren. Men gaat door
met applaudisseren. Men begint te jui
chen, de kreet plant zich voort.
Een begroetingskreet van warme sym-
pathtie, van aanhankelijkheid, een
uiting van dank aan de figuur, die daar
na emotievolle uren trad uit het gebouw,
waarbinnen hij zijn werk deed in het
belang van het volk, zooals hij dat belang
zag. Do figuur richtte het hoofd op, glim
lachte verrust en ontroerd, groette dank
baar, honderden stemmen namen nu de
kreet over van die eene stem, die hom
aanhief, luid en warm: „leve
De figuur was die van een leider.
Niet van den leider dier fractie, die bet
kabinet voor de onmogelijkheid stolde
door te werken zooals het deed. Niet van
den leider der fractie, die liet regeerings
beleid ondubbelzinnig afkeurde, niet van
den leider, die het volk van dit kabinet
„verlossen" zou.
De stom riep „leve Colijn". Honderden
stommen riepen het „leve Colijn".
Binnen liet parlementsgebouw hadden
katholieken, sociaal-democraten en com
munisten biet regeeringsboleid van Colijn
en zijn medewerkeis afgekeurd en ge
hekeld. Binnen had een stem geklon
ken: „Wog met Colijn". Buiten jubelden
honderden stemmen: „Leve Colijn". Bui
ten stormde men op den auto toe, waar
mide Dr Colijn het Binnenhof verliet
omstuwde men don wagen, die soms
nauwelijks vorder kon.
Binnen was er geweest een toon van
geïrriteerdheid, was er geweest koeLe
afkeuring, bitteT beklag, een sfeer van
onaangename geprikkeldheid, dezen
middag.
Buiten was er de hartelijke toon van
erkentelijkheid, was er uiting van dank
baarheid, een sfeer van warme sympa
thie, dezen avond. Buiton sprak de
stem van het volk, dat misschien niet
al de groote problemen waar het daar
binnen om ging in hun vollen omvang
begreep pn omvatte maar dat één
ding intuïtief heeft aangevoeld: daar
binnen sloeg men, terwijl de storm
raasde mi nieuwe donderwolken zich
samenpakten, den kapitein het roer uit
handen. - Up -ecu moment, dat liet schip
1 vim strikt niet stuurloos zijn mag, geen
dhg, geen uur, geen minuut. Want d
kapers loeren op het goud, dat wij nog
aan boord hebben, zij zijn geneed liet
schip te enteren. Daarbuiten begreep
men dat.
Begreep men dat ook binnen?
Dat begrip kon men niet beluisteren
in den toon van den man, die het roer
zal moeten nomen ais de kapitein van
thans het niet meer houden wil met een
gedeeltelijk muitcna-e bemanning, die
geen vertrouwen iicoft in zijn koers.
In dien toon klonk geprikkeldheid,
klonk bitterheid jegens den laat ons
hot woord dan thans openlijk neer
schrijven, zo:als het ook gefluisterd is:
jegens den rivaal, die open en eerlijke
taal had gesproken, diie had geeischt:
als gij mij niet weg wilt hebben, geef
mij dan uw vertrouwen en ondermijn
mijn gezag niet langer.
Dat begreep het volk daarbuiten op
het Binnenhof. Dat volk zal ook niet
vergeten, dat Dr Colijn drie partijen in
één adem noemde, die hem tot zijn be
sluit hieibben gdbracht: katholieken, so
ciaal-democraten en communisten.
En zag het daarbij ook de schim, die
daarbinnen in de Kamerzaal dezen
avond leek op te doemen? De schim
van den ouden Rijksdag, de schim van
het Centrum, de Duitsche sociaal-domo-
cratie, de schim van Brüning en van
Muller
ZOMERZITTING
Het verkeersvraagstuk
op Flakkee
Bebossching van de duinen
De zomeirzitting van de Trov. Staten van
Zuiiid-Holland werd deze week gehouden.
De VOORZITTER, Jhr Mr Dr Van Karnebeek,
deelt mede, dat thams aan de orde is de reke
ning van de provinciale inkomsten en uitgaven
over' 1933, waaromtrent Ged. Staten zich nader
hebben willen beraden. Aks gevolg van dit
beraad hebben Ged. Staten besloten, te bepalen
dat leden van commi^sie.s van advies inzake
uitbreidingsplannen, die tevens lid van
Staten of ambtenaar In provincialen diernst zijn,
voortaan geen presentiegeld in die oomimtsisies
zullen ontvangen.
Eenzelfde gedragslijn zal ook b-j andere
dergelijke commissies worden gevolgd.
De rekening wordt z. h^ s. goedgekeurd,
Het voorstel-Ter Laan
Aan de orde is het praeadvies van Ged, Staten
omtrent het voorstel van het Statcii'ldd J. ter
Laan.
De hceir TER LAAN (S.D.) betoogt, dat
meer dan tevoren str-aks de bevolking
behoefte zal hebben aan gronden voor
recreatiedoeleiaden. Beboissching van de
duinen is daarvoor een aangewezen mid
del. In Zuid-Holland is de hoeveelheid
bosoh van 15.100 H#A. in 1833 afgenomen
tot 5700 H.A., d. i. een afneming met
bijna 2/3 In nog geen 100 jaar. Meer dan
ooit is er daarom reden de bebossching
in deze volkrijke provincie met spoed ter
hand te nemen. Vooral is dit thans noodig
uit een oogpu.nt van werkverschaffing in
deze tijden van werkloosheid.
Sprekers fractie stelt voor, in het ko
mende jaar tolnstens 50 H-A_ duingebied
in Zuid-Holland te bebosschen.
De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.K.)
acht het noodig rekening te houden met de
waterleiidingbelangen o.a. in het Westland,
waarbij het duingebied is betrokken. Het gaat
niet aan te zeggen dat de duinen beboscht
m-oeten worden. Ook kan het zijn. dat in een
verdere toekomst duin grond en noodig worden
voor uitbreiding van do groenten- en fruit-
cultuur. Dat het Zuid-Holilandsohe auingt bied
arm is aan bosch. juicht sipir. in zekeren zin
toe. De tegenstelling boseh- én zeegebied zou
er door verloren gaan Indtion de duinen w er don
beboischt. Wie bosch wil, ga naar het Oosten,
wie zeelucht wil, kome aan onze stranden.
Het ruime aspect in het duingebied dient
zooveel mogelijk bewaard te blijven.
De heer JANSEN MANENSOHIJN (AR.) wil
do finanoieele konsekwenti«-s onder de oogen
zien. Met een bedrag van ƒ400 k 500 per II. A.
komt men f>r niet Het aantal personen, dat
door bebossching aan werk zou worden gehol
pen. is betrekkelijk gering. Bij 50 H.A. zouden
500 arbeiders slechts *en maand werk hebben.
De hwr VAN BOEYEN (Ged. St.) brengt isn
herinnering, dat het vraagstuk van do bebos
sching der duinen in deze Staten irn 1931 voo
lift eerst aan de orde is geweest. De heer
Ter Laan heeft toen een motie ingediend
waarbij hij op korten irnum praeadvi-s
wensch te, doch zijn partijgenoot, wijlen den
heer Schaper, lid van Ged. Staten, heeft hem
toen wel duidelijk gemaakt, dat zulk een advies
niet op korten termijn zo ukunaven worden
verkregen.
Destijds heeft de heer T-er Laan aJs voor-
deelen vam bobosschin.g genoemd: de beteelceiuis
voor het vastleggen van het duin. verbetering
van klimaat het belang voor d>e volksgezomd-
heid, de werkverschaffing en het afzetgebied
voor kweekerijen Spr. gaat stuk voor stuk
deze vermeende voordeden na en concludeert,
dat zij grootendeeLs denkbeeldig zijn.
Een feit is verder, dat nog steeds de
enkeling het bosch en die masisa het strand
als recreatie-oord prefereert. Spr. verwijst
naar een artikel van Dr Jac. Ph, T.hljese,
die van oordeel ie, dat men de duinen ndet
behoort te bewerken of te verandoren, en
dat de duinen zelf heit beste weten wat
goed voor ze is.
dat door de R.T.M. wordt geëxploiteerd, ten
xpoiediigste door een meer modern transpoit*
middel dient te worden vervangen.
Spreker stelt voor dat Prov. Staten over-
tudgd zijnde dat het particulier behang moet
wijken voor het algemeen belang. Geo. Staten
uitnoiodigen ten spoedigste met voorstellen te
komen om van de venstreikte rentelooze voor
schotten te redden wat te redden is en het fail
lissement van de R.T.M. niet verder onnoodig:
uit te stellen door subsidies, doch tot openbare
Inschrijving voor de veerdiensten over te gaan
De heer VAN EESTEUEN (C.H.) meent, dat
die R.T.M. hier niet gemist zal kunnen worden;
de tram is in menig opzicht betrouwbaarder dan
de autobus. Alleen de veerverbinding Mlddel-
harnlsHellevoetsluis elscht dringend verbe
ter ing.
Mr TROUW (Lib.) wil toegeven, dat er in
vergelijking met enkele tientallen jaren ge-
ledien de verkeersitoestanden op de eilanden
zijn verbeterd. Maar men treffe eens een ver
gelijking met 300 jaren geleden! Wie thans op
rijdt, heeft kans om gelijk aan te komen met
het losse paard van Ouddiorp naar Rotterdam
dengeen, die voor hetzelfde doel gebruik
maakt van de vervoermiddelen der R.T.M. en
daarbij niet al te veel tcgensilag ondervindt.
Ged. Staten en de heer Van Resteren meenen
de voorkeur te moeten geven aan de tram. drte»
voor het publiek zooveel beter zou zijn. Inder
daad, er wordt op Flakkee af en toe nog wel
eens iemand in de tram gesiignaleerd. Het isi
ontoelaatbaar, dat voor een auto 8 veer*
transport wordt gerekend.
De heer PEEREBOOM (H.G.S.) acht het on-
nist om de lt.TM. kunstmatig in stand te
ouden.
De heer TER LAAN vraagt, waarom niet
Age lijk er tijd het rappo-rt van de commits® ie-
an Boeyen aan de orde is gestold.
De heer VAN BOE YEN (Ged. St.) vult. gelijk
hjj reeds eenige malen eerder deed (vorige
jaren) eenige hiaten in het betoog vam den heer
Ter Laan ten deze aan.
Tegenover een daling van het personenver
voer op de veerdiensten staat een toeneming*
an het autovervoer.
Spr. geeft een na,der exposé van 't voorstel
van Ged. Staten en adviseert den heer Van
Hoey Smith tot intrekking van diens voorstel,
althans tot de najaarszitting.
De heer VAN HOEY SMITH (N.S.B.) heeft
dien indruk, alsof Ged. Staten de belangen van
de R.T.M. moeten dienen Hij handhaaft zijn
voorstel.
De hoer VAN BOEYEN (Ged. St.) komt op
tegen de uitlating van den heer Van Hoey
Smith. Ged. Staten dienen hier uitsluitend
ge m e e nseh a psb e 1 an g e n
Het voor.stel-Van iïoe Smith wordt met 50
tegen 6 stemmen verworpen (voor de N.S.B.).
Het voorstel van Ged. Staten wordt z. h. s*
aangenomen
Tc 5.20 uur wordt daar do agenda is af
gedaan de vergadering gesloten.
Wat de werkverruiming betreft, men komt
niet hooger dan één werkkracht por H.A. en
per jaar. blijkens gegevens daarover door een
twintigjarige ervaring verkregen. Voor de 50
H A. beteekent dat 50, ten hoogste 70 man werk
gé-durende een jaar.
Spr. advise-e-rt tot aanvaarding van hot voor
stel van Ged. Staten.
l^rna wordt pauze gehouden.
Na de pauze lepliceert de heer TER LAAN
(S.D.). Het is volstrekt niet de bedoeling vam
spr., dat het geheele duingebied in Zuid-
Holland, 8000 HA., één aaneengesloten bosch
wordt. Inteig^ndcè), van die 8000 H.A. wil spr.
1000 H.A. voor beboeeching in aanmerking zien
gebracht, zoodat er nog 7000 H.A. overblijven
als open duingebied.
Dat het werk verschaf f in gv probleem hiermede
zou zijn opgel-ost. heeft ®pr. geenszins beweerd,
Wel is zijn opvatting, dat' een object als het
door hem aangegevene uit een oogpunt van
werkverschaffing niet mag worden verwaar
loosd.
Spr. wijst erop, dat zijn partü buiten de
we-rkverschaffingsdiscussie is gehouden.
Spr. vraagt of Ged. Staten bereid zijn zich
in verbinding te stellen met de regeering om
do bebosschimg krachtig te bevorderen, in d..
geval wil spr. ove-rwegen zijn motie terug te
nemen.
Do heer JANSEN MANENSCHIJN (A.R.) repll
ceerend geeft verre de voorkeur aan het voor
stel van Ged Staten, waardoor geJeidelijk de
bobosschiing zal worden uigebreld.
De heer VAN BOE YEN (Ged. St.) zegt, dat
Ged. Staten natuurlijk bereid zjjn bij de be
trokken eigenaren op bebo.ssching aan te drin
gen. voorts om stimuleercnd werkzaam te zijn.
De heer TER LAAN neemt met de ged-ane
toezegging zijn motie terug, aangezien hij geen
voordeel ziet in een stemming, welke tot ver
werping zou leiden.
Het praeadvies van Ged. Staten wordt z. h.
goedgekeurd.
Verkeersvraagstuk op Flakkee
Bij het voorstel inzake het verkeersvraag
stuk op het eilamd Goedereiede en Overfla.kkoe,
in verband met hét rapport der commissiie van
Rijckvorse], zegt die heer VAN HOEY SMITH
(N.S.B.) dat het mdddeleeuwseh vervoermiddel!
Rijwielplaatjes
Betaling van boete
Naar wij van officieele zijde vernemen, heeft
de Minister van Financiën aan de onder zijn de
partement ressorteerende ambtenaren die belast
zijn met opsporen van overtredingen van de
Rijwiel-belastingwet, de bevoegdheid verleend da
delijk na het constateeren van het feit, dat zonder
belastmgmerk of met een niet op de juiste wij-ze
bevestigd bela-stingmerk iis gereden, den overtre
der in die gelegenheid te stellen de verbeurde
boete in hun handen te voldoen. Deze regeling
treedt in werking met ingang van 8 Augustus
1935, op weliken datum tevens de controle op de
naleving der Rijwielbelastingwct voor het op den
eersten dier maand begonnen belastingjaar aan
vangt.
Tegen de hier bedoelde overtredingen kan f 5
boete of minder worden opgelegd.
Vermindering van boete
is moge-lijk.
A. Indien de overtreder geen rijwielbelastimg-
merk bij zich heeft, wordt d!c boete verminderd
tot f 1.50. Indien d'e leeftijd van den overtreder
beneden 18 jaar is wordit de boete -verminderd
tot f 0.50.
B. Indien de overtreder het belastingimerk wel
bij zich heeft maar diit niet °P de- juiste wijze hgeft
bevestigd, wordt dc boete verminderd tot f 0.50.
De ambenaren, die de overtreding constatee
ren, zijn niet gerechtigd andere dan de vermelde
boeten op te leggen. Indien verzwarende omstan-
di graden aanwezig zijn, met name wanneer het
dien ambtenaar bekend is, dat de overtreder in het
belastingjaar reedis een zelfde overtreding heeft
begaan, behooren zij dien overtreder niet in de
gelegenheid te stelden in hun handen de boete te
voldoen. In dot geval is den ambtenaren opgedra
gen den overtreder naar den ontvanger der ac
cijnzen te verwijzen.
Bij voldoening van de boete in handen van de
ambtenaren die het feit constateeren, geven dezen
den overtreder een' kwitantie af. Niemand is ech-
er verplicht de boete op deze wijze te vol
doen. Men bedenke echter, dat bij niet-voldoening
van de boete de ambtenaren de bevoegdheid heb
ben het rijwiel in beslag te nemen.
Aangezien de mogelijkheid bestaat, dat in groote
steden (gemeenten met meer dan 100.000 inwo
ners) de betaling van boete in handen van den
ambtenaren moeilijkheden oplevert, zijn de in
specteurs der Invoerrechten en accijnzen bevoegd
deze regeling in de genoemde gemeenten niet toe
passelijk te verklaren.
Kon. Ned. Landbouwcomité
De aigemecne vergadering van het Kon.
Ned. Landl'ouwcomité wordt 18 en 19 Octo
ber a.s. gehouden.
Het comité zal aan de andere landbouw
organisaties voorstellen een adres te richten
aan den Minister van Binnenlandsehe Za
ken, waarhij wordt verzocht te bevorderen,
dat provincie en gemeente overgaan tot
vermindering van lasten, welke op het
landbouwbedrijf drukken. Als zoodanig
worden genoemd de opcenten op de grond
belasting voor ongebouwd, de straatbelas
ting en plaatselijke wegenbelasting.
(20
't Was stil in de ziekenzaal. Wie niet. sliep
luisterde, in eerbiedig zwijgen en niets ver
nam men dan haar stem, die steeds moer in
kracht en vuur won en, ja, hier en daar
een onderdrukt snikken.
„Amen! Amen'" riep plotseling do ster
vende uit, „Heere Jezus, heb dank, heb
dank!"
Zij rees op en, ziende dat dfe kranke haar
habd zocht, legde zij die in de zijne. Ilij
drukte ze vurig.
„Dank, zuster, eeuwig dank", zei hij, „ik
zag Hem, met mijn zonden beladen, zwoe
gende onder mijn schuld. Ik zag Hem ster
ven, maar Ilij rees weer op en rukte mij
los uit de armen van dien boozen geest, die
mij dreigde te dooden, indien ik tot ITem
ging. Nu ben ik vrij en zalig! O dank! La.at
mij zingen, laat mij dat lied zingen, dat
mijn moeder zoo vaak zong, 't eenige dat
ik nog onthouden heb!"
En met een gesmoorde stem, doch krach
tiger dan van een ten doode opgesahrevene
kon verwacht worden, zong hij:
..Jezus, Uw verzoenend sterven
Blijft het rustpunt van mijn hart;
Als wij alles, alles derven.
Blijft Uw liefde ons bij in smart!
Och, wanneer mijn oog eens breekt..."
Verder kon hu het niet brengen. Zijn
krachten begaven hem en afgemat zonk hij
in het kussen neer, waaruit hij zich zoo-
gven opgericht had.
„Zal ik u wat voorlezen?" vroeg zij.
„Ja", fluisterde hij nauwelijks hoorbaar.
En zij las van een zuivere rivier, van het
water des levens, klaar als kristal, voort
komende uit den troon Gods en d-es Lams,
en van den hoorn des levens in het mid
den van de straat en op do eerie en do
andere zijde der rivier, voortbrengende
twaalf vruchten, van maand tot maand
gevende zijn vrucht en do bladeren des
booms waren tot genezing der heidenen.
En geen vervloeking zal meer tegen iemand
zijn en de troon Gods en des Lams zal
daarin zijn en zij zullen Zijn aangezicht zien
en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.
En aldaar zal geen nacht zijn en zij zullen
geen kaars noch licht der zon van noode
hebben..."
„Dank, zuster", stamelde hij. „Hij roept
mijl... Ik ga... tot Hem!"
Toen zweeg hij. Zijn oog was gebroken,
zijn hand verstijfde, zijn ziel vlood heen
naar de gewesten des lichts en des vredes.
Ontroerd zat zij nog een oogenblik aan
zijn leger. Toen vouwde zij zijn handen
saam en bedekte zijn gelaat. Zij gevoelde
zich zóó gelukkig, dat zij het middel had
mogen zijn tot verlossing van een zondaar
en al het overige scheen haar zóó nietig,
zóó weinig beteekenend. Zij dacht aan
Doomvlei, aan Frederik, aan dokter T.,
doch wat was dat alles? Zij had wel met
den gewonde willen heenreizen, tot haar
Heere en Heiland!
Den volgenden middag werd de gewonde
begraven. Hij had bloedverwant noch
vriend en too reisde hij alleen naar het
graf; alleen de dragers vergezelden hem.
Neen, toch nietl Achter den ruwen wagon,
waarop het lijk gelegd was, met de vlag
overdekt, ging een der verpleegsters met
een krans van witte bloemen en zij legde
dien streks op zijn graf in naam zijner
moeder.
„Wel, zuster Anna, helb je den, brief van
den commandant gelezen?" vroeg dokter T.
toen zij, van de begrafenis weefgekcerd,
■hem in de gang ontmoette.
Zij ontstelde een weinig; zij had den brief
geheel vergeten. Deze moest nog in de zieken
zaal gebleven zijn.
„Om u de waarheid te zoggen, ik heb er
niet aan gedacht, dokter!", zei zij, „maar
ik zal dien terstond opzoeken".
„Opzoeken? Is -hij dan verloren geraakt?"
vroeg hij zichtbaar ontstemd.
„Ik denk het niet. Ik was te'veel met den
doode bezig!" antwoordde zij.
„Dat is ten minste niet Schriftuurlijk",
hernam -hij op spottenden toon. „Als ik mij
niet vergis, staat er in uw Bijtel: „Laat de
dooden hun dooden begraven!".
„Gij hebt gelijk, dokter", zei zij scherp,
„maar ik hoop, dat u het overige deel even
zeer onthouden licht. Dezelfde mond, die dat
zei, voegt er voor u en mij bij: „Volgt gij
Mij".
De dokter glimlachte, hij was verslagen.
Zij ging naar de ziekenzaal. Na eeni-g zoeken
vond zij den brief en zonder er op te letten,
dat deze reeds geopend was en zorgvuldig
weer gesloten was geworden, scheurde zij
de envelop».^ en las de inhoud.
Er moest een hulphospitaal geopend wor
den op drie uren afstands van de spoorlijn
en de commandant had zich tot doktek T.
gericht om een bestuurderes. Deze had haar
aanbevolen en, ofschoon hij niet. van zijn
recht als commandant wildé gebruik maken
om (haar aan te hevelen, zooals hij trouwens
bij het Roode Kruis slechts zou hebben te
doen, zou zij hem zeer verplichten, indien
zij besluiten wilde, zich aan deze taak te
wijden:
Dit was de inhoud van het schrijven en,
mot den brief in de hand, zat zij eenige
oogenblikken te peinzen. Wat zou zij doen?
Want zooveel was haar duidelijk: als zijzelf
niet wenschte of zich niet bekwaam bevond,
zou de generaal haar niet kunnen noodza
ken, ook zelfs niet in naam van het Roode
Kruis.
Vreemd zelfs, dat do generaal daarvan
repte. Als had hij de mogelijkheid voorzien,
dat zij zou kunnen weigeren. Daar moest
iets achter steken. Zij had nu eenmaal met
hem kennis gemaakt en haar indruk was:
deze drangreden kwam niet uit hem. Een
and-er moest hem die ingegeven hebben. Een
ander, maar wie dan anders dan dokter T.?
Wat mocht hij voorhebben met dezen zet?
Foei, zij mocht hem niet zonder eenige
reden verdenken. Daar had zij niet het min
ste recht toe. Was het niet heerlijk, geheel
zelfstandig daar te kunnen optreden en alles
te kunnen inrichten naar haar eigen wijze
van zien? Daar zou zij zich ook vrijelijk met
het geestelijk heil der patiënten kunnen
bezig houden, zonder door iemand belem
merd te worden.
Inderdaad, zij zag daarin een heerijlke
roeping Gods en zij mocht niet weigeren.
Wel dacht zij er een oogenblik over, om
zuster Augusta te raadplegen, doch zij ver
wierp die gedachten weer. Zuster Augusta
was ook een mensch. Zij zou zich bij haar
achteruitgezet gevoelen en jaloezie zou haar
bewegen, hel haar te ontraden. Of noen, zus
ter Augusta zou, uit belangstelling tot haar
op de bezwaren zien en de moeite en daarom
haar bewegen te weigeren. En immers, zus
ter Augusta deelde haar geloofsovertuiging
niet en zou zich niet kunnen voorstellen, dat
men allo moeite en bezwaar op zijde zetten
moest om alleen de heilige roeping des Hee
ren te volgen. Neen, zij moest daarover met
niemand spreken. Zij mocht geen enkel be
zwaar laten gelden. Zij moes! gaan.
Vast besloten begaf zij zich naar do zie
kenzaal. Dokter T. was in de operatiekamer
en daarna moest bij veel lijd aan de ge
wonden geven, zoodat het laat op den dag
was, loen hij zich gereed maakte, het hospi
taal to verlaten.
Zij wachtte hem op in de gang en toen hij
verscheen, zei zij: „Ik heb over den inhoud
van den brief, die u wel bekend zal zijn,
rijpelijk nagedacht, dokter, en ik hen be
sloten, het te doen".
„Uitstekend", antwoordde hij en een
triomfantelijke lach vloog over zijn trekken.
„Het doet mij groot genoegen, zuster. Ik zou
er echter nog niet teveel met de overige zus
ters over sproken. Zoudt u over drie dagen
kunnen gaan?"
„O ja, maar vergun mij een vraag: wie zal
daar dokter zijn?"
Dr. T. werd een weinig verlegen en aarze
lend zei hij: „Ik heb gisteravond reeds naar
het Hoofdbestuur om een geneesheer ge
schreven. Zoolang ik dien nog niet bekomen
heb, zal ik zelf om den anderen dag de
praktijk waarnemen".
En weer maakte zich die vreemde schuw
heid van haai- meester en scheen zich op
haar gelaat af te drukken, want dr. T.
haastte zich over dit punt heen te glijden en
vervolgde: „Ik heb reeds een twaalftal zus
ters gevonden, die daar onder u arbeiden
zullen, want bier kan natuurlijk niemand
gemist worden. Dus dat blijft dan afgespro
ken en ik zal vanavond nog aan den com
mandant schrijven".
Met een haastige groet verwijderde hij zich.
't Was haar vreemd te moede. Zou het
ookMaar wat het mocht zijn, zij kon
niet weigeren, waar God haar riep en geen
bezwaar mocht zich doch gelden. Het moest
eenvoudig getrotseerd worden.
Doch, er niet tot de anderen over spre
ken, dat ging niet voorzoover het zuster
Augusta helrof. Nu de kogel door de kerk
was, zou zij het haar meedeelcn; zij had
daar recht op door de vriendelijke toegene
genheid, welke zij haar steeds had betoond.
Zij besloot echter lot den volgenden dag te
wachen, dan zou de dokter aan den com
mandant geschreven hebben en de zaak zou
onherroepelijk zijn. Zoo geschiedde het dan
ook.
Den volgenden dag had zij gelijktijdig met
zuster Augusta de zorg in de ziekenzaal te
doelen en toen haar tijd om was, verzocht
zij haar even op haar kamer te mogen spre
ken.
Nadat zij zich neergezet hadden, zei Anna:
„Zuster Augusta, ik hoop, dat u niet boos
op mij zijn zult, dat ik u nu eerst zeg, dat
ik het hospitaal ga verlaten. Ik heb het nog
niemand gezegd en ik kon het ook u niet
eer zeggen, wijl ik voor mijzelf de overtui
ging heb, dat ik goed doe en ik bevreesd
was, dat u mij zoudt willen terughouden".
„Hel hospitaal verlaten! Maar zuster
Anna!" riep de aangesprokene vol verba
zing uit. „Zóó spoedig reeas? Daar begrijp ik
niets van. Gevoelt u dan de kracht van den
plicht niet meer of is er thuis iets niet in
orde?"