DE REGEERINGSCRISIS Prov. Staten van Zuid-Holland MAAS- EN SCHELDEBODE ZATERDAG 27 'JULI 1935 „LEVE COLIJN!" LAUWEREN EN DOORNEN Een moeilijke politieke toestand erf en C Zaaijer- A. 85 c.A„ der Zaken De teerling is geworpen. De Katholieke fractie heeft geweigerd ver trouwen uit te spreken in het Kabinet en handhaaft onverzwakt haar eisch van „con- sekwente deflatie". Daarmee plaatste ze zich met soc.-dem. en communisten en enkele eenlingen vierkant tegenover het Kabinet. Toen was er niet meer te praten. Toen behoorde er ook niet meer te worden gedelebereerd. Voor het Kabinet was slechts één hou ding en één antwoord mogelijk. Dat antwoord, dat we na Vijdag niet an- des verwachtten, is gekomen. Mannelijk en waardig. Gij veroordeelt, aldus de minister-presi dent, het regeerbeleid, welnu dan wen- schen we ook niet verder te spreken over het Bezuinigingsontwerp, dat van dat be leid een onderdeel is. Het kabinet vraagt daarom schorsing der beraadslagingen, ten einde zich te be i-aden en de Kroon van advies te dienen over den ingetreden toestand. Deze verklaring is Dinsdagavond door Dr Colijn afgelegd, nadat de middag was be steed aan replieken over het bczuinigings ontwerp. De voorzitter voldeed aan den wensch van den minister. De ruim D uur begon nen vergadering was dientengevolge binnen 10 minuten afgeloopen. Een groote menigte wachtte op het Bin nenhof de dingen, die komen zouden af. Spoedig wisten zo. Even later vertrokken ministers en ka merleden. Toen Dr. Colijn wegreed steeg van allo kanten do roep: Leve Dr. Colijn Reeds in de middagvergadering was de Spanning over den politieken toestand merk baar. Do mogelijkheid van hoogst ernstige dingen werd algemeen beseft. Deze replie ken waren wel heel belangrijk. Het wachten was op het spreken van den heer Aalberse. Maar de redevoeringen van do heeren Albarda en de Geer en van en kele aiiminores gingen vooraf. We laten die rusten om kort do aandacht ite vragen voor de repliok van den voorzit ter der R. K. Kamerfractie. Zijn toon was van meet af niet vriendelijk., Z.i. reageerde het kabinet steeds onbehoorlijk op zakelijke, goedbedoelde critiek van de zijde der R. K. -fractie. Het kwam ons voor, dat de heer Aalberse zich wat al te veel identificeerde inet critiek in zijn pers, die inderdaad de grenzen van hot behoorlijke meermalen over schreed, ondermijnend werkte en wel ge schikt was den indruk te wekken alsof een stel onbekwame en eigenwijze mannen 's lands zaken leidden. Op behoorlijke parlementaire critiek zal niemand aanmerking maken. Maar zelfs daar is menig woord gesproken, dat de heer Aalberse niet gaarne voor zijn rekening zou willen nemen, denken we. Daartegen richt te zich de minister-president in zijn rede. Deze werd door den heor Aalberse opzet telijk? op hét ongunstigst geïnterpre teerde Gevraagd werd nogmaals hoe het er met minister Steenberghe bijstond, toen het ont werp vaste-lasten naar den Raad van State ging. Achte hij toon devaluatie nog niet noodig. .De ergste critiek had do heer Aalberse op de vorm van debatteeren van den minist- ter-president, die zich zou hebben gericht tegen wat niet gezegd is en het antwoord zou onthouden op wat gevraagd was of wel een onvoldoende antwoord had gegeven. Hier was de woordvoerder der R. K. frac tie wel zeer onbillijk. Niemand heeft de ant woorden van Dr. Colijn op de gestelde vra gen niet begrepen. Ook de heer Aalberse heeft ze heel goed verstaan, blijkens het verdere verloop van zijn rede. Want hij wist nauwkeurig aan to geven in welke op zichten het standpunt der Regeering en zijn inzichten uiteen liepen. Heel kort gezegd: de heer Aalberse, die weer in alle talen zweeg over de verdeeld heid in zijn eifeen kring, vorderde de Regee ring op tot wat Lij noemt „consekwento de flatie". Deze acht zich echter niet verant woord zoo ver te gaan als de heer Aalberse pretendeert, dat gegaan moet worden en daarom kon do katholieke fractie in het beleid en in haar voornemens voor do toe komst geen vertrouwen stellen. Zou een motie van vertrouwen worden gevraagd, dan zou zij daaraan haar stem niet kunnen geven. Deze laatste conclusie was voorafgegaan iloor een zestal stellingen, die weer liet te gendeel van helderheid en concreetheid ver toonden. Do conclusie was echter volkomen duidelijk. Zij was beslissend. Het gevaarlijk spel met de hoogste belan gen des volks werd voortgezet door de Ka tholieke fractie, die den schijn van eenheid bewaarde, hoewel zij dat in wezen niet is. Wij vreezon dan ook dat groote verwarring het gevolg zal zijn van wat de R. K. fractie in vage formules beweert te willen en dat de practische conclusie van dat alles wel eens zou kunnen gaan in de richting van wat de heor Aalberse zegt niet te willen: devaluatie. De opmerking zou kunnen worden ge maakt, dat de stellingen, 'waarin de Room- scho wclvaartspolitiek wordt belichaamd, zich niet in de eerste plaats richten tegen het Bezuinigings-ontwerp, maar meer gelden de te voeren sociaal-economische politiek. Men zou dan kunnen meenen, dat het Be zuinigingsontwerp zeer wel had kunnen zijn afgedaan, terwijl het de-bat over de eco nomische politiek had kunnen zijn verscho ven tot later, b.v. totdat het vaste-lasten- ontwerp rijp voor behandeling zou zijn geweest. Zulk een opvatting scheen tot uiting te. komen in de redevoeringen van de heeren De Geer, Joekes en Schouten. Do stelling is dan: dit bezuinigingsontwerp is in ieder geval noodig, laten we het dus aan nemen en daarna overleggen over hetgeen ons verder te doen staat. We kunnen de opvatting begrijpen. Maar de heer Aalberse begon met de proclamatie: werkelijk financieel evenwicht is eerst moge lijk nadat mijn wclvaartspolitiek in gang is Vast blijft dan voor 't oogenblik echter staan al wordt het streven van het kabi net om door verlichting van openbare uit gaven evenwicht in de Rijksbegrooting te herstellen onontbeerlijk genoemd dat hot vertrouwen in het Kabinet er bij de katholie ken niet is. Of daarbij nog eenige rancune in het spel is laten we in het midaen. Het vertrouwen was in ieder geval opge zegd. Daar komt het op aan. Welnu, indien dit absoluut vaststaat, zou den we zeggen, is de weg aangewezen: het zware werk aan do betweters overlaten, die hun concrete denkbeeld-en nog steeds niet uitgewerkt hebben doen kennen. Dat is beter dan een valsche vrede. De verantwoordelijkheid voor den geschapen toestand valt dan op hen, die meenden dat de Regeering met haar verantwoordelijkheid ver bleef beneden hetgeen noodig en moge lijk is te achten. Vooral op dit laatste lette men. Want wij gelooven, dat de mogelijkheden door oen door anderen voortgedreven heer Aalberse en de zijnen ver worden overschat. Groote teleurstelling zal hun deel zijn en ook van degenen, die zich op hun suggesties verlaten. De groote vraag was intusschen: hoe stelt het Kabinet zich tegenover de verklaring, die van R.K. zijde werd afgelegd? Dat kon eerst in de avond-vergadering blijken. We hebben niet lang behoeven te wachten. Het antwoord was ondubbelzinnig. Niet bukken voor terreur, uitgeoefend door aller lei heterogene elementen. Wie meent het beter te kunnen, aanvaarde de verantwoor delijkheid, .j, Wat nu? Deze vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord. Op dit oogenblik, Donderdag middag 3 uur, heeft het kabinet nog geen beslissing genomen. Er is een verwarde toestand geschapen landschc parlementaire geschiedenis we. oens als een zwarte dag blijvende heugenis ltunnèn verkrijgen. Aan vage schemerige plannen is ons volk opgeofferd. Een deel er van zal zijn verwachtingen hoog spannen, maar teleurstelling oogsten. Die kunnen niet uitblijven. Het is gevaarlijk om midden in don storm experimenten te beginnen. God wende van ons af, de gevaren en ver schrikkingen, die daarvan het gevolg kun nen zijn en geve wijsheid, opdat hot ergste geweerd worde wat ons volk overkomen kan. Prof. Mr P. J M. Aalberse verlaat 't bebouw der Tweede Kamer, waar bij namens de R.K. fractie verklaarde in het kabinet-Colijn geen vertrouwen meer le kunnen stellen. door de combinatie, die hot kabinet-Colijn tot het besluit bracht om do geschapen po sitie te aanvaarden. Moet het heengaan, dan zal het zijn met eere. LJet heeft ge zwoegd in 's landsbelang en niemand kan garandeeren, dat zijn belagers het beter zul len doen. Daarvan is zelfs de heer Aalberse met al zijn lichtgevoeligheid voor geen percentje zeker. Op hem rust de zwaarste verantwoordelijk heid, wijl hij het conflict in het leven heeft geroepen. Zal hij met zijn medestanders in de ver- oordeeüng van het regeeringsboleid samen gaan? Het lijkt niet waarschijnlijk? Zal hij het alleen doen met zijn eigen heterogeen gezelschap? Niet wel mogelijk, Zal hij bondgenooten zoeken bij de groe pen, die tot nu toe het Kabinet-Colijn heb ben gesteund? Wie zal zich leenen tot zulk een omzwaai? Zeker geen enkel anti-rev. ook al hebben zij steeds getoond van loyalen steun aan een kabinet hooger opvatting te hebben dan de hoer Aalberse en zijn tegenwoordige poli tieke vrienden tlians getoond hebben. Zal er een zakenkabinet komen, extra parlementair desnoods? Op welke basis moot dat dan werken? Op die van devalu atie of niet? Want deze vraag zal nu con creet beantwoord moeten worden. We vree zen zelfs, dat door hot gebeurde het gevaar voor onze munt niet is verkleind? Ofzal er niets gebeuren? De lieer Aalberse zal er zich in ieder geval op kunnen beroemen, dat liij con crisis in het leven heeft geroepen, die veel heeft van een chaos. De „Maasbode" Jujeft daarvoor terecht gewaarschuwd en op de verantwoor delijkheid, welke de verwekker van een conflict op zich laadt, den nadruk gelegd. De dag van 23 Juli 1935 kon in de Neder- Na de bewogen zitting der Tweede Kamer van Dinsdagmiddag verlaten de ministers hef parlementsgebouw. Vooraan,- de ministers Van Schaik en Deckers, gevolgd door de ministers Colijn en Oud; achteraan: minister Gelissen. Sympathie voor den premier Over het vertrek van minister Colijn uit hot parlementsgebouw na de bewogen Ka merzitting van Dindagavond schreef de Haagsche redacteur van de Telegraaf als volgt: Een figuur komt uit het parlem-ents gebouw. Do menigte herkent hem. Men begint te a-pplaudiseeren. Men gaat door met applaudisseren. Men begint te jui chen, de kreet plant zich voort. Een begroetingskreet van warme sym- pathtie, van aanhankelijkheid, een uiting van dank aan de figuur, die daar na emotievolle uren trad uit het gebouw, waarbinnen hij zijn werk deed in het belang van het volk, zooals hij dat belang zag. Do figuur richtte het hoofd op, glim lachte verrust en ontroerd, groette dank baar, honderden stemmen namen nu de kreet over van die eene stem, die hom aanhief, luid en warm: „leve De figuur was die van een leider. Niet van den leider dier fractie, die bet kabinet voor de onmogelijkheid stolde door te werken zooals het deed. Niet van den leider der fractie, die liet regeerings beleid ondubbelzinnig afkeurde, niet van den leider, die het volk van dit kabinet „verlossen" zou. De stom riep „leve Colijn". Honderden stommen riepen het „leve Colijn". Binnen liet parlementsgebouw hadden katholieken, sociaal-democraten en com munisten biet regeeringsboleid van Colijn en zijn medewerkeis afgekeurd en ge hekeld. Binnen had een stem geklon ken: „Wog met Colijn". Buiten jubelden honderden stemmen: „Leve Colijn". Bui ten stormde men op den auto toe, waar mide Dr Colijn het Binnenhof verliet omstuwde men don wagen, die soms nauwelijks vorder kon. Binnen was er geweest een toon van geïrriteerdheid, was er geweest koeLe afkeuring, bitteT beklag, een sfeer van onaangename geprikkeldheid, dezen middag. Buiten was er de hartelijke toon van erkentelijkheid, was er uiting van dank baarheid, een sfeer van warme sympa thie, dezen avond. Buiton sprak de stem van het volk, dat misschien niet al de groote problemen waar het daar binnen om ging in hun vollen omvang begreep pn omvatte maar dat één ding intuïtief heeft aangevoeld: daar binnen sloeg men, terwijl de storm raasde mi nieuwe donderwolken zich samenpakten, den kapitein het roer uit handen. - Up -ecu moment, dat liet schip 1 vim strikt niet stuurloos zijn mag, geen dhg, geen uur, geen minuut. Want d kapers loeren op het goud, dat wij nog aan boord hebben, zij zijn geneed liet schip te enteren. Daarbuiten begreep men dat. Begreep men dat ook binnen? Dat begrip kon men niet beluisteren in den toon van den man, die het roer zal moeten nomen ais de kapitein van thans het niet meer houden wil met een gedeeltelijk muitcna-e bemanning, die geen vertrouwen iicoft in zijn koers. In dien toon klonk geprikkeldheid, klonk bitterheid jegens den laat ons hot woord dan thans openlijk neer schrijven, zo:als het ook gefluisterd is: jegens den rivaal, die open en eerlijke taal had gesproken, diie had geeischt: als gij mij niet weg wilt hebben, geef mij dan uw vertrouwen en ondermijn mijn gezag niet langer. Dat begreep het volk daarbuiten op het Binnenhof. Dat volk zal ook niet vergeten, dat Dr Colijn drie partijen in één adem noemde, die hem tot zijn be sluit hieibben gdbracht: katholieken, so ciaal-democraten en communisten. En zag het daarbij ook de schim, die daarbinnen in de Kamerzaal dezen avond leek op te doemen? De schim van den ouden Rijksdag, de schim van het Centrum, de Duitsche sociaal-domo- cratie, de schim van Brüning en van Muller ZOMERZITTING Het verkeersvraagstuk op Flakkee Bebossching van de duinen De zomeirzitting van de Trov. Staten van Zuiiid-Holland werd deze week gehouden. De VOORZITTER, Jhr Mr Dr Van Karnebeek, deelt mede, dat thams aan de orde is de reke ning van de provinciale inkomsten en uitgaven over' 1933, waaromtrent Ged. Staten zich nader hebben willen beraden. Aks gevolg van dit beraad hebben Ged. Staten besloten, te bepalen dat leden van commi^sie.s van advies inzake uitbreidingsplannen, die tevens lid van Staten of ambtenaar In provincialen diernst zijn, voortaan geen presentiegeld in die oomimtsisies zullen ontvangen. Eenzelfde gedragslijn zal ook b-j andere dergelijke commissies worden gevolgd. De rekening wordt z. h^ s. goedgekeurd, Het voorstel-Ter Laan Aan de orde is het praeadvies van Ged, Staten omtrent het voorstel van het Statcii'ldd J. ter Laan. De hceir TER LAAN (S.D.) betoogt, dat meer dan tevoren str-aks de bevolking behoefte zal hebben aan gronden voor recreatiedoeleiaden. Beboissching van de duinen is daarvoor een aangewezen mid del. In Zuid-Holland is de hoeveelheid bosoh van 15.100 H#A. in 1833 afgenomen tot 5700 H.A., d. i. een afneming met bijna 2/3 In nog geen 100 jaar. Meer dan ooit is er daarom reden de bebossching in deze volkrijke provincie met spoed ter hand te nemen. Vooral is dit thans noodig uit een oogpu.nt van werkverschaffing in deze tijden van werkloosheid. Sprekers fractie stelt voor, in het ko mende jaar tolnstens 50 H-A_ duingebied in Zuid-Holland te bebosschen. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.K.) acht het noodig rekening te houden met de waterleiidingbelangen o.a. in het Westland, waarbij het duingebied is betrokken. Het gaat niet aan te zeggen dat de duinen beboscht m-oeten worden. Ook kan het zijn. dat in een verdere toekomst duin grond en noodig worden voor uitbreiding van do groenten- en fruit- cultuur. Dat het Zuid-Holilandsohe auingt bied arm is aan bosch. juicht sipir. in zekeren zin toe. De tegenstelling boseh- én zeegebied zou er door verloren gaan Indtion de duinen w er don beboischt. Wie bosch wil, ga naar het Oosten, wie zeelucht wil, kome aan onze stranden. Het ruime aspect in het duingebied dient zooveel mogelijk bewaard te blijven. De heer JANSEN MANENSOHIJN (AR.) wil do finanoieele konsekwenti«-s onder de oogen zien. Met een bedrag van ƒ400 k 500 per II. A. komt men f>r niet Het aantal personen, dat door bebossching aan werk zou worden gehol pen. is betrekkelijk gering. Bij 50 H.A. zouden 500 arbeiders slechts *en maand werk hebben. De hwr VAN BOEYEN (Ged. St.) brengt isn herinnering, dat het vraagstuk van do bebos sching der duinen in deze Staten irn 1931 voo lift eerst aan de orde is geweest. De heer Ter Laan heeft toen een motie ingediend waarbij hij op korten irnum praeadvi-s wensch te, doch zijn partijgenoot, wijlen den heer Schaper, lid van Ged. Staten, heeft hem toen wel duidelijk gemaakt, dat zulk een advies niet op korten termijn zo ukunaven worden verkregen. Destijds heeft de heer T-er Laan aJs voor- deelen vam bobosschin.g genoemd: de beteelceiuis voor het vastleggen van het duin. verbetering van klimaat het belang voor d>e volksgezomd- heid, de werkverschaffing en het afzetgebied voor kweekerijen Spr. gaat stuk voor stuk deze vermeende voordeden na en concludeert, dat zij grootendeeLs denkbeeldig zijn. Een feit is verder, dat nog steeds de enkeling het bosch en die masisa het strand als recreatie-oord prefereert. Spr. verwijst naar een artikel van Dr Jac. Ph, T.hljese, die van oordeel ie, dat men de duinen ndet behoort te bewerken of te verandoren, en dat de duinen zelf heit beste weten wat goed voor ze is. dat door de R.T.M. wordt geëxploiteerd, ten xpoiediigste door een meer modern transpoit* middel dient te worden vervangen. Spreker stelt voor dat Prov. Staten over- tudgd zijnde dat het particulier behang moet wijken voor het algemeen belang. Geo. Staten uitnoiodigen ten spoedigste met voorstellen te komen om van de venstreikte rentelooze voor schotten te redden wat te redden is en het fail lissement van de R.T.M. niet verder onnoodig: uit te stellen door subsidies, doch tot openbare Inschrijving voor de veerdiensten over te gaan De heer VAN EESTEUEN (C.H.) meent, dat die R.T.M. hier niet gemist zal kunnen worden; de tram is in menig opzicht betrouwbaarder dan de autobus. Alleen de veerverbinding Mlddel- harnlsHellevoetsluis elscht dringend verbe ter ing. Mr TROUW (Lib.) wil toegeven, dat er in vergelijking met enkele tientallen jaren ge- ledien de verkeersitoestanden op de eilanden zijn verbeterd. Maar men treffe eens een ver gelijking met 300 jaren geleden! Wie thans op rijdt, heeft kans om gelijk aan te komen met het losse paard van Ouddiorp naar Rotterdam dengeen, die voor hetzelfde doel gebruik maakt van de vervoermiddelen der R.T.M. en daarbij niet al te veel tcgensilag ondervindt. Ged. Staten en de heer Van Resteren meenen de voorkeur te moeten geven aan de tram. drte» voor het publiek zooveel beter zou zijn. Inder daad, er wordt op Flakkee af en toe nog wel eens iemand in de tram gesiignaleerd. Het isi ontoelaatbaar, dat voor een auto 8 veer* transport wordt gerekend. De heer PEEREBOOM (H.G.S.) acht het on- nist om de lt.TM. kunstmatig in stand te ouden. De heer TER LAAN vraagt, waarom niet Age lijk er tijd het rappo-rt van de commits® ie- an Boeyen aan de orde is gestold. De heer VAN BOE YEN (Ged. St.) vult. gelijk hjj reeds eenige malen eerder deed (vorige jaren) eenige hiaten in het betoog vam den heer Ter Laan ten deze aan. Tegenover een daling van het personenver voer op de veerdiensten staat een toeneming* an het autovervoer. Spr. geeft een na,der exposé van 't voorstel van Ged. Staten en adviseert den heer Van Hoey Smith tot intrekking van diens voorstel, althans tot de najaarszitting. De heer VAN HOEY SMITH (N.S.B.) heeft dien indruk, alsof Ged. Staten de belangen van de R.T.M. moeten dienen Hij handhaaft zijn voorstel. De hoer VAN BOEYEN (Ged. St.) komt op tegen de uitlating van den heer Van Hoey Smith. Ged. Staten dienen hier uitsluitend ge m e e nseh a psb e 1 an g e n Het voor.stel-Van iïoe Smith wordt met 50 tegen 6 stemmen verworpen (voor de N.S.B.). Het voorstel van Ged. Staten wordt z. h. s* aangenomen Tc 5.20 uur wordt daar do agenda is af gedaan de vergadering gesloten. Wat de werkverruiming betreft, men komt niet hooger dan één werkkracht por H.A. en per jaar. blijkens gegevens daarover door een twintigjarige ervaring verkregen. Voor de 50 H A. beteekent dat 50, ten hoogste 70 man werk gé-durende een jaar. Spr. advise-e-rt tot aanvaarding van hot voor stel van Ged. Staten. l^rna wordt pauze gehouden. Na de pauze lepliceert de heer TER LAAN (S.D.). Het is volstrekt niet de bedoeling vam spr., dat het geheele duingebied in Zuid- Holland, 8000 HA., één aaneengesloten bosch wordt. Inteig^ndcè), van die 8000 H.A. wil spr. 1000 H.A. voor beboeeching in aanmerking zien gebracht, zoodat er nog 7000 H.A. overblijven als open duingebied. Dat het werk verschaf f in gv probleem hiermede zou zijn opgel-ost. heeft ®pr. geenszins beweerd, Wel is zijn opvatting, dat' een object als het door hem aangegevene uit een oogpunt van werkverschaffing niet mag worden verwaar loosd. Spr. wijst erop, dat zijn partü buiten de we-rkverschaffingsdiscussie is gehouden. Spr. vraagt of Ged. Staten bereid zijn zich in verbinding te stellen met de regeering om do bebosschimg krachtig te bevorderen, in d.. geval wil spr. ove-rwegen zijn motie terug te nemen. Do heer JANSEN MANENSCHIJN (A.R.) repll ceerend geeft verre de voorkeur aan het voor stel van Ged Staten, waardoor geJeidelijk de bobosschiing zal worden uigebreld. De heer VAN BOE YEN (Ged. St.) zegt, dat Ged. Staten natuurlijk bereid zjjn bij de be trokken eigenaren op bebo.ssching aan te drin gen. voorts om stimuleercnd werkzaam te zijn. De heer TER LAAN neemt met de ged-ane toezegging zijn motie terug, aangezien hij geen voordeel ziet in een stemming, welke tot ver werping zou leiden. Het praeadvies van Ged. Staten wordt z. h. goedgekeurd. Verkeersvraagstuk op Flakkee Bij het voorstel inzake het verkeersvraag stuk op het eilamd Goedereiede en Overfla.kkoe, in verband met hét rapport der commissiie van Rijckvorse], zegt die heer VAN HOEY SMITH (N.S.B.) dat het mdddeleeuwseh vervoermiddel! Rijwielplaatjes Betaling van boete Naar wij van officieele zijde vernemen, heeft de Minister van Financiën aan de onder zijn de partement ressorteerende ambtenaren die belast zijn met opsporen van overtredingen van de Rijwiel-belastingwet, de bevoegdheid verleend da delijk na het constateeren van het feit, dat zonder belastmgmerk of met een niet op de juiste wij-ze bevestigd bela-stingmerk iis gereden, den overtre der in die gelegenheid te stellen de verbeurde boete in hun handen te voldoen. Deze regeling treedt in werking met ingang van 8 Augustus 1935, op weliken datum tevens de controle op de naleving der Rijwielbelastingwct voor het op den eersten dier maand begonnen belastingjaar aan vangt. Tegen de hier bedoelde overtredingen kan f 5 boete of minder worden opgelegd. Vermindering van boete is moge-lijk. A. Indien de overtreder geen rijwielbelastimg- merk bij zich heeft, wordt d!c boete verminderd tot f 1.50. Indien d'e leeftijd van den overtreder beneden 18 jaar is wordit de boete -verminderd tot f 0.50. B. Indien de overtreder het belastingimerk wel bij zich heeft maar diit niet °P de- juiste wijze hgeft bevestigd, wordt dc boete verminderd tot f 0.50. De ambenaren, die de overtreding constatee ren, zijn niet gerechtigd andere dan de vermelde boeten op te leggen. Indien verzwarende omstan- di graden aanwezig zijn, met name wanneer het dien ambtenaar bekend is, dat de overtreder in het belastingjaar reedis een zelfde overtreding heeft begaan, behooren zij dien overtreder niet in de gelegenheid te stelden in hun handen de boete te voldoen. In dot geval is den ambtenaren opgedra gen den overtreder naar den ontvanger der ac cijnzen te verwijzen. Bij voldoening van de boete in handen van de ambtenaren die het feit constateeren, geven dezen den overtreder een' kwitantie af. Niemand is ech- er verplicht de boete op deze wijze te vol doen. Men bedenke echter, dat bij niet-voldoening van de boete de ambtenaren de bevoegdheid heb ben het rijwiel in beslag te nemen. Aangezien de mogelijkheid bestaat, dat in groote steden (gemeenten met meer dan 100.000 inwo ners) de betaling van boete in handen van den ambtenaren moeilijkheden oplevert, zijn de in specteurs der Invoerrechten en accijnzen bevoegd deze regeling in de genoemde gemeenten niet toe passelijk te verklaren. Kon. Ned. Landbouwcomité De aigemecne vergadering van het Kon. Ned. Landl'ouwcomité wordt 18 en 19 Octo ber a.s. gehouden. Het comité zal aan de andere landbouw organisaties voorstellen een adres te richten aan den Minister van Binnenlandsehe Za ken, waarhij wordt verzocht te bevorderen, dat provincie en gemeente overgaan tot vermindering van lasten, welke op het landbouwbedrijf drukken. Als zoodanig worden genoemd de opcenten op de grond belasting voor ongebouwd, de straatbelas ting en plaatselijke wegenbelasting. (20 't Was stil in de ziekenzaal. Wie niet. sliep luisterde, in eerbiedig zwijgen en niets ver nam men dan haar stem, die steeds moer in kracht en vuur won en, ja, hier en daar een onderdrukt snikken. „Amen! Amen'" riep plotseling do ster vende uit, „Heere Jezus, heb dank, heb dank!" Zij rees op en, ziende dat dfe kranke haar habd zocht, legde zij die in de zijne. Ilij drukte ze vurig. „Dank, zuster, eeuwig dank", zei hij, „ik zag Hem, met mijn zonden beladen, zwoe gende onder mijn schuld. Ik zag Hem ster ven, maar Ilij rees weer op en rukte mij los uit de armen van dien boozen geest, die mij dreigde te dooden, indien ik tot ITem ging. Nu ben ik vrij en zalig! O dank! La.at mij zingen, laat mij dat lied zingen, dat mijn moeder zoo vaak zong, 't eenige dat ik nog onthouden heb!" En met een gesmoorde stem, doch krach tiger dan van een ten doode opgesahrevene kon verwacht worden, zong hij: ..Jezus, Uw verzoenend sterven Blijft het rustpunt van mijn hart; Als wij alles, alles derven. Blijft Uw liefde ons bij in smart! Och, wanneer mijn oog eens breekt..." Verder kon hu het niet brengen. Zijn krachten begaven hem en afgemat zonk hij in het kussen neer, waaruit hij zich zoo- gven opgericht had. „Zal ik u wat voorlezen?" vroeg zij. „Ja", fluisterde hij nauwelijks hoorbaar. En zij las van een zuivere rivier, van het water des levens, klaar als kristal, voort komende uit den troon Gods en d-es Lams, en van den hoorn des levens in het mid den van de straat en op do eerie en do andere zijde der rivier, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht en do bladeren des booms waren tot genezing der heidenen. En geen vervloeking zal meer tegen iemand zijn en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn en zij zullen Zijn aangezicht zien en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn. En aldaar zal geen nacht zijn en zij zullen geen kaars noch licht der zon van noode hebben..." „Dank, zuster", stamelde hij. „Hij roept mijl... Ik ga... tot Hem!" Toen zweeg hij. Zijn oog was gebroken, zijn hand verstijfde, zijn ziel vlood heen naar de gewesten des lichts en des vredes. Ontroerd zat zij nog een oogenblik aan zijn leger. Toen vouwde zij zijn handen saam en bedekte zijn gelaat. Zij gevoelde zich zóó gelukkig, dat zij het middel had mogen zijn tot verlossing van een zondaar en al het overige scheen haar zóó nietig, zóó weinig beteekenend. Zij dacht aan Doomvlei, aan Frederik, aan dokter T., doch wat was dat alles? Zij had wel met den gewonde willen heenreizen, tot haar Heere en Heiland! Den volgenden middag werd de gewonde begraven. Hij had bloedverwant noch vriend en too reisde hij alleen naar het graf; alleen de dragers vergezelden hem. Neen, toch nietl Achter den ruwen wagon, waarop het lijk gelegd was, met de vlag overdekt, ging een der verpleegsters met een krans van witte bloemen en zij legde dien streks op zijn graf in naam zijner moeder. „Wel, zuster Anna, helb je den, brief van den commandant gelezen?" vroeg dokter T. toen zij, van de begrafenis weefgekcerd, ■hem in de gang ontmoette. Zij ontstelde een weinig; zij had den brief geheel vergeten. Deze moest nog in de zieken zaal gebleven zijn. „Om u de waarheid te zoggen, ik heb er niet aan gedacht, dokter!", zei zij, „maar ik zal dien terstond opzoeken". „Opzoeken? Is -hij dan verloren geraakt?" vroeg hij zichtbaar ontstemd. „Ik denk het niet. Ik was te'veel met den doode bezig!" antwoordde zij. „Dat is ten minste niet Schriftuurlijk", hernam -hij op spottenden toon. „Als ik mij niet vergis, staat er in uw Bijtel: „Laat de dooden hun dooden begraven!". „Gij hebt gelijk, dokter", zei zij scherp, „maar ik hoop, dat u het overige deel even zeer onthouden licht. Dezelfde mond, die dat zei, voegt er voor u en mij bij: „Volgt gij Mij". De dokter glimlachte, hij was verslagen. Zij ging naar de ziekenzaal. Na eeni-g zoeken vond zij den brief en zonder er op te letten, dat deze reeds geopend was en zorgvuldig weer gesloten was geworden, scheurde zij de envelop».^ en las de inhoud. Er moest een hulphospitaal geopend wor den op drie uren afstands van de spoorlijn en de commandant had zich tot doktek T. gericht om een bestuurderes. Deze had haar aanbevolen en, ofschoon hij niet. van zijn recht als commandant wildé gebruik maken om (haar aan te hevelen, zooals hij trouwens bij het Roode Kruis slechts zou hebben te doen, zou zij hem zeer verplichten, indien zij besluiten wilde, zich aan deze taak te wijden: Dit was de inhoud van het schrijven en, mot den brief in de hand, zat zij eenige oogenblikken te peinzen. Wat zou zij doen? Want zooveel was haar duidelijk: als zijzelf niet wenschte of zich niet bekwaam bevond, zou de generaal haar niet kunnen noodza ken, ook zelfs niet in naam van het Roode Kruis. Vreemd zelfs, dat do generaal daarvan repte. Als had hij de mogelijkheid voorzien, dat zij zou kunnen weigeren. Daar moest iets achter steken. Zij had nu eenmaal met hem kennis gemaakt en haar indruk was: deze drangreden kwam niet uit hem. Een and-er moest hem die ingegeven hebben. Een ander, maar wie dan anders dan dokter T.? Wat mocht hij voorhebben met dezen zet? Foei, zij mocht hem niet zonder eenige reden verdenken. Daar had zij niet het min ste recht toe. Was het niet heerlijk, geheel zelfstandig daar te kunnen optreden en alles te kunnen inrichten naar haar eigen wijze van zien? Daar zou zij zich ook vrijelijk met het geestelijk heil der patiënten kunnen bezig houden, zonder door iemand belem merd te worden. Inderdaad, zij zag daarin een heerijlke roeping Gods en zij mocht niet weigeren. Wel dacht zij er een oogenblik over, om zuster Augusta te raadplegen, doch zij ver wierp die gedachten weer. Zuster Augusta was ook een mensch. Zij zou zich bij haar achteruitgezet gevoelen en jaloezie zou haar bewegen, hel haar te ontraden. Of noen, zus ter Augusta zou, uit belangstelling tot haar op de bezwaren zien en de moeite en daarom haar bewegen te weigeren. En immers, zus ter Augusta deelde haar geloofsovertuiging niet en zou zich niet kunnen voorstellen, dat men allo moeite en bezwaar op zijde zetten moest om alleen de heilige roeping des Hee ren te volgen. Neen, zij moest daarover met niemand spreken. Zij mocht geen enkel be zwaar laten gelden. Zij moes! gaan. Vast besloten begaf zij zich naar do zie kenzaal. Dokter T. was in de operatiekamer en daarna moest bij veel lijd aan de ge wonden geven, zoodat het laat op den dag was, loen hij zich gereed maakte, het hospi taal to verlaten. Zij wachtte hem op in de gang en toen hij verscheen, zei zij: „Ik heb over den inhoud van den brief, die u wel bekend zal zijn, rijpelijk nagedacht, dokter, en ik hen be sloten, het te doen". „Uitstekend", antwoordde hij en een triomfantelijke lach vloog over zijn trekken. „Het doet mij groot genoegen, zuster. Ik zou er echter nog niet teveel met de overige zus ters over sproken. Zoudt u over drie dagen kunnen gaan?" „O ja, maar vergun mij een vraag: wie zal daar dokter zijn?" Dr. T. werd een weinig verlegen en aarze lend zei hij: „Ik heb gisteravond reeds naar het Hoofdbestuur om een geneesheer ge schreven. Zoolang ik dien nog niet bekomen heb, zal ik zelf om den anderen dag de praktijk waarnemen". En weer maakte zich die vreemde schuw heid van haai- meester en scheen zich op haar gelaat af te drukken, want dr. T. haastte zich over dit punt heen te glijden en vervolgde: „Ik heb reeds een twaalftal zus ters gevonden, die daar onder u arbeiden zullen, want bier kan natuurlijk niemand gemist worden. Dus dat blijft dan afgespro ken en ik zal vanavond nog aan den com mandant schrijven". Met een haastige groet verwijderde hij zich. 't Was haar vreemd te moede. Zou het ookMaar wat het mocht zijn, zij kon niet weigeren, waar God haar riep en geen bezwaar mocht zich doch gelden. Het moest eenvoudig getrotseerd worden. Doch, er niet tot de anderen over spre ken, dat ging niet voorzoover het zuster Augusta helrof. Nu de kogel door de kerk was, zou zij het haar meedeelcn; zij had daar recht op door de vriendelijke toegene genheid, welke zij haar steeds had betoond. Zij besloot echter lot den volgenden dag te wachen, dan zou de dokter aan den com mandant geschreven hebben en de zaak zou onherroepelijk zijn. Zoo geschiedde het dan ook. Den volgenden dag had zij gelijktijdig met zuster Augusta de zorg in de ziekenzaal te doelen en toen haar tijd om was, verzocht zij haar even op haar kamer te mogen spre ken. Nadat zij zich neergezet hadden, zei Anna: „Zuster Augusta, ik hoop, dat u niet boos op mij zijn zult, dat ik u nu eerst zeg, dat ik het hospitaal ga verlaten. Ik heb het nog niemand gezegd en ik kon het ook u niet eer zeggen, wijl ik voor mijzelf de overtui ging heb, dat ik goed doe en ik bevreesd was, dat u mij zoudt willen terughouden". „Hel hospitaal verlaten! Maar zuster Anna!" riep de aangesprokene vol verba zing uit. „Zóó spoedig reeas? Daar begrijp ik niets van. Gevoelt u dan de kracht van den plicht niet meer of is er thuis iets niet in orde?"

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1935 | | pagina 3