BOEKEN EN GESCHRIFTEN
"WÖVtOL
Van Rofterdamsche ionsrens uit
den Snaanschen tiid
WOENSDAG 9 JANUARI 1935
Jifooce witte tandem
en
3$
65
158
IS
p-JU
pa»
md
ioI
-3
.30
;oo
is
st
nü
lid
A
ilea
Daschen
Opstanding door Wilma.
In het tijdschrift „Opwaarlsche Wegen"
gooit de scarijlster een inleiding tot. haar
boek, dat hij de L'itg Mij. „Holland" ver
schenen is. Steeds heel't zij er naar verlangd
nog oens een Faae-chboek te schrijven,
maar at tijd was er iets dat haar er van
al heelt gehouden.
Zij zegt over de omkeering 111 haar leven:
„lk bleet wel staan, ik was genezen en ik
trachtte nog een tijdlang vast te houden
aan het Paasch-Evangelte zouals -hij tl>s.
Gerretsen) liet mij had laten zien, maar
het wonder, ook dat men zelt heeft o.ider-
goau, verliest tenslotte zijn kracht er was
te vael leed en ellende m mijn omgeving;
niet nnju verstand bleef ik vasthouden aan
het ieit van het ledige graf als consekwen-
tie van liet kruisoiler, ik bleef geloovea
met mijn vorstand, dat Raschon alleen wei-
kelijk leest der ovennnniug kon zijn als
onze bijbel waarheid sprak, maar ik had
er niets meer aan, mij'A hart kon liet niet
meer grijpen. IJ zult dan ook opgeuieiki
hebben, dat ik in mijn werk nooit over
baseden schreef, l'asclien moest op
achtergrond blijven. Toch het
mij niet. los.
Ik had bij het ouder worden -nog ecu
groot verlangen, nog eenmaal een boek over
bjjschan te mogen schrijven.
Maar ja! dan moest tiet Paschcn zijn in
mijn leven, dan kon ik met niet minder
tevreden zijn, dan met liet ledige graf,
met een Heer, die nog onder ons rond
wandelt en van vvieci nog dezelfde krachten
uitgaan. 1de schaduw van den twijfel moest
weg."
Anderhalf jaar geleden is Wilma toen
aan haar boek begonuen, nadat zo in
Jdöttlinge'.i „Pasclieji" weer vond.
Haar eerste figuur is Gekke Hannes, een
krom en verdraaid manneke ui een hut
op de hei. Hij was de eerste die tot leven
kwam. De tweede figuur is Doiniué Helgers
die na de droom van zijn vrouw over een
viering van hot Heilig Avondmaal vei an
dort. „Hij kan nu niet meer uit den Bijbel
lezen of Christus staat vlak voor hem
spreekt."
Lydre zijn vrouw vereert haar man, „ze
loeft van zijn geloof." Alle mensclien, die
door de wereld ge-sehuvvd worden, zoeken
heil bij haar man, als gekke Hannes, maar
ook anderen. Zoo mijnbeer brands, een rijk
man, „die nergens toe deugde en om twee
redenen dit stille dorp tot woon plaats had
gekozen. Er woonde 'nog een kleine liefde
in zijn hart voor de natuur, voor bloemen
en vogels, de rest was zoo duister als
nacht."
Deze Brands komt met Domme in aan
raking en komt tot bekeering. lil de booze
voorjaarswind, waarin de benlc mannen
met elkaar over deze dingen spreken, pakt
Dominé een kou, hij loopt een longontstc
king op en sterft.
plots is alles voor Lydre zijn vrouw stuk
geslagen, zij wijt de dood van haar man
aan den inmiddels tot geloof gekomen
Brands. „Zij is doodarm achtergebleven
met niets, lettorlijk niets, zelfs niet het ge
loof in zijn geloof."
Er komt een nieuwe domivié, die echter
niet met dezelfde, ijver vervuld is als zijn
voorganger. Het leven gaat weer zijn ge
wonen gang. Van de geestelijke opwakin;
is niet veel meer te bemerken. Alleen
Gekke Hannes en mijnheer Brands houden
vast Eindelijk komen de menschen steeds
weer bij deze twee verschoppelingen en ge-
schuwden. Dan breekt het volle licht van
het Evangelie weer door en in het huis
,van Brands belijden de gemeenteleden
zoowel de nieuwe dominé als de andere
elkander hun zonden. „Hoog en laag zit
maast elkander, de een schaamt zich voor
den ander niet."
Dat is de korte inhoud van deze schoone
roman, die weer eens bewijst, dat de Chris
telijke kunst geen probleem is. Wilma
heeft met dit boek willen zeggen, dat waar
aehtige Christelijke kunst alleen maar op
bloeien kan in Christus. Zij is hierin ten
jolle geslaagd.
Witte Dirk.
Bij de firma van Holkema en Waren-
dorff N.V. is verschenen het door J
Hoving geschreven jongensboek „Witte
Dirk", met illustraties van Rie Reinderhoff,
Het is een van die t'risch geschreven boe
ken, welke elke rechtgeaarde Hollandsche
jongen achter elkaar zal verslinden. Alles
wat een jongen maar trekken kan is er in
te vinden. De held van liet verhaal haalt
kattekvvaadstreken uit, die iedere jongen
op zijn geweten heeft. Hij iaat een opschep
perige dandy in zijn strandstoel achterover
vallen en is daarbii ook niet vies van aan
pakken als dat moet Kortom, uvy jongens
zullen er van smullen. De teekeningen zijn
keurig verzorgd.
kunstschilder Roeland Ivoning, waarin deze
uitdrukking geefi aan den geest der gebo
den, zooals hij dien als kunstenaar heeft
aangevoeld. Bij deze teekeningen gaf hij
tegelijkertijd een verhelderende Bijbeltekst
of een verklaring van bom zelf. Onder de
samenstellers van dit boe-k vinden vve de na
men van onze beste Christelijke schrijvers
en schrijfsters, o.a. 1). Hogenbirk, Rie van
Roesum, G. Sovensma—Themmen en II.
KuyperVan Oordt. We kunnen niet an
ders zeggen of allen hebben zich op zeer
goede wijze van hun taak gekweten, en wij
twijfelen er ook niet aan, of men kan de
itgeversfirma Daamen te Den Haag met
deze uitgave gelukw enschen.
Bij Callenbach in N'ijkerk is het bovenge
noemde vertelboek verschenen.
Hoe wordt door onze kinderen mot verlan
gen uitgezien naar liet heerlijke Kerstfeest.
Kerstfeest is bij uitstek het feest van liet
kind. Deze dagen zijn voor hen de heerlijk
ste van het jaar. Dan hebben vader en moe
der „tijd". Wij allen herinneren ons nog ver
halen, die in onze jeugd op het Kerstfeest
erteld werden. Bij het Kerstfeest behoorei-
olgens onze kinderen: verhalen. Het is niet
zoo eenvoudig om aan mooie vertellingen te
komen en wij moeten de boekwerken, die
ons daarin tegemoet komen, op lioogen prijs
stellen. De firma Callenbach hoeft zulk een
prachtig vertelboek samengesteld. De redac
trice Anne de Vries heeft in dit prachtig uit
gevoerde boek vertellingen verzameld van
onze meest bekende kinderschrijvers, als W.
G. van de Hulst, Rie van Rossum, Mary Pos
enzoovoort.
Met genoegen hebben wij de verhalen gel-
zon, zelfs „groote mensclien" zullen ze nog
boeien.
Anne de Vries heeft bij dit boek een hand
leiding geschreven, waarin practische wen
ken gegeven worden aan den vertelier(ster)
YV ij bevelen dit boek ten zeerste aan.
„De Tien geboden".
Dit boek is door de pers over het alge
meen zeer goed ontvangen. Dit behoeft dan
ook in geen enkel opzicht te verwonderen,
want het is in alle de-elen keurig verzorgd
zoowel in de keuze van het onderwerp als
in de uitvoering daarvan. Do samenstelle
er va.n beoogd-en een tweeledig doel: lede;
der geboden is genomen als gegeven voor
een novelle, waarnaast teekeningen van den
Als alle lichten
vertelboek.
brandcn. Kcrst-
Vauwaar en Waarheen? door
Adolf Maursr
Dr
Bij de Uitgevers-Mij Holland te Amster
dam is een vertaling verschenen vuil liet
bekende Duitsohe hoek „Wolier Woiiüi'.'".
Dn boek heeft tot ondertitel „honderd vra
gen en één antwoord'. „De honderd vra
gen, die zieli aan ons opdringen, krijgen
steeds weer hetzelfde antwoord: God! Zijn
ordening, Zijn heerschappij, Zijn wil".
Daarvan gaat de schrijver uit. In vele
kernachtige hoofdstukken iaat de schrijver
de rijkdom in Christus zien. Het boek is
geschreven voor de jeugd. Het is frisch en
enthousiast geschreven, tallooze voorbed
den van groote mannon lichten toe wat de
sohrijver wil zeggen. Zoo o.a. het volgend
van Edison:
„Edison zag als jongen van vijftien jaar
het zoontje van een stationschef tussolien de
rails op 't ocgen-blik, dat een trein met don
derenl geraas het station passeerde, llij
sprong toe en rukte liet kind voor de oogen
van den vader nog net voor de locomotief
Als dank voor deze daad bood de sta
tionschef den redder van zijn jongen aan
hem teJografeeren te leeren. Daarmede he
trad Edison het gebi9d, waarop hij niet al
leen na korte tijd zijn leermeester overtrof,
maar op den duur ook ongekende resultaten
bereikte. Wij worden geleid. Vaak bomer
ken w ij Gods w issel eerst voel later. Soms
in 't ge-heel niet. Hoe zucht Hcsea in op
dracht va.n den Allerhoogste: Ik leord
Efraïm gaan, en nam hem op mijn armen
maar zij merkten niet hoe Ik hen hielp. Hei
te merken dat is liet, vv at ov er ons lot
beslist, meer dan het lof zelf. Het te mer-
keri dat verleent aan onze schreden vast
heid en maakt ons hart stil en sterk, ook in
stormgeitij, en wanneer duiv9l en dood ons
bedreigen. Het te merken, hoe God ons in
Zijn handen houdt, ons geholpen heeft, en
nog helpt dat maakt van de nacht een
dag, van ons zinloos bestaan oen blijde
tocht, die betee-kenis en doel heeft".
Het boek gaat zoo verder, telkens geeft
het verrassende wendingen. De Schrift
wordt boeiend toegelicht met voorbeelden uit
hot dagelijksch leven en uit het leven van
groo-te mannen. Over „dvveeperij" zegt Mau
rsr o.a.:
De mannen, die in de geschiedenis als
dienstknechten van Christus bijzonder ster
ke invloed hadden op hun tijd, leidden liet
volk niet tot dweeperij, maar tot een klaar
inzicht in hetgeen het heil en houvast van
de zisi beteekent! Wat een nuchtere men
schen waren do reformatoren! En wanneer
een gewoon menschcnkind te-midden van de
verwarrende getuigenissen van zielen met
aparte vroomheid, bijna angstig denkt
Merkwaardig, ik beleef niets buitengewoons
geen bijzondere openbaringen, geen gezich
ten, stommen, wonderen, zali.gih9den zoo
moge het beseffen, dat ook een Calvijn en
Lu-her, een Bodelechwing en Pestalozz
naast hem staan en hetzelfde van zioli getui
gen. Neen, het heil ligt niet in deze bijzon
dere „bevindingen". Maar waarin dan wel
Toen d9 discipelen van hun eerste zen-
d-ingslocht terugkeerden en hun hart en
mond baast overvloeiden van hun ervarin
gen, toen waarschuwde Jezus:
„Verblijdt u daarin niet, dat de geesten
onderworpen zijn; maar verblijdt u veel
moer, dat uw namen geschreven zijn in de
hemelen!'' Dat te weten dat beteekent
een zalig en verlost kind van God te zijn".
„Wie werkelijk God ontmoet, ziet, wat
oor een arm onbeduidend schepsel hij is.
Maar omdat. Christus komt en tol- lienj
zegt: Gij zijt. ondanks alles Mijn kind en
fgenaa-m van Mijn heerlijkheid daarom
mag hij juichen en vroolijk zijn. God ver
nietigt al onze illusies, neemt alle dweep
zucht van ons af. „Vijf woorden met ver
stand gesproken, zijn meer, dan tienduizend
in een vreemde tao-i".
Gaarne bevelen wij de lezing van dit praoh
tige werk aan. Het zal veler geloofsleven
eiteterkcn.
De Mcnsch in deze Wereld, door (Dr
A. Vloomans.
Bij de firma. Leopold to Den Haag is ver-
solionen oen pUilosophische beschouwing
ar, Dr Antoon Vloomenans: „De rnensch in
deze wereld".
De schrijver begint met onzen tijd te schil
deren, waarbij hij zioli bodiient van Oswald
Spengler en Karl Jaspers. Hij zegt, dat er
slechts twos mogelijkheden zijn voor de
menschheid van dozen tijd: óf het hoog
aardige zegeviert over het minderwaardi-
s, dan is het goed inedegostreden te heb
ben in dezen strijd, óf de wereld gaat te
ronde aan haar eigen kwaad, ook goed
dan is het altijd nog beter te sneuvelen in
den strijd, dan roerloos en weerloos af te
achten tot liet lot zich volstrekt, dat
Spongier profitee-rend ziet naderk- -men'
Spengler zegt: „De wereldgeschiedenis
schrijdt van katastrophe naar katasti'oplie".
In liet tweede hoofdstuk geeft de schrijver
een beschouwing ton beste over „de wording
der persoonlijkheid", waarin hij de roforma
tie schetst als een terugslag van de menseii-
heid op haar to-cht naar de zegepraal van
do meiïsohelijke persoonlijkheid, waarover
Nietzsche gezegd hoeft: „Waren er G'den
hoe hield ik liet uit geen God te zijn!" Voor
al wijdt de schrijver uit over de vrijmaking
an de vrouw, iets wat door liet Christen
dom steeds tegengehouden zou zijn. Hoewel
wij er ons mee kunnen voreenigen, dat de
idecen in Christelijke kringen van vorige
eeuwen ten opzichte van de vrouw absoluut
te venoorde&len waren, gaat liet ons inziens
niet aan om liet Christendom van Luther
en Calvijn in liet algemeen schuldig te stel
len aan de onttrooning van de vrouw.
Gaarne willen wij toestemmen, dat de re
formatie een dam heeft opgeworpen tegen
do vloedgolf van een nieuwe revolutionaire
prediking, die zei: dat alle banden verbro
ken en alle grenzen overschreden moesten
warden. De schrijver culmineert zijn levens
beschouwing in deze woorden: „Want de
verafgoding van den mcnsch, die liefde
heet, ligt, in den zin van iiot mcnsch zijn".
Daartegenover plaatste en plaatst het
Christendom nog: de eer van God.
In liet volgend hoofdstuk laat de schrijve-
zien, dat- de wereldgeschiedenis regelmatig
perioden bevat, waarin van een crisis der
po.'soonijklieid gesproken kan worden.
Dr Vloomans wijst er vervolgens op, dat
de persoonlijkheid voor haar ontplooiing do
vrijheid noodig heeft, onder vrijheid verstaat
hij: liet schoppend vermogen. Hij beschouwt
lie» leven als oen strijd, waar dapperheid
toe noodig is, een dapperheid, zoo groot, dat
ze cok dan nog vecht, wanneer alle hoop
op de verovering van het dool reeds long jS
opgetheven".
„Leven is liet dragon van doze schuld met
trols, met liet gevoel van onverbiddelijk
verplichtende verantwoordelijkheid.
Door dezen trots, die ons allerdiepst doet
lijden aan hot leven, geven wij tooh het leven
pas zijn lioogen zin, zijn boegen glans, zijn
hoogste waaodo. Door dezen trols bekennen
wij dus zwijgend verzet tegen liet noodlot,
dat blindelings slaat zonder billijkheid of
recht te vragen. Door dezen trots betoonor,
wij, dat wij onszelf een beter leven waar
dig achten, ook al aanvaarden wij dit aard
sche bestaan, om het in den goeden strijd
op te voeren naar de hoogte, koste het dan
kwellende schuld en machteloos mislukken.
Door ons strijdend aanvaarden van den
overlast van dit leven zijn wij inderdaad,
wat de Grieksclie PromeBlieus-sasro leert,
aan doz.e stomme aarde gekluisterde telgen
van een godengeslacht".
Hoe brengt ons dit boek aan het denken,
hos worden wij door deze gedachten ge
scherpt in ons denken en gelooven, wanneer
wij liet Christendom, wanneer wij Christus
omhelzen als onz.en Koning en Heer.
I)r Vloemans is glashelder, wij begrijpen
hem en hij sprookt ook een waarheid, dde
wij, Christenen, gaarne onderschrijven, wan
neer hij den rnensch ziet als een gekluister
de telg van een godengeslacht. Dr Vloomans
ziet de zin van het. leven in het gekluisterd
zijn en is met de trotsche idee vervuld,
dat de mensoli zichzelf kan red-den. l)e oude
Grieksche Prometheussa-ge eindigt hiermee,
dat Promotiheus, tot straf vastgebonden aan
een reusachtige rots, omdat hij het vuur aan
Jupiter ontstolen had na vele eeuwen
van lijden verlost werd door den godenzoon
Hercules, Reeds de oude Grieken voelden
de behoefte aan een Verlosser, de sagen
moeten symbolisch gezien worden. Zij zagen
omhoog naar hun goden. De rnensch van
alle eeuwen, wanneer hij tot zelfkennis ge
komen is, ziet omhoog naar God en buigt
den tyotschen nek.
Er is ook in de woord van Dr Vloemans
Een groote menigte, samengekomen op de Zonderij bij Parimaribo te begroeting van de ,Snip" en h.aar bemanning na de vlucht
over den Atlantischen Oceaan.
welke wij hierboven overdrukten, een ver
langen naar het verloren paradijs: „dat wij
onszelf een beter leven waardig achten, ook
al aanvaarden wij dit aardse he bestaan".
Wat Heerlijk is het dan in Christus te mo-
iron aanschouwen den Zoon van God, Die
ons van „gekluisterde telgen" maakte toi
koningskinderen, die h?t leven doorgaan in
het volle besef van hun waardigheid.
Het hoek van Dr Vlocmans dwingt tot
ernstig nadenken.
Amerikaansche denkers, door Dr Tj.
de Boer.
Bij de erven F. Bohn te Haarlem is in de
Volksuniversiteitsbibliotheek verschonen bo
vengenoemd werk, waarin op heldere vvijze
de denkrichtingen van de Nieuwe Wereld
besproken worden. Duidelijk laat de schrij
ver do invloed zien van liet Calvinisme,
wanneer li ij het. leven van dciy prediker
Edwards schildert (omstreeks 1730), voor
wlen, evenals bij Calvijn en Augustinus de
koi'k de slaat Gods beteekemlc. Met liet bur
gerlijk staatsleven heeft hij zich nooit be
moeid. De wereldlijke staat mocht zich naar
zijn opvatting geonerlei macht aanmatigen
over liet geweten der menschen, ook niet
over de instelling van Christus: de Kerk
Zijn aandringen op humane behandeling
en vrijlating van slaven is van invloed ge
weest op de geschiedenis van het, Ameri
kaansche volk.
Als de tegenvoeter van Edwards noemt de
schrijver Benjamin Franklin, die li ij laat
zien als de vertegenwoordiger van liet hu
manisme van do lïc eeuw. Zijn invloed was
volgens de schrijver grooter dan die van
Edwards, „die met zijn godsdienstige ge
schriften een deel van het Kngolsohe en liet
Nederla-ndsohe volk bereikt". W cl laat Dr
de Boer Zien, dat de invloed van het calvi
niauio op Franklin niet gering is geweest.
Franklin getuigt van zichzelf: „lk kwam
daarbij tot liet inzicht, dat ik moest leven
naar Gods geopenbaarde wetten, niet tan
dat ze goddolijke geboden of verboden be
vutten, maar omdat ze in zich zelf goed
zijn, omdat hot op zichzelf goede geboden
liet in zichzelf kwade en schandelijke ver
boden is". Vooral in zijn jougd kwam hij
veel in aanraking met de Puriteinen.
Hij werd later één der grootste staatsli
den en natuurkundigen, vooral door zijn
wereldberoemde uitvinding van de bliksem
afleiden, is bij bekend.
Na Franklin beJiandell liet bookje Ralph
Waldo Emerson, een Housseau-geest, de
N'ietzsohe van de Nieuwe Wereld en vervol
gens worden andene wijsgeerige richtingen
besproken: het idealisme van Josiah Royce,
het realisme van George Santayana, het
Pragmatisme van Willam James en het in
strumentalisme van John Devvey.
Het is een zeer instructief boekje. De
schrijver geeft een prachtig overzicht van
tiet wijsgeerig den-ken in Amerika.
Credo. Ik geloof in één God, door
Tihamér Tetli. Git lie- Hongaarse;
vertaald. Uitgave Foreholte te Voor
hout.
„Met een dier begint men gen precis'
Ziedaar de korte inhoud "an lit lov rsbe
ginsel, dut mei God -n Zijn Woord niet
rekent Zonder God is de wereld, is er ee
leven voor het v organ-ielijke. „Om een een
rie te verdien'ii", is men bereid vatsc.ie
beschuldiging-ra voo.' de vorm aj- tv st-'tl
om zoodoende zijn med-jnieirti !t wpikpIö
of zedelijk verm<orden, terwijl de besohül
digde niet gehoord w. r it, ->n vrouw en kir
deren aan de diepste smaad on s-hande
worden overgeleverd. Geen wonder, di-
Judas in Rusland een standbeeld hoeft go
kregen! Geen wonder, dat zij. die uit het
anti-Christelijk bognst" leven, liet lichaam
van Christus overleveren ais er maar ,,ei
centje valt te verdienen". Leturen op leugi
stapelen, is bij dezen zoo gewoon, dut elk
schaamte is uitgeschud, en op liet boven
genoemde pad wordt voortga.v an !e r! De
en denkelijke dingen geeft Moskou ons
zien. Docli ook Hongarije liecfl een korten
tijd doorleefd, dat dergei'jke goddelr.ize en
ge-dlooze menschen liet roer in handen ha
den, zoodat een gewet mloczo menigte de
helschs praktijken uitwen, ie. We hebben
Hongaren ontmoet, die deze da-gen hoobon
meegemaakt. En nog huiveren zij als /.ij aan
die dagen denken. I.ozen wij liet bovenge
noemde hoek goed, dan zijn het ra iin rede
neringen om de goddeloosheid van de g-"-l-
loozen te teekenen, en liet Hongaarsclie volk
waarschuwen om het oor te luister te
loggen naai' hen, die bovengenoemde wo
elen in de praktijk omzetten, 't Is feitelijk
oen uiteenzetting van Hom. 1 20 v.v. De
-clirijvo.' laat ons duidelijk zien, dat nog
waar" is hetgeen ill dat hoofdstuk wordt
gezegd; zoodat hot eind is, dat er feiten
plaats grijpen, waarvoor de iic-litei-en zn'li
zouden schamen.
Als met God is afgerekend, is de moitscli
in eigen oogen een God, en eisclit een bui
gen en knielen, opdat hem goddelijke 'rere
wordt gebracht. Satan, in gedaante van een
meiisch, op den troont Muar daartegenover
liet heil des Hoeren, indien God wordt ge-
eerd en geëerbiedigd.
Aan de hand van de geloofsbelijdenis: „ik
_eloof in Gvd de Vuiler", wordt ons dit op
aangrijpende wijze getoond, zoo gelooiiu, dat
wij iireer dan dankbaar zijn, dat we dil
boek hebben gelezen.
Schrijver is een ilooge te Budapest.
„clukkig is, dat hij zij'.i hoek zelf niet ge
schreven heeft, want anders waren daaruit
verwijderd gebleven vele van de kleine
trekjes die dit boek juist zoo interessant
maken. Bij wijze van illustratie geven wij
u een kleine episode uit liet boek weer,
waar liet ouder meer gaat over bevroren
lichaamsdeele'.i:
„Niet lang voor Kerstmis, toen ik op een
dag thuis in mijn Iiol-woning zat, hoorde
ik iemand op de deur kloppen. „Goeie
hemel, wat is er nu aan de hand", zei ik
tot mezelf, ik dacht dat liet een boer was,
greep mijn geweer en liep naar de dein.
Hierin was een klein kijkgaatje, dat ik open
maakte. Ik keek er door naar buiten en
zag een man staan.
ik zei: „Wie is daar? Ben jij liet Pitt?"
„Ja.". „Wei verduiveld, wat bezielt jou?
t Js warempel Kerstmis, we zijn in het
hartje van de winter en 't is buiten negen
enzeventig onder nul. Idioot die je -bent,
wat kom je bier uitvoeren?" „Doe open",
zei liij. „Ik heb liet koud: ik Kom je op
zoeken". lk liet hein binnen, liij kwam in
de kamer en ik stak een licht op, want de
poolnacht had tegen deze ingezet. We
gingen dicht bij het vuur zitten. Ik keek
eens naar l'itt en merkte op, dat zijn ge-
Roomsen is zijn belijdenis. Dat komt
mee-,' dan cene bladzijde uit. Muar nat boeit ziclit nog altijd zenuwachtig vertrok. Hij
ons niet vertiiii.toron om mei groote ueia.ig kneep eens in zijn neus, toen in zijn linker
stolling kennis ie nemen van dit boek. Wie
anti-papistiscii is, zul de groote gedachte,
echt naar waarheid geieekend, c-ver het
hoofd lezen en zul zich door zijn benepen
blik laten misleiden om hetgeen „waarom
hot gaat niet te tellen. Muar, wie zicii vrij
weet vuil dit beginsel, Zul met klimmende
In-langstelling kennis maken met d-3 inhoud
van dit pracnibook. inderdaad er valt uit te
leeren, te leeren zioli le wachten voor hen,
ilie God verlaten. Want liet eind is: „mot
een dier begint men geen proces„De eige
ne werken des duivels" worden gretig aan
gegrepen om niet alleen een rnensch maar
etieel het loven aan de verwoesting prijs
te geven.
Nu in ons land de beginselen van Mos-kou
worden uitgedragen, is de tijd gekomen om
op de muren de wacht te betrokken, en le
waaiscliuwen, ernstig le waarschuwen, voor
personen, die in de praktijk laten zien,
dat hot anti-Christelijk beginsel de liefde
van hun hart heelt. Dankbaar zijn wij, dif
boek le hebben gelezen, en bevelen liet ter
lezing aan, opdat wij de vijand, u-l verschijnt
aanvankelijk in een oen apen vacht in net
oog houden. Want de schapenvacht ver
dwijnt, en waarop wij bij liet begin hebben
gewezen, wordt in de praktijk gebracht. Mos
kou in aantocht! Wee, als mede door onze
facliuld het oordeel Gods wo. dt ingehaald!
C. D.
Dertig jaar onder de kluizenaars
van de Bool, door Jan W eizl.
Zeer kort geleden is ren zeer interessant
boek geschreven door een Tsjechi.-clic
„boer'die lange tijd in de Poolstreken
heelt geleefd, en wel door Jan eizl.
Hierboven zeiden wij geschreven dom
Welzl, dit is ecliter maar ten decle wan-.
Jan eizl is maar een zeer eenvoudig iiw.i
en heeft alles bij elkaar niet vile uren op
de schoolbanken gesleten. De zaak zit ecli
ter zoo. in liet jaar lU2-i bracht Welzl aan
boord van zijn kleine Poolvaa. tuig „Spvci
Sisters" voorraden van San Francisco naar
zijn vrienden op de nieuw-Siberische eilan
den, toen liij schipbreuk leed op een voor
do Pacific-kust gelegen rote. Daar hij geen
voldoende identiteitsbewijzen had werd hij
dear de Amerikaansche autoriteiten geje-
portcerd naar Tseeho-Slovvakije Na veel
wederwaardigheden, die op zich zelf ock
al een geschiedenis vormen, Kwam hij in
aanraking mot een journalist. Deze ca een
collega hebben de wederwaardigheden van
VV eizl zoo getrouw mogelijk opgeschreven
en in een boek uitgegeven. Wij beboet
reeds veel boeken gelezen over reizen in de
Arctische streken, die alle min of meer
wetenschappelijke of heldhaftige getint-
relazen waren van geslaagde en van ti
gisch geëindigde poolexpedities, maar hier
bij was er niet écn, dat zoo leerzaam wa
als liet boek van Welzl.
De. oude Welzl kent het Noorden op zijn
duimpje, zoo goed kent iiij net, dat liet
en daarna in zijn rechter wang. Ik keek
eens nauwkeurig naar hem en 'nog steeds
vertrok zijn gezicht. Toen zag ik wat er
aan scheelde en zei: „Pitt, i» je neus bei
vroren.'" „Mijn neus? Onzin!" Ik zei: „Pitt
je neus is bevroren. Dat is een mooi kerst
geschenk, dat je me daar brengt. Nu ga ik
mijn dokterskunsten op je toepassen".
„Dat kan niet waar zijn', z.ei Pitt en
voelde aan zijn gezicht, ,,'t Is lieeieimaal
niet erg", z.ei hij toen. „Ga niet bij liet vuur
maar in een hoek zitten", ried ik hem.
„Goed", zei hij. „Ik heb hot koud". Ik gaJ
hem een kop zwarte licete kome. Hij dronk
die leeg en kroop in een hoek. Ik ging
'.vaar buiten en nam' een hand vol sneeuw
en wat benzine. Als geneesmiddel tegen,
liet bevriezen is er geen goud zoo goed.
„Hier, en nu wrijf je wat je kunt. Als hel
bloed niet gaat stroomen ziet het er
leelijk uit". Hij wreef er op los en daarna
ik. VV'e wisselden elkaar af. Maar het
bloed ging niet stroomen en dus zei ik:
,',Pitt, kerel, je neus is er geweest" „Dat
bestaat, niet", zei Pitt. „Toch is het zreo",
gaf ik ten antwoord. Ik zei hem te gaan
zitten. Toen zei hij dat hij weer een bran
derig gevoel had en zijn gezicht begon weer
te trekken. Ik z.ei: „l'itt, doe me een
pleizier en pak je r.eus en trek eraan. Als
je liet niet doet, moet je mijn huis uit. Trek
dus, of je gaat er uit. Anders rot je neus
weg." „Goed dan", zei hij. Hij greep zijn
neus beet, trok er aan en daar was hij -n
zijn handen, llij hield hem vast, trok zijn
revolver en zoide: „Hier heb je een revol
ver, schiet me a.u.b. dadelijk dood." Tot
zoover dezn geschiedenis. Uit dit kleine
schetsje kjint u de eigenaardige, eenigszins
simplistische toon van dit -hoek hooren. Wij
aarzelen davi ook niet het ieder aan te
bevelen. Hel is verschenen hij de firma
van Seheltoma en Holke-ma te Amsterdam.
De titel is „Dertig jaren onder de kluize
naars van de pool."
Door een drijfriem gedood
Te I) i e m e n heeft aan het stoomgemaal
een ernstig ongeluk plaats gehad. Bij het
smeren van de motor van het stoomge
maal is de 29-jarige J. C. Portengen door
een drijfriem gegrepen. Den man werd een
arm afgekneld, terwijl zijn bovenkaak ver
brijzeld werd. Het slachtoffer is door bloed
verlies vrijwel dadelijk na liet ongeluk
overleden.
Doos 20 ct. Tube 40 en 60 ct,.
it
ÏO
(is
Daar trof hem echter de punt van den
degen tusschen hals en borstkuras en een
kreet van pijn ontsnapte den mond van
dén sterken smid.
Doch in plaats van nu den hopeloozon
kamp met den Spaanschen bevelhebber op
te geven, slingerde hij zijn zwaard onder do
Spanjaarden, sprong naar voren en greep
de manen van Bossp's paard. Toen zwaaide
hij zijn geweldigen smidshamer boven zijn
hoofd en gaf daarmee Bossu zulk een
zvvaren slag op den schouder, dat deze
wankelde in den zadel.
Het paard sprong omhoog en. snelde
voort, den smid die nog altijd de manen
vasthield, meesleurend.
Weer hief de smid zijn voorhamer op.
0, als het hem gelukken mocht Bossu
neer te slaan, dan was de geliefde stad
gered.
Doch Bossu zag den dreigenden hamer
en sloeg met zijn zwaard op de linkerhand
van Zwarte Jan. Het -bloed droop er langs
maar het scheen wel alsof die vuist van
ijzer was. De smid liet het paard niet los,
maar poogde met zijn hamer de?i aanvoer
der te treffen.
Deze was echter den hopman der bur
gerwacht voor.
Opnieuw flikkerde zijn degen en het
scherpe staal drong met kracht in den hals
kan. den smid,
Met den kreet „wraakt" op de lippen
zonk Zwarte Jan nu voor de pooten van
het paard neer; de voorhamer in de rech
tervuist gekneld en een lok van de manen
van het paard in de bloedende linkerhand.
Bossu's paard, dat nu opeens van z'n last
bevrijd was, rende vooruit, over het .-toe
vende lichaam heen. Paarden van andere
Spanjaarden trapten op het lichaam van
den smid en menige Spanjaard stak z'n
hellebaard in het bloedende lichaam.
Thans brak de moord los.
De Spanjaarden drongen al meer op en
verspreidden zich op het Oostplein, waar z
warm ontvangen werden door de burger
wachten, bijgestaan door enkele Watergeu
zen, waaronder ook Hendrik Sybrands.
De dappere jongen had zich geen tijd
gegund naar de Valkensteeg te gaan; de
verdediging dpr stad woog op 't oogenbhk
het zwaarst, die moest vóórgaan.
Zoo streed hij dan dapper tegen de Span
jaarden, ontzag geen gevaar, maar zwaaide
zijn degen fier door de lurht.
Even moest hij adem scheppen. Hij had
zoo pas een tweegevecht gehad met een
Spaanschen kapitein en hij had het. geluk
gehad den tegenstander te kunnen vellen.
Vlak onder den stadswal had dez.e strijd
plaats gehad en de Spanjaard lag daar nu
en sliep z'n laatsten slaap.
Een jongen sloop langs de binnenzijde
der wallen heen. Hij was zooeven van de
Nieuwe Haven gekomen en had voor
zichtig het Oostplein overgestoken. Het was
een vermetele daad geweest van den jon
gen, want het gevaar was 8root geweest
door een musketkogel ol' een degen getrof
fen te worden.
Doch de jongen had dat gevaar dapper
getrotseerd.
Hij moest liet plein oversteken, want hij
meenda aan de overzijde een bekende te
zien. N'u was hij er en langzaam sloop bij
voort langs de wallen tot bij de plaats waai
de doode kapitein lag en Hendrik Sybrands
te rusten stond.
Hij was er nu vlak bij.
En eensklaps plaatste hij zich vóór den
Watergeus.
„Ken je me nog, Hendrik?" vroeg hij.
„Huib, jongen, of ik je ken", riep ifen-
drik verbaasd uit. „maar wat doe jij hier,
weet moeder dat?"
Huib schudde het hoofd.
„Noen", zeide hij geheimzinnig, „vader en
moeder weten liet niet, daarom moet ik me
zoo haasten- Ik moest om brood bij den
bakker in den Houttuin, maar ik ben luei-
hoen gekomen, want Jan Dorrunirus heeft
me verteld, dat jij er waart en ik moest je
spreken."
Hendrik lachte een beetje ongeloovig, hij
begreep niet, wat de jongen in z'n schild
voerde en dacht, dat het niet anders zou
zijn dan een onnoozele jongensgrap.
Doch het was geen grap, maar bittere
ernst, die Huib naar liet Oostplein had
gedreven.
Huib vertelde het verhaal van den keider
van Jan Dominicus en vroeg Hendrik of
hij vader niet zou kunnen bewegen er heren
te gaan. Daar zouden ze veilig zijn.
„Toe Hendrik", zeide de jongen, „ga nu
met me mee, de Nieuwe Haven langs en
het Groenendaal over, dan zijn we er z.oo.
Ga nu mee en breng ons naar den kelder
yan Dominicus,
„Dat gaat maar zóó niet, jongen", zeide
hij, „ik kan hier maar niet wegloopen, maar
zorg jij eerst maar van het Oostptein te
komen, want liet is hier levensgevaarlijk."
Huib knikte.
,.lk zal gaan", antwoordde liij, „ik zal
dadelijk gaan, maar zorg jij dan, dat je bij
vader en moeder komt. beloof het me Hen
drik, zeg dat je het doen zult,"
„Nu, ik zal mijn best doen Huib, ik zal
zien wat ik doen kan, maar ga nu jongen
ga nu dadelijk heen, want ia vrees, dat
het je leven zal kosten."
,J)e Heere kan ons overal bewaren", zei
Huib en hij schrok van zijn eigen woorden
toen hij dat zeide.
„Ga nu heen Huib", zei Hendrik nog
eens.
„Ja, ik ga al", riep de jongen en meteen
zag Hendrik hem in den wir-war van men
schen verdwijnen.
'n Oogenblik nog kon hij hem nazien,
doch dan verloor hij hem uit het oog en
Hendrik Sybrands was weer alleen met
den dooden kapitein.
HOOFDSTUK VII
„Daar rijst de kreet der smart!"
De moord was titans losgebroken.
De oude Dominicus had, nadat Zwarte
Javt was gevallen, met een honderdtal bur
gerwachten nog moedig stand gehouden op
liet Oostplein.
Zij wilden de toegang tot de Hoogstraat
aan de Spanjaarden beletten en streden
daarom als leeuwen.
Telkens hoorde men de kreten: „Leve de
Geuzen! Voor Lumey en den Prins! l>ood
aan de verraders!"
Het was een strijd van man' tegen mar,,
doch de Spanjaarden waren veel talrijker
dan de strijdende burgers. Menige dappere
Wacht lag al badende in zijn blad. De Oost
poort versperren, daaraan was niet meer
te denken en als een wilde vloedgolf ver
spreidden ziclt de Spanjaarden van het
Oostplein.
Er werd verwoed gevochten.
De burgers losten hun vuurroeren op de
vooruitrukkende Spanjaarden of hakten er
met hun hellebaarden op in.
Vrouwen en kinderen holden gillende en
jammerend de Hoogstraat op, zoekend naar
een veilige schuilplaats.
Links op het Oostplein verdedigde zich
de oude bakker Jan Dominicus.
Hij was in gezelschap van enkele water
geuzen en streed als een leeuw tegen de
Spanjaarden.
Bossu, die te paard over het Oostplein
reed om nu hier dan daar zijn mannen
aan te vuren, werd de strijdende groep
gewaar.
Hij ontdekte er enkele Watergeuzen en
dat deed hem er heen ijlen. Hij had den
dood gezworen aan alle Watergeuzen. Zij
hadden hem in Don Briel zoo warm ont
vangen, hij zou hen hier in Rotterdam daar
voor betalen.
In een oogwenk was hij bij de strijden
de troep.
Doch .Tan Dominicus zag hem naderen
Hij greep zijn hellebaard en wist daarmee
het paard van Bossu te verwonden. Helaas
de wonde was niet groot en het dier stei
gerde geweldig, waardoor liet groot gevaar
opleverde.
Jan Dominicus week dan ook haastig
terug, doch nu viel Bossu woedend op ,1e
mannen aan.
Links en rechts regende het slagen.
Doch Bossu's mannen waren de sterksten.
En langzaam moesten de dappere Geuzen
wijken.
On\ erwachts geraakte Dominicus in ge
vecht met een Spanjaard. Al strijdend ver
wijderden zij zicli van de vechtende troep
en het gelukte den moedigen bakker den
Spanjaard een speerstoot le geven, die hem
ter aarde deed storten.
Verheugd, dat hij zijn vijand overwonnen
had, wilde de bakker zich weer bij zijn
vechtende kameraden voegen. Helaas, hij
had buiten Bossu gerekend.
De -bevelhebber had het kleine tooneeltie,
dat zich daar zoo net afspeelde gezien en
wendde zijn paard er heen. Reeds suisde
Bossu's zwaard boven het hoofd van dtn
bakker en eer deze den slag kon ontwijken
stortte hij doodelijk gewond over liet lijk
van zijn pas verslagen tegenstander heen.
„O mijn God! Ik sterf", kermde de oudo
bakker. „Zorg voor mijn vrouw, vlucht,
vrienden, vlucht!... O mijn God!... wees
mij genadig!"...
De dappere vrienden moesten nu ook
wijken.
Zij besloten het Oostplein te verlaten en
trachtten de Groote Markt te bereiken.
Langzamerhand werd het Oostplein nu
door de strijdenden verlaten, alleen tie
dooden en doodelijk gewonden bloven er
achter. De Spanjaarden trokken nu do
Hoogstraat langs.
iWordt .vÊvyolgdJ