VOOR VROUW EN KIND MAAS- EN SCHELDEBODE ZATERDAG 8 DECEMBER 1934 1 GODS INGRIJPEN WAAROVER WIJ LAZEN Hoe besteedt de jeugd de Zondag? MIJN WENSCHEN yOOR DE VROUW VOOR DE JEUGD VOORDE ZONDAG „Eo Ik zal vijandschap zetten tusschen U en tusschen deze vrouw en tusschen uw zaad en tusschen haar zaad; dat- zelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen." Genesis 3:15. Straks is het weer Kerstfeest. Nog enkele weken en met heel de Christenheid vieren we weer het feit van de geboorte van den Zaligmaker der we reld, Die, daar Hij rijk was, arm is ge worden, opdat wij door Zijn armoede rijk zouden worden. Blijde boodschap des heils; oud, doch nooit verouderd! Evan gelie in den hoogsten zi-n, om armen en ellendigen te vertroosten, zoodat zij, zelfs in den donkersten nacht van het leven, psalmen kunnen aanheffen! Dit Evan gelie klinkt alle eeuwen door, zelfs tot in de allervroegste tijden, toen het eerste menschenpaar nog slechts kort uit de hand des Scheppers was voortgekomen, maar in stouten euvelmoed tegen Hem in opstand was gekomen. In opstand was gekomen? Ja, niet minder dan dat. In den lusthof van geneugten, waar alles hun predikte van de grootheid en de goed heid huns Makers. In het Paradijs, waar alles louter zaligheid was in storelooze vreugd. En toen, toen gebeurde dat schrikke lijke! Dat zij aten van de verboden vrucht, waarvan de Heere zoo nadrukkelijk ge zegd had, dat zij daarvan niet mochten eten met de vreeselijke bedreiging, dat zij dan den dood zouden sterven. Gevallen zijn ze, beiden, Adam en Eva, gevallen in het oordeel van den Rechter van hemel en aarde, Die ook in Zijn rich ten een Waarmaker is van Zijn Woord. Zou Hij het zeggen en niet doen? Eva, vrouwe, Uw hoogste vreugde zal niet anders worden gesmaakt dan met de er varing van de vlijmendste smart! Adam, koning met den scepter over al het ge schapene, arbeiden zult ge in het zweet uws aanschijns! Adam en Eva. sterven zult gij en wederkeeren tot het stof, waar uit gij genomen zij tl Dat is het oordeel, naar recht en waar heid. Doch nu het Evangelie! God grijpt in in dit vreeselijk wereldgebeuren, op welks achtergrond de zwarte figuur staat van den Satan, die zijn duivelslach lacht, in den waan, dat hij het spel gewonnen heeft van Hem, aan Wien ook hij zijn aanzijn heeft te danken, doch met Wien hij gebroken heeft. God zelf grijpt in en dat is Evangelie, want aan de zijde van den mensch is de volslagen machteloosheid en aan Gods kant de Almacht. „Ik zal vijandschap zetten", zóó klinkt dit geweldig woord door Edens geboomte tot de slang en in haar tot Satan, „Ik zal vijantschap zetten tusschen U en tusschen deze vrouw", dié gij verleid en aan Uw zijde gebracht hebt, „en tusschen Uw zaad en tusschen haar zaad; datzelve zal U den kop vermorze len gij zult het de zerzenen vermorzelen". Hier is het ingrijpen Gods. Hopeloos ware 't met Adam en Eva en buiten hope met het geslacht der menschen, met U en met mij, zoo niet de Heere Zelf Zijn hemel verlaten had en tusschen beiden getreden ware. De band verbroken met God, de bron des levens en des lichts, de springader der vreugd en nieuwe banden gelegd met hem, die Schepper en schepsel haat. Wie breekt hier den nieuwen band, wie herstelt den ouden? Wie kan hier overbruggen de breuke, die geslagen is; wie kan heelen de wonde, die ontstaan is? Ik, zegt de Heere en Ik alleen en nie mand anders. En God doet het. Hij zet vijandschap, waar vriendschap is geslo ten. Dat is alvermogen in de genade. Dat is goedheid, hemelhoog. Dat is: Door U. door U alleen om 't eeuwig welbehagen. Buiten den mensch om, zonder eenige zijner verdiensten, ontspringt de bron van onverdiende zegeningen, door het in grijpen Gods. Maarin een weg van geweldige worsteling, van zwaren kamp. Hier is de smalle weg en de enge poort. De vriendschap met God brengt onaf scheidelijk de vijandschap der wereld mee en die vijandschap is gedrenkt in den geest van Satan. Heftig kan de wereld haten, maar daar staat tegenover de Heere kan zoo vurig liefhebben. Het ingrijpen Gods door strijd en wor steling roept dus het kruis op, (met kleine letter), maar houdt ook reeds in het Kruis (met groote letter), het Kruis van Golgotha, met den Man van Smarten, het ware Vrouwenzaad, door Wien in dien dïepsten zin de geweldige worste ling tot haar beslissing en zegepraal ge bracht wordt. In Hem het woord vervuld: „de verzene vermorzeld", maar ook door Hem de moederbelofte tot verwezenlij king gebracht: „Satans kop verbrijzeld". Het Vrouwenzaad overwint, de Chris tus overwint, de van den Vader gegeven zoon overwint, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar 't eeuwige leven hebbe. Het is ééne lijn, die haar oorsprong vindt in het eeuwig wel behagen, uitgestippeld wordt in het Pa radijs, loopt door heel het borduursel van het Oude Testament tot op Bethlehem en over het Kruis van Golgotha; de gulden lijn des Evangelies, uitloopend op den grooten dag des gerichts, wanneer de in Zijn verzenen getroffen Middelaar en Zaligmaker als Triumphater verschijnen zal op de wolken des hemels en de onher roepelijke decisie (beslissing) zal brengen over alle menschen. Dan is 't óf een eeuwig wel óf een eeuwig wee, voor immer behouden of voor altijd verloren. Waar zal uw plaats zijn? Wat zal uw deel wezen? Wat dunkt U van den Christus? Wat van het Kindeke van Bethlehem? Hoe staat Ge tegenover het Kerstfeest? Geef antwoord aan Uw God en Heere, Die harten kent en nieren proeft! Zalig, wie met Petrus kunnen en mogen zeggen, ook met het gezicht op eigen zonden en doemwaardigheid: „Heere, Gij weet alle dingen. Gij weet, dat ik U liefheb." In het tijdschrift „Onze Kinderen" schrijft v. d. IT. v. G.: Op deze vraag hehoeft men zich niet lang te bezinnen. Het antwoord ligt voor de hand. Een groot deel der Nederland- sche jeugd van heden gaat op Zondag naar het sportveld. Niet alleen in de groote steden. Neen, ik was dezen zomer in een afgelegen, stil dorpje in een streek, waarvan de be volking nog voor „orthodox" doorgaat en tot m'n verbazing was men op Zondag morgen druk bezig een weiland met ken nis van zaken in te richten om er 's mid dags een sportwedstrijd te houden. Ik stel voorop, dat ik de sportieve hou ding van onze jeugd van harte toejuich. Als ik mij in herinnering breng hoe tot voor twintig, vijf en twintig jaar de jon gens op de dorpen nog hun vrijen tijd verlummelden met tegen een schuur, of op een sluismuur te haugen of op een hek te zitten en domme praat te verkoo- pen en de voorbijgangers te hinderen, dan denk ik: hadden ze het voetbalspel maar gehad. Het voetbalspel is gekomen en heeft over de langzaamheid van onze land aard getriomfeerd. Langzame, onhandige, logge boerenlummels zijn er door ver anderd in kwieke, vaardige kerels. En als de Zondag nu verkeerd besteed wordt, moeten we de schuld daarvan niet gooien op het voetbalspel Dat voetbalspel heeft er niet de minste schuld aan. De sport is geen persoon die men ver antwoordelijk kan stellen. De verant woordelijkheid', de schuld, is altijd bij de menschen. Ja, de Zondag komt in 't gedrang. Door de voetbalsport. Ongetwijfeld. Maar men moet niet overdrijven in zijn beschuldiging. Men moet zich rekenschap geven van 't feit, dat ook in de tijd van vroeger, dus vóór 't veldwinnen van de voetbal sport, een groot deel van onze jeugd eveneens zijn Zondag niet recht besteedde. En dat niet alleen de jeugd uit on godsdienstige gezinnen. Ook de jeugd uit „Christelijke" gezinnen. Op vele dorpen was de geheele jeugd een prooi der ver veling. Men moest ze maar zien slenteren langs de wegen, op Zondagmiddag, of doelloos zien lanterfanten op de bekende verzamelpunten van 't dorp. Ja, straks zaten ze weer in de kerk, of stonden achter in 't kerkportaal (ja, dat kwam ook voor!), maar tusschen de diensten in? Wat deden ze dan? Wie gaf leiding? Wie wist iets te be ginnen met deze jongens? Je kon ze niet de heele dag in huis of lokaal houden en 't was al mooi als er 's avonds een klein groepje in de jongelingsvereeniging en de ltnapenvergadering kwam. Nu moogt. ge 't me kwalijk nemen of niet, maar ik zie liever op Zondagmiddag een troep frissche jongens aan de sport bezig dan die bungelende, lummelende, zich vervelende, mel-zich-zelf-geen-raad- wetende jochies van vroeger. De sport heeft de jeugd van thans ge grepen. Ach, natuurlijk! Dat is ook te be grijpen. Maaren nu komt de schuld. Nu is er algemeen de neiging om te ver te gaan. Nu komt er sport-verdwazing. En sport-vergoding. Nu derailleert de jeugd. En de Zondag gaat te gronde. Aan wie de schuld? Nogmaals: niet aan de sport op zich zelf. Als de jeugd fout gaat, dan is er aller- eerst schuld bij de opvoeders der jeugd. Wij, opvoeders, moeten de Zondag weten te redden voor onze - kinderen. Maar, dat gaat maar niet zoo gemakke lijk. Dat gaat maar niet door 't kommando: binnen blijven! Neen, dan moeten wij voor onze kinde ren een echte Zondagssfeer weten te scheppen. Dan moeten we ze een Chris telijke Zondag weten te bereiden. Geen Zondag van „raak niet en smaak niet en roer niet aan"-. Als 't in ons huis en ons gezinsleven echt Zondag is, dan kunnen we pal staan tegen de Zondags-ontheiliging en de ondergraving onzer Christelijke levens gewoonten. De kerkeraad der Ned. Herv. Kerk te Doetinchem heeft zich per „herderlijke brief" tot. de leden der gemeente gewend over deze ernstige zaak. Voorop stelt de Kerkeraad, dat gezonde sport op zich zelf niet veroordeeld kan worden. Verder wijst hij op de ernst der tijden die roept tot zelfbezinning, tot inkeer, tot bekeering. Men moet zelf terugkeeren tot de oude paden en anderen helpen dat ook te doen. Daarna zegt de brief: „Als gij dit met ons voelt, betreurt gij het dan niet met ons, dat met name de uitoefening van de sport, die ontaard is in sportverdwazing en afgoderij, in onze dagen en in 't bijzonder in Doetin chem, deze roeping in de weg staat? De jongeren leeren hierdoor stelselmatig aan kerk en godsdienst voorbij te gaan. En wat hierbij zoo droef stemt, is dit, dat ook onze „Christelijke" menschen of zelf op Zondagmorgen klaar staan voor de deelneming aan verschillende sport- demonstraties of hun kinderen vrijlaten om er aan deel te nemen of met een zucht hen laten gaan, omdat ze niet tegen te houden zijn, wijl ook de kame raden meegaan! Laten wij toch tonen, dat de Christe lijke gemeente een heerlijk en sterkend verband is en dat wij, nu wij in dat Verband zijn opgenomen, tot taak heb ben elkaar te steunen en te helpen. Als wij nu eens besloten vooral wat de Zondagmorgen betreft neen te zeggen tegen alles, wat het leven in dat verband in de weg staat; onze kinderen dan een voudig de deelname te verbieden en on ze stem te laten horen in de kring der verschillende verenigingen zelf, (wan delclubs, motorclubs, wielerclubs, enz.) Wij weten, dat meerderen dit met dank baarheid zouden zien en ais het niet ba ten mocht, dan komt de ernstige vraag in overweging of onze plaats en die onzer kinderen nog zijn kan in verenigingen, die met onze bezwaren niet rekenen; die ons niet alleen de Zondagmorgen roven, maar zooals onlangs op de Zondag onze kinderen ook brengen in café's en dergelijke gelegenheden." Met een dringende vermaning om doop- en belijdenisbelofte na te komen eindigt de circulaire. Nu moet niemand zeggen: in mij n ge zin en in onze gemeente komt dit kwaad niet voor. Dat is in 't algemeen veel te bout gesproken. Het gevaar dreigt overal. En bovendien: men zij niet met de schijn tevreden. Want als ons kind kind zich op Zondag verveelt en met zijn gedachten op 't voetbalveld verkeert al gaat hij onderworpen mee naar de kerk. dan is 't al lang met ons mis, Ik zeg met ons. Ook met 't, kind, ja, maar ook met ons. Dan is het onze plicht om te on derzoeken waarin wij te kort schoten. Ons kind mist dan iets, dat wij het had den kunnen geven. Is ons gezin inderdaad een middel punt? Is het goed daar te zijn? Is een Zondag in ons gezin iets heerlijks voor een gezonde jongen en een gezond meis je? Is het, om met de circulaire van Doetinchem te spreken, „een heerlijk en Daar wenscht mijn ziel te ontwaken, Waar de ochtendzon niet gloort, Of aller harten haken Naar 't voedsel van Gods Woord. Daar wensch ik daags te wonen, Waar hart en huis weerklinkt, Van heil'ge psalmentonen. Die 't blij geloove zingt. Daar wensch ik me aangezeten Aan ongesierden disch, Waar 't onbevlekt geweten Der spijzen toekomst is. Daar wensch ik neêr te vleien Mijn moegewerkte leên, Waar liefde 't bed komt spreien Bij 't offer der gebeên. Daar wensch ik te vernachten, Waar man en vrouw en kroost, Van God alleen verwachten Hun kracht, hun hulp, hun troost. Daar wensch ik eens te sterven, Van God ter rust geleid, Temidden zijner erven, Voor de erfenis bereid. J. ÜE LIEFDE, sterkend verband?" De Zondag is de dag des Heeren. Maar dat kan alléén als de Zondag een dag voor 't gezin'is. Lees maar eens de woor den van 't Sabbatsgebod. Dan zal 't U, duidelijk zijn. De vraag: Hoe besteedt onze jeugd da Zondag? zal worden beheerst door deze vraag: Hoe leeft ons gezin op Zondag? Dr DAVID DUNCAN MAIN f Een voortrekker in China Te Hangtsjou in China is onlangs over leden ür David D. Main, stichter van de al daar gebouwde Zendingspost. Deze 78 jaar geworden Zendeling ging een halve eeunt geleden met zijn gade naar China. In een klein huisje richtte hij een apo theek in voor de behandeling van opium schuivers. Binnen korten tijd breidde deze arbeid zich zoo uit, dat hospitalen voor mm laatschen en andere patiënten kond-en opge richt worden, later ook herstellingsoorden, een opleidingsschool voor Cliineesche ver" pieegsters en een college voor Chineescha artsen. BELASTING OP BOEKEN LEENEN. De Zweedsche Schrijversclub heeft aan de regeering verzocht, twee kronen per jaar te willen heffen van allen, die uit een open bare bibliotheek boeken betrekken. De be doeling der Zweedsche schrijvers is het, op die manier een fonds te vormen, waaruit zij een toelage zouden kunnen ontvangen en op later leeftijd een pensioentje. Het verzoek is niet geheel willekeurig.1 door het steeds uitbreidende getal leeszalen en bibliotheken, die duizenden bij duizen- ien van leesstof voorzien, wordt de omzet der boeken aanzienlijk geschaad en worden speciaal de auteurs getroffen, die zich met lager honoraria moeten tevreden stellen. Een kleine belasting op het boeken leenen zou daar een tegenwicht tegen vormen. Ook iets voor ons? DE HONDEN VAN DEN ST. BERNARD Tusschen den MontBlan-a en de westelijke hellingen der W-alliser Alpen loopt op 24.? Meter hoogte, -een beroemde weg, de p a s .van den Grooten Sint Bernard, die via de dalen der woeste zijrivieren van Rhone (in Zwitserland) en Do-ra Baltca (in Italië), Zwitserland en Italic met elkaa-r verbindt. Reeds in lang vervlogen eeuwen werd deze verbindingsweg d-oor de men-scilien ge bruikt in ha-ar natuurlijke staat, zóó d-us, els zij door de natuur was gevormd. Maar pas tijdens de regeering va,n d-en Rome-in&chen Keizer Augustus, werd de bergpas -lot een weg, die werkelijk voor het verkeer, zel-fs met voertuigen, bruikbaar was. Van dat ocigenblik af wordt hij regel matig door reiaigebs betreden. Daarom werd er door de toenmalige Romeinsohe Heide nen ook een temipel opgericht voor hun god Jupiter. Telkens werd hij voor militaire veroveringsdoelein-den gebruikt. O.a. trok Napoleon Bona,parte in 1800 met zijn leger over den Gr. St. Bernard naar Italië. Het is ecu moeilijke tocht. Door de lig ging te midden van de hoogste bergen van Europa en doordat de pas is blootgesteld aan de ruwe Noordenwinden, is 't er zóó koud, dat de sneeuw er feitelijk alleen in den zc-mer in vlokken v-alt. Gedurende de rest van het jaar hangt er meestal een mist, geladen met ijsnaalden, waartegen zelfs de best gesloten deur geen voldoende bescher ming biedt. Voaivuldig komen er lawines voor, die pijlsnel neerstorten, -zoodat men zelfs den tijd niet heeft om vast te stellen, vanwaar Bij komen. En bijna liet geheele jaar door Jieerseht ei' slecht weer: storm, wervelwin den, mist. Van de twaalf maanden is het er geen veertien dagen lang mooi weer. Ge middeld bedraagt de temperatuur er in den winter 20 graden Celsius onder nul. Velen uren heeft men noodig om de berg pas te bereiken, hem dcor te trekken, en aan den anderen kant weer af ts dalen naar gastvrijer oorden. Groote gevaren bedreigen den reiziger tij dens deze tocht. Talrijk zijn degenen, die er door de sneeuw zijn bedolven en verdwe nen, zonder één spoor na te laten, of die isr verzonken in een slaap, waaruit geen ontwaken meer was, doordat de uitputting hen had overmand, of die in een staat van bed-vvelming geraakten als gevolg van de stilte der sneekw, die werkt als een ver- doovin-gemiddel. Heeft d-eze stilte den mensch eenmaal bevangen, dan kan niets hem aan zijn toest-and van volkomen ge voelloosheid en bewusteloosheid, onttrekken Deze ongelukkige» te hulp te komen, irioor in hun nabijheid een vaste hulppost te vestigen, waar vrijwilligers gedurende het geheele jaar ge'reed zouden staan en bereid zouden zijn, het slechte weer te tro-t- seeren, zooiets kon slechts door het vuur cn de toewijding va neen offervaardig ge loof word-on volbracht. Op dezelfde plaats, waar een-s de Jupiter-tempel had gestaan, Stichtte tegen het einde der tiende'eeuw de jnonnik Bernard van Menthou oen klooster Aan dezen Bernard van Menthou heeft de gevaarlijke bergpas zijn naam o-ntleend. 1-Iet was de taak der monniken, de ver dwaalde reizigers in -hun jniclden te ont vangen en degen-en, dig in nood verkeerden, te hulp te snellen. In dit laatste éohter zouden zij ondanks al hun toewijding vermoedelijk slechts bij uitzondering zijn geslaagd, wanneer ze zich niet hadden voorzien van medewerkers, wier bewonderenswaardig instinct den goe den wil en de waakzaamheid der monni ken aanvulde. Deze medewerkers zijn de vermaarde St. Bernardshonden, wier roem zich over d-e geheele wereld heeft verspreid Welke oorsprong had dit ras, en vanwaar haalden de eerste monniken van het kloos ter dit type houden, dat nergens anders ter wereld te vinden is? Het antwoord op deze vragen is nog altijd niet gevonden. De grootste hinderpaal bij liet oplossen van dit vraagstuk is, ciat het oud-e, echte ras als gevolg van een epidemie is uitgestorven en men de soort met behulp van nieuw, vreemd bloed, heeft moeten herscheppen. Waarschijnlijk echter doet men het verstandigst, in dezen af te gaan op de overleveringen die bij de monniken zelf bestaan, dat n.l. het ras afstamt van kruisingen van een Deenschen dog, die door een Napolitaansoh edelman van een -reis naar het Noorden was meagebracli4, en een. hond uit het gebied der Pyreneeën, het liooge gebergte in Noord-Spanje. Spe ciaal van de moeder zouden de nakome lingen dan d-e bijzondere eigenschappen hebben geërfd, welke de St. Bernards be zitten, en ook de grootte, die werkelijk bui tengewone afmetingen heeft. Na de ge noemde epidemie wis-t men nieuwe St. Ber nards te vormen, die als stamvader een Leo-nherger en als moeder een Newfound lander hadden. Ditmaal erfden de nakome lingen speciaal van de Newfoundlander do groote deugd-en, d-e trouw en het plichts besef. Van de reu kregen zij de afmetingen en de speciale eigenschappen van d-en berg hond mee. De tegenwoordige St. Bernarclhond is een sterke, vierkante hond. Dit is v-ooral het geval met d-e reu, die nooit minder dan 70 cM. schouderhoogte heeft. Het is vooral dè sterke kop, met de hooge en breerle schedel, die de hond zijn typische uitdruk king van verstand en zachtheid geeft. Zijn neerhangende, van onderen brestl-e ooron, zijn hoog aan den kop ingeplant. De bek is kort en loopt uit in een zwarte snuit. Ook de lippen zijn donker. De sterk ontwikkei- de bovenlip hangt over de onderlip heen. De hals is gespierd, de schouders zijn breed, de borst is rond, de rug zuiver recht, de ledematen zijn buitengewoon stevig, voor al de bovengedeelten. De pooten vallen op door hun groote breedte, waardoor de hon den in staat zijn op het sneeuwdek te loo- pen, zonder dat ze er diep inzakken. Niet zelden bezitten de achterpooten een vijfde teen, die dus nog een extra verbreeding ten gevolge heeft. De vacht is dik, d-iclite korte haren geven de honden een goede bescher ming tegen vocht en koude. De kleur is wit met roodbruine of gele vlekken. Ongetwijfeld is d-e dressuur vooral iu het begin, van groote invloed geweest op het karakter van deze honden. Aanvankelijk trokken onder normale weersomstandighe den steeds twee, en bij ongunstig weer een grooter aantal monniken in beide richtingen d-e bergpas door. Zij waren voorzien van schoppen, ho-uweeien en andere hulp-mi rl- delen en werden vergezeld door honden, die zond-er veel moeite in staat waren d-e spo ren terug te vinden van reizigers die door de pas waren getrokken. Spoedig echter bleken de dieren, toen zij merkten dat de menecli maar al te vaak faalde, in staat, de orders aan te vullen en zelf te beslissen. Tal van keeren zou de mensch, ondanks al zijn verstand en waar nemingsvermogen in de onmiddellijke na bijheid van d-en bedolven of bewusteloos ge raakten reiziger zijn doorgeloopen, zonder liem op te merken, wanneer zijn makker hem ge-en -teelten had gegeven. Van dat oogcnblilt af be-gon de hond er alleen en volgens zijn oi-gen ideeën op uit te trekken Vond hij een slachtoffer dan waarschuwde -hij ijlings zijn meester, wiens tegenwoordig heid pas van dat oogenblik af was v-er- eisoh-t. Op deze wijze gaan de monniken van de Grooten St. Bernard nog altijd te werk. De wonderbaarlijk verstandige dieren loopen naar eigen goeddunken in de richting, die hun het best voorkomt, of beter gezegd: in de richting, die zij weten dat ze moeten in slaan, langs afgronden, gedurende verblin dende sneeuwjachten. Soms duren hun tochton heel den nacht lang. Bij deze tochten staan ze menigmaal aan levensgevaar bloot. In mindere mate ech ter d-an de mensch. Hun instinct, waar schuwt hen voor gevaren, die zelfe onze meest volmaakte instrumenten niet in staat zijn aan te kondigen, dooh die d-e honden op geheimzinnige wijze voorvoelen De monniken van den St. Bernard weten hiervan tal van voorbeelden te verhalen. Een monnik is onderweg met zijn hond Op een gegeven oogenblik weigert het dier hardnekkig, voort te. gaan. Het verzet ■zich tegen zijn meester, tracht hem een an deren kant uit -te trekken. En de monnik, zijn bondgenoot kennend, gehoorzaamt ten slotte. Dat is zijn geluk: even later wordt de we-g, dien hij juist wilde inslaan, door e-en lawine bedolven. De St. Bernard gaat bij zijn speurtochten niet lukraak te werk. Hij verricht zijn ar beid methodisch en schijnt er bij na ts donken. Hij ziet b.v. een pad dat. door een lawine is versperd. Hij ruikt, dat het ver- sohe sneeuw is, die op een laag oude sneeuw is gevallen. Hij begrijpt den aard van het ongeluk. Juist onder lawinen worden men schen be-dolven. Men kan ze onder de sta pels sneeuw weliswaar niet zien, maar wanneer men om de opeenihoopin-g van sneeuw heenloopt, bemerkt men, dat het. sp-oor er aan d-en and-eren kant niet weer uit te voorschijn komt. Wanneer dit zoo i«, dan moet er een mensch onder begraven liggen. Van dat oogeniblik af begint, de hond de sneeuw weg te ruimen. Met een verwoeden fjver gaat hij te werk, en tegelijk huilt hij. Het is zijn roep om hulp. Hoort men hem, dan is de helft van het werk al gedaan, en komt men toegesneld, clan is hij klaar. Dan is de bedoivene uit de sneeuw bevrijd. De ros-l is de taak der menschen. Voor hom, de hond, valt er d-an niets meer te doen. Maar niet altijd zijn d-e menschen er. Soms zijn ze ie ver om hem te kunnen hooren. Dan neemt de lrond hun plaats in. Dan likt hij d-en bewustelooze, steunt hem, verwarmt hem met zijn lichaam, totdat hij onwaakt. Deze prestatie verricht-e o.a. ook de beroemde hond Barry, die tegen het einde d-er vorige eeuw bij een kind, dat in een ijsepleet terecht was gekomen, de levensgeesten weer opwekte en het in den letterlijken zin des woord-s redde, door he' levend en wel op rijn rug naar het klooster te brengen, nadat hij had begrepen, da.t er geen men-sclrelijke hulp zou komen opda gen. Men kent misschien zijn triest ernd-e. Hij werd doodgeschoten door een reiziger, die hem voor sen wolf aanzag. In andere gevallen, ais redding slechts m-et behulp van haken mogelijk is, rent de ihond geheel alleen naar de dichtsbijzijnde bewoonde plaats (die niet altijd het kloos ter behoeft te zijn) om hulp te halen. Men verhaalt van gevallen, dat St. Ber nards een sneeuwstorm voelden aankomen, uren vóórdat hij be-gon te woeden en zich door niets lieten tegenhouden, om er op uit te trekken. In andere gevallen bleven zij hardnekkig reizigers vergezellen, op een moment, dat er geenerlei gevaar scheen te dreigen. Op die wijze redde Jupiter, een andere beroem de hond, een vrouw en een kind, die onver mijdelijk in een afgrond zouden zijn gestort, wanneer hij niet hij hen ware geweest. Beste Nichtjes en Nsefjes, Nu is het feest van Sf. Nicolaas al weer achter de rug. Is hij nog bij jullie geweest? Of vond hij, dat jullie al te gro-ot waren? Of misschien geen cadeautjes verdiend? Wie in Middelharnis en Sommelsdijk wo nen, hebben zeker allemaal erg veel geno ten. De meesten zullen Woensdagmiddag wel naar 't feest geweest zijn, en dat was natuurlijk erg leuk. Zijn alle verrassingen goed geslaagd? Nu, daar schrijf jullie me toch zeker wel eens van. 'k Ben erg nieuwsgierig, hoe jullie 't gehad hebt. Nu maa-r drie weken meer, en dan is 't Kerstvacantie. En daarna is 't jaar 1934 al weer ten einde. Tocli fijn, hè, die Decem- ber-maand. 'k Denk, dat jullie er allemaal wel van zult houden. Alles is zoo feestelijk en zoo gezellig. Iedereen is thuis, en elke avond zit d-e heele familie knus rond de tafel, terwijl 't licht op is en de kachel -heerlijk snort. V-ooral als 't buiten koud en guur en regenachtig is, kan 't zoo'n veilig gevoel geven binnen te zijn. 't Is waar, de zomer is fijn met de warme dagen en de vele vacantietochtjes, maar de winter nee, die zouden we toch ook niet graag missen. Eigenlijk is 't juist eng gezellig, zo-o'n af wisseling tusschen koude en warme, korte cn lange dagen. Het verveelt nooit.; telkens als er een nieuw jaarge'ijde aanbreekt, ver langen we naar 't aantrekkelijke ervan. De lente met het fijne jonge groen, de eerste mooie bloemen: de zomer met zon nige lange dagen en een heerlijke lange va- cantie. waarin je naar hartelust kunt spe len cn uitgaan, de helfst met. nog zulke heel mooie bloemen, cn met heerlijk fruit, waar jullie natuurlijk allemaal dol op bent, en de-u de winter, wel koud vaak, maar dan ook juist met sneeuw en ijs, wat zoo leuk kan zijn, en met heerlijke feesten en gezel lige avonden. 'k Geloof niet, dat ik die afwisseling graag missen zou, en jullie? Nu, dat vertel je me maar eens. Nu al jullie Sint Nicolaas-plannen weer afgewerkt zijn, wou ik nog eens een wed strijd geven. Inzending tot uiterlijk 21 Dec. Het werk van Vrijdag 30 November mag ingezonden tot uiterlijk 14 December, dit tot uiterlijk 21 December. Voor d-e kleintjes geef ik vijf h-e-el gemak kelijke raadsels; voor de groo'eren weer eens een opstelletje. Ieder moet zelf maar zien, waaraan hij of zij mee wil doen, je ziet nu zelf w-el, hoe 't. eigenlijk bedoeld is. Dat opstelletje voor de grooteren wou ik nu eens hebben over: „Hot Sint Nicolaas- feest" of b.v. „Sint Nicolaas-avond". De titel mag wel iets gewijzigd worden naar keuze, als 't maar gaat over 't feest van 5 of 6 December. Je mag vertellen wat je 't liefst wilt: de voorbereidingen voor 't feest, de voorpret, de dag zelf, of de avond. Of ook wel, hoe 't Woensdag-mid-dag was op t feest (dit alleen voor de inwonertjes van Scimmelsdijk en Middelharnis, en voor indien ze er zijn degenen van andere plaatsen, d-ie daarvoor ook 'n kaart hadden. We doen net als de vorige keer: Je neemt een dubbel schriftenvelletje (4 kantjes dus) zet boven aan de titel, verder links bo ven: naam, leeftijd, adres (d-e namen voor al voluit). Dan begin je te schrijven, op zijn hoogst je vier kantjes vol. Meer dus niet. En zoo duidelijk schrijven als je kunt. Voor liet beste opstel is net als de vorige keer, een mooi boek beschikbaar; het, daarna volgend-e besto wordt bekroond met een eer volle vermelding in de krant. En ditmaal tornt werkelijk het beste opstel als 't er tenminste voor geschikt is in de Maas- en Scheldebode, dan kunnen jullie allemaal mee helpen beoordeelen, of-je 't niet heusch -het allerbeste vindt. Dat spreken we dus af? Nu, jullie hebt weer twee weken de tijd. Zorg nu liefst, d,at je inzending 20 December binnen is, en, waar ik vooral nog de nadruk op wou leggenDoe allemaal mee. Dit is nu eens iets waar je allemaal ge noeg van kunt vertellen. En mocht je zelf er niet veel van beleefd hebben, dan bedenk je maar eens een leuk verhaaltje. l)at mag ook, als 't maar eoht zelf bedacht is. Dus zijn we 't allemaal goed eens samen. Denk om de juiste titel er boven, en links boven volledige naam, preciese leeftijd en duidelijk adres. Anders weet ik immers niet hoo ik d-e prijs moet adresseeren, als je die wint! En niet meer dan vier bladzijden d u i d e I ij k schrift. Nu, aan 't werk dan maar. Eerst o-p een kladje, kijken of 'i niet tr lang wordt, en. en-fin, jullie weet natuurlijk haast, beter hoe je een opstel moet maken, dan ik. 'k Boef er niets meer aan toe te voegen. En nu het werk voor de jongeren, 'k Heb beloofd, ri-at. het heel makkelijke raadsels zouden zijn, hè? Nou, kijk maar eens, of ik geen woord houd. Maar dan moet jttllie van jullie kant ook woord houden, hoor! Allemaal meehelpen. Toe, iaat nu eens nie mand achterblijven. Ook voor jullie heb ik een mooi boek uitgezocht, dat de winnaar of winnares van d-e prijs zoo gauw mogelijk' zal worden toegezonden. Voor de volgende beste twee inzendingen in volgorde weej een eervolle vermelding. Kijk maar eens, of ze niet leuk zij-n, en. of ze je niet erg meevallen: j 1. Voegt gij drie letteren te zaam, Dan hebt ge mijnen korten naam Ge vindt mij overal in 't woud 't Zij dun of dik, 't zij jong of oud. Het vinkje zingt zijn lied en bouwt Zijn nestje op mijn dunne hout. Maar, als gij omgekeerd mij leest, Dan ben ik een viervoetig beest; Dan mint een vogeltje mij niet, Maar vluoht, als het mij n ad Ven ziet. En, als mij 't kleine muisje hoort, Dan schrikt het, air snelt ijlings voort. 2. Gij ziet mij op een korenveld, Waar 'k, rijk gevuld, Gods goedheid meld Plaatst gij één letter voor mijn naam, Dan ben ik niet één, maar twee te zaam Met nóg een letter achter mij Ga dan maar vlug voor nre op zij. 3. Ga voor mij staan, 'k geef u uw beeld weerom Maar hoe ge u plaatst, 'k draai alles andersom Van rechts naar links, van links naar rechts Volg me niet na, ik doe alles averechts. 4. Raakt ge in mij vast, dan zit ge er leelijk in, Keer me om, dan ben ik beter naar Uw zin Dan mint mij jong en oud, ja 't kleinste kind Dat nog in mij zijn eenigst voedsel vindt. 5. 'k Heb tweeërlei beteekenis Die lichtelijk te vinden is. In de a»ne ben 'k een werktuig, dat Door vrouw en maagd wordt hoog geschat. Maar evenzeer voor menig man Iets is, dat hij niet missen kan. In d' andre vindt, ge m' overal, In school of kerk, op berg, in dal, In stad of dorp, of markt of plein, In 't boscli, of bij een springfonteih. Waar slechts veel volk te za-men is, Denk nu goed na, en raad niet mis. Ziezoo, d-at is nu e-ens niet zoo erg lastig, hè? Nou, nu maar gauw aan 't werk. Pro beer ze maar allemaal te vinden hoor. t Zal best. gaan. Ook jullie moet er om denken je naam (voluit), je leeftijd, en je volledige adres duidelijk te vermelden. 'k Ben benieuwd rraair de uitslag. Nu, volgende week, dus 14 Dec. hoor je de oplossingen van de raadsels van i6 Nov. en 21 December vind je de uitsla-g van t werk van 30 November. Dat je nu 7 Decem ber, al weer nieuwe werk krijgt, is, omdat nu de Sinterklaas herinneringen er nog versch inzitten. Overigens blijven we 't om de veerien dagen doen. Nu geef ik dus 21 December weer nieuw werk, dat. wordt den liet. laatste in dit jaar. Hiermee eindig ik weer. Allemaal de hartelijke groeten van jullie TANTE TINE

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1934 | | pagina 6