De Zaak-Blokhuis voor
Ambtenaren-Gerecht
het
MAAS EN SCHELDEBODE
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1934
BRILLANT VIOLIST EN EEN
GASCOM MISSIE
EEN GEBROKEN HART
MAASI
Plaa
Woensdagmorgen kwam liet Ambtenaren
gerecht te Rotterdam in zitting bijeen tot
behandeling van de schorsing-Blokhuis.
De advocaten van beide partijen deelden
mede, dat het pogon om tot een schikking
te komen, mislukt is, aangezien de gascom
missie zich blijft beroepen op het reglements
artikel, hetgeen inhoudt, dat de gascommis-
sie de directeur ten allen tijde kan ontslaan.
De heer Blokhuis was wel accoord gegaan
met de voorgestelde schikking.
De President merkt op, dat de Raad
het volkomen overbodig acht nu nog meer
dere getuigen te hooren.
Mr. Fr u in antwoordt, dat hij van zijn
kant daartegen geen bezwaar heeft, mits de
tegenpartij eveneens geen prijs stelt op het
hooren van meerdere getuigen.
Spr. zegt, dat het hooren van het perso
neel van de gasfabriek wel nuttig kan zijn.
We zouden bijv. aan Jongejan willen-vra
gen: hoe was de omgang met de directeur?
Wat is de aanleiding geweest, dat hij eerste
fitter-af is geworden? Dat zou zeer nuttig
zijn om na te gaan welke indruk hij geeft
aan de zaak!
De President: Beide partijen hebben
de vorige maal afgesproken om alles wat er
voor het laatste conflict, dus wat nu al
enkele jaren geleden gebeurd is, te verge
ten! Daarom zou ik in overweging willen
geven, om Jongejan geen vragen meer te
stellen.
Mr. Fruin: In een echtscheidingszaak
komt het toch ook wel voor, dat beide par
tijen besluiten vroegere verwikkelingen te
vergeten. Bij een nieuw conflict kan het
echter daarom toch noodig zijn, dat de oude
kwesties weer naar voren gebracht worden.
De President legt zich er bij neer,
zoodat getuige Jongejan thans als getuige
naar voren komt.
De President vraagt Jongejan: Iloe is
de directeur tegenover u geweest?
Get. Jongejan: Niet zoo'n beste! Ilij
was ook wel dikwijls goed, maar dikwijls
ook onhandelbaar! Hij heeft me lVz jaar
geweldig gesard. Hij heeft een rapport over
me gemaakt:het was meer als erg!
De Presi n t: Wat verstaat u onder
sarren?
Getuige: Hij probeerde me er mij maar
toe te krijgen, dat ik handtastelijk zou wor
den. Zelfs zoo, dat hij mijn collega's opstook
te, om mij daartoe te brengen.
De Presiden: Hoe weet u dat?
Get.: Ja, dat heb ik gehoord.
M r. Fruin: Uw collega's hebben gezegd
niet, dat Blokhuis hen gezegd had. dat ze
u op moesten warmen om hem eens af te
drogen
De Pres.: Wat is de aanleiding geweest,
van het feit, dat er een slechte verhouding
tussclien u en den directeur is ontstaan.
Get.: De directeur had in dien tijd ruzie
met den burgemeester en toen hebben wij
als personeel van de gasfabriek, den bur
gemeester een felicitatiebrief gezonden op
zijn zilveren bruiloft. Ik denk, dat het daar
om is geweest. Hij schold ons toen uit met
de woorden als: jullie zijn slavenzielen.
De Pres.: Denkt u dat dit de aanleiding
is geweest? Anders niet?
Mr. Nieukerken vraagt aan deze ge
tuige of hij weet, dat Breur zichzelf niet
geschikt achtte om in de fabriek te werken?
Get.: Dat heeft hij eens gezegd.
De heer Blokhuis: Wanneer?
Mr. Nieukerken: Heeft hii niet ver
schillende malen wat beschadigd? Als een
klok, de middelste oven, een gasmotor?
De heer Blokhuis: Welnee, geen gas
motor!
Mr. Nieukerken tot den heer Blok
huis: Wilt u even zwijgen. U kunt straks
de fout wel herstellen.
Getuige Jongejan: Ja, er is wel eens
wat beschadigd.
De President: Acht u Breur geschikt
om zelfstandig de gasfabriek te kunnen lei
den?
Getuige Jongejan: Onder goede leiding
wel!
De President: Gelooft u dat u belet
geschikt zou zijn?
Getuige: Ja, omdat ik langere ervaring
heb en meer samengewerkt heb met den
directeur.
Mr. Nieukerken: Weet u van de be
schadiging van de middelste oven?
Getuige: Ja, we hebben hem samen
aangemaakt. Twee of drie dagen heeft toen
de radiateur open gestaan. Op een Zondag
avond "kwam van Èyken, de stoker, zeggen,
dat de plaat doorgezakt was.
De Pres.: Wie heeft die oven open laten
staan?
Get.: Dat weet ik niet?
Mr. Nieukerken: En de kleine, is die
ook beschadigd? En hoe komt dat?
Get.: Dat weet ik niet! Wel vonden we
het altijd vervelend, dat de pyro-meter op
het kantoor stond, zoodat we daar niet op
konden kijken, omdat we geen sleutel had
den.
14
Toen de kranke steeds gevaarlijker werd
en er vrees bestond, dat het spoedig zou
afloopen, had tante nicht overreed, cenige
rust te nemen. „Als het noodig mocht zijn,
zal ik u wekken", iiad zij gezegd en Agnes
gaf aan haar raad gehoor, omdat zij zich
nauwelijks meer bestand gevoelde tegen de
droevige tooneelen, die gedurig opnieuw bij
het krapkbed voorvielen. Ook Mary had
zich een weinig ier ruste gelegd.
Toen nu de adehaiing der kranke roche
lend werd en het koude doodszweet reeds
haar voorhoofd en handen bedekte, toen
wierp haar zuster zich aan het hoofdeinde
der veege sponde op de knieën en bad -/oor
de eens zoo bekoorlijke zuster, die daar als
een uitgeteerd geraamte nederlag, thans
onvatbaar, om aan God te denken, dien zij
vroeger nooit had gezocht. „O God! die groot
zi(t van lankmoedigheid en genade, ontferm
U over mijn zuster. Gij die harten en nieren
proeft en alles weet, Gij weet ook haar
zonden en tekortkomingen, die bedekt moe
ten worden door het bloed van Jezus Chris
tus, dat reinigt van alle zonden. Ontferm U
Heere, over d-e ziel van de arme stervende'"
Zoo bad zij zacht fluisterende en steeds
vuriger, terwijl de laatste woorden onwille
keurig half lüid werden uitgesproken. On
het hooren dier welbekende stem richtte de
doodkranke nog een oogenblik het matte
hoofd op, zag haar zuster met half gebro
ken oogen aan en daar klonken eerw
kin pa de rauwe kreten uit haar mond:
Mr. Nieukerken: Is er wel eens een
versperring geweest van de gastoevoer?
G e t.: Dat heb ik hooren zeggen door Born!
Mr. Nieukerken: Tu den tijcl toen er
een slechte verstandhouding was tussclien u
en den directeur, zooals u zelf beweert, heeft
de heer Blokhuis toen geen schakelaar bij
u verwijderd, waarvan u last had.
Get.: Hij heeft de schakelaar laten bran
den tot de verstandhouding verbeterd was.
Het is dus juist andersom.
Mr. N ieu kerken: Heeft u niet tegen
Mevr. Blokhuis verklaard in den tijd toen
haar man moeilijkheden had met de gas-
commissie, dat het u leed deed en dat hij
altijd zoo'n goed directeur voor u is geweest?
Get. Jongejan: lk heb wel gezegd, dal
hij goed voor mij was, maar niet dat hij
een goed directeur was.
Mr. Nieukerken: Heeft Joppe niet
gezegd, dal Breur uiet bekwaam was zelf
standig in de gasfabriek te werken?
Get.: Dat weet ik niet!
M r. Nieukerke n: Hoe behandelde de
directeur het publiek en waardoor was ei
oponthoud bij het leggen van de gasbuizen
aan den Donkerenweg bij Nieuwland?
Getuige: Er konden toen geen gasbui
zen gelegd worden, omdat eerst de rioleering
klaar moest zijn?
De President: De vorige keer zijn alle
deze dingen uit en ter na bekeken. Het is
toch niet noodig, dit nog eens allemaal op
te halen?
Mr. Fruin: Er zijn tal van dingen, dio
nadere preciseering noodig hebben. Wan
neer echter mijn geachte ambtgenoot vijftig
vragen stelt kan ik er wel 150 stellen.
Mr. Nieukerken: Nog enkele dingen
slechts. Hoe was zijn houding tegenover liet
publiek?
Get. Jongejan: Tegen de fitters beeft
bij wel eens .dreigementen geuit. Mossel
man beeft eens gezegd: Als hij komt, dan
staat de buks achter do deur!
De President: Tegen u gezegd?
Get.: Niet. tegen mij!
De President tegen Mr. Nieukerken:
Hebt u al die kletspraatjes noodig voor uw
pleidooi?
De heer Blokhuis: Er zijn tallooze on
juistheden gezegd?
Dan wordt gehoord de tweede gasfitter
Breur.
De President: Wat is de aanleiding
geweest van do ruzie tusschen u en den di
recteur?
Get. Breur: Ik had een kat verzopen, zei
hij. Ik wist er echter niets van. Hij heeft
toen een heining aan laten brengen. Ver
volgens had ik een slechte bel genomen, ik
moest een trekbel nemen, dan kon hij er
flink aan razen! Ook heeft hij toen tegen mij
gezegd: man ik hen een donder, je zal het
merken. Hij schold me toen uit voor alles
wat leelijk is: ik was hysterisch, „filerisch",
een vent van niks, een wild beest, een op
varende van de Zeven Provinciën enz. Toen
die kat verzopen was, deugde er plots nie
mand meer.
De President: Wanneer is dat ge
weest?
Get.: In '31 of '32.
Mr. Nieukerken: Toen u een huis
kocht, heeft Blokhuis u toen geen 600 gul
den geleend?
Get.: Jawel! Toen was alles nog goed.
M r. N i e u k cite n» Toen de tijden moei
lijker werden, heeft toen de heer Blokhuis
uit zichzelf dc rente niet verlaagd?
Get.: Jawel.
De President: Wanneer?
Get.: Twee jaar later.
M r. Nieukerke n: Heeft de lieer Blok
huis niet meerdere malen uw radiotoestel
kosteloos gerepareerd?
Get.: Jawel.
Mr. Nieukerken: Heeft hij, toen u
eens tot f 10 boete bent veroordeeld, die
boete voor u betaald?
Get.: Ja, dat heeft hij allemaal gedaan.
Mr. Fruin: In de goede tijd.
De President: Wanneer is dat alle
maal gebeurd?
Get.: In 24 of '25.
De heer Blokhuis: In 1930!
Mr. Nieukerken: In Mei '33 of in Aug.
is u toen niet geweldig tekeer gegaan op
het kantoor van den heer Blokhuis en heeft
toen Born of Witvliet u niet buiten de deui
gebracht om te kalmoeren?
Getuige: Ja.
Mr. Nieukerken: Heeft u bij Struik
geklaagd?
Getuige: Ja.
Mr. Nieukerken: Waarom was de
directeur niet tevreden over u?
Get.: Toen ik die kat verzbpen had.
De President: Heeft u een oven niet
te snel af laten koelen?
Getuige: Daar behoef ik niet op te let
ten. Dat moet de directeur doen!
De heer Blokhuis: Weet u of de gas-
aanvoer verstopt was?
Getuige: Dat weeet ik niet!
Mr. Nieukerken: Vond de directeur
bet verkeerd, dat u rookte onder liet werk?
Getuige: Ja.
Mr. Nieukerken: En u deed liet toch?
Dan komt als getuige voor de heer Wit
vliet, boekhouder der gasfabriek.
Mr. Nieukerken: Hoe was de ver
standhouding van den directeur met het per
soneel in liet algemeen? En wat was de
directeur voor een menscli?
Getuige Witvliet: Ik werk nu reeds 11
jaar op do gasfabriek en heb 10 jaar sa
mengewerkt met directeur Blokhuis. Behou
dens de kwesties Breur en Jongejan, zou
ik kunnen zeggen, dat in het algemeen de
verhouding tot liet overige personeel vrij
goed is geweest. Volledigheidshalve weet ik
er bij te vermelden, dat, ik meen in '23, er
nog eens iets geweest is niet den cokes-
werker De Groot. Ik mag misschien in dit
verband mezelf er ook in betrekken?
De President: Gaat uw gang.
Getuige: Ik heb drie maanden lang een
onaangename kwestie met den heer Blok
huis gehad. Toen is hij lastig geweest. Wan
neer bij telefoneerde, moest ik bijv. de deur
uit, betgeen voordien nooit het geval was.
De heer Blokhuis heeft toen ook zelf zijn
spijt betuigd en na dien tijd is alles weer
goed geweggf.
Mr. Nicnkerken: Zat liet niet in het
geval Jongejan?
Getuige: Daar durf ik niet direct ja
op te zeggen!
De President: I-Iet boezemt ons geen
belang in!
Mr. Nieukerken. Was hij in 't alge
meen goed voor het personeel?
Getuige: Ja.
De President: Was het nu bij een
man als Blokhuis niet uit te houden?
Getuige: Persoonlijk ben ik altijd met
groote voorzichtigheid tegen den heer Blok
huis opgetreden. Mijn oordeel moest ik
steeds overwegen om conflicten te vermijden!
Mr. Nieukerken: Behandelt u het
publiek?
Getuige: Dat is mijn werk altijd ge
weest. Een enkele maal deed de lieer Blok
huis het!
Mr. Nieukerken: Heeft hij hot publiek
wel eens weggescholden?
Getuige: Een enkele maal is het wel
eens zoo geweest, dat ik het prettiger ge
vonden zou hebben, wanneer ik zelf bet pu
bliek liad geholpen.
M r. Fruin: Dat is zeer voorzichtig uit
gedrukt! (Vroolijkheid).
De Pres.: Was hij beleedigend?
Getuige: Het publiek werd vlug gehol
pen.
Mr. Nieukerken: Behandelde hij het
publiek billijk'?
Getuige: Die vraag kan ik in het alge
meen niet beantwoorden 1
De Presiden t: Dat lijkt mij wel! Bil
lijke verlangens, werden die ingewilligd?
Getuige: Directeur Blokhuis heeft wel
eens iets moeten weigeren, hetgeen zeer te
recht was, ook naar mijn meening.
Vervolgens wordt gehoord stoker Van
der Laan. Mr. Nieukerken stelde hem de
zelfde vragen als de vorige getuigen.
Mr. Nieukerken: Heeft directeur
Blokhuis u niet pr"zegr, dat als hij weg was,
dat u dan bij 1 1 zou mogen logeeren?
Get. Van d Laan: Dat heeft bij niet
gezegd!
De heer Blokhuis: Jawel, en je bent
welkom ook!
Mr. Nieukerken: Was de heer Blok
huis onvriendelijk tegen u?
Getuige: Neen, hij was vriendelijk te
gen mij. Hij heeft wel eens een lamp voor
me gemaakt.
Mr. Nieukerken: Is het personeel
niet eens op zijn kosten naar een marktfilm
geweest in Rotterdam?
Getuige: Ja zeker, wel elf man!
Mr. Fruin: I-Ieeft hij uw dochter wel
eens uitgescholden?
Getuige: Jawel, maar daarvoor heeft
hij later excuus gemaakt.
Mr. Nieukerken: Men moet wel een
heel goed mr^vii zijn 0111 in dezen tijd
excuus te vragen!
De President vraagt nogmaals waar
om al die getuigen toch gehoord moeten
worden, het brengt geen nieuw licht.
Mr. Fruin: Het toont de persoon!
Toch wordt Mevr. Blokhuis nog naar vo
ren geroepen.
Mr. Nieukerken vraagt haar welke on
heusche uitdrukkingen de commissie tegen
over haar man bezigde.
De President: Wanneer? Dat is de vo
rige keer toch reeds ter terechtzitting be
sproken. Wat doet het er nu toe welke woor
den de commissie gebezigd heeft, laat het
„Hannes" enz. zijn geweest. Wat helpt dat?
Spr. wendt zich tot zijn raadslieden: vindt
de raad het noodig? Ik vind het buitenge
woon onbelangrijk.
De heer Blokhuis: Vuile praatjes heb
ben ze geuit. Dat kan mijn vrouw u ver
klaren.
Mr. Fruin: Er zouden een massa vra
gen zijn, maar ik wil er van afzien.
Ook Mr. Nieukerken legt zich daar
bij neer.
Vervolgens wordt de getuige-deskundige,
de heer Ploeger gehoord.
Getuige merkt op, dat het zijn aan
dacht getrokken heeft, dat getuige Breur
niet met het bloote oog kon zien hoe warm
de oven was. Men heeft daarvoor geen pyro
meter noodig, vooral niet in een klein fa
briekje als in Middelharnis. Het pleit niet
voor de deskundigheid van Breur en Jon
gejan.
Do heer Blokhuis: Jongejan en Breur
hebben enkele onjuistheden gezegd. De fit
ter had een sleutel en kon altijd bij de
pyrometer. Wat Jongejan betreft, die was
toen psychisch van streek, ik zal daarover
verder niets zeggen, want dat is te pijnlijk
voor hem. Dan moet je iemand niet prik
kelen, want dan maak je hem dol, ik heb
toen de schakelaar veranderd. De man is
altijd heel goed geweest. We waren vrien
den.
Dan krijgt Mr. Nieukerken het woord
tot het houden van zijn pleidooi.
De President vraagt of hij niet in
herhalingen wil vallen, de vorige maal is
reeds alles gezegd.
Mr. Nieukerken: Ik hoop, dat u straks
kunt zeggen: hij heeft niets ouds verteld!
Pleiter begint met enkele brieven voor te
lezen, die hij naar aanleiding van het ver
slag in de pers uit verschillende plaatsen
van het land ontvangen heeft.
Dr. van Huffel, uit Utrecht, schreef als
„vriend van Karei Blokhuis", dat het hem
een behoefte was zijn sympathie te betuigen
voor de?e „geniale man", die een brillant
violist was, boeken vertaalde uit 't Russisch
voor de Koninklijke Academie van van We
tenschappen en op gastechnisch gebied groo
te bekwaamheid heeft. Namens Prof. Nijland
en vele andere geleerden, hoopte hij, dat hem
recht zou worden gedaan.
Van Mr. C. T. Pijnaclcer Hordijk, uit Voge
lenzang, was eveneens een brief ingekomen,
waarin deze erop wees, dat hij Blokhuis
heel goed gekend bad in zijn studententijd.
Later beeft hij hem leeren kennen als een
hoogst begaafd en onkreukbaar man. Zijn
„défauts de ses qualités" zijn ladelijk zicht
liaar. Men moet in hem geen soepel diplo
maat verwachten, die inmenging in het tech
uische deei van het bedrijf dulden kan. Hij
is steeds een weinig vormelijke, hoekige fi
guur geweest. Het is een groot onrecht, dat
hem de bedrijfsleiding na zooveel dienstja
ren ontnomen wordt.
Pleiter wijst erop, dat de schrijvers hein
geschreven hebben zonder medeweten van
den heer Blokhuis.
Naar aanleiding van de tegenspraak als
zou heel Middelharnis opgelucht zijn, wan
neer de heer Blokhuis vertrok, leest pleiter
een schrijven voor van een hoofdambtenaar
bij de tram, die mededeelt, dat hij nog nooil
over gasdirecteur Blokhuis en over de gas
fabriek dan met lof had hooren spreken.
Pleiter deelt vervolgens mede, dat het
huishoudelijk reglement in 1907 en 1908 door
de beide gemeenteraden is goedgekeurd. Ik
heb een schrijven hierover gekregen van
mijnheer Heeïgoed (vroolijkheid) Geelhoed
bedoel ik!
Je hoeft niet te vragen hoe goed die men-
schen hun eigen instructies kennen.
Pleiter was vandaag hier liever niet ver
schenen. Hij had gehoopt dat de commissie
van beheer niet zoo reealcitrant zou zijn om
de poging tot minnelijke schikking af te
wijzen. Hieruit blijkt duidelijk, dat de bewe
ring, op de vorige zitting geuit, als zouden
zij medehelpen aan deze pogingen niet waar
zijn.
Spr. bewijst vervolgens op juridische gron
den, dat het beroep van de commissie als
zou het ambtenaren-reglement hier niet van
toepassing zijn, ongegrond is. Volgens art.
10 van de gemeenschappelijke regeling mag
de commissie geen reglement toepassen dat
niet goedgekeurd is, maar het schorsingsbe
sluit en het ontslagbesluit vormen een toe
passing van het ambtenaren-reglement. Een
niet verbindend voorschrift heeft de com
missie toegepast. Pleiter wiist er voorts op,
dat het besluit van de commissie meer waar
de, meer rechtskracht heeft, dan de goedkeu
ring van de verordeningen door den gemeen
teraad. Het is zelfs zoo, dat de rechtskracht
van een commissie vast staat; al zou hel
ook door Ged. Staten worden afgekeurd, hel
staat vast. Ook volgens gemeentewet.
Nu beweert de tegenpartij wel, dat vol
gens art. 11 van de gemeenschappelijke rege
ling de directeur ten allen tijde door do
commissie kan worden geschorst en ont
slagen. Wanneer de commissie dit beweert,
dan past, zij door het schorsingsbesluit en
het ontslag-besluit toch het ambtenaren
reglement toe.
De stok die Blokhuis tusschen de beenen
wordt gegooid komt terug bij de commissie.
Eenerzijds gaat de commissie onoordeel
kundig tewerk en blijkt haar groote be
moeizucht. Anderzijds is bij Blokhuis hot
gevoel van eigenwaarde en verantwoorde
lijkheidsbesef.
De ambtenarenwet moet ook hier toege
past worden. Deze is er juist gekomen om
de willekeur tegenover den ambtenaar tegen
te gaan. Het onmisbare element van de
lastigheid van ongeschiktheid, dat In do
ambtenarenwet gevraagd wordt ontbreekt.
Men wil hem weg hebben. En men wil het
hullen in het kleed van ongeschiktheid. Men
zegt: wij, commissie, zijn de baas'.Er ont
breekt echter aan het bedrijf niets! Het is
steeds goed geloopen. Alleen wanneer een
groote fout, een groote nalitigheid door
Blokhuis begaan was, zoodat zijn aanhou
den onmogelijk is, dan zou ontslag mogen
volgen.
Thans ontbreekt echter het acute onaf
wendbare element!
Volgens het amendement-Beumer is het
onbehoorlijk een ambtenaar te ontslaan, zoo
als hier gebeurt. De commissie van beheer
heeft geen buitengewone reputatie. Waar
om konden zij liet nu geen jaartje meer met
den heer Blokhuis uithouden. Ilet is onlie
hoorlijk iemand op Of-jarigen leeftijd zoo te
behandelen. Dat heeft mijnheer Beumer ge
zegd.
Volgens de Ambtenarenwet art. 58 staat de
bcoordeeling van de doeleinden tot ontslag
geheel aan het gerecht. En ik twijfel niet
of u zult tot dezelfde conclusie moeten ko
men als ik. Spr. wijst erop, dat de heer
Blokhuis daarbij geen verantwoording heeft
mogen doon voor de commissie!
Dan moet de zaak beslecht worden met
de scherpte des zwaards! De tegenpartij
vraagt hot ook!
Spr. wijst vervolgens op de eigenschap
pen van den heer Blokhuis, ze zijn hulp
vaardigheid, eigenaardig karakter, intellectu
eel. Het is te begrijpen dat hij in botsing
kwam met de commissie, die uit fatsoen
Hike menschen bestaat, goede dorpsbewoners
die zich niet zoo braaf uitdrukken, hetgeen
wel blijkt uit de raadsverslagen, die een
onbeholpen schrijftrant hebben en die niet
weten hoe hun eigen zaakjes in elkaar zit
ten!
Hoe onbeschaafd men tewerk gaat, blijkt
wel daaruit dat Joppe op Blokhuis' verjaar
dag een convocatie-briefkaart rondstuurt, die
voor Blokhuis onaangenaam was.
De commissie van beheer heeft zich op
geworpen als een klachtenbureau. Men had
de menschen beter direct naar Blokhuis kun
nen verwijzen. De hoofdzaak is echter, dat
et' van een acute onhoudbare toestand geen
sprake was. Wethouder Dijkers heeft zelf
verklaard daf Blokhuis vecht voor zijn fa
briek. Wat wil men nog meer!
Ik beweer dat lastige ambtenaren de beste
ambtenaren zijn. Dat zijn menschen, die op
htui stuk staan!
Ik twijfel er bijv. ook niet aan of mijn ge
achte collega en ik zijn lastige advocaten,
(vroolijkheid)
Er had samenwerking moeten zijn, maar
voor Blokhuis was het altijd, alsof hij voor
de vierschaar werd gedaagd. De kwesties
Jongejan en Breur: hoe moet zoo'n kwestie
behandeld worden en hoe is ze behandeld?
De moeilijkheden worden hekend: direct
wordt er capfie over gemaakt.
De gascommissie had moeten vragen: was
er iets aan te merken op je werk? Heb je
aanstoot gegeven enz.
Elk van die feiten heeft de commissie ver
keerd aangepakt.
Het staat voor pleiter vast: dat Blokhuis
in die dagen net zoo geschikt geweest is als
al die 24 jaren ervoor! Thans is hem finan-
ciccle schade toegebracht, zijn pensioen, hei
verblijf in Eudokia. Hij heeft het niet ver
diend. Pleiter vraagt dan ook volledig rechts
herstel.
Mr. F r u i n wil in zijn pleidooi uiterst
kort zijn: Hot heeft hem gegriefd, dat "n
geachte ambtgenoot gesproken heeft van
een stok die Blokhuis tusschen de beenen
is gestoken. Wanneer men geen verklaring
-- -
Een deel van de afstammelingen van den stier „Baron van Groeve" op den Groninger
Prov. Fokveedag te Baflo.
weet van een bepaalde kwestie gebruikt men
allicht verkeerde uitdrukkingen. Er is geen
sprake van dat de commissie dat wil. Wat
het ambtenarenreglement betreft, wie was
de intellectueele man, die het opgesteld
heeft? Blokhuis!
Ook heeft hij gezegd, dat geen goedkeuring
daarvan noodig was.
Dat is een verzachtende omstandigheid
voor de commissie en ik kom er tegenop als
mijn collega, aldus spr., spreekt van: dé-
tournement de pouvoir!
De commissie heeft nooit anders gehan
deld dan in het volle besef van het belang
van de gasfabriek.
De commissie heeft de heer Blokhuis noo-
de ontslagen! De commissie heeft dat niet
ineens gedaan, de zaak had toch een ge
schiedenis. Twee jaren geleden had de com
missie het ook kunnen doen. Toen heeft
men het niet gedaan. Een half jaar lang
heeft de heer Blokhuis het vol kunnen hou
den; toen begon hij weer! Men heeft hem
eervol ontslag verleend plus de helft van
het salaris tot den pensioengerechtigden
leeftijd. Wij hebben nooit beweerd, dat do
heer Blokhuis geen eerlijk, fatsoenlijk man
zou zijn. Wij hebben op den voorgrond ge
plaatst, dat ltij de genoemde deugden heeft.
Ondanks dit alles heeft de commissie het
toch noodzakelijk geacht die maatregelen te
nemen. Dat de heer Blokhuis niet gehoord
zou zijn is niet juist. Hem werd het ontslag
medegedeeld en gevraagd wat hij nog te
zeggen had. Toen heeft hij gezwegen!
Was hij geschikt of ongeschikt?
Hij heeft de capaciteiten voor gasdirec
teur te Amsterdam, al zou ik hem er niet
benoemen!
Leest u het psychiatrisch rapport en denkt
u eens na over al hetgeen ter terechtzitting
naar voren is gekomen en zegt u dan eens
of hij geschikt is voor directeur van een
gasbedrijf.
Hij was erg lastig. In latere jaren wertl
hij onhoudbaar. Op alle vergaderingen van
de commissie heeft hij gescholden. Hij werd
gehaat door de heele gemeente. Niemand
hield hem echter voor een dief, en schurk
of een immoreel man. Toch zei iedereen: hij
is ongeschikt voor de gasfabriek.
Fatsoenlijke burgers als de Burgemeester
en de lieer Mijs, van wie ik een schrijven
ontvangen heb, zeggen, dat hun verantwoor
delijkheid tegenover de gemeente niet lan
ger toelaat, dat de heer Blokhuis directeur
van de gasfabriek blijft.
Ten slotte krijgt de heer Blokhuis nog ge
legenheid enkele dingen te zegen: de com
missie is met klachten nooit bij hem ge
weest. De Burgemeester heeft pas nog ge
zegd, dat hij medelijden met me heeft, maar
hij heeft niets voor mij gedaan. Het rapport
van dr. van Straaten, den psychiater, was
keurig, alleen het laatste gedeelte had do
instemming van den heer Blokhuis niet. Hij
was daarin teveel romancier, hij was teveel
synthetisch geweest, terwijl h" ™i--r analy
tisch had moeten zijn. Het verwonderde dr.
van Straaten dat ik in Eudokia zooveel met
hem soralt! Ik begrijp dat niet! Ik moest,
toch naar Eudokia komen om met Dr. van
Straaten te spreken, (vroolijkheid)
De President deelt tenslotte mede, dat de
uitspraak 17 October zal plaats vinden.
Ministers op bezoek bij Philips
Dinsdagavond arriveerden per auto te
Eindhoven de minister van binnenlandsche
zaken, mr J. A. d e W i 1 d e en de minister
van financiën, mr. P. J. Oud. om den vol
genden dag een bezoek te brengen aan de
Philips Fabrieken.
Nadat de ministers 's avonds met dr. A.
F. Philips en ir. F. J. Philips op het fa
brieksterrein te Strijp een demonstratie met
natriumlampen, kwiklampen en gewone
lampen in oogenschouw hadden genomen,
begaf men zich Woensdagmorgen naar het
hoofdkantoor om vandaar een rondgang
door de fabrieken en een rondrit door de
Philips Woningbouw in Strijp en Woensel
te maken.
In de Philips Filmstudio werd een demon
stratie met het nieuwe Philips-Miller opne
mingssysteem gegeven.
Ten huize van dr. A. F. Philips werd het
noenmaal gebruikt, waarna een bezoek aan
het Philips Laboratorium op het program
ma stond. Hier waren in de groote hal de
jongste vindingen van het Laboratorium
opgesteld.
salarissen van b. en w.
in zeeland
Gedep. Staten van Zeeland hebben be
paald, dat de jaarwedden van burgemees
ters, secretarissen, ontvangers en wethou
ders van 1 October als volgt zullen zijn:
Voor genieenten beneden 801 inwoners
voor burgemeester en secretaris f950; ont
vanger f 290 en wethouder f 50; van S01 tot
1200 inwoners f 1150, f 340 en f 70; 1201 tot
1600 f 1450, f 390 en f 90; van 1601 tot 2300
f 1750, f 490 en f 115; van 2301 tot 3000
f 2050, f 635 en f 150; 3001 tot 4000 f 2400,
f 780 en f 190; 4001 tot 5000 f2850, f 9S0 en
f 235; voor 5001 en meer f3400, f 1250 en
f 285; voor Zierikzee f 3800, f 1850 en f475;
voor Goes en Neuzen f4200, f2350 en f950;
voor Middelburg f5600 voor den burgemees
ter, f5100 voor den secretaris, f 3450 voor
den ontvanger en f 1900 voor de wethouders;
Voor Vlissiiigen f 5600, f 5100, f 3450 en f 1425,
alles met twee jaarlijksche verhoogingen en
kinderbijslag van 3 pet, beginnende bij het
derde kind en wel met een minimum van
f60 en een maximum van f 198 per kind.
„God!" - - „bidden?" „te laat!"
Nog enikele stuiptrekkingen volgden; do
Lady wierp het lioofd op zijde en had
opgehouden te leven! Haar geest was aan
haar lichaam ontvloden.
Op het oogenblik, warin de stervende den
kreet „te laat" uitstiet, was Agnes de zie
kenkamer binnengesneld, maar in de ar
men der eveneens binnenstuivende Mary in
onmacht gezonken.
HOOFDSTUK VIII
Liefde en Zelfzucht.
Met veel moeite had men Agnes weer
bijgebracht en een paar uren later met een
rijtuig naar haar woning vervoerd, waar de
ontsteltenis van kinderen en dienstboden
niet gering was.
Agnes moest tehuis terstond te bed ge
bracht worden. Lizette plaalste zich met
oogen vol tranen nevens het ledikant harei
lieve Mevrouw en luisterde dikwerf zeer
oplettend naar Mevrouws ademhaling. De
afgetobde Agnes had een aanval van kramp
gehad en was te afgemat om tc spreken.
Een in allerijl ontboden geneesheer ver
klaarde, dat het zenuwgestel van Mevrouw
door de jongste droevige gebeurtenissen een
zoo gevoeligen knak had gekregen, dat lipt
zich wel niet spoedig zou herstellen. Nie
mand echter vermoedde, hoeveel haar zenu
wen lang te voren door overspanning reeds
hadden geleden, nooh welk een worm
reeds lang aan het hart der door velen
benijde en toch niet gelukkige vrouw had
geknaagd.
Stil, bleek en geduldig, wijl zij nu Gods
i nabijheid aan haar ziel mocht genieten, li
zij meest stil ter neder.
De lijkwagen, door een drietal koetsen ge
volgd, die het stoffelijk deel barer moeder
naar de laatste rustplaats moesten voeren
ging onder de ramen harer slaapkamer
voorbij en gaf nieuwe opwekking aan haar
droefheid.
„Arme moedor!" zuchtte de zwakke vrouw
en sloeg de hej.de handen voor de oogen. Zij
weende bitter en niet voor de eerste maal
ontlastten heete tranen het zwaar geprangde
hart.
Lizette en het oudste dochtertje Melanie
zagen haar aan met diep mededoogen. Me
lanie trad naar het bed harer weenende
Mama toe, sloeg de kleine armpjes om haar
hals en sprak zacht: „Lieve Ma! U moet
niet zoo schreien! Ik vind dat zoo naar!"
Maar Lizette trok het lieve kind zachtkens
terug en zei: „Melanie moet Mama thans
met rust laten."
Agnes stak het trouwe kamermeisje zwij
gend de hand .toe, wenkte haar dochtertje,
om tot haar te komen, kuste het op het
voorhoofd en sprak: „God behoede U, lief
tohid!" Daarna keerde zij zich opzijde, als
wilde zij gaan slapen. Lizette verwijderde
zich thans en gaf pok Melanie een wenk,
om heen te gaan.
Juffrouw Weigand had alle beschikkingen
omtrent de begrafpnis harer zuster bijkans
alleen beredderd. De Baron had alles met
liet volste vertrouwen nu haar overgelaten
om ook zelf van die onangename dingen
bevrijd te zijn. Gelijk wij reeds aanmerkten,
scheen alles, wat met den dood samenhing,
hem te afschuwelijk en fe treurig om zich
er mee te bemoeien. Daarom had hij ook
het lijk zijner schoonmoeder niet eens willen
lien. Hij betrad nog slechts tweemaal he
sterfhuis, eenmaal om aan tanle's zorgen do
teraardebestelling op te dragen en de tweede
maal op den morgen der begrafenis zeiven
Met grooten ijver en liefdevolle zelfver
loochening liad tante alles in orde gebracht
en was daardoor nog hooger in zijn achting
gestegen. En bij al die drukte had zij nog
tijd gevonden, om haar nicht te bezoeken
en vertroosting toe te spreken.
Na den afloop der begrafenis kwam de
Baron even thuis en wilde in dc kamer
van zij'n vrouw gaan, maar tante, die hem
reeds vóór was, legde beteekenisvol den
wijsvinger harer rechterhand op de lippen,
om den Baron te beduiden, dat zijn vrouw
sluimerde. „Slechts één oogenblik!" sprak
hij „ik zal haar niet wakker maken",
trad de kamer binnen en trok de deur
zachtjes achter zich toe.
Op de tee'.ien ging hij naar het kastje,
waarin hij wist, dat zijn vrouw haar sleutels
bewaarde en zocht daar een kleinen sleutel
van een bizonderen vorm. Nadat hii dien
had gevonden, stak hij dezen in den zak en
zei daarop tot tante: „Ik ga nog even naar
liet sterfhuis terug, om naar Mary te zien.
Wilt u zoo lang om Agnes denken?"
„Gaarne!" antwoordde de goede vrouw.
„Ik dacht daar straks juist aan de diep
bedroefde Mary en vind het zeer lief van
U dat gij ook aan haar denkt. Ga gerust.
Ik zal hier blijven."
Mary zat te weenen. Zij had haar onge
lukkige Mevrouw liefgehad. Maar bezo-ht
de Baron de treurende dienstbode werkelijk
uit mededoogen??Of was het iets an
ders, dat hem henendreef naar het huis des
gokteags?
Hij wendde zich tot de Engelsche dieps#
bode en sprak, omdat zij geen Hollandscli
verstond, liaar in haar moedertaal op deze
wijze aan:
„Ga uit dit sombere vertrek, Mary! Gij
moet de st- rfkamer uwer Lady vooreerst
i to! weer betreden omdat zij te veel snuvr-
leiijl e herinneringen in U opwekt."
i-.chreiei-ae verwijderde zich Mary. Zooma
"jj was heengegaan, zag de Baron rond in
de kamer en een huivering overviel hem,
waardoor hij een oogeniblik weifelde, of hij
teruggaan of blijven zou: maar - hij bleef
sloot de kamerdeur af en trad toen regel
recht naar het schrijfbureau der Lady, waar
in hij wist, dat zich, althans gedeeltelijk,
haar nalatenschap moest bevinden. Hij nam
den kleinen sleutel uit den zak. sloot het
bureau open en onderzocht hel eene valt
na het andere. Zijn stroef gelaat helderdo
eensklaps op. Zijn oogen namen een glans
aan, alsof het vóór hem liggend goud zich
er in afspiegelde en zelfs het sterfhuis al
zijn akeligheid voor hem een wijle verloor
„Alles in orde, ja! er is zelfs veel meer,
dan ik verwacht had!" mompelde hii voor
zichzelven, terwijl hij alles weer op zijn
plaats neerlegde. Eindelijk legde hij ,ten
kleinen sleutel in een ongesloten vak. sloot
het vertrek af en stak den sleutel der Ka
merdeur bij zich.
„Zie zoo!" zei hij, „men moet, als straks
misschien alles door liet kantongerecht
wordt verzegeld, om de buitenlandsche erf-
genomen, niet kunnen zeggen, dat. de sleutel
van dit schrijfbureau in mijn bezit is ge
weest. Dat zou een grove smet op mijn naam
hebben kunnen werpen. Evemvel moest ik
mij vooraf vergewissen, hoe groot de lang
gehoopte erfenis zal wezen. Nu kan ik den
verderen loop der zaken gerust afwachten.
Het komt er nu slechts op aan, dat deze,
zaak spoedig beslist worde."
Thuisgekomen overhandigde hij tante den
sleutel van de sterfkamer met de opmerking
dat liij dat vertrek had afgesloten met. liet
oog op de nalatenschap zijner schoonmoeder
en haar erfgenamen.
Toen nu tante den volgenden dag ook
eens de troostelooze Mary ging bezoeken,
plaatste Mr. van W'eldam een stoel nevens
het leger zijner gade en verhaalde naar
alles, wat hij in het sterfhuis gedaan had.
„Gij moet echter nimmer en aan niemand
ooit zeggen Agnes!" zoo voegde hij er
hij „dat die kleine sleutel ia uw oezifi
is geweest, zelfs niet aan tante."
„Als gij dat zoo verkiest", antwoordde zij
met zwakke stem, „dan is mij zulks goed".
Zij was immers gewoon, zich altoos aan
den wil van haar man zonder tegenspraak
te onderwerpen, eensdeels in het vertrou
wen, dat hij geen onrecht van haar zou
eischen, anderdeels uit vrees voor zijn op-,
vliegende natuur, welke geen tegenspraak
duldde. En tegen een uitbarsting van zijn
toorn gevoelde zij zich vooral thans niet
hestand.
De gezondheid van Mevrouw van Weldam
verbeterde in de eerstvolgende weken na
dea dood harer moeder niet. Haar matheid
bleef aanhouden en noodzaakte haar. den
meesten tijd te bed door te brengen. Tarne
of Lizette hadzij dan gilarne bij zich en liet
zich, vol dankbare blijdschap, door deze een
en ander over de kinderen ea de huishou
ding mededeelen. Met blijdschap vernam zij
dan, hoe lief de kinderen, die zij „haar
juweelen" noemde, zich ontwikkelden.
(Wordt vervolgd)
4 k
sommel
is door der
gadering- 1
September
benoeming
wachter vo«
meente.
De pri
deze gèmeei
appelen f 2,i
en poters
stroo wordt
middelh
college der
dagavond h
B Koster,
die alten b
genomen.
Voor
in de Amh
ruim 50 lei
cursus vangi
namiddags
Onze
heeft te An
liet-pólitie-d
schen Po]it:
'Aan Jie
zeeboot ond
ning en ge!
Vertrokken
In de
met 300 to
den kolenlii
schip met
van- den ko:
- Het ma
van :de gara
opgedragen
tersbedrijf
MIDDELS
bepalingen
de uien zijn
troleurs hele
voering van
alhier door
ringBcontroiif
In de v
zijn van dit
scheept.
Hiet'van z'
bamis met
met de Exp:
3400 balen
.uien vcrsidhc
Voor liet
werden 17
gemeente li
monsters ge'
resultaten:
Perceel I
Perceel H
Perceel.iII
Perceel ÏV
Perceel V
Perceel VI
Naaa'
helft van Oó
met uitreikte,
stad aa
deze gemeen
voerd 6300 H
Bij den
stonden deze
ven.
Tot hóe
de plaats va
heeft aangev
Dijk Joh.zn.
De biete
aanvang
aangevoerd
daat voor d
gen
A
den bom
bemiddeling
,ven.
Gèdurcn
deze gemeen*
len en 1200 1
Door c
deze gemeen
de rijwieibel
personen w-
terwijl 1 rij-
Naar w
van de para
meente gene
Gisteren zi
gevoerd. De
landbouwer
Door e
meente een
zeer groote
dergelijke „a
Burgem
aan den lan
ning vérleer
schuur Haas-
gunning is v
L. Wolfert.
Naar
het kiescolle
herkozen de
an G. van
Zuijdijk is 0
uit de Zuidz'
oude-to;
Looping te
de notarissen
en A L Geel
op Donderda,
Weérd, hij a
ven van mej
Geelhoed.
Perceel 1:
en grond, gr
f 4300. door
f 5560 door
Perceel 2:
land, ingezet
geloopenl
Perceel 3:
land, ingezet
geloopen)
Perceel 4'
land, ingezet
gemijnd door
Perceelen 2
mijnd door
Perceel 5:
land, ingezet
(aangeloopen
Perce'el 6: 1
land, ingezet
(aangeloopen
Perceel 7: 1