Over een galgemaal in Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap MAAS EN SCHELDEBODE ZATERDAG t SEPTEMBER 1934 WAAROVER WIJ LAZEN EERT UW OUDERS DE ZWARTE PLEK Het oude Sommelsdijk VOOR DE JEUGD De Dieseltreinen in revisie WOEI - VOORDE ZONDAG HET VERTROUWEN DES GELOOFS ,.Gij hebt mijn omzwerven ge teld; leg mijne tranen in Uwe flesch; zijn zij niet in Uw re gister? Dan zullen mijne vijanden ach terwaarts keeren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is". Ps. 56 9 en 10. III Als iets van groot belang is om op te wassen in de genade en de kennis van onzen Heere Jezus Christus en daardoor krachtiger te staan in den strijd van het leven, dan is het wel dit, dat wij er de oogenblikken van afnemen om eens rustig na te denken, opdat de Geest Gods ge legenheid hebbe op ons in te werken. In de Oxford-kringen wordt dat genoemd „de stille tijd". Dat is inderdaad iets kos telijks; kostelijk in den zin van kostbaar, van groote waarde van ons geestelijk leven. Want immers we zijn zoo name loos rijk, door ons geestelijk bezit, dat we hebben in ons geloof in den eenigen en Drieëenigen God. Die ons in Zijn Woord met zulke veelomvattende belof ten en verstrekkende toezeggingen tegen- treedt. die hemel en aarde omspannen en op dit en op het toekomende leven be trekking hebben. David had in die oefenschool groote vorderingen gemaakt, wat ook zoo dui delijk uit bovengeschreven tekstwoord blijkt. Door voorgaande overdenking, wat ,hij aan zijn geloof in de leiding zijns hemelschen Vaders heeft, gesterkt, roept hij vol vertrouwen uit: „Dan zullen mijne vijanden achterwaarts keeren, ten dage wanneer ik zal roepen." Dat is werkelijk geen slappe taal. •waaraan de moed ontbreekt en de twijfel de overhand heeft. Juist het tegenover gestelde. David moet wel een solieden grond hebben om in zulk een verzekerd heid te spreken. Want vertrouwen zon der stevigen grondslag, is niet anders dan .gtrmetelheid. waaghalzerij, die hem duur kan te staan komen of te schande maken. Maar David, de man naar Gods harte, die in dezen Psalm van zoo innige gods vrucht blijk geeft, heeft zijn verwachting niet van de prinsen, niet van eenig mensch, evenmin van zichzelf, maar hij bouwt zijn geloof alleenlijk op Gods Woord, dat eeuwig zeker is, op het woord van Gods belofte, waar Hij hem den troon van Israël beloofd heeft. En dat weet David, daarmee kan hij niet be drogen uitkomen, waa' de Heere is geen God van ja en neen .Aan deze overwe ging ook maar een oogenblik plaats te geven, doet hem zingen en zeggen: „Dit krenkt mij 't leven, maar God zal verandering geven. D' Allerhoogste maakt 't goed, na het zure geeft Hij 't zoet." Hoe openbaart zich nu dit onwankel baar geloofsvertrouwen bij David? Eener- zijds als een onbepaald steunen op Gods waarheid en macht en anderzijds, niet als een werkeloos stil zitten, maar in een krachtig gebed tot den Heere, uitgedrukt in de woorden: „Ten dage, wanneer ik zal roepen." Daar hebt ge 't geheim van die krachtige geloofstaal, die zoo heele- maal niets heeft van overmoed of een ijdel gebruik van hooge woorden. David ziet op zijn God. Hij weet 't. met zijn God kan hij niet -beschaamd uitkomen. „Hij is een toevlucht van de zijnen. Hun sterkt', als zij door droefheid kwijnen." „Dan zullen mijne vijanden achter waarts keeren." Zijn zij machtig en velen, zijn God is almachtig; beschikken zij over veel wapenen, zijn God beschikt over alle wapenen. Meent nu niet, dat dit sterke geloofs vertrouwen werkloos is. Neen, dat geloof kent den weg naar de binnenkamer; dat geloof weet klein te zijn en te zinken op de knieën met de belijdenis van eigen krachteloosheid en hulpbehoevendheid, maar het weet ook sterk te zijn door h wapen des gebeds, dat het geloof aan vuurt en verwakkert. En in dit vertrou wen is David niet beschaamd. Want we weten 't, al zijne vijanden zijn door den adem des Heere weggevaagd en David is aan Gods hand ten troon .geleid. En is dit vertrouwen niet ook uw ver trouwen, die van den Heere niet minder rijke toezegging dan David hebt ontvan gen en die Davids God ook als uwen God moogt kennen? Want zóó is 't toch: niet minder rijke toezegging, als gij ten minste behoort tot degenen, die de verschijning van Christus liefhebben en buiten de Heere niet meer leven kunnen. Voor u geldt toch de onverwelkelijke kroon, de kroon des levens. En ja, ook voor U zijn en blijven er machtige vijanden, die U het verwerven van de kroon betwisten: zonde, wereld en duivel. Maar ook Gij gelooft in denzelfden God, op wien David bouwde en al zijn hoop gevestigd had. Welnu. Zijn waarheid is niet ver anderd, zijn Almacht is niet verminderd Hij is gisteren en heden dezelfde en tot in alle eeuwigheid. Verlaat U dan op Hem Hij zal 't maken in eiken weg. „Zoo zal de heerlijkheid der vromen Op 't luisterrijkst te voorschijn komen; Zoo schenkt Gods goedheid hun begeeren Lof zij den Heer der Heeren. In liet tijdschrift „In cn om ons Iluis" lezen wij: zei'icht tot ouders Dit artikel is speciaal en kinderen. Wij zullen daarbij niet al de verhoudin gen die er tusschen oudei's en kinderen be- hooren te bestaan bespreken, dat kunnen wij later nog wel eens doen, doch nu wen schen wij op een zeer slechte gewoonte, die tal van groote kinderen zich hebben aan gewend, de aandacht te laten vallen In den regel dragen de ouders mede dedeelige Hij heeft doze uitingen meermalen op gevangen van opgeschoten jongens, wien de eigenwijsheid en zelfgenoegzaamheid op het gezicht te lezen staat en ook wel van flirtende jonge meisjes, die meenen tien maal zooveel verstand te bezitten als vader en moeder samen. Men voelt het benedon zich om vader en moeder te zeggen, terwijl er ook velen zijn die gaarne de woorden „ouwe heer" en „het ouwe mensch" gebruiken, omdat anderen dat doen en vinden dat ze zich belachelijk maken wanneer ze echt vader en moe der zeggen. Hoe het ook zij, degenen die op deze ma nier hun ouders aanduiden, toonen daar door, dat ze weinig liel'de en eerbied voor hen hebben. Bovendien, hoe gek klinkt het, wanneer men op deze wijze zich uitspreekt. Men zegt immers ook niet wanneer men zijn geboorteland aanduidt „ouwe-heeren- of ouwe-menschenland", doch eenvoudig „va derland" en als men zich heel teer wil uit drukken, dan spreekt men van „moeder land". Mochten sommige half- of bijna volwas sen personen die deze beschouwingen lezen op bovengenoemde wijze zich over hun ouders uitlaten, dan hopen wij, dat ze met ons zullen erkennen dat ze daaraan ver keerd doen. Wij wenschen hun dan om hunzelfs wil van harte beterschap toe, te meer, omdat in liet eerbiedigen van den vader- en moe dernaam, ook tevens de teedere verhouding tusschen ouders en kinderen tot uitdruk king komt. Gij ouders..... schuld van de onhebbelijke gewoonten welke de kinderen zich tot kleineering van liun ouders eigen gemaakt hebben, zoodat, wanneer we daarover iets gaan zeggen toi de kinderen, de oudere niet mogen denkon dat zij in dit opzicht vrijuit gaan, aan gezien ook de oudere er veel aan toe Kun nen doen, boe en op welke wijze de kin deren tegenover hen optreden. Hier speelt ook een goede opvoeding een zeer voorname rol. Gen rare gewoonte Er zijn heelvoel groote kinderen, welke den leeftijd der z.g. vlegeljaren zouwat be reikt hebben, die men in liet publiek, wan neer ze over hun ouders spreken, nooit het woord vader en ook niet den moeder naam hoort uitspreken. Wanneer men toch zijn ouders in liet gesprek aanhaalt, dan uit men zicli 'wan neer de vader wordt aangeduid) met do woorden „mijn ouwe heer" en spreekt men over de moeder, dan heet het: „liet ouwe mensch". Het is wonderlijk dat over deze min achtende wijze waarop men zicli u.er vallei en moeder uitlaat, zoo weinig geschreven en gesproken wordt en dit geeft ons aan leiding tot de gedachte, dat de'e uitingen reeds zoozeer ingeburgerd zijn dat wei nigen er zicli nog aan ergeren. Indien dat het geval is en men dezo moderne aanduiding van zijn ouders goed vindt, dan heeft schrijver dezes, dien men in dit verband gerust mag aanduiden ais een ouderwetsch type, vv e 1 den moed om daarover op afkeurende wijze te schrijven, aangezien hij zicli meermalen aan deze, van weinig eerbied getuigende uiting ton aanzien van de oudere, heeft geërgerd. Gij oudere, wier kinderen op boven bedoelde wijze zich over u uiten, draagt daarvan mede de schuld. Wellicht hebt ge in liet bijzijn van da kindereu op dezelfde wijze uw eigen ouders aangeduid en natuurlijk hebben uw kinde ren dat van u overgenomen. Doch ook wanneer ge zelf daarin vrijuit mocht gaan, dan staat ge nog mede schul dig aan dit euvel uwer kinderen, want wanneer ge voor het eerst tiet woord „ouwe lieer" of „oud mensoli" uit hun mond op vangt, dan is het uw roeping, hen er op te wijzen dat deze wijze van spreken over liun ouders zeer onbehoorlijk is, en als ge dat dan op de meest vriendelijke wijze doet, dan zijn wij er van overtuigd, dat zij verder steeds den vader- en moedernaam zullen eerbiedigen. Op zichzelf beschouwd schijnt de hier- bedoelde afwijking niet veel te beteekenen doch wanneer men deze in al haar diepte peilt, dan komt men tot de ontdekking, dat op deze wijze een klove tusschen ouders en kinderen ontstaat, omdat in het bezigen van den vader- eti moedernaam overal iets spreekt van de teere verhoudingen tusschen kinderen en hun oudere, terwijl de hier omschreven onhebbelijkheid de goede ver houdingen steeds meer doet afbrokkelen. Wanneer de oudere daarvan eens de na- evolgen ondervinden, dan hebben En moet dat nu altoos zoo blijven, Heer, tot aan mijner dagen end, die zwarte plek, diep in mijn hart, die Gij, en Gij alleene kent? Mijn leven lijkt zoo vlekkeloos naar d' uiterlijken schijn: maar diep daarbinnen, daar is het boos en van nature onrein. Wel gaf ik dat heele hart aan U en keerdet Gij het om, maar diep daarbinnen die zwarte plek bezoedelt mijn heiligdom. Ik wil het wel niet, neen, ik wil het niet, en ik denk en ik doe het toch! Was dan mijn bekeering tot U, o Heer; slechts ijdel zelfbedrog? Maar ook anderen klagen, beetren dan ik, van dat diep verholen zeer O, die zwarte plek, o die zwarte plek in Uw heiligste dienaren, Heer! 't Is een doorn in ons vleesch, een steeds open wond, een verdriet, een smaad, een schand, en wij weten door haar hoe dicht wij nog staan aan des afgronds glibbrigen rand. Want de Satan juicht om die zwarte plek, waar hij vat heeft op onze ziel; en wie die er nóóit weer hoe kort dan ook terug in zijn strikken viel? Maar dan zijt Gij daar, met Uw woord met Uw wil to bezweren der zonde macht; en hoe dikwijls reeds hebt Gij, op hun gebed, Uw kindren hulp gebracht! En die zwarte plek o, ze zal er zijn tot de Dood zegt: „Makker, kom!" Maar dan delgt Gij ze uit, en met U, rein, gaan we in tot Uw heiligdom! NELLIE VAN KOL. Een vorig maal hebben we gesproken van 's Gravensteen. Na het sloopen van 's Gra ven Hof werd te Sommelsdijk de Hooge Vierschaar gespannen. Tot het uitvoeren van lijfstraffelijke von nissen werd des nachts vóór den dag dor uitvoering een houten schavot voor 's Gra ven Steen opgeslagen, waarop de misdadi gers onmiddellijk na liet uitspreken van liet vonnis ter straffe werden gefeid.Die ter dood verwezen was, werd eenigen tijd voor de uit spraak en uitvoering van liet vonuis dooi den jongsten schepen aangezegd, dat hij de doodstraf zou moeten ondergaan. Des avonds vóór den dag der strafoefeningen placht men voor hem een maaltijd te bereiden. Had de gevangene nu zekere voorliefde voor de een of andere spijs, ze werd hem heerlijk klaar gemaakt, voorgezet, 't Was het galgemaal, het laatste voedsel, ilaj hem voor zijn dood zou geworden En daarbij, de ongelukkige zag zich bij den maaltijd omringd, door hooggeplaatste dischgenooten, die ook van de sioijzen profiteerden, waarschijnlijk veel meer dan hij. Zoo zaten ook aan: de Baljuw, de Burgemeester, de President van Tliesau- rieren, een Predikant, een Ziekentrooster, de Stadsopzichter en de Procureur. De Bal juw zat aan de rechterhand des gevangenen, de Predikant aan zijn linkerhand. Alsof liet niet genoeg waren, dat deze heeren alleen hem gezelschap hielden, hem, die stilte tot overpeinzingen nooclig had, en rust 0111 zich op 't. vreeselijk oogenblik voor te bereiden, zoo waren er nog tal van nieuws gieri.gen, die dit galgemaal wel eens wilden aanschouwen. Gelukkig, dat dit treurmaal den 5en Maart 1739 door de Heeren van 't Gerecht is afgeschaft „als gantsch wanvoe- gelijk". Behalve de magistraat, Baljuw en Sche penen, Dijkgraaf en Gezworenen was te Som melsdijk nog een Krijgsraad. De ingezete nen ïi.l. waren verdeeld in twee compag- niën, ieder van acht rotten, onder het toe zicht en de leiding van den krijgsraad, welke bestond uit een Kapitein-Majooi, twee Kapiteins, twee Luitenants, twee Vaan drigs en zes Sergeanten. De Raad had zijn lastbrief onmiddellijk van de Staten vaD Zeeland. Op liet oostelijk eind van den Moelen- dijk, op de Kaai staat het pakhuis dat tlians in bezit is van den heer van den Doel en door zijn vorm, zijn groot aantal luiken, aanstonds de aandacht trekt. Boven de deur lezen we het jaartal 1744 in ijzeren cijfers. Ook de initialen J. B., Jacob B,ui9 heeft het laten bouwen. Later is het door de Franschen, onder Napoleon, gebruikt als een kazerne. Van daaruit togen de vereerders van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap het dorp in, om hun gelijkheid met de Edelen der Gemeente te toonen, door het wegbeite- len der adellijke wapens en gedenksteenen op de Westzijde van den toren, in het Koor der Kerk en op den Doel. We spraken van de kaai. Reeds in 1487 is er van een kade en haven melding. Bij een octrooi van 27 Augustus 1487, gegeven door „Anna van Bourgondiën, vrouwe van Ravenstein, Wijnendale, Duiveland en Som melsdijk, om een accijns van de bieren en wijnen te heffen, omme te vinden de volle betaaling van 't geene men nog van do steenen strate, gemaakt binnen den Dorpe. ook van de haaven, kerke en kraaije schul dig was". In de Krakkeelstraat, ook wel Krak genoemd, stond een huis waarin een steen was gemetseld, dat een schip vertoon do en waarop het jaartal 1598 gebeiteld was. Het huis wordt nu afgebroken, hierin was gevestigd het huis van bakker van Beek. Dit huis was een voerhuis op Hellevoetsluis toen de zoute wateren nog tegen den Mo lendijk klotsten. De haven werd gegraven in 1808, to.en de Westplaat bedijkt werd. De liaven werd gegraven in 180S, toen de Westplaat bedijkt werd. Vroeger liep zij naar het Noorden. In ouden tijd waren er vijf beurtschepen, vier voeren op Rotterdam en één op Dordrecht. Op hot Haringvliet gingen de visschers van Sommelsdijk zalm en elft vangen, die door hen naar Brabant, Vlaanderen, ja zelfs naar Engeland ver voegd werden, of zij kochten de visch op van de visschers van Middelharnis en ver voerde die naar genoemde streken. Boers verhaalt, dat de zalmvangst zoo overvloedig was, dat het pond niet meer dan één stuii ver gold, en meiden en knechts zich ver-i huurden op voorwaarde van slechts twee, maal in de week zalm te moeten eten. De: gaffelschepen voor de vaart gebruikt, wer den gebouwd op de scheepstimmerwerf, die men kortweg noemde „de werf". In de 14si en 15e eeuw moesten de schepen tol beta len, de inkomsten waren voor den graaf, Jacoba van Beieren vergunde echter in 1430! aan de vaartuigen van Sommelsdijk tolvrij te varen, voorbij alle tollen, wat door haaö neef, Filips van Bourgondiö werd bevestigt! in het jaar 1431, ze dit aan zichzelf te wijten, gelijk dat met de meeste lasten die zo ten gevolge van da onhebbelijkheid der kinderen hebben te dragen, liet geval is. Kinderen opvoeden is daarom zulk een uiterst moeilijke taak. Dit vereischt buitengewoon veel tact en ook veel wijsheid. Uit onszelf kunnen we dat niet, God moet ons daartoe helpen. De opvoeding der kin deren is daarom vooral een zaak des gebeds Mogen wij daarom iederen dag onze ouder taak voor Gods troon gedenken. De vrucht daarvan zal deze zijn: dat onze kinderen ons zullen eeren en liefhebben mede tot hun eigen lichamelijk en geestelijk welzijn, want op deze wijze wordt de ouderlijke ze gen gekweekt, waarvan Gods Woord zegt dat daardoor de huizen der kinderen wor den gebouwd. M. J. B. M'n beste nichtjes en neefjes! Dezen keer kijken jullie natuurlijk met dubbele belangstelling naar ons hoekje uit omdat je begrijpt dat nu de uitslag van de Aardrijkskunde-vvedsti'ijd zal worden ge geven. Nu, dat hebben jullie good uitgerekend hoor. De prijzen voor dezen wedstrijd, zijn ge wonnen door: CORNELIA A. ROBER te Nieuwe Tonge. ARIE WAGNER te Stad aan 't Haring vliet. JOZIENTJE SANDIFORT, Ouddorp. LOUSJE MARIS te Fijnaart. De gelukkigen gefeliciteerd hoor! Van de week ontving ik nog een paar vacan'iebrieven, die ik nog even zal beant woorden. Om te beginnen stuurde onze groote neef, je weet wel, die zulke fijne raadsels weet op te geven, mij voor jullie een gedicht, waar ook een raadsel in zit. 'k Zal het in ons hoekje zetten. Dan kun nen jullie er je krachten eens op beproeven Kijk daar komt' het, het is een leuk gediclu hoor. j Raadselnichten, raadselneven Uit is de vacantiepret Springtouw, fietsen, hoepels, ballen, Tollen aan den kant gezet. Rekenen is nu de leus weer Of een heerlijk lesje taal En een portie aardrijkskunde Sjacheren met plus en maal Toon je ijverallemaal! Beste Tantc-Truus-familie, In het bovenstaande ljpd Zit een waar spreekwoord verborgen Maar ik weet niet of je 't ziet Daarom zal ik even helpen: Het beslaat twee woorden slechts Zoek van boven naar beneden En dus niet van links naar rechts. Als je even goed kijkt, zie je 'l verborgen spreekwoord maar zoo. Nu komen de vacantiebrievcn: Watse K. te IJmuiden. Hartelijk dank voor je mooie kaart. Wat is het mooi hè, in dat dierenpark. Zelf ben ik er ook al een paar malen geweest, maar ik vind het al tijd weer fijn om er eens te gaan kijken. Pietje K. te Stellendam, 'k Heb geschreven over je prijs, en 'k hoop dat het nu gauw in orde is gekomen. Wil je Ida ook nog m'n groeten doen? Lousje M. te Fijnaart. Wat je nichtje zei is waar hoor, m'n adres is nu anders. Ik houd echt van roeien, dat doe ik toch zoo graag, maar voor een kano voel ik nog niet zoo veel. Zoo'n ding lijkt me een beetje te wankel, en in zwemmen ben ik geen held. Dat is me dus te hachelijk. Dat motorbootje zou me beter lijken. Veel groeten aan Moe cn de zusjes. Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Nu ik van de an deren niets ontving in de vacantie, wil jij aan allemaal zeker wel m'n groeten over brengen, ook aan Pa en Moe. Jullie waren zoo lang al trouwe klantjes. Wat een ber gen brieven heb ik van jullie al ontvangen hè? Allemaal heel veel hartelijke groeten. Jozientje S. te Ouddorp. Dank voor je har telijk gedicht. M'n beste wenschen ook voor jou hooi'. Maak op de naaisohicol maar heel veel mooie dingen. Cornells A. R. te Nieuwe Tonge. Dank voor jouw fijne lange vacintie- brief. Ja, ik kan me best begrijpen, dat jo het jammer vond, dat de school nu geslo ten moet blijven, 'k IIoop dat er niet veel ernstige gevallen zullen zijn, en dat de schooi maar weer gauw beginnen kan. Zoo, dat is nu klaan 'k Wensoh jullie allemaal heel veel goeds, cn nu Veel hartelijke groeten van jullie TANTE TRUUS Woensdagmiddag had onder groote belangstelling op de Algem. Begraafplaats t e Scheveningen de teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot va n den heer T. Plantenga, oud-notaris, en vo oral ook bekend door zijn arbeid 0[ velerlei Chr. terrein. Aan het qraf werd het woord gevoerd door Ds. J. Wymenga, Mr. G. van Baren, namens verschil lende Stichtingen voor Chr. Verzorging van krankzinnigen, en den lieer H. Dieme r, namens het a.r. dagblad „De Boiler- dammer". waarvan de overledene president-commissaris was. Op onze foto ziet men mevr. wed. Plantenga (zittend geheel rechts) cn de familieleden. Er waren tecbnische storingen In aansluiting aan ons bericht van Woens- inznkc het uit tien dienst nemen van een groot gedeelte der Dieseltreinen, daar deze aan een grondig onderzoek moeten warden onderworpen, vernemen wij nader: 1-Iet zijn de omstandigheden, waaronder de motoren hebben gewerlu. o.a. een te zware belasting bij lagere loeren die tot de haperingen hebben geleid. Eigen lijk is liet een gecompliceerd stel oorzaken geweest, zooda' men kan zeggen dat het voor een deel onderhoudskwestie. een smeeroliekwestie, en voor een derde deel de ejecirisplie kracJjio verbrenging was, welke Voorstraat Sommelsdijk. Het huis geheel links, waarvoor het ijzeren hekje slaat het oude Veerhuis tS ot eenige onregelmatigheden met de mom reisgelegenheid voor het publiek. ren hebben gevoerd. De technische storingen, aldus onstaan, leverden geen gevaar oji voor het publiek, maar de spoorwegen hebben besloten, "net in gebruik zijnde materiaal aan een grondig onderzoek te onderwerpen, cn daartoe do motoren uiteen te nemen. Onderzoek naar oorzaak der motor-storingen Omtrent de storingen, welke er zijn opge treden bij de exploitatie der Dieseltractie, schrijft Ir. W. Hupkes, Hoofdingenieur- Chef van den Dienst van Materieel en Werkplaatsen der Ned. Spoorwegen, ons het volgende: Naar aanleiding van de vele dikwijls on juiste in omloop zijnde geruchten omtrent de inkrimping der Diesel electrische Trac tie bij de Nederlandsche Spoorwegen, ver zoek ik U onderstaand overzicht in Uw dagblad te willen opnemen. Toen de N. S. in Januari 1933 besloten ingaande 15 Mei 1934 Diesel electrische Tractie op groote schaal op hare lijnen in te voeren, waren zij er zich van bewust hiermede een niet onbelangrijk risico op zich te nemen, niet voor den regelmatigen treindienst, welke vanzelf sprekend niet in gevaar komen mag, maar voor technische storingen en moeilijkheden, welke aan de betreffende bedrijven zware eischen zouden stellen en in den beginne hooge herstelkos- ten met zich mede konden brengen. Dit risico vindt zijn oorzaak in het gehec] nieuw zijn van de constructie en uitrusting dezer treinen en liet moeten invoeren van deze nieuwe wijze van tractie met perso neel, dat bedrijfservaring mist. De Spoorwegen hebben gemeend dit risi co te moeten aanvaarden, omdat zij zich verplicht achtten de reisgelegenheid per spoor te verbeteren en omdat zij deze ver betering zoo urgent achtten, dat belangrijk uitstel niet toelaatbaar was. Waren eerst een of twee proeftreinen be steld en daarna een jaar proef gereden, dan was de invoering tot 15 Mei 1935, dus tot 2 jaren later, verschoven moeten worden. Een tweede motief voor snelle invoering der E. tractie was nog, dat bij niet be stellen van een groot aantal 'D. E. treinen tot een belangrijke bestelling van stoom locomotieven overgegaan had moeten wor den, terwijl de N. S. de overtuiging hebben, dat in verband met de snelle voortgang der techniek, nieuw te bestellen stoomlocomo tieven binnen de door afschrijving bepaal de levensduur, verouderd zouden zijn. De Spoorwegen hebben vanzelf sprekend het mogelijke gedaan om het risico aan de snelle invoering der D. E. Tractie verbon den, zoo gering mogelijk te doen zijn. In de eerste plaats zijn alle D. E. treinen zoodanig ingelegd, dat deze ook ais stoom treinen gereden kunnen worden, waardoor de invoering geheel electrisch werd en zoo geleidelijk men wenschte, kon geschieden, en waardoor ook als thans lieeft plaats ge vonden, hot mogelijk werd, bij tegenslag, het aantal Dieseltreinen te verminderen, zonder eenige wijziging of storing in dé Aan liet personeel werd een zeer gron dige opleiding gegeven en dit personeel werd niet met zelfstandig bedienen van Dieseltreinen belast voor het daartoe volko men bekwaam werd geacht. Invoeren der D. E. Tractie vond, als bekend, zeer gelei delijk plaats. Maandenlang zijn alle treinen begeleid, totdat, in verband met het verder uitblijven van storingen, deze begeleiding geleidelijk werd ingetrokken en zoo was eind Juli de toestand, dat van da daarvoor in aanmerking komende treinen als D. E. treinen gereden werden en het aantal cn de aard der storingen als nor maal mocht worden beschouwd. In ,de maand Augustus zijn onver wachts meerdere motorstoringen op getreden, welke zonder meer niet te verklaren waren en welke ook bij de, in het buitenland loopende motoren van denzelfden bouw, niet waren op getreden. Bij het direct ingestelde nauwkeu rige onderzoek is gebleken, dat de Dieselmotoren der N. S. onder ongun stige omstandigheden hebben dienst gedaan, in hoofdzaak ais gevolg van ongunstige belasting der motoren hij de lage rijstanden (geringe snelheden) waardoor abnormaal hooge krachten optraden, voorts afwijkingen in den brandstoftoevoer en in de motorsme ring. Door deze ongunstige omstan digheden zijn de opgetreden beschadi gingen te verklaren. Daar de in dienst zijnde motoren nage noeg alle, langeren of korteren tijd onder deze ongunstige omstandigheden hebben dienst gedaan, is te verwachten, dat ook deze reeds begin van inwendige beschadi gingen zullen hebhen en werd op Donder dag 23 Augustus besloten, alle motoren aan een revisie te onderwerpen en opgetreden gebreken te herstellen. Om verdere bescha digingen aan de motoren zooveel mogelijk te voorkomen, werd voorts besloten de D.E. dienst in te krimpen en het aantal stoom treinen weer overeenkomstig uit te breiden, hoewel voor den bestaanden D. E, dienst voldoende treinstellen aanwezig waren De oorzaken, welke tot de voor de Diesel motoren zoo ongunstige omstandigheden hebben geleid, zijn, of worden weggenomen, revisie en herstelling der Dieselmotoren wordt met kracht ter hand genomen, waar bij de hulp van Werkspoor en Maybach is ingeroepen. De N. S. doen liet mogelijke om dezo tegenslag zoo spoedig mogelijk tot het verleden te doen behooren. Met het oog op de thans groote herstel- kosten voor de N. S. dient nog naar voren gebracht te worden, dat de Exploitatiekos ten der Dieseltreinen (brandstof, bediening, enz.) belangrijk lager dan die van overeen komstige stoomtreinen zijn, welk verschil op ruim f 20.000 per trein per jaar is te schatten. Deze Co ABONN'I vooruitbl AFZON1 Wat te I Staten heil ingang val Dit besl oogpunt bi Te betrl vaste verl anderzijds! dienst zoo| vast zou Want lieten well De have! niet al tel gewoon tij! goede aanl ton, zoodaT tnet een a| Aan die| yen niet. Maar dol zijn wij nl De StielJ aan het wl Er schil staan oven moet koma De Proifl Water te betwijfelen mate.- Een sterl een verbil goed weerl Want od spoken, hq ste punten| Dat bezw gezien worl stuur der goed mogel bestaat ui| yoor ons brengen. Wij liope| Het veer te bezitten,! yerbinding Maar draagstuk Er moet Verharde snelverkeer^ piet op gerc] Daarom deze zaak Wij haddl keersvraag-T meer in o\ J Welke er lil Want de I stuk welkl waar wij al| Daarom dat er een Eiland uita yerbindingd Nu het vl deze verbid stand gebrtJ

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1934 | | pagina 6