Over een galgemaal in Vrijheid,
Gelijkheid en Broederschap
MAAS EN SCHELDEBODE
ZATERDAG t SEPTEMBER 1934
WAAROVER WIJ LAZEN
EERT UW
OUDERS
DE ZWARTE PLEK
Het oude Sommelsdijk
VOOR DE JEUGD
De Dieseltreinen in revisie
WOEI
-
VOORDE
ZONDAG
HET VERTROUWEN DES
GELOOFS
,.Gij hebt mijn omzwerven ge
teld; leg mijne tranen in Uwe
flesch; zijn zij niet in Uw re
gister?
Dan zullen mijne vijanden ach
terwaarts keeren, ten dage als
ik roepen zal; dit weet ik, dat
God met mij is".
Ps. 56 9 en 10.
III
Als iets van groot belang is om op te
wassen in de genade en de kennis van
onzen Heere Jezus Christus en daardoor
krachtiger te staan in den strijd van het
leven, dan is het wel dit, dat wij er de
oogenblikken van afnemen om eens rustig
na te denken, opdat de Geest Gods ge
legenheid hebbe op ons in te werken. In
de Oxford-kringen wordt dat genoemd
„de stille tijd". Dat is inderdaad iets kos
telijks; kostelijk in den zin van kostbaar,
van groote waarde van ons geestelijk
leven. Want immers we zijn zoo name
loos rijk, door ons geestelijk bezit, dat
we hebben in ons geloof in den eenigen
en Drieëenigen God. Die ons in Zijn
Woord met zulke veelomvattende belof
ten en verstrekkende toezeggingen tegen-
treedt. die hemel en aarde omspannen en
op dit en op het toekomende leven be
trekking hebben.
David had in die oefenschool groote
vorderingen gemaakt, wat ook zoo dui
delijk uit bovengeschreven tekstwoord
blijkt. Door voorgaande overdenking,
wat ,hij aan zijn geloof in de leiding zijns
hemelschen Vaders heeft, gesterkt, roept
hij vol vertrouwen uit: „Dan zullen
mijne vijanden achterwaarts keeren, ten
dage wanneer ik zal roepen."
Dat is werkelijk geen slappe taal.
•waaraan de moed ontbreekt en de twijfel
de overhand heeft. Juist het tegenover
gestelde. David moet wel een solieden
grond hebben om in zulk een verzekerd
heid te spreken. Want vertrouwen zon
der stevigen grondslag, is niet anders dan
.gtrmetelheid. waaghalzerij, die hem duur
kan te staan komen of te schande maken.
Maar David, de man naar Gods harte,
die in dezen Psalm van zoo innige gods
vrucht blijk geeft, heeft zijn verwachting
niet van de prinsen, niet van eenig
mensch, evenmin van zichzelf, maar hij
bouwt zijn geloof alleenlijk op Gods
Woord, dat eeuwig zeker is, op het
woord van Gods belofte, waar Hij hem
den troon van Israël beloofd heeft. En
dat weet David, daarmee kan hij niet be
drogen uitkomen, waa' de Heere is geen
God van ja en neen .Aan deze overwe
ging ook maar een oogenblik plaats te
geven, doet hem zingen en zeggen:
„Dit krenkt mij 't leven, maar God
zal verandering geven.
D' Allerhoogste maakt 't goed, na
het zure geeft Hij 't zoet."
Hoe openbaart zich nu dit onwankel
baar geloofsvertrouwen bij David? Eener-
zijds als een onbepaald steunen op Gods
waarheid en macht en anderzijds, niet als
een werkeloos stil zitten, maar in een
krachtig gebed tot den Heere, uitgedrukt
in de woorden: „Ten dage, wanneer ik
zal roepen." Daar hebt ge 't geheim van
die krachtige geloofstaal, die zoo heele-
maal niets heeft van overmoed of een
ijdel gebruik van hooge woorden. David
ziet op zijn God. Hij weet 't. met zijn God
kan hij niet -beschaamd uitkomen.
„Hij is een toevlucht van de zijnen.
Hun sterkt', als zij door droefheid
kwijnen."
„Dan zullen mijne vijanden achter
waarts keeren." Zijn zij machtig en velen,
zijn God is almachtig; beschikken zij over
veel wapenen, zijn God beschikt over
alle wapenen.
Meent nu niet, dat dit sterke geloofs
vertrouwen werkloos is. Neen, dat geloof
kent den weg naar de binnenkamer; dat
geloof weet klein te zijn en te zinken op
de knieën met de belijdenis van eigen
krachteloosheid en hulpbehoevendheid,
maar het weet ook sterk te zijn door h
wapen des gebeds, dat het geloof aan
vuurt en verwakkert. En in dit vertrou
wen is David niet beschaamd. Want we
weten 't, al zijne vijanden zijn door den
adem des Heere weggevaagd en David is
aan Gods hand ten troon .geleid.
En is dit vertrouwen niet ook uw ver
trouwen, die van den Heere niet minder
rijke toezegging dan David hebt ontvan
gen en die Davids God ook als uwen God
moogt kennen? Want zóó is 't toch: niet
minder rijke toezegging, als gij ten minste
behoort tot degenen, die de verschijning
van Christus liefhebben en buiten de
Heere niet meer leven kunnen. Voor u
geldt toch de onverwelkelijke kroon, de
kroon des levens. En ja, ook voor U zijn
en blijven er machtige vijanden, die U
het verwerven van de kroon betwisten:
zonde, wereld en duivel. Maar ook Gij
gelooft in denzelfden God, op wien
David bouwde en al zijn hoop gevestigd
had. Welnu. Zijn waarheid is niet ver
anderd, zijn Almacht is niet verminderd
Hij is gisteren en heden dezelfde en tot in
alle eeuwigheid. Verlaat U dan op Hem
Hij zal 't maken in eiken weg.
„Zoo zal de heerlijkheid der vromen
Op 't luisterrijkst te voorschijn komen;
Zoo schenkt Gods goedheid hun
begeeren
Lof zij den Heer der Heeren.
In liet tijdschrift „In cn om ons Iluis"
lezen wij:
zei'icht tot ouders
Dit artikel is speciaal
en kinderen.
Wij zullen daarbij niet al de verhoudin
gen die er tusschen oudei's en kinderen be-
hooren te bestaan bespreken, dat kunnen
wij later nog wel eens doen, doch nu wen
schen wij op een zeer slechte gewoonte, die
tal van groote kinderen zich hebben aan
gewend, de aandacht te laten vallen
In den regel dragen de ouders mede dedeelige
Hij heeft doze uitingen meermalen op
gevangen van opgeschoten jongens, wien
de eigenwijsheid en zelfgenoegzaamheid op
het gezicht te lezen staat en ook wel van
flirtende jonge meisjes, die meenen tien
maal zooveel verstand te bezitten als vader
en moeder samen.
Men voelt het benedon zich om vader en
moeder te zeggen, terwijl er ook velen zijn
die gaarne de woorden „ouwe heer" en „het
ouwe mensch" gebruiken, omdat anderen
dat doen en vinden dat ze zich belachelijk
maken wanneer ze echt vader en moe
der zeggen.
Hoe het ook zij, degenen die op deze ma
nier hun ouders aanduiden, toonen daar
door, dat ze weinig liel'de en eerbied voor
hen hebben.
Bovendien, hoe gek klinkt het, wanneer
men op deze wijze zich uitspreekt. Men
zegt immers ook niet wanneer men zijn
geboorteland aanduidt „ouwe-heeren- of
ouwe-menschenland", doch eenvoudig „va
derland" en als men zich heel teer wil uit
drukken, dan spreekt men van „moeder
land".
Mochten sommige half- of bijna volwas
sen personen die deze beschouwingen lezen
op bovengenoemde wijze zich over hun
ouders uitlaten, dan hopen wij, dat ze met
ons zullen erkennen dat ze daaraan ver
keerd doen.
Wij wenschen hun dan om hunzelfs wil
van harte beterschap toe, te meer, omdat
in liet eerbiedigen van den vader- en moe
dernaam, ook tevens de teedere verhouding
tusschen ouders en kinderen tot uitdruk
king komt.
Gij ouders.....
schuld van de onhebbelijke gewoonten
welke de kinderen zich tot kleineering van
liun ouders eigen gemaakt hebben, zoodat,
wanneer we daarover iets gaan zeggen toi
de kinderen, de oudere niet mogen denkon
dat zij in dit opzicht vrijuit gaan, aan
gezien ook de oudere er veel aan toe Kun
nen doen, boe en op welke wijze de kin
deren tegenover hen optreden.
Hier speelt ook een goede opvoeding een
zeer voorname rol.
Gen rare gewoonte
Er zijn heelvoel groote kinderen, welke
den leeftijd der z.g. vlegeljaren zouwat be
reikt hebben, die men in liet publiek, wan
neer ze over hun ouders spreken, nooit het
woord vader en ook niet den moeder
naam hoort uitspreken.
Wanneer men toch zijn ouders in liet
gesprek aanhaalt, dan uit men zicli 'wan
neer de vader wordt aangeduid) met do
woorden „mijn ouwe heer" en spreekt men
over de moeder, dan heet het: „liet ouwe
mensch".
Het is wonderlijk dat over deze min
achtende wijze waarop men zicli u.er vallei
en moeder uitlaat, zoo weinig geschreven
en gesproken wordt en dit geeft ons aan
leiding tot de gedachte, dat de'e uitingen
reeds zoozeer ingeburgerd zijn dat wei
nigen er zicli nog aan ergeren.
Indien dat het geval is en men dezo
moderne aanduiding van zijn ouders goed
vindt, dan heeft schrijver dezes, dien men
in dit verband gerust mag aanduiden ais
een ouderwetsch type, vv e 1 den moed om
daarover op afkeurende wijze te schrijven,
aangezien hij zicli meermalen aan deze,
van weinig eerbied getuigende uiting ton
aanzien van de oudere, heeft geërgerd.
Gij oudere, wier kinderen op boven
bedoelde wijze zich over u uiten, draagt
daarvan mede de schuld.
Wellicht hebt ge in liet bijzijn van da
kindereu op dezelfde wijze uw eigen ouders
aangeduid en natuurlijk hebben uw kinde
ren dat van u overgenomen.
Doch ook wanneer ge zelf daarin vrijuit
mocht gaan, dan staat ge nog mede schul
dig aan dit euvel uwer kinderen, want
wanneer ge voor het eerst tiet woord „ouwe
lieer" of „oud mensoli" uit hun mond op
vangt, dan is het uw roeping, hen er op te
wijzen dat deze wijze van spreken over liun
ouders zeer onbehoorlijk is, en als
ge dat dan op de meest vriendelijke wijze
doet, dan zijn wij er van overtuigd, dat zij
verder steeds den vader- en moedernaam
zullen eerbiedigen.
Op zichzelf beschouwd schijnt de hier-
bedoelde afwijking niet veel te beteekenen
doch wanneer men deze in al haar diepte
peilt, dan komt men tot de ontdekking, dat
op deze wijze een klove tusschen ouders en
kinderen ontstaat, omdat in het bezigen
van den vader- eti moedernaam overal iets
spreekt van de teere verhoudingen tusschen
kinderen en hun oudere, terwijl de hier
omschreven onhebbelijkheid de goede ver
houdingen steeds meer doet afbrokkelen.
Wanneer de oudere daarvan eens de na-
evolgen ondervinden, dan hebben
En moet dat nu altoos zoo blijven, Heer,
tot aan mijner dagen end,
die zwarte plek, diep in mijn hart,
die Gij, en Gij alleene kent?
Mijn leven lijkt zoo vlekkeloos
naar d' uiterlijken schijn:
maar diep daarbinnen, daar is het boos
en van nature onrein.
Wel gaf ik dat heele hart aan U
en keerdet Gij het om,
maar diep daarbinnen die zwarte plek
bezoedelt mijn heiligdom.
Ik wil het wel niet, neen, ik wil het niet,
en ik denk en ik doe het toch!
Was dan mijn bekeering tot U, o Heer;
slechts ijdel zelfbedrog?
Maar ook anderen klagen, beetren dan ik,
van dat diep verholen zeer
O, die zwarte plek, o die zwarte plek
in Uw heiligste dienaren, Heer!
't Is een doorn in ons vleesch, een steeds
open wond,
een verdriet, een smaad, een schand,
en wij weten door haar hoe dicht wij nog
staan
aan des afgronds glibbrigen rand.
Want de Satan juicht om die zwarte plek,
waar hij vat heeft op onze ziel;
en wie die er nóóit weer hoe kort dan
ook
terug in zijn strikken viel?
Maar dan zijt Gij daar, met Uw woord
met Uw wil
to bezweren der zonde macht;
en hoe dikwijls reeds hebt Gij, op hun gebed,
Uw kindren hulp gebracht!
En die zwarte plek o, ze zal er zijn
tot de Dood zegt: „Makker, kom!"
Maar dan delgt Gij ze uit, en met U, rein,
gaan we in tot Uw heiligdom!
NELLIE VAN KOL.
Een vorig maal hebben we gesproken van
's Gravensteen. Na het sloopen van 's Gra
ven Hof werd te Sommelsdijk de Hooge
Vierschaar gespannen.
Tot het uitvoeren van lijfstraffelijke von
nissen werd des nachts vóór den dag dor
uitvoering een houten schavot voor 's Gra
ven Steen opgeslagen, waarop de misdadi
gers onmiddellijk na liet uitspreken van liet
vonnis ter straffe werden gefeid.Die ter dood
verwezen was, werd eenigen tijd voor de uit
spraak en uitvoering van liet vonuis dooi
den jongsten schepen aangezegd, dat hij de
doodstraf zou moeten ondergaan. Des avonds
vóór den dag der strafoefeningen placht men
voor hem een maaltijd te bereiden. Had de
gevangene nu zekere voorliefde voor de een
of andere spijs, ze werd hem heerlijk klaar
gemaakt, voorgezet, 't Was het galgemaal,
het laatste voedsel, ilaj hem voor zijn dood
zou geworden En daarbij, de ongelukkige
zag zich bij den maaltijd omringd, door
hooggeplaatste dischgenooten, die ook van
de sioijzen profiteerden, waarschijnlijk veel
meer dan hij. Zoo zaten ook aan: de Baljuw,
de Burgemeester, de President van Tliesau-
rieren, een Predikant, een Ziekentrooster,
de Stadsopzichter en de Procureur. De Bal
juw zat aan de rechterhand des gevangenen,
de Predikant aan zijn linkerhand.
Alsof liet niet genoeg waren, dat deze
heeren alleen hem gezelschap hielden, hem,
die stilte tot overpeinzingen nooclig had, en
rust 0111 zich op 't. vreeselijk oogenblik voor
te bereiden, zoo waren er nog tal van nieuws
gieri.gen, die dit galgemaal wel eens wilden
aanschouwen. Gelukkig, dat dit treurmaal
den 5en Maart 1739 door de Heeren van 't
Gerecht is afgeschaft „als gantsch wanvoe-
gelijk".
Behalve de magistraat, Baljuw en Sche
penen, Dijkgraaf en Gezworenen was te Som
melsdijk nog een Krijgsraad. De ingezete
nen ïi.l. waren verdeeld in twee compag-
niën, ieder van acht rotten, onder het toe
zicht en de leiding van den krijgsraad,
welke bestond uit een Kapitein-Majooi,
twee Kapiteins, twee Luitenants, twee Vaan
drigs en zes Sergeanten. De Raad had zijn
lastbrief onmiddellijk van de Staten vaD
Zeeland.
Op liet oostelijk eind van den Moelen-
dijk, op de Kaai staat het pakhuis dat
tlians in bezit is van den heer van den
Doel en door zijn vorm, zijn groot aantal
luiken, aanstonds de aandacht trekt. Boven
de deur lezen we het jaartal 1744 in ijzeren
cijfers. Ook de initialen J. B., Jacob B,ui9
heeft het laten bouwen. Later is het door
de Franschen, onder Napoleon, gebruikt als
een kazerne.
Van daaruit togen de vereerders van
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap het
dorp in, om hun gelijkheid met de Edelen
der Gemeente te toonen, door het wegbeite-
len der adellijke wapens en gedenksteenen
op de Westzijde van den toren, in het Koor
der Kerk en op den Doel.
We spraken van de kaai. Reeds in 1487
is er van een kade en haven melding. Bij
een octrooi van 27 Augustus 1487, gegeven
door „Anna van Bourgondiën, vrouwe van
Ravenstein, Wijnendale, Duiveland en Som
melsdijk, om een accijns van de bieren en
wijnen te heffen, omme te vinden de volle
betaaling van 't geene men nog van do
steenen strate, gemaakt binnen den Dorpe.
ook van de haaven, kerke en kraaije schul
dig was". In de Krakkeelstraat, ook wel
Krak genoemd, stond een huis waarin een
steen was gemetseld, dat een schip vertoon
do en waarop het jaartal 1598 gebeiteld
was.
Het huis wordt nu afgebroken, hierin was
gevestigd het huis van bakker van Beek.
Dit huis was een voerhuis op Hellevoetsluis
toen de zoute wateren nog tegen den Mo
lendijk klotsten.
De haven werd gegraven in 1808, to.en
de Westplaat bedijkt werd.
De liaven werd gegraven in 180S, toen de
Westplaat bedijkt werd. Vroeger liep zij
naar het Noorden. In ouden tijd waren er
vijf beurtschepen, vier voeren op Rotterdam
en één op Dordrecht. Op hot Haringvliet
gingen de visschers van Sommelsdijk zalm
en elft vangen, die door hen naar Brabant,
Vlaanderen, ja zelfs naar Engeland ver
voegd werden, of zij kochten de visch op
van de visschers van Middelharnis en ver
voerde die naar genoemde streken. Boers
verhaalt, dat de zalmvangst zoo overvloedig
was, dat het pond niet meer dan één stuii
ver gold, en meiden en knechts zich ver-i
huurden op voorwaarde van slechts twee,
maal in de week zalm te moeten eten. De:
gaffelschepen voor de vaart gebruikt, wer
den gebouwd op de scheepstimmerwerf, die
men kortweg noemde „de werf". In de 14si
en 15e eeuw moesten de schepen tol beta
len, de inkomsten waren voor den graaf,
Jacoba van Beieren vergunde echter in 1430!
aan de vaartuigen van Sommelsdijk tolvrij
te varen, voorbij alle tollen, wat door haaö
neef, Filips van Bourgondiö werd bevestigt!
in het jaar 1431,
ze dit aan zichzelf te wijten, gelijk dat met
de meeste lasten die zo ten gevolge van da
onhebbelijkheid der kinderen hebben te
dragen, liet geval is.
Kinderen opvoeden is daarom zulk een
uiterst moeilijke taak.
Dit vereischt buitengewoon veel tact en
ook veel wijsheid.
Uit onszelf kunnen we dat niet, God moet
ons daartoe helpen. De opvoeding der kin
deren is daarom vooral een zaak des gebeds
Mogen wij daarom iederen dag onze ouder
taak voor Gods troon gedenken. De vrucht
daarvan zal deze zijn: dat onze kinderen
ons zullen eeren en liefhebben mede tot
hun eigen lichamelijk en geestelijk welzijn,
want op deze wijze wordt de ouderlijke ze
gen gekweekt, waarvan Gods Woord zegt
dat daardoor de huizen der kinderen wor
den gebouwd.
M. J. B.
M'n beste nichtjes en neefjes!
Dezen keer kijken jullie natuurlijk met
dubbele belangstelling naar ons hoekje uit
omdat je begrijpt dat nu de uitslag van de
Aardrijkskunde-vvedsti'ijd zal worden ge
geven.
Nu, dat hebben jullie good uitgerekend
hoor.
De prijzen voor dezen wedstrijd, zijn ge
wonnen door:
CORNELIA A. ROBER te Nieuwe Tonge.
ARIE WAGNER te Stad aan 't Haring
vliet.
JOZIENTJE SANDIFORT, Ouddorp.
LOUSJE MARIS te Fijnaart.
De gelukkigen gefeliciteerd hoor!
Van de week ontving ik nog een paar
vacan'iebrieven, die ik nog even zal beant
woorden. Om te beginnen stuurde onze
groote neef, je weet wel, die zulke fijne
raadsels weet op te geven, mij voor jullie
een gedicht, waar ook een raadsel in zit.
'k Zal het in ons hoekje zetten. Dan kun
nen jullie er je krachten eens op beproeven
Kijk daar komt' het, het is een leuk gediclu
hoor. j
Raadselnichten, raadselneven
Uit is de vacantiepret
Springtouw, fietsen, hoepels, ballen,
Tollen aan den kant gezet.
Rekenen is nu de leus weer
Of een heerlijk lesje taal
En een portie aardrijkskunde
Sjacheren met plus en maal
Toon je ijverallemaal!
Beste Tantc-Truus-familie,
In het bovenstaande ljpd
Zit een waar spreekwoord verborgen
Maar ik weet niet of je 't ziet
Daarom zal ik even helpen:
Het beslaat twee woorden slechts
Zoek van boven naar beneden
En dus niet van links naar rechts.
Als je even goed kijkt, zie je 'l verborgen
spreekwoord maar zoo.
Nu komen de vacantiebrievcn:
Watse K. te IJmuiden. Hartelijk dank
voor je mooie kaart. Wat is het mooi hè,
in dat dierenpark. Zelf ben ik er ook al een
paar malen geweest, maar ik vind het al
tijd weer fijn om er eens te gaan kijken.
Pietje K. te Stellendam, 'k Heb geschreven
over je prijs, en 'k hoop dat het nu gauw
in orde is gekomen. Wil je Ida ook nog m'n
groeten doen? Lousje M. te Fijnaart. Wat je
nichtje zei is waar hoor, m'n adres is nu
anders. Ik houd echt van roeien, dat doe
ik toch zoo graag, maar voor een kano voel
ik nog niet zoo veel. Zoo'n ding lijkt me
een beetje te wankel, en in zwemmen ben
ik geen held. Dat is me dus te hachelijk.
Dat motorbootje zou me beter lijken. Veel
groeten aan Moe cn de zusjes. Arie W. te
Stad aan 't Haringvliet. Nu ik van de an
deren niets ontving in de vacantie, wil jij
aan allemaal zeker wel m'n groeten over
brengen, ook aan Pa en Moe. Jullie waren
zoo lang al trouwe klantjes. Wat een ber
gen brieven heb ik van jullie al ontvangen
hè? Allemaal heel veel hartelijke groeten.
Jozientje S. te Ouddorp. Dank voor je har
telijk gedicht. M'n beste wenschen ook voor
jou hooi'. Maak op de naaisohicol maar heel
veel mooie dingen. Cornells A. R. te Nieuwe
Tonge. Dank voor jouw fijne lange vacintie-
brief. Ja, ik kan me best begrijpen, dat jo
het jammer vond, dat de school nu geslo
ten moet blijven, 'k IIoop dat er niet veel
ernstige gevallen zullen zijn, en dat de
schooi maar weer gauw beginnen kan.
Zoo, dat is nu klaan 'k Wensoh jullie
allemaal heel veel goeds, cn nu
Veel hartelijke groeten van jullie
TANTE TRUUS
Woensdagmiddag had onder groote belangstelling op de Algem. Begraafplaats t e Scheveningen de teraardebestelling
plaats van het stoffelijk overschot va n den heer T. Plantenga, oud-notaris, en vo oral ook bekend door zijn arbeid 0[
velerlei Chr. terrein. Aan het qraf werd het woord gevoerd door Ds. J. Wymenga, Mr. G. van Baren, namens verschil
lende Stichtingen voor Chr. Verzorging van krankzinnigen, en den lieer H. Dieme r, namens het a.r. dagblad „De Boiler-
dammer". waarvan de overledene president-commissaris was. Op onze foto ziet men mevr. wed. Plantenga (zittend
geheel rechts) cn de familieleden.
Er waren tecbnische storingen
In aansluiting aan ons bericht van Woens-
inznkc het uit tien dienst nemen van een
groot gedeelte der Dieseltreinen, daar deze
aan een grondig onderzoek moeten warden
onderworpen, vernemen wij nader:
1-Iet zijn de omstandigheden,
waaronder de motoren hebben gewerlu.
o.a. een te zware belasting bij lagere loeren
die tot de haperingen hebben geleid. Eigen
lijk is liet een gecompliceerd stel oorzaken
geweest, zooda' men kan zeggen dat het
voor een deel onderhoudskwestie. een
smeeroliekwestie, en voor een derde deel de
ejecirisplie kracJjio verbrenging was, welke
Voorstraat Sommelsdijk. Het huis geheel links, waarvoor het ijzeren hekje slaat
het oude Veerhuis
tS
ot eenige onregelmatigheden met de mom reisgelegenheid voor het publiek.
ren hebben gevoerd.
De technische storingen, aldus onstaan,
leverden geen gevaar oji voor het publiek,
maar de spoorwegen hebben besloten, "net in
gebruik zijnde materiaal aan een grondig
onderzoek te onderwerpen, cn daartoe do
motoren uiteen te nemen.
Onderzoek naar oorzaak der
motor-storingen
Omtrent de storingen, welke er zijn opge
treden bij de exploitatie der Dieseltractie,
schrijft Ir. W. Hupkes, Hoofdingenieur-
Chef van den Dienst van Materieel en
Werkplaatsen der Ned. Spoorwegen, ons
het volgende:
Naar aanleiding van de vele dikwijls on
juiste in omloop zijnde geruchten omtrent
de inkrimping der Diesel electrische Trac
tie bij de Nederlandsche Spoorwegen, ver
zoek ik U onderstaand overzicht in Uw
dagblad te willen opnemen.
Toen de N. S. in Januari 1933 besloten
ingaande 15 Mei 1934 Diesel electrische
Tractie op groote schaal op hare lijnen in
te voeren, waren zij er zich van bewust
hiermede een niet onbelangrijk risico op
zich te nemen, niet voor den regelmatigen
treindienst, welke vanzelf sprekend niet in
gevaar komen mag, maar voor technische
storingen en moeilijkheden, welke aan de
betreffende bedrijven zware eischen zouden
stellen en in den beginne hooge herstelkos-
ten met zich mede konden brengen. Dit
risico vindt zijn oorzaak in het gehec]
nieuw zijn van de constructie en uitrusting
dezer treinen en liet moeten invoeren van
deze nieuwe wijze van tractie met perso
neel, dat bedrijfservaring mist.
De Spoorwegen hebben gemeend dit risi
co te moeten aanvaarden, omdat zij zich
verplicht achtten de reisgelegenheid per
spoor te verbeteren en omdat zij deze ver
betering zoo urgent achtten, dat belangrijk
uitstel niet toelaatbaar was.
Waren eerst een of twee proeftreinen be
steld en daarna een jaar proef gereden,
dan was de invoering tot 15 Mei 1935, dus
tot 2 jaren later, verschoven moeten worden.
Een tweede motief voor snelle invoering
der E. tractie was nog, dat bij niet be
stellen van een groot aantal 'D. E. treinen
tot een belangrijke bestelling van stoom
locomotieven overgegaan had moeten wor
den, terwijl de N. S. de overtuiging hebben,
dat in verband met de snelle voortgang der
techniek, nieuw te bestellen stoomlocomo
tieven binnen de door afschrijving bepaal
de levensduur, verouderd zouden zijn.
De Spoorwegen hebben vanzelf sprekend
het mogelijke gedaan om het risico aan de
snelle invoering der D. E. Tractie verbon
den, zoo gering mogelijk te doen zijn.
In de eerste plaats zijn alle D. E. treinen
zoodanig ingelegd, dat deze ook ais stoom
treinen gereden kunnen worden, waardoor
de invoering geheel electrisch werd en zoo
geleidelijk men wenschte, kon geschieden,
en waardoor ook als thans lieeft plaats ge
vonden, hot mogelijk werd, bij tegenslag,
het aantal Dieseltreinen te verminderen,
zonder eenige wijziging of storing in dé
Aan liet personeel werd een zeer gron
dige opleiding gegeven en dit personeel
werd niet met zelfstandig bedienen van
Dieseltreinen belast voor het daartoe volko
men bekwaam werd geacht. Invoeren der
D. E. Tractie vond, als bekend, zeer gelei
delijk plaats. Maandenlang zijn alle treinen
begeleid, totdat, in verband met het verder
uitblijven van storingen, deze begeleiding
geleidelijk werd ingetrokken en zoo was
eind Juli de toestand, dat van da
daarvoor in aanmerking komende treinen
als D. E. treinen gereden werden en het
aantal cn de aard der storingen als nor
maal mocht worden beschouwd.
In ,de maand Augustus zijn onver
wachts meerdere motorstoringen op
getreden, welke zonder meer niet te
verklaren waren en welke ook bij de,
in het buitenland loopende motoren
van denzelfden bouw, niet waren op
getreden.
Bij het direct ingestelde nauwkeu
rige onderzoek is gebleken, dat de
Dieselmotoren der N. S. onder ongun
stige omstandigheden hebben dienst
gedaan, in hoofdzaak ais gevolg van
ongunstige belasting der motoren hij
de lage rijstanden (geringe snelheden)
waardoor abnormaal hooge krachten
optraden, voorts afwijkingen in den
brandstoftoevoer en in de motorsme
ring. Door deze ongunstige omstan
digheden zijn de opgetreden beschadi
gingen te verklaren.
Daar de in dienst zijnde motoren nage
noeg alle, langeren of korteren tijd onder
deze ongunstige omstandigheden hebben
dienst gedaan, is te verwachten, dat ook
deze reeds begin van inwendige beschadi
gingen zullen hebhen en werd op Donder
dag 23 Augustus besloten, alle motoren aan
een revisie te onderwerpen en opgetreden
gebreken te herstellen. Om verdere bescha
digingen aan de motoren zooveel mogelijk
te voorkomen, werd voorts besloten de D.E.
dienst in te krimpen en het aantal stoom
treinen weer overeenkomstig uit te breiden,
hoewel voor den bestaanden D. E, dienst
voldoende treinstellen aanwezig waren
De oorzaken, welke tot de voor de Diesel
motoren zoo ongunstige omstandigheden
hebben geleid, zijn, of worden weggenomen,
revisie en herstelling der Dieselmotoren
wordt met kracht ter hand genomen, waar
bij de hulp van Werkspoor en Maybach is
ingeroepen. De N. S. doen liet mogelijke om
dezo tegenslag zoo spoedig mogelijk tot het
verleden te doen behooren.
Met het oog op de thans groote herstel-
kosten voor de N. S. dient nog naar voren
gebracht te worden, dat de Exploitatiekos
ten der Dieseltreinen (brandstof, bediening,
enz.) belangrijk lager dan die van overeen
komstige stoomtreinen zijn, welk verschil
op ruim f 20.000 per trein per jaar is te
schatten.
Deze Co
ABONN'I
vooruitbl
AFZON1
Wat te I
Staten heil
ingang val
Dit besl
oogpunt bi
Te betrl
vaste verl
anderzijds!
dienst zoo|
vast zou
Want
lieten well
De have!
niet al tel
gewoon tij!
goede aanl
ton, zoodaT
tnet een a|
Aan die|
yen niet.
Maar dol
zijn wij nl
De StielJ
aan het wl
Er schil
staan oven
moet koma
De Proifl
Water te
betwijfelen
mate.-
Een sterl
een verbil
goed weerl
Want od
spoken, hq
ste punten|
Dat bezw
gezien worl
stuur der
goed mogel
bestaat ui|
yoor ons
brengen.
Wij liope|
Het veer
te bezitten,!
yerbinding
Maar
draagstuk
Er moet
Verharde
snelverkeer^
piet op gerc]
Daarom
deze zaak
Wij haddl
keersvraag-T
meer in o\ J
Welke er lil
Want de I
stuk welkl
waar wij al|
Daarom
dat er een
Eiland uita
yerbindingd
Nu het vl
deze verbid
stand gebrtJ