VOOR VROUW EN KIND
MAAS- EN SCHELDEBODE
ZATERDAG 30 JUNI 1934
„TOEN ZIJ WEENDEN''
WAAROVER WIJ LAZEN
Schaakrubriek*
VOORDE
ZONDAG
Ein ziet een man uit de kinderen
Israels kwam. en bracht eene Midia-
mietin tot zijne broederen voor de
oogen van Mozes, en' voor de oogen
van de gansche vergadering der kin
deren, Israels, toen zij weenden voor
de deur van de tent der samenkomst.
Numeni 25 6.
Zonde is alles wat niet is naar Gods
wil en wet. En alle zonde stelt schuldig
voor God. Het kan u nooit tot veront
schuldiging strekken, dat gij den wil van
uwen God niet geweten hebt. Want ook
die onwetendheid is niet aan God te
wijten, maar aan uzelf: het is uw zonde,
die de kennis van Gods wil bij u heeft
verduisterd.
Maar het maakt de schuld toch wel
grooter, indien gij zondigt beter weten in.
Immers, ,,die dienstknecht, welke geweten
heeft den wil zijns heeren, en zich niet
bereid, noch naar zijnen wil gedaan heeft,
die zal met vele slagen geslagen worden:
maar die dien niet geweten heeft, en ge
daan heeft dingen, die slagen waardig
zijn, die zal met weinige slagen geslagen
worden" (Lucas 12:47 en 48).
Toch is er nog weer onderscheid tus-
schen weten en weten. Het maakt ook
voor de mate van de schuld versohil, of
er alleen een oppervlakkige bekendheid
bestaat dan wel of de kennis van Gods
wil dieper in de consciëntie is ingeprent.
Voor dat dieper inprenten van zijn wet
in de consciëntie gebruikt de Heere aller
lei middelen. Een opvoeding in de vreeze
des Heeren, de traditie van een god-
vruchtigen wandel die uit vorige geslach
ten tot ons is gekomen, zijn zulke mach
tige steunsels voor de consciëntie in haar
weten en oordeelen.
Maar ook kan daartoe medewerken
wat God ons in anderen laat zien van de
doorwerking der zonde. En evenzoo zijn
oordeelen en straffen, die een afschrik
van de zonde moeten teweegbrengen bij
allen die er getuigen van zijn.
De geschiedenis van Israël geeft daar
van voorbeelden te over. Voorbeelden,
waarvan de apostel Paulus schrijft, dat
ze geschied èn beschreven zijn tot waar
schuwing van ons, op welke de einden
der eeuwen gekomen zijn 1 Corinthe
10:11).
Zulk een voorbeeld is ook de geschie
denis. die in Numeri 25 wordt verhaald.
Nadat Balak, de koning der Moabie-
ten, tevergeefs gepoogd heeft door Bileam
het volk Israels te vervloeken, gelukte
het hem op een andere wijze des Heeren
toorn over Israël te brengen. In een ander
verband wordt later door Mozes gezegd,
dat het geschiedde op raad van Bileam
(Numeri 31 16). Want Israël verbleef
te Sittim, en het volk begon te hoereeren
met de dochteren der Moabieten. En deze
ontuchtige vermenging vervoerde het
volk tot afgoderij.
Wat de vijandschap en vervloeking
niet had kunnen bereiken, dat werd be
reikt door list en verleiding. Des Heeren
volk is van den Heere gezegend, en nie
mand kan dien zegen van hen nemen. Er
is slechts één mogelijkheid op: wanneer
dat volk zelf dien zegen verzondigt en
verderft.
Zoo haalde Israël in de vlakke velden
van Moab over zich den toorn des
Heeren. En de Heere bewees zijn toorn
in een schrikkelijke plaaq, waarvan vier
en twintig duizend stierven (Numeri
25:9).
En nu ontwaakt de consciëntie bij het
volk. Ze breken hun zondigen omgang
met de dochteren der Moabieten af, en
ze verootmoedigen zich met geween voor
het aangezicht des Heeren. Er gaat van
dat gansche volk een kermen om ontfer
ming op tot den Heere.
Maar onder allen is er een, die zich
daartegen verhardt. Verhardt op de meest
onbeschaamde manier. Het wordt ons
verhaald in deze sobere woorden: En zie,
een man uit de kinderen Israëls kwam, en
bracht eene Midianietin tot zijne broede
ren voor de oogen van Mozes, en voor
de oogen van de gansche vergadering
der kinderen Israëls, toen zij weenden
voor de deur van de tent der samen
komst.
Hij stoorde zich niet aan Gods heiligen
wil. stoorde zich niet aan de straf, stoor
de zich niet aan de volksramp die was
uitgebroken, noch aan de algemeene
rouw en droefheid. Hij wilde zijn vrijheid
behouden om te zondigen.
Het krenkende in zijn optreden wordt
hierdoor uitgedrukt, dat hij de vrouw met
wie hij ontucht bedreef in het leger van
Israël binnenleidde, voor de oogen van
Mozes en van heel de weenende verga
dering.
Hij deed het niet in het verborgen,
maar in het openbaar, zoodat iedereen
het kon zien. Zelfs de duisternis, waarin
de bedrijvers van dergelijke zonden zich
gewoonlijk terugtrekken, versmaadde hij.
De publieke opinie trotseerde hij openlijk.
Zoo werd het een opzettelijk tergen
van den Heere en zijn volk. Zoo werd
het een kwetsen van de ontwaakte volks
consciëntie, een spotten met de boetvaar
digheid van het zwaar getuchtigde volk
des Heeren.
Erger kon het al niet. Hier was wel de
uiterste grens bereikt. Dit was een tarten
van Gods toorn. Dit was een wonden
van zijn volk hun teederste en heiligste
gevoelens.
Zoo een mocht voor Gods aangezicht
niet langer worden gedoogd. Wie zich
aldus van Gods volk vervreemdde, kon
daar niet langer worden geduld.
En er wordt ons dan ook verhaald,
hoe Pinehas. de zoon van den Hooge-
priester Eliezar, die zijn vader in het
ambt was opgevolgd, in heilige wraak
ontvlamde, en met een spies in de hand
hen achternaging om ze in hun schande
lijk bedrijf met een slag saam te dooden.
Een verschrikkelijke wraak, maar
waarover de Heere toch zijn goedkeuring
uitsprak, door daad en woord. Want nu
werd de plaag opgehouden, en aan Pine
has werd door den Heere een bijzondere
zegen toegezegd.
Zoo woekert de zonde, vooral de zonde
van zinnelijkheid en ontucht, al verder
voort. Zoo werkt ze door totdat ze alle
hooger en beter gevoel niet alleen ver
stikt, maar zelfs met dat hooger en beter
gevoel, waar het bij anderen opwaakt,
den spot drijft.
Dan wordt de consciëntie geweld aap-
gedaan. Dan is het niet meer een struike
len en vallen in de zonde, maar een leven
in de zonde. Dan wordt het een strijden
tegen wat God in zijn lankmoedigheid
doet om de zonde tegen te gaan.
Ja, dan komt het tot den euvelen moed,
om desnoods in de zonde alleen te staan
en te trotseeren alle beletsels. Het tegen
deel van den geloofsmoed der martelaren
die in den strijd voor de waarheid en de
gerechtigheid Gods het hebben aange
durfd om hun overtuiging met hun bloed
te bezegelen.
Een van de krachtige middelen, waar
door God de consciëntie sterkt, is hierbij
wat men wel genoemd heeft de publieke
consciëntie.
Ons zedelijk besef toch staat niet alleen
maar vindt steun in het milieu, waarin
wij leven. En de onverlaat, wiens schan-j
delijk bedrijf hier gebrandmerkt wordt,
heeft niet alleen aan God, maar ook aan
menschen zich schrikkelijk vergrepen.
Voor ons ligt er deze aanwijzing in om
ons met ons zedelijk oordeel niet te ver
heffen boven anderen, en ons niet te
stellen tegen Gods volk, in welks midden
wij leven, maar om onze consciëntie in
gemeenschap met dat volk, dat Hem
vreest uit zijn Woord te laten voorlichten
Teederheid van consciëntie voor den
Heere maakt ook teeder jegens anderer
consciëntie. Verharding der consciëntie
tegen Hem maakt ook hard tegen den
naaste.
EEN WAARSCHUWEND
VOORBEELD
In hot Clir. Vrouwentijdschrift „In cn om
ons Iiuis" lezen we:
Hooren we niet, vooral tegenwoordig,
veel ouders klagen, dat de kinderen, zoo
dra zij de kinderschoenen ontwassen zijn.
gaan denken en leven buiten hun ouders
om
Het onderlinge vertrouwen, dat er tot
nu toe bestond, toen ze nog alle kinder
spelletjes speelden en geen heerlijker
plekje kenden dan bij moeders kbu\ om
daar alle.^tf- kunnen vonellen, sehijnt
dan opeens te verflauwen. Die verhalen
hoe ze met vriendjes cn vriendinnetjes
knikkerden of bal speelden, wat waren
ze gezellig; cn als er eens één gevallen
was of een knie verwond had, hoe draaf
den ze niet liet eerste cn het liefste naar
moeder heen!
Maar nu ze wat ouder worden en dat
is vaak niet ouder dan 10 of 12 jaar,
schijnt het alsof ze liever bij anderen, bij
kennisjes, raad en veilrouwelijkheid zoe
ken.
Mag ik hierover eens een vraag doen,
aan de moeders vooral?
In de meeste gezinnen leven zij uit
den aard der zaak meer met de kinderen
moe, omdat dc vaders meestal hun werk
buitenshuis hebben. Doen moeders nu
werkelijk haar best, om d#t. vertrouwen
van 'haar jonge kinderen to behouden?
Toonen ze belangstelling in alles wat
haar jongen of meisje overdag doet en
hoort of speelt?
Is dit haar niet te nietig of te onbe
langrijk? Neemt liet bestuur van haar
huishouding of het naaiwerk of een of
ander eigen amusement, niet een veel
grooterc plaats in? Denkt zij ook tevluch
tig heen over een verdrietje, dat hij haar
kmd bleef hangen, na oen spel met een
buurkind je of iets dergelijks?
Zorgt iedere moeder er wei voor, zoo
veel maar ecnigszins mogelijk is, thuis te
zijn als de kinderen uit, school komen?
Want het is zoo n groot genot voor het
kind, 0111 dan juist móeder thuis te vin
den cn zoo genoegelijk met haar te kun
nen babbelen o\er al1 es wat dien dag hun
kinderhart Jieroerde; en als het. kind wat
moe geworden is van do inspanning op
school of door al de drukte van een boe
len dag, dan rust het zoo erg graag bij
moeder weer uit. Als de moeders van
haar kant al het mogelijke doen 0111 de
zen vertrouwelijken omgang met de kin
deren te behouden en na schooltijd een
open ooi* voor alles toonen, zou men biiv.
nog wat met hen kunnen wandelen of
iets gezelligs doen. Rn mocht men op een
bepaalden dag eens niet thuis kunnen we
zen, dan kon er een afspraakje gemaakt
worden of men kon iemand andei's Ma
gen, om juist dit moment de kinderen te
willen opvangen.
In den Bijbel loos ik van een kind, een
meisje, dat direct naar haar ntoedej- liep
om raad te vragen, toen zo zelf niet wist
wat zij doen moest. Zij ging niet naar
iemand anders heen, maar zocht eerst
Iiaar moeder op, oni te vertellen wat haar
gedachten en haar lieele hart in beslag
nam, want zij was in groote verlegen
heid. Is dat niet licerl^ moeders? Rn
iets om naar te verlangen, bij de gedach
te aan ons eigen kind?
Maar als we dat Werkelijk zoo aantrek
kelijk vinden, dan moeten wc toch tege
lijk onszelf afvragen of we nu ook zóó
niet onze kinderen hebben leeren meele
ven, dat we ons tijd gunnen om ov er hun
vragen na te denken en... o nier ook een
goed antwoord op tc kunnen geven.
We mogen er ons niet van afmaken
door te zeggen, dat we geen tijd hebben
voor zulke kleinigheden, omdat het voor
de kinderen geen „kleinigheden" zijn. In
liet kinderleven zijn die vragen on ver
drietjes „groot'.
Het is mogelijk, dat we een antwoord
geven als dit bijv.: „dat zc maar aan hun
huiswerk voor den volgenden dag moeten
beginnen en al die malle gedachten moe
ten laten rusten".
Als we ooit zulk een antwoord aan ons
kind geven, zijn we dan liet vertrouwen
van dat jonge leven wel waard?
O! laten wc liever zulk een oogenblik
aangrijpen, nu het hart van ons kind
open is cn tot ons geneigd. We kunnen
dt'iardoor den band weer wat vaster aan
halen, met liet oog op een volgende moei
lijkheid, waarin het kan geraken
En het is daarom geen zelfzucht, even
min als tijdverspilling, als onze tegen
woordige moeders zich ook op dit gebied
willen ontwikkelen. Zij moeten iedere ge
legenheid aangrijpen, die haar op de
hoogte kan stellen van' alles wat haar
kinderen interesseert en in welke richting
de gedachten van haar opgroeiende jeugd
gaan In bijna alle plaatsen kan men in
dozen tijd cursussen bijwonen ovcropvop
ding. die goede wegwijzers kunnen zijn.
Als wc nu nagaan, welken raad die
moeder uit den Bijbel, ik bedoel Herodias,
aan haar dochtertje gaf, dan schrikken
we geweldig, want zij geeft een afschu
welijker raad, een raad, die voortkomt
uit een leven in dc verkeerde richting;
dit is een richting, die van God afvoert
en langzamerhand al haar denken en
doen is gaan beheerschcn.
Daarom komt ten slotte door deze ge
schiedenis zulk een ernstige waarschu
wing tot alle moeders, nl. deze; dat zij be
ginnen moeten niet zichzelf af te vragen,
of haar eigen leven al tot God geke'erd is,
anders zou men goed doen met zoo gauw
mogelijk het daarheen te richten.
Zóó alleen kunnen wij goeden raad aan
onze kinderen geven, want dan alleen zal
ons heele wezen doortrokken zijn \an
Gods geest en kan onze raad nooit ver
keerd wezen, maar voert hii onze kinde
ren in de goede richting, omhoog.
Het dochtertje van Herodias verwacht
te in haar moeilijke keuze den raad van
haar moeder en stelde dien op hoogen
prijs.
Maar welk een gevolg had die raad?
De vrcesclijkc moord op Johannes den
Dooper!
Zullen wij allen Markus 1G li29
nog eens aandachtig overlezen cn vooral
letten op de drie verzen 22, 23 cn 25? Ligt
daarin niet voor alle moeders een waar
schuwing, die dringt tot ernstig zelfon
derzoek?
Als uw kind met vragen tot u komt,
kunt ge het dan niet uw antwoord tot
God omhoog leidon en hot zoodoende een
vaste richting even, na reeds ia liet kin-
de lieven?
W.
S. d. B. de J.
Victor dc Ilooyh.
Dc kcldcrkamer.
Correspondentie deze rubriek betreffende
te zenden aan F. W. Xanning, »St. Gerar-
duslaan 15, Eindhoven.
No. 317
Probleem nummer 418 heeft tot sleutelzet
1. Pic3, dreigt 2. Pe2. Het thema van dit
tournooi behelsde: De dreiging is mogelijk
omdat een zwart stuk door een wit stuk staat
afgesloten (zwarte dame op e8, witte op e7).
Zwart pareert nu deze dreiging door dat
eigen stuk nog eens af te sluiten (bijv. 1.
Pe6). Wit moet van die afsluiting
bij de matzet (2. Df6) gebruik maken. We
vinden i.d. na 1LeG. Hier is het ge
heel verbonden met ontpenning.
No. 419 bevat hetzelfde thema drievoudig
en wel na 1. Tdc8 e6; 1e5 en 1g2.
Een mooi paar problemen.
Men kan altyd tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor twee punten enz. Voor een fou
tieve oplossing wordt eert punt in mindering
gebracht. (Minimum aantal punten is nul).
Voor den maandelijkschen prijs van f 2.59
moet men de meeste punten hebben. Ook
niet-abonné's zijn welkom. Heeft men tien
keer achtereen geen oplossing ingestuurd,
dan verliest men zijn aantal punten. Een on
oplosbaar probleem vervalt voor den wed
strijd.
Ter besparing van porti is de oplossings
termijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de
oploasers meerdere oplossingen eventueel
te zamen tegelijk kunnen inzenden.
Verbetering
Van probleem nummer 424 is het onder*
schrift foutief, tiet diagram is goed
Probleem voor den wedstrijd
No. 425 (Prijs)
J. P. COPPENS, Amsterdam
Eerste plaatsing
Zwart (8)
Wit: Kc4, Tb7, Lf7, Pd3 en e3, pï.a4, a6 en eS
Zwart: Kc6, Te8, La3 en hl, Pa7, pi.b4 en
h5, Pg7
Oplossingen inzenden vóór Zaterdag 28 Juli«
Wit geeft mat in twee (2) zetten
De stand na dit probleem geeft den win
naar over Juni aan. De Meiprijs is gewonnen
door: C. VAN GELDER.
Gaarne vernam ik van u of u daarvoor toe
zending wenscht van eeijige probleem-wer
ken ter waarde van f 2.50. (Bijv. twee jaar
boeken van de N. B. v. Pr.).
LADDER WEDSTRIJD
418
419
Totaal
C. van Gelder (2)
87
Prys
J. P. Coppens (6)
77
2
2
81
D. Kareis (3)
74
2
2
7S
F. C. Laas (9)
66
2
2
70
B. Vis (1)
48
2
O
52
P. Klein (2)
51
2
1
52
J. L. Bralier (4)
30
30(2)
B. Wagner (2)
26
2
2
30
A, Wagner (2)
9
2
2
13
Oplossing
Eindspel no.
526
Pc6 Dd3 2. Tf7 Kf7
3. Te7 Kg8
4. Df6
Th7 5. Te8 Te8 6. Df8 mat.
Eindspel no. 527
Dr. TARRASCH
Wit: Kh2, Te5, Pc3, pi.a2, b2, c2, dS, T 3
Zwart: Kc8, TT3 en g8, Ba4, pi.aG, 17, cG,
c7, h5
Zwart geeft mat in 4 zetten
VOOR DE VROUW
Toevailig bereikte mij van twee verschil
lende kanten het verzoek om eens een pa
troon van een driehoekige sjaal in ons hoek
je tc zetten. Toen ik het eerste verzoek las,
dacht ik, dat heb ik al eens in ons hoekje
gezet, ik zal dat patroon m^ar even opstu
ren. Maar toen ook het tweede vei'Niek
kwam en ik eens ging nakijken hoelang het
al geleden kon zijn, zag ik, dat het reeds
een paar jaar terug in ons hoekje gestaan
had cn ookdat mijn krantenhoekje door
het veelvuldig verzenden (want juist dat
'patroon had indertijd ook nogal eens na-
vraag) er niet meer presentabel -uitzag, 'k
Dacht, om alle moeilijkheden maar in eens
uit. den weg te ruimen, zet ik het maar
weer eens in ons hoekje, wellicht, waar
juist nu de driehoekige doek graag's avonds
even omgeslagen wordt, zijn er meerderen
met dit eenvoudig patroon gebaat.
Het beste is de sjaal op te zetten bij de
onderste punt. 't Geelt wel het nadeel, dat
men steeds voller naalden krijgt en men
indt het jn den regel pleizierigcr om steeds
een geringer aantal steken te krijgen, maar
aan den anderen kant staan er weer voor
dcelen tegenover. Men kan de sjaal breien
zoo groot men zelf maar wij.
Zou men beginnen aan de langste zijde,
cn zet men bv. een 230 steken op, dan is
het, als de grootte ons wat tegenvalt, heel
moeilijk om onze sjaal wat grooter uit te
breiden zonder liet model te verknoeien.
Ook heelt men dit voordeel, als men bij de
punt begin-., al de wol, of zijde, welke men
c-r voor geliocht heeft kan men er voor op
gebruik-n. Het aardigste is een f ij n e soort
wol met zijde te gebruiken en dikke allu-
minium naalden.
Het werk krijgt daardoor een mooi open
gewerkt feestelijk aanzien,
liet werk is héél eenvoudig, enkel maar
omslaan, minderen, maarhet is toch
zaak om zeer goed op te passen.
Wie denkt de sjaal veel te gebruiken, die
kan 't best. een niet tc besmettelijk tintje
nemen. Wie. eens extra haar best wil doen
voor een mooie groote driehoekige doek, niet
zoo maar voor eiken dag, die neemt lijne
witte wol met een wit zijden draad er door.
Dat staat werkelijk beeldig.
Nu zullen wc maar beginnen.
Zet op 3 steken.
Ie toer: 1 afh., omsl. (1 r.) omsl., 1 r.
2 c toer: 1 afh., 4 r.
3 e toe r: 1 afh., omsl., (3 1*.), omsl., 1 r.
4 e toe r: 1 afli., 6 r.
3e toer: 1 afh., omsl., mind., ouisl., (1 r.)
omsl., mind., omsl., 1 r.
Ce toer: 1 alk., 8 r.
7e toer: 1- afh., omsl., mind., omsl., (3 r)
omsl., mind., omsl., 1 r.
8 e t o e r' 1 afh., 10 r.
De toer: 1 afh.. omsl., mind., omsl.,mind,
omsl., (1 r), omsl,, mind., omsl., mind.,
omsl., 1 r.
10e toer: 1 afh., 12 r.
11e toer: 1 afh., omsl., mind., omsl.,
mind., omsl. (3 r), omsl., mind., omsl., mind,
omsl., 1 r.
12 e toer: 1 afh., 14 r.
13 e toer: 1 afh., omsl., mind., omsl.,
mind., omsl., mind., omsl. (1 r.), omsl.,
mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 1 r
14e toer: 1 afh., 16 r.
15e toer: 1 afh., omsl., mind., omsl..
mind., omsl., mind., omsl., (3 r.) omsl.,
mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 1 r
16e toer: 1 afh., 18 r.
In elke oneven toer is om beurt 1 r. of 3 r
tusschen gezet. Dat heb ik gedaan, om
dat die 1 r. of 3 r. steeds het midden van
het. werk waren. Men doet goed een ander
gekleurde draad steeds om die steken heen
te slaan, dan ziet men direct wanneer men
zich vergist heeft.
Men werkt nu maar steeds door; de toeren
13, 14, 15, en 16 moet men steeds herhalen.
Men ziet, de oneven toeren zijn om de an
dere verschillend. Een keer in elke vier toe
ren komt er dus voor liet midden en
voorbij het midden van de toer één keer
minderen, omslaan bij.
Men breit nu maar net zoo lang tot de
sjaal naar ei-gen wensch groot genoeg is.
Dan breit men twee toeren lieelemaal recht
en kant af.
Langs de tweede zijden, welkè op den rug
vallen, maakt men nog een flinke franje en
alles is, kjaar.
VOOR DE JEUGD
M'N BESTE NICHTJES EN NEEFJES
Vandaag zal ik jullie maar eens do oplos
sing geven van dat spelletje, Jat ik laatst
in ons hoekje gezet heb, want ik heb wel
gemerkt, dat de goede manier om op zeven
van de acht hoeken een knoopje te leggen,
niet door allen gevonden is.
Voor alle zekerheid zal ik eerst hetzelfde
figuurtje maar weer eens in ons hoekje
zetten.
K
X
k
J
w
H
We Beginnen maar, door op, nu laten wc
hoek B maar nemen, een knoopje te willen
neerleggen. Het geeft overigens totaal niet,
waar je begint. Wij kiezen dus hoek B voor
ons begin. Maar we weten wel, dat knoopje
moet eerst langs van de lijnen getrokken
worden, voor het op B mag worden neerge
legd. We nemen dus het knoopje en begin
nen bij E (je mag in dit geval ook l)jj .1 be
ginnen, want die lijn komt immer* ook in
B uit). Wij kiezen E, reizen langs de lijn
tot B en Ieggjen daar het knoopje neer. Èn
dan zou je een andere hoek willen kiezen,
waar je het -knoopje neerlegt? Mis? Dat
mag je niet meer. Het knoopje moet dan
komen op hoek E, waar je de vorige maal
begonnen ben. In E komen ook weer twee
lijnen uit namelijk van B en K. Vanuit B
kan je niet meer beginnen, want daar ligt
al eer. knoopje en je weet, dan is 't een ver
boden beginpunt. Je moet dus beginnen bij
Kj trek langs de lijn tot E, leg hot knoopje
neer cn er zijn dus twee hoekpunten „vol".
Nu 't derde, dat moot weer K zijn, omdat
je daar de vorige keer begonnen hen. Om
in K te komen, moot je beginnen hij C, K
is dus het derde hoekpunt, dat „vol" wordt,
't Vierde moet C worden, omdat jc daar be
gonnen bont \oor hoek K.
liet vijfde hoekpunt is dan dus H. 't Zesde
wordt A en het laatste knoopje komt op D.
Zoo probceren jullie het allemaal maar
eens en je zult zien, dat het altijd prachtig
uitkomt.
Nu, verder nog allemaal heel veel groeten
van jullie TANTE TRUUS.
KEES
VIII
Nee ra-aar, laat. Kees Bet nou toch fijn
treffen met die Vaderlandscho geschiedenis.
Twee koer hebben ze over die repetitie wel
gedaan. De eerste keer moesten zc allemaal
op een blaadje papier die geleerde jaartal
len opschrijven en oen paar van die klas
mochten een deel van een geschiedenis ver
tellen. Toen kreeg Kees met vertellen nog
geen beurt, maar voor die jaartallen had hij
een tien. Heusch waar oen tien. Moeder
plaagde Kees een beetje met die tien. En zei:
„Keesje, eigenlijk heb je maar een v ij-f ivoor,
want ik moet er vijl van hebben, ik heb je
zoo dikwijls overhoord".
Kees lachte cn zei: „Ik hou lekker die tien
zelf'. Hij zag wel, dat Moeder o zoo blij
was, met dat mooie cijfer. „No-u, zei Moe
toen, als jij niet deelen wilt, dan zal ik het
wel doen hoor", en ineens haalde Moeder
een appel voor den dag. Neen maar, zoo n
groote zag je niet alle dag, wel zoo groot ais
vaders vuist. Moeder schilde hem en Kees en
z'n broertje kregen elk de helft.
Reuze-fijn vond Kees.
Een beetje bang was Kees nog voor die
andere helft van de Vaderlandscho geschie
denis-repetitie. 't. Was dikwijls zoo verve
lend, dat hij het zoo slecht vertellen kon, ook
al wist hij het wel goed. Als 't-ie non maar
eens net dat van Stadhouder Willem III
kreeg, dat kon hij best vertellen, dat had
hij pas allemaal ook aan Joop verteld. Hij
wiist eigenlijk n-og meer dan die meester ver
teld had, dat kwam door dat hóek dat 't-ie
er thuis van had.
En ja, Kees had echt een reuzen hof, want
cle andere week zei hij: Kees vv-eet jij wat te
vertellen van Stadhouder Willem III Weet
je wat hij nog meer geweest is? Nou of Kees
dat wist: van Engeland en die Engelschen,
jonge, wat ging dat! Eigenlijk jammer, dat
meester zei: 't Is genoeg Kees, de and'ren
moeten ook nog een beurtje hebben, 't Was
kranig van je. Kees zelf had er on-d'er het
vertellen niets van gemerkt, dat hij zoo nu
cn dan weer precies sprak zooals ze op 't
dorp, waar hij gewoond had, altijd spraken
Hij 'had een kleur v an 't vertellen. Fijn vond-
ie liet. Dc andere jongens hadden 't ook wel
gehoord, dat hij zoo nu en dan de woorden
wat grappig uitsprak, maar ze waren eigen
lijk te verwonderd over het kranige vertel
len, dan dat ze er aan dachten om Kees te
plagen met z'n boersohe uitspraak.
Johan van Dam -had van meester maar
geen eens een beurt gehad. Meester wist
toch wel, dat er geen woord komen zou.
Maar al wist Johan van Vaderlandsclie ge
schiedenis niet veel na te vertellen, om vier
uur wist hij wel precies na te doen wat Kees
verkeerd uitgesproken had. Al dadelijk op
't plein begon het: „H-é knappe Keesje
wat heb jij prachtig verteld. Enne meester,
en toen
En Johan deed de woorden precies na,
zooals hij 't van Kees gehoord had. Kees
had, toen hij druk aan 't vertellen was een
paar maal gezegd: :hic, implaats van hij.
Maar meester had er niet eens wat van ge
zegd. Die had zeker gedacht, dat komt later
wel weer eens aan d-e beurt. Nu hebben we
Vaderlandscho geschiedenis.
Kees liep eerst echt blij naar huis. Hij
wou liet gauw aan Moeder vertellen. Die
keek altijd zoo blij als hij met zulk fijn
nieuws van school thuiskwam. Z'n vriend
je zei net tegen hem: „Jó, 't was reu
zenen toen kwam hel) gezanik van
Johan er tusschen. Juist omdat Kees zoo
heel blij was, had hij ineens dubbel veel
hinder van .Johan's geplaag, en voor hij
het wist, had hij Johan al beet en rolden
zo over den grond. Jongen wat ging dat er
kwaad van langs. Kees was zoo driftig, dat
hij niet wist wat hij deed, en waar hij met
z'n stevige knuisten sloeg. Johan deed al
z n best om Kees van zich a-f te krijgen.
AI was Johan dan grooter, Kees was veel
kwieker, die had ook al zooveel gevoch
ten, die was het jammer genoeg gewend.
Ineens gaf Johan zoo'n angstige gil:
„m'n oog", dat Kees verschrikt "ophield.
Die groote Johan huilde als 'n Ik,.-in knul,
en draafde toen terug naar school, onj
Meester z'n nood te klagen.
„Jó", zei Jaap van Straten gauw tegen
Kees, „loop weg, dalijk komt Meester ju
nog halen en dan kan je zitten tot vijf
uur." Maar Kees bleef staan. Ja jó maan
z n oog; als 't ie nam es. Kom jó, doe niet
zoo zot. Ilansje huilt wel meer zoo gauw,
t komt wel weer goed hoor. Kom jó hoor,
daar heb je de Meester en samen draafdo
ze eensgezind weg, 't plein af, de srtaat op.
Heel die mooie blijdschap om alles aan
Moeder te vertellen was ineens weg. Alles
was nou echt naar geworden, en hij wist
het best, morgen kwam er ook nog een
stevig paak straf.
Hoe het kwam dat wist-ie zelf niet, Iiij
huilde ineens. Vast niet om de straf van
morgen, maar omdat ie nou alles niet zoo
echt aan z'n Moeder kon gaan vertellen,
D'r was nou geen ardigiheid meer aan.
Joop van Straaten keek erg verbaasd naar
Kees. Wat deed dat rare jong nou. Toen
die flink ,-lnn het vechtoji was, met die groo
teren Johan, toen huilde hij cast niet, en
ze waren samen nog net. handig van het
plein afgesnapt, en nou liep 't ie zoo waar
te huilen.
Zeg Kees, heb 't ie jou erg raak geslagen.
Mijn geslagen? deed Kees nou op z'n
beurt verbaasd, zeker dat jog. Nee hoor,
dat ken die geen eens.
Nou en waarom huil je dan?
Nou ja, waarom mot dat jog altijd zoo
sarren, 'k doe hem toch nooit wat. En als
't ie zoo treitert, dan ga ik vanzelf vech
ten, en m'n moeder die...,Kees hield
z'n mond.
Wat hoefde hij nou aan Joop te gaan
Vertellen, dat Moeder zoo verdrietig kon
kijken als ze van dat vechten hoor. Joop
kon vast niet begrijpen, hoe lief Moeder
was. Daf kon je toch niet aan een vriendje
gaan vertellen, dat leek net zoo kinderach
tig-
Joop scheen er toch alles van fe begrij
pen, want hij knikte eens en zei: „Ja, mijn
Moeder vindt het ook zoo eng".
Kees keek eens even naar Joop. Hé, wat
leek alles gewoon, nou Joop dat zoo flink
zei: „mijn Moeder vindt het ook zoo eng".
Joop was toch een fijne kerel. En omdat
Joop dat zoo fiiaar gezegd had, ging --s
alles vertellen van Moeder.
[(Wordt .vervolgd,),