MAAS EN SCHELDEBODE ZATERDAG 14 JULI 1934 MAA! IN DE NIEUWE KERK, BEGRAFENIS Cs J. E. VONKENBERG BESUSSING INZAKE DE SPELLING Gemengd Nieuws* r7 r - - ..t De achterzijde ran de rouwkoets met het stoffelijk overschot van Prins Hendrik, op den Hofweg, gezien van uit het hotel „De Twee Steden, Do zachte tonen van 'de muziek over stemmen regelmatig liet onophoudelijk klokgebrom Als de lijkwa,gen voor den hoofdin gang is gereden wordt het doodstil op de Markt. Om kwart voor één wordt de blanke kist, voorafgegaan door de ordeteekenen van den Prins, de kerk binnengedragen. Tegelijk zet de Marinekapel weemoedig liet aloude Wilhelmus in. Over het gebeele terrein zijn de gewe ren omhoog geheven. Het laatste mili taire eerbetoon wordt aan den doode bewezen. De toeschouwers op liet Marktplein Slobben allen het hoofd ontbloot. Achter de lijkbaar heeft zich over de volle ■breedte van het plein een rij van schit terend gekleede ruiters opgesteld. Allen salueeren. Stram in de houding. Dan, als de kist de kerk is binnenge dragen, rijden de volgwagens voor, waarin zich verschillende vorstelijke per sonen bevinden. Dan volgen vier wa gens met bloemen. Onder adembeklem mende stilte maakt men 'n aanvang met liet binnendragen van de kransen. DE INDRUKWEKKENDE ROUW- PLECHTIGHEID Als wij om 12 uur de kerk binnenkomen, fcijn alle genoodigden gezeten. In een der voorste rijen kleuren de paarse gewaden van Roomsch-Katholieke hooge geestelijken, yiak bij den kansel de helle uniformen van ministers, gezanten enz. Aan weerszijden kan den ingang der grafkelder staan zeven ridders van de Jolianniter-orde en zeven Matthezer-i'idders. Ten deele in vuurroode kleedij, ten deele in lange zwarte mantels. Naast het praalgraf van Prins Willem Btaan zes adelborsten en zes kadetten. Een isaclit ruischen van do bijna duizend stem men vult de wijde ruimte, waarbinnen de machtige draagzuilen van het koor, door de zon in goudglans getuigt, getooid zijn met kransen met zeer lange lila linten. Aan do hooge witte door een lila lambriseering omzoomde deuren luisteren de officieren die straks als de baar nadert die deuren plechtig zullen openen. In een wachtkamer terzijde van den ingang der kerk, vertoe ken Koningin en Prinses met hun varwan ten. Nog galmt in de .verte de bourdon van Delfts oude kerk. Tegen half een klinkt scherp van buiten door treurmuziek: de rouwstoet is in aan tocht. Nog voor de deuren opengaan, wor den eenige kransen aangedragen en langs den ingang van de grafkelder geplaatst. Daarbij is een blinkend zilveren krans en 'dito lauwertak. Terwijl het witte lijkkleed wordt wegge nomen van de katafalk die vlak voor de trap staat, begint de organist der Nieuwe Kerk, de heer J. H. Storm, met volle ac- coorden treurmuziek te spelen. Intusschen heeft Prof. Obbink in den katheder plaats genomen. De spanning van het wachten heeft zich over de schare gelegd. Om 12.55 wijken fle hooge deuren vaneen. 'Èen indrukwekkend schouwspel is het plechtig aanschrijden van den stoet achter de door hofpracht omstuwde baar. Terwijl op den achtergrond het helle zon nelicht van de Groote Markt in den tunnel jvalt. Op een kussen worden steek, degen en 'ordeteekenen van den Prins vooruit gedra gen. De Koningin en de Prinses volgen on middellijk achter de baar, beide in 't qwart met witte sluier. Achter heri volgeft de naaste verwanten van den Prins en de vor stelijke gasten uit verschillende landen. Plechtig heffen de bazuinen het Mecklen- 'burgsche volkslied aan. Terwijl de kist op de katafalk wordt geplaatst en het witte lijkkleed er over wordt gespreid, worden tal jvan kransen er om heen geplaatst. Thans begint de rouwdienst. Prof. Obbink spreekt het votum uit en er wordt gezongen Gezang 189 4 en 6. Het Duinoord-kerkkoor uit Den Haag, onder leiding van den heer Ph. Bles, steunt het gezang. Helder en vast wordt ditmaal gezongen. Na den zang leest Prof. Obbink het Paaschevangelie voor en eenige verzen uit Rom, 8. Dank zij een luidspre kersinstallatie is prof. Obbink goed te ver staan, te meer, waar zijn stem en voor dracht alle onduidelijkheid voorkomen. Vervolgens wordt, gezongen Gezang 271: fe en 8. Ontroering gaai door de rijen, als prof. Obbink vooraf mededeelt, dat Prins Hen drik hem heeft meegedeeld, dat dit gezang bij het sterven van zijn vader is gezongen: 'i.Als ik eens van d' aarde scheide, Ver schijn dan aan mijn sponde". Dan houdt Prof. Ölbhink «Ie eigenlijke rouwrede, die een verrassend licht werpt op 't loven van wijlen Prins Hendrik. Wij laten deze rede tier in liaar geheel volgen. Rede Prof. Obbink Wie had den 27en Maart kunnen ver moeden, dat nu reeds weer de deuren van den Koninklijken grafkelder zich zouden ontsluiten om den zoo vroeg en onverwacht ontslapen Prins der Neder landen te ontvangen! Toen stonden wij met gebogen hoofden, diep bedroefd om het heengaan van onze beminde Koningin-Moeder. Maar zij had de „da gen der jaren", waarvan Mozes sprak in den 90en Psalm, voleindigd en wij wisten dat Haar lang en gezegend leven ten einde spoedde. En nu staan wij hier, bij den geopen- den grafkelder om den Prins der Neder landen, weggerukt in de kracht zijner jaren en den bloei des levens, ten grave te geleiden. En onze ziel is verschrikt om zooveel leed als onze geëerbiedigde Koningin en Hare Koninklijke Dochter treft door het heengaan van deze twee beminde dooden. Welk een smartelijke leegte in ons Koninklijk Paleis, wat een eenzaamheid in het leven der ons overge bleven loten van den eens zoo bloeien- den Oranjestam! Wat een gevoel van vereenzaming ook doortrilt ons land en volk! Het plotselinge van dit verscheiden heeft allerwege ontsteltenis gewekt, een ontsteltenis, die te heviger wordt ge voeld, doordat de wonde geslagen door het heengaan onzer beminde Koningin- - Moeder nog niet is gesloten en onie ge dachten sedert Haar verscheiden nog meer dan anders zich bewogen om ons al kleiner wordend Oranjehuis, Maar ook om de plaats die de Gemaal onzer Koningin en de Vader onzer Prinses in nam in allerlei kringen onzer samen leving, zijn wij ontroerd door zijn heen gaan. Naar populariteit heeft Hij niet gestreefd; toch was hij populair, en Hij is dat geworden door zijn gemoedelijken eenvoud, zijn ongedwongen omgang met menschcn uit allerlei kringen, zijn har telijk medeleven, zijn vriendelijke hu mor, zijn prettig-opgewekten aard. Maar niet minder door zijn levendige belang stelling in allerlei sociaal en filantliro- pisch werk. Bij de herdenking van zijn vijf-en-twintig-jarig voorzitterschap van het Nedcrlandsche Hoode Kniis hebben wij kunnen vernemen hoezeer zijn arbeid in dat heilzame werk werd gewaardeerd door hen die Hem daar aan het werk zagen. En in hoeveel andere werken „des vredes" heeft Hij niet een levendig aan deel genomen en belangstelling getoond! In zijn houding bij al deze dingen lag niets gedwongens of gewilds, het ging ailes zoo spontaan en natuurlijk, het was de uiting van zijn meelevend hart. Er is gezegd en terecht gezegd 'dat onze betreurde Koningin-Moeder zoo echt en geheel en zoo gemakkelijk Neder- landsche was geworden welnu: de Prins der Nederlanden was inderdaad met hart en ziel een Nederlandsche Prins. Hij is dat geworden niet als de vervulling van een noodzakelijke plicht maar een voudig door zich te geven zooals Hij was. Die natuurlijke ongedwongenheid ivas de groote aantrekkelijkheid van zijn per soon. Maar dit alles is slechts terugzien op waf geweest is. Het is nu voorbij. En het voorbije kan toch slechts een scha mele troost bieden. De herinnering zon der meer is steeds een weemoedig bezit. Beklagenswaardig is de mensch die, slaande bij het open graf van een dien hij liefheeft, niets anders overhoudt dan de smarlclijk-weemoedige heugenis van wat voorbij is. O, als wij moesten gelooven dat dit het laatste is van ons menschenleven, dat het graf zich sluit boven ons hoofd, dan waren wij, naar Paulus' woord, „de be klagenswaardigste van alle menschcn". Maar wij weten, dat, wanneer onze aardsche tentwoning wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, eeuwig in de hemelen, en dat wij hier in ons aardsch bestaan, leven als in het vaak zoo koude voorportaal van den tempel Gods, het eeuwig Vaderhuis. Voor ons, die het menschenleven niet zien als be sloten tusschen wieg en graf, maar die het, met zijn smart en zijn vreugde, zijn lief en zijn leed, mogen zien sub specie aeternitatis, in het licht der eeuwigheid, dat het licht is van Gods oneindige lief de in Christus voor ons is de dood geen einde, maar een overgang naar het volle licht en de alomspannende heer lijkheid. Ook Hij, dien wij zoo straks ter laat ste rustplaats zullen geleiden, zag zijn leven in dat licht met diepe cn stellige overtuiging. Meer dan eens heb ik met Hem mogen spreken over de eeuwige dingen. En de eerste maal dat dit ge schiedde, was liet voor mij een open baring te bemerken dat dat voor Hem het allerbelangrijkste was. Telkens en telkens kwam Hij er met grooten aan drang op terug en sprak er over in den toon eener gevestigde overtuiging en rus tige verzekerdheid. En wanneer bleek dat ik zijn inzichten niet kon deelcn, dan werd pas duidelijk hoe diep zijn reli gieuze gevoelens waren verankerd in zijn ziel, cn hoezeer dit de centrale ge dachte van zijn leven was. Het sterven was voor Hem een gang naar het eeuwi ge licht, een opgang naar hooger heer lijkheid, Daarom is het ook volgens zijn wensch dat die opgang zou worden uit gedrukt in witte lichte kleuren, symbo lisch aanduidend de lichtsfeer der eeuwigheid. En wij danken God dat wij het zoo mogen doen en dat het sombere zwart van den rouw ivordt overstemd door de blanke kleur van licht en leven. Daarom hebben wij ook ditmaal deze plechtigheid mogen aanvangen met het lezen van een lied des levens, een lied der hope, een juichtoon over de reddende liefde Gods, die ons geen macht ter zve- reld kan ontrooven. Van zulke dingen te mogen spreken bij een open graf is de- grootstc heerlijkheid die. God aan men schcn gaf. Wij drukken daardoor uit dat, naar des Apostels woord „dc dood is ver zwolgen in de overwinning" en dat geen ding ons kan scheiden van de liefde van Christus die het leven en de onverderfe lijkheid heeft aar. het licht gebracht. Toen Christus aan het kruis stierf, was zijn dood een zegepraal, zijn schijnbare ondergang een overwinning. Die over winning is de overwinning van allen die weten wat het is, met Hem te sterven en met Hem op te staan tot een nieuw leven. Dan heeft de dood zijn scherpen prikkel verloren en het leven viert zijn eeuwigen triomf. Geloofd zij God die het in Christus mogelijk maakte dat sterfe lijke menschcn zulke groote dingen mogen zeggen op een plaats waar alle aardsche glorie verzinkt. De bijzetting Aandachtig luisteren de twee hooge Vrou wen; de Prinses gezeten rechts van de Koningin. Blijkbaar diepen indruk maakt het op de aanwezigen, als Prof. Obbink getuigt van 's Prinsen sterke religieuse overtuiging, welke hem een openbaring was, toen bij haar uit den mond van Prins Hendrik hoorde. Na de rede gaat prof. Obbink voor in ge bed. De Prinses buigt zich diep voorover en weent. Gezongen wordt vervolgens Gez. 202 1, 2 en 4. Na het uitspreken van de zegenbedg wordt gezongen het jubellied der Opstanding, zoo als prof. Obbink het noemt, t.w. Gezang, 209 vers 1 en 3. Intusschen wordt de kist van alle heerlijk heid ontdaan en staat gereed voor den laatsten tocht. Prof. Obbink beeft den katheder verlaten en plaatst zich voor de baar naast den opperceremoniemeester, die gedurende den geheelen dienst roerloos aan het voeteneind van de kist heeft gestaan. Thans plaatsen zich aan weerszijden van de kist de leden van het dienstpersoneel van den Prins, die haar naar beneden zullen dragen. Vooraf gaat de burgemeester van Delft, mr. G. van Baren en naast hem prof. Obbink. Achter de kist volgen de Koningin en de Prinses, hertog Adolf van Mecklenburg, de gravin Erbach en enkele naaste verwanten van -den Prins. Beneden gekomen, spreekt prof. Obbink het Onze Vader uit en boven wordt door bazuinen het Wilhelmus aangegeven. Nadat do niet in de grafkelder afgedaalde vorstelijke gasten door den tunnel de kerk hebben verlaten, staan alle aanwezigen in stille afwachting van den terugkeer van Koningin en Prinses. Onderwijl speelt het orgel zacht: „O Heer, die daar des hemels tent® spreidt". TERUGKEER NAAR DEN HAAG Delilé bij het grai Onmiddellijk na bet vertrek van de Ko ningin on de Prinses verlieten ook de genoo digden de kerk. In betrekkelijk korten tijd zijn allen naar de Residentie teruggekeerd. Ongeveer (gelijkertijd werden alle afsluitingen opgeheven om zoo vlug mogelijk aan het défilé in de kerk te kunnen beginnen. Hiermee werd ongeveer drie uur een be gin 'gemaakt. Duizenden schaarden zich naast cn achter elkaar en kregen ruimschoots gelegenheid zoowel de stoffeering van de Kerk als de bloemenpracht te bewonderen. Naar schatting hebben ca. 5000 a 6000 per sonen aan het défilé deelgenomen. Het overige publiek is in zeer korten tijd naar alle richtingen vertrokken. Alles ging in voorbeeldige orde. Wanordelijkheden en storingen deden zich niet voor. De politiemannen hebben een buitenge wone zware taak gehad. Het aantal gasten en te parkeeren auto's is aanimenkelijk grooter geweest dan in Maart. Geraamd wordit een aantal van S00 op de officieele parkeerterreinen in de stad en on geveer 1000 in de buitenwijken. Het getal fietsen was enorm. Zeer gunstig heeft ook de gidsenidionst ge werkt. Do Eerste Hulp- en Roode Knus-diensten hebben eveneens voortreffelijk werk gele verd. Aan ongeveer 100 500 personen is hulp verleend. De meesten hunner waren door dc warmte bevangen. Alles bijeen genomen, is de bijzetting van het stoffelijk overschot van wijlen Z.K.H. den Prins der Nederlanden een historische gebeurtenis geweest, die in dc herinnering van vele tienduizenden zal blijven bewaard. Op 't stille kerkhof van Voorthuizen waar hij vóór ruim veertig jaar zijri intrede deed als predikant der Geref. Kerk werd Maandagmiddag ter. aarde besteld het stof felijk overschot van I)s E. Vonken- b e r g, vooral ook bekend als stichter en vele jaren voorzitter van den Ned. Bond van Jongelihgsvereenigiügen op Geref. grondslag. Treffend was de belangstelling uit de vier plaatsen, waar Ds Vonkenberg eens het predikambt bediende: Voorthuizen, Baren- drecht, Zwijndrecht cn Huizen. Maar ook uit andere kringen was de belangstelling groot. Te omstreeks half 3 arriveerden de rouw- auto's aan de begraafplaats. Leden van Voorthuizen's kei'keraad droegen de baar grafwaarts. Nadat de eikenhouten kist met zilveren naamplaat in het familiegraf was neerge laten, trad Ds. P. N. Kruyswijk van Hil versum naar voren. In 't sterfhuis had deze reeds een korte rouwdienst geleid en ge sproken over 't laatste gedeelte van Rom. 8. Bij 't graf van Ds. Vonkenberg, aldus Spr., zien we 't zelfde wat tijdens zijn leven was op te merken: banden aan allerlei le venskringen, zoowel aan eenvoudigen als aanzienlijken. De thans overledene heeft zijn beginselen eerst beleefd in den eigen huiselijken kring en daarna heeft hij die beginselen uitgedra gen naar de verste hoeken van ons land. Leed en moeiten zijn ook hem niet voor bij gegaan. In dit graf rust liet stoffelijk overschot van zijn oudste dochter; dat voor al is liem een zware slag geweest. Zich tot de familie wendende zegt Spr.: blijve zijn strijd de uwe; moge ook gij den strijd nooit schuwen. En zij ons aller uit einde gelijk het zijne. Tweede spreker was de heer A. Z ij 1 s t r a, die sprak namens den Geref. Jongelings- en Meisjesbond. Wij zullen aan dit graf niet den lof van den overledene zingen, zegt Spr., want heel dit leven werd beheerscht door: in alles de eere Gods. Onze smart is groot, maar ook onze dank aan den Heere, Die ons in Ds. Vonkenberg zoo veel gegeven beeft. Dr. Kuyper lieeft eens gezegd, dat als we na de Synode van 1018 een organisatie als van Vonkenberg bezeten hadden, het verval nooit zoo spoedig zou zijn ingetreden. Welk een rijkdom was ons in hem gege ven, welk een geestdrift wist hij inzonder heid op onze bondsdagen te ontsteken. Toen de mobilisatie uitbrak, was Vonken berg de man, die er voor zorgde, dat de be langen van „onze jongens", vooral hun geestelijke belangen, zoo goed mogelijk be hartigd werden, 't Trof Spr. altijd hoe ge makkelijk en prettig Ds. Vonkenberg met de jongens wist om te gaan. De smart der familie is groot, omdat haar in -hem- zoo veel gegeven was. Laat 't u tot troost zijn, dat thans duizenden dankbaar erkennen: Ds. Vonkenberg is veel voor ons geweest. Ook dit graf leert ons weer wat door den overledene steeds met zooveel klem werd beleden: de monsch is niets God alleen is groot 1 De oud-minister J. ,T. C. Van D ij k her dacht met groote dankbaarheid wat Ds. Vonkenberg voor duizenden jonge militai- Een compromis tusschen het „compromis" en de spelling-Terpstra. In de Dinsdag gehouden vergadering van den Raad van Ministers beeft liet spellings vraagstuk weder een onderwerp van be spreking uitgemaakt. Naar wij vernemen is het resultaat dezer bespreking, dat bevor derd zal worden wijziging van algemeeno maatregelen van bestuur, waarbij met in gang van 1 September een nieuwe schrijf wijze wordt voorgeschreven voor het exa men van onderwijzers cn eind-examens, bo nevens in liet programma voor M. O. ën voorbereidend IL O. De wijzigingen zullen dan als volgt luiden: 1. de e wordt aan het eind van open lettergrepen niet verdubbeld. De ee blijft echter aan het einde van een woord, als mede in afleidingen cn samenstellingen Van woorden op ee. 2. Do o wordt aan 't eind van open let tergrepen niet verdubbeld. De oo blijft echter vóór ch in: goochelen, goochem, loochenen, enz. 3. Sch wordt afleen daar geschreven waar de ch gesproken wordt. Echter be houdt het achtervoegsel iscli de thans gangbare spelling. 4. De verbuigingsuitgang e en en van een en geen en van de bezittelijke voor naamwoorden mijn, uw, zijn, hun, haar, worden weggelaten. Ej. De naamvalsuitgang n bij de lid woorden, voornaamwoorden, bijvoegelijke naamwoorden of daarmee gelijkstaande verbuigbare woorden, wordt uitsluitend gebruikt bij de namen van mannelijke personen en bij de namen van manne lijke dieren in de gevallen dal voor de aanduiding van het dier een afzonderlijk woord wordt gebruikt. 6. Bij de voornaamwoordelijke aandut ding van de zelfstandige naamwoorden richt men zich naar het beschaafds spraakgebruik. Uit het bovenstaande blijkt in de eerste plaats, dat de nieuwe voorschriften alleen ingevoerd won-den bij de onderwijsexamens en voor de programma's van Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs. Op den korten duur beteekent dit natuurlijk invoe ring bij het onderwijs. Dit zal waarschijn lijk een overgangstijd scheppen, als waar op herhaaldelijk is aangedrongen. Daarna zal deze „nieuwe spelling" van zelf langzamerhand in officieele en niet- officieele publicaties de „oude" spelling gaan verdringen. In de tweede plaats valt op, dat van het „compromis", zooals dat door minister Mar- chant, in overleg met de commissie vaiï deskundigen is vastgesteld, op twee punten wordt afgeweken. Do uitzondering inzake de uitgangen -eelen en -eeren, die hun dub bele ee zouden behouden, is niet gehand haafd. Vermoedelijk vreesde men voor te veel verwarring. Het zou niet gemakkelijk duidelijk zijn te maken waarom negeeren, kleineeren enz. dubbele ee moesten hebben en begeren een. enkele e. Bij de zoogenaamde buigings-n en bij de voornaamwoordelijke aanduiding worden de voorschriften van Minister Terpstra ge volgd. Deze -n houdt een beperkt terrein over: hij blijft alleen bij namen van man nen en mannelijke dieren. De marechaussee, die met haar omfloerste, vaandel den vorstelijken rouwstoet op 'de Markt te Delft opende, arriveert voor de Nieuwe Kerk, Met zware witte draperieën omhangen rijdt Rijswijk te vervolgen. dc rouwkoets langs den Vijverberg om daarna den Hofweg in de richting ren is geweest. In de mobilisatiejaren was hij de bezielende leider, die zijn groot orga nisatietalent in dienst van do demobiliseer den stelde. Daarna werd hij bestuurslid van den Ned. Militairen Bond cn daarin heeft hij met, vuur en geestkracht gewerkt. Als Vonken berg aan 't werk ging, spatten er wel eens vonken, maar die vonken gaven licht en ontwikkelden gx-oote geestdrift. Dankbaar staren wij hem na, nu hij in de heerlijkheid des Heeren werd opgeno men. Wij zullen zijn pex-soon cn wei-k in eerbiedige gedachtenis houden. Verder word nog 't woord gevoerd door den heer P. Koster, namens de Geref. Kerk van Barendrecht, den heer A. Vettcix, namens de Gerei'. Kerk van Zwijndrecht, den lieer H. Kooiker, namens do Geref. Kerk van Huizen, Ds H. J. Jager, namens dc Geref. Kerk van Voorthuizen, den heer W. J. v. d. Veen, namens de Schoolvereen. fe Zwijn drecht, en den heer J. D. Lok, namens den Bond van Chr. Openb. Leeszalen en Biblio theken. Mr E. J. E. G. Vonkenberg, van Gorinchem, oudste zoon van overledene, dankte voor de betoonde belangstelling. VRIJGESPROKEN De heer Hogeweg, van Stad aan 't Haringvliet, beschuldigd van beleediging van den heer B. Boe- zeinan te Middelharnis, werd Donderdag door de Rechtbank te Rotterdam vrijgesproken. INVAL IN DRUKKERIJEN. Te Delft is Woensdag door den lieer Oei-lemans inspecteur van de recherche te Delft niet vier rechercheurs een inval ge daan in de drukkerij van de gebr. D. aan de Koornraiarkt, Deze inval geschiedde op vermoeden, dat in deze drukkerij het Com munistisch orgaan „De Maasecho", een kop blad van de „Tribune", gedrukt zou worden. Inderdaad bleek dit bij het onderzoek het geval te zijn. Het zetsel, benevens de copie voor genoemd blad werden in beslag geno men en proces verbaal word opgemaakt. Aan den Noordeir Buiten en in de Tuin straat te Groningen is door die politie 'n onderzoek ingesteld naar de cyclostyle machine waarmede opruiende pamfletten waren vervaardigd die in de stad werden verspreid. In de Tuinstraat heeft men ten huize van een aldaar wonende communist succes gehad. Hier werd de cyclostyle-ma chine en oen groote hoeveelheid pamfletten aangetroffen. Een en ander werd in beslag ^genomen. Arrestaties werden niet verricht. r fx s MIBDE 27 Juni mische Z dat, beho D, 6 en 7 ten op de zijn geopi Patrijze Koriianen hennen tenhanen zantenlier Houtsnipi Hazen va snippen zen van alle soort eenden vi koeten va pluvieren 2. dat, en 7, bet behalve b middel vi staan in tot 10 Fel 3. dat, 7 bet vax waterwild ten, waar ons eilanc het tijdva Watersi 1935, Gan alle soorti Eideroend 1935, Mee 1935, Gouc 1935. 4. dat zal wordt eenden,. F Wulpen, en Waterl MIDDEI van de Chi bij op de fi te vallen, -- Terw niet een br< het ongeluk afsprong er genoodzaak deling te st In het gen een inb den openge van vijf onbekend. De

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1934 | | pagina 2