MAAS EN SCHELDEBODE
ZATERDAG 14 JULI 1934
MAA!
IN DE NIEUWE KERK,
BEGRAFENIS Cs J. E. VONKENBERG
BESUSSING INZAKE DE
SPELLING
Gemengd Nieuws*
r7
r
- - ..t
De achterzijde ran de rouwkoets met het stoffelijk overschot van Prins Hendrik, op den Hofweg, gezien van uit het
hotel „De Twee Steden,
Do zachte tonen van 'de muziek over
stemmen regelmatig liet onophoudelijk
klokgebrom
Als de lijkwa,gen voor den hoofdin
gang is gereden wordt het doodstil op de
Markt.
Om kwart voor één wordt de blanke
kist, voorafgegaan door de ordeteekenen
van den Prins, de kerk binnengedragen.
Tegelijk zet de Marinekapel weemoedig
liet aloude Wilhelmus in.
Over het gebeele terrein zijn de gewe
ren omhoog geheven. Het laatste mili
taire eerbetoon wordt aan den doode
bewezen.
De toeschouwers op liet Marktplein
Slobben allen het hoofd ontbloot. Achter
de lijkbaar heeft zich over de volle
■breedte van het plein een rij van schit
terend gekleede ruiters opgesteld. Allen
salueeren. Stram in de houding.
Dan, als de kist de kerk is binnenge
dragen, rijden de volgwagens voor,
waarin zich verschillende vorstelijke per
sonen bevinden. Dan volgen vier wa
gens met bloemen. Onder adembeklem
mende stilte maakt men 'n aanvang met
liet binnendragen van de kransen.
DE INDRUKWEKKENDE ROUW-
PLECHTIGHEID
Als wij om 12 uur de kerk binnenkomen,
fcijn alle genoodigden gezeten. In een der
voorste rijen kleuren de paarse gewaden
van Roomsch-Katholieke hooge geestelijken,
yiak bij den kansel de helle uniformen van
ministers, gezanten enz. Aan weerszijden
kan den ingang der grafkelder staan zeven
ridders van de Jolianniter-orde en zeven
Matthezer-i'idders. Ten deele in vuurroode
kleedij, ten deele in lange zwarte mantels.
Naast het praalgraf van Prins Willem
Btaan zes adelborsten en zes kadetten. Een
isaclit ruischen van do bijna duizend stem
men vult de wijde ruimte, waarbinnen de
machtige draagzuilen van het koor, door de
zon in goudglans getuigt, getooid zijn met
kransen met zeer lange lila linten. Aan do
hooge witte door een lila lambriseering
omzoomde deuren luisteren de officieren
die straks als de baar nadert die deuren
plechtig zullen openen. In een wachtkamer
terzijde van den ingang der kerk, vertoe
ken Koningin en Prinses met hun varwan
ten. Nog galmt in de .verte de bourdon van
Delfts oude kerk.
Tegen half een klinkt scherp van buiten
door treurmuziek: de rouwstoet is in aan
tocht. Nog voor de deuren opengaan, wor
den eenige kransen aangedragen en langs
den ingang van de grafkelder geplaatst.
Daarbij is een blinkend zilveren krans en
'dito lauwertak.
Terwijl het witte lijkkleed wordt wegge
nomen van de katafalk die vlak voor de
trap staat, begint de organist der Nieuwe
Kerk, de heer J. H. Storm, met volle ac-
coorden treurmuziek te spelen. Intusschen
heeft Prof. Obbink in den katheder plaats
genomen. De spanning van het wachten
heeft zich over de schare gelegd.
Om 12.55 wijken fle hooge deuren vaneen.
'Èen indrukwekkend schouwspel is het
plechtig aanschrijden van den stoet achter
de door hofpracht omstuwde baar.
Terwijl op den achtergrond het helle zon
nelicht van de Groote Markt in den tunnel
jvalt. Op een kussen worden steek, degen en
'ordeteekenen van den Prins vooruit gedra
gen. De Koningin en de Prinses volgen on
middellijk achter de baar, beide in 't qwart
met witte sluier. Achter heri volgeft de
naaste verwanten van den Prins en de vor
stelijke gasten uit verschillende landen.
Plechtig heffen de bazuinen het Mecklen-
'burgsche volkslied aan. Terwijl de kist op
de katafalk wordt geplaatst en het witte
lijkkleed er over wordt gespreid, worden tal
jvan kransen er om heen geplaatst. Thans
begint de rouwdienst. Prof. Obbink spreekt
het votum uit en er wordt gezongen Gezang
189 4 en 6. Het Duinoord-kerkkoor uit Den
Haag, onder leiding van den heer Ph. Bles,
steunt het gezang. Helder en vast wordt
ditmaal gezongen. Na den zang leest Prof.
Obbink het Paaschevangelie voor en eenige
verzen uit Rom, 8. Dank zij een luidspre
kersinstallatie is prof. Obbink goed te ver
staan, te meer, waar zijn stem en voor
dracht alle onduidelijkheid voorkomen.
Vervolgens wordt, gezongen Gezang 271:
fe en 8.
Ontroering gaai door de rijen, als prof.
Obbink vooraf mededeelt, dat Prins Hen
drik hem heeft meegedeeld, dat dit gezang
bij het sterven van zijn vader is gezongen:
'i.Als ik eens van d' aarde scheide, Ver
schijn dan aan mijn sponde".
Dan houdt Prof. Ölbhink «Ie eigenlijke
rouwrede, die een verrassend licht werpt op
't loven van wijlen Prins Hendrik. Wij laten
deze rede tier in liaar geheel volgen.
Rede Prof. Obbink
Wie had den 27en Maart kunnen ver
moeden, dat nu reeds weer de deuren
van den Koninklijken grafkelder zich
zouden ontsluiten om den zoo vroeg en
onverwacht ontslapen Prins der Neder
landen te ontvangen! Toen stonden wij
met gebogen hoofden, diep bedroefd om
het heengaan van onze beminde
Koningin-Moeder. Maar zij had de „da
gen der jaren", waarvan Mozes sprak in
den 90en Psalm, voleindigd en wij wisten
dat Haar lang en gezegend leven ten
einde spoedde.
En nu staan wij hier, bij den geopen-
den grafkelder om den Prins der Neder
landen, weggerukt in de kracht zijner
jaren en den bloei des levens, ten grave
te geleiden. En onze ziel is verschrikt om
zooveel leed als onze geëerbiedigde
Koningin en Hare Koninklijke Dochter
treft door het heengaan van deze twee
beminde dooden. Welk een smartelijke
leegte in ons Koninklijk Paleis, wat een
eenzaamheid in het leven der ons overge
bleven loten van den eens zoo bloeien-
den Oranjestam! Wat een gevoel van
vereenzaming ook doortrilt ons land en
volk!
Het plotselinge van dit verscheiden
heeft allerwege ontsteltenis gewekt, een
ontsteltenis, die te heviger wordt ge
voeld, doordat de wonde geslagen door
het heengaan onzer beminde Koningin- -
Moeder nog niet is gesloten en onie ge
dachten sedert Haar verscheiden nog
meer dan anders zich bewogen om ons
al kleiner wordend Oranjehuis, Maar
ook om de plaats die de Gemaal onzer
Koningin en de Vader onzer Prinses in
nam in allerlei kringen onzer samen
leving, zijn wij ontroerd door zijn heen
gaan. Naar populariteit heeft Hij niet
gestreefd; toch was hij populair, en Hij
is dat geworden door zijn gemoedelijken
eenvoud, zijn ongedwongen omgang met
menschcn uit allerlei kringen, zijn har
telijk medeleven, zijn vriendelijke hu
mor, zijn prettig-opgewekten aard. Maar
niet minder door zijn levendige belang
stelling in allerlei sociaal en filantliro-
pisch werk. Bij de herdenking van zijn
vijf-en-twintig-jarig voorzitterschap van
het Nedcrlandsche Hoode Kniis hebben
wij kunnen vernemen hoezeer zijn arbeid
in dat heilzame werk werd gewaardeerd
door hen die Hem daar aan het werk
zagen. En in hoeveel andere werken „des
vredes" heeft Hij niet een levendig aan
deel genomen en belangstelling getoond!
In zijn houding bij al deze dingen lag
niets gedwongens of gewilds, het ging
ailes zoo spontaan en natuurlijk, het
was de uiting van zijn meelevend hart.
Er is gezegd en terecht gezegd
'dat onze betreurde Koningin-Moeder zoo
echt en geheel en zoo gemakkelijk Neder-
landsche was geworden welnu: de
Prins der Nederlanden was inderdaad
met hart en ziel een Nederlandsche Prins.
Hij is dat geworden niet als de vervulling
van een noodzakelijke plicht maar een
voudig door zich te geven zooals Hij was.
Die natuurlijke ongedwongenheid ivas de
groote aantrekkelijkheid van zijn per
soon.
Maar dit alles is slechts terugzien op
waf geweest is. Het is nu voorbij. En
het voorbije kan toch slechts een scha
mele troost bieden. De herinnering zon
der meer is steeds een weemoedig bezit.
Beklagenswaardig is de mensch die,
slaande bij het open graf van een dien
hij liefheeft, niets anders overhoudt dan
de smarlclijk-weemoedige heugenis van
wat voorbij is.
O, als wij moesten gelooven dat dit het
laatste is van ons menschenleven, dat het
graf zich sluit boven ons hoofd, dan
waren wij, naar Paulus' woord, „de be
klagenswaardigste van alle menschcn".
Maar wij weten, dat, wanneer onze
aardsche tentwoning wordt afgebroken,
wij een gebouw van God hebben, eeuwig
in de hemelen, en dat wij hier in ons
aardsch bestaan, leven als in het vaak
zoo koude voorportaal van den tempel
Gods, het eeuwig Vaderhuis. Voor ons,
die het menschenleven niet zien als be
sloten tusschen wieg en graf, maar die
het, met zijn smart en zijn vreugde, zijn
lief en zijn leed, mogen zien sub specie
aeternitatis, in het licht der eeuwigheid,
dat het licht is van Gods oneindige lief
de in Christus voor ons is de dood
geen einde, maar een overgang naar het
volle licht en de alomspannende heer
lijkheid.
Ook Hij, dien wij zoo straks ter laat
ste rustplaats zullen geleiden, zag zijn
leven in dat licht met diepe cn stellige
overtuiging. Meer dan eens heb ik met
Hem mogen spreken over de eeuwige
dingen. En de eerste maal dat dit ge
schiedde, was liet voor mij een open
baring te bemerken dat dat voor Hem
het allerbelangrijkste was. Telkens en
telkens kwam Hij er met grooten aan
drang op terug en sprak er over in den
toon eener gevestigde overtuiging en rus
tige verzekerdheid. En wanneer bleek dat
ik zijn inzichten niet kon deelcn, dan
werd pas duidelijk hoe diep zijn reli
gieuze gevoelens waren verankerd in
zijn ziel, cn hoezeer dit de centrale ge
dachte van zijn leven was. Het sterven
was voor Hem een gang naar het eeuwi
ge licht, een opgang naar hooger heer
lijkheid, Daarom is het ook volgens zijn
wensch dat die opgang zou worden uit
gedrukt in witte lichte kleuren, symbo
lisch aanduidend de lichtsfeer der
eeuwigheid. En wij danken God dat wij
het zoo mogen doen en dat het sombere
zwart van den rouw ivordt overstemd
door de blanke kleur van licht en leven.
Daarom hebben wij ook ditmaal deze
plechtigheid mogen aanvangen met het
lezen van een lied des levens, een lied der
hope, een juichtoon over de reddende
liefde Gods, die ons geen macht ter zve-
reld kan ontrooven. Van zulke dingen te
mogen spreken bij een open graf is de-
grootstc heerlijkheid die. God aan men
schcn gaf. Wij drukken daardoor uit dat,
naar des Apostels woord „dc dood is ver
zwolgen in de overwinning" en dat geen
ding ons kan scheiden van de liefde van
Christus die het leven en de onverderfe
lijkheid heeft aar. het licht gebracht.
Toen Christus aan het kruis stierf, was
zijn dood een zegepraal, zijn schijnbare
ondergang een overwinning. Die over
winning is de overwinning van allen die
weten wat het is, met Hem te sterven en
met Hem op te staan tot een nieuw
leven. Dan heeft de dood zijn scherpen
prikkel verloren en het leven viert zijn
eeuwigen triomf. Geloofd zij God die het
in Christus mogelijk maakte dat sterfe
lijke menschcn zulke groote dingen
mogen zeggen op een plaats waar alle
aardsche glorie verzinkt.
De bijzetting
Aandachtig luisteren de twee hooge Vrou
wen; de Prinses gezeten rechts van de
Koningin.
Blijkbaar diepen indruk maakt het op de
aanwezigen, als Prof. Obbink getuigt van
's Prinsen sterke religieuse overtuiging,
welke hem een openbaring was, toen bij
haar uit den mond van Prins Hendrik
hoorde.
Na de rede gaat prof. Obbink voor in ge
bed. De Prinses buigt zich diep
voorover en weent. Gezongen wordt
vervolgens Gez. 202 1, 2 en 4.
Na het uitspreken van de zegenbedg wordt
gezongen het jubellied der Opstanding, zoo
als prof. Obbink het noemt, t.w. Gezang, 209
vers 1 en 3.
Intusschen wordt de kist van alle heerlijk
heid ontdaan en staat gereed voor den
laatsten tocht. Prof. Obbink beeft den
katheder verlaten en plaatst zich voor de
baar naast den opperceremoniemeester, die
gedurende den geheelen dienst roerloos aan
het voeteneind van de kist heeft gestaan.
Thans plaatsen zich aan weerszijden van
de kist de leden van het dienstpersoneel van
den Prins, die haar naar beneden zullen
dragen. Vooraf gaat de burgemeester van
Delft, mr. G. van Baren en naast hem prof.
Obbink.
Achter de kist volgen de Koningin en de
Prinses, hertog Adolf van Mecklenburg, de
gravin Erbach en enkele naaste verwanten
van -den Prins.
Beneden gekomen, spreekt prof. Obbink
het Onze Vader uit en boven wordt door
bazuinen het Wilhelmus aangegeven.
Nadat do niet in de grafkelder afgedaalde
vorstelijke gasten door den tunnel de kerk
hebben verlaten, staan alle aanwezigen in
stille afwachting van den terugkeer van
Koningin en Prinses. Onderwijl speelt het
orgel zacht: „O Heer, die daar des hemels
tent® spreidt".
TERUGKEER NAAR DEN HAAG
Delilé bij het grai
Onmiddellijk na bet vertrek van de Ko
ningin on de Prinses verlieten ook de genoo
digden de kerk. In betrekkelijk korten tijd
zijn allen naar de Residentie teruggekeerd.
Ongeveer (gelijkertijd werden alle afsluitingen
opgeheven om zoo vlug mogelijk aan het
défilé in de kerk te kunnen beginnen.
Hiermee werd ongeveer drie uur een be
gin 'gemaakt.
Duizenden schaarden zich naast cn achter
elkaar en kregen ruimschoots gelegenheid
zoowel de stoffeering van de Kerk als de
bloemenpracht te bewonderen.
Naar schatting hebben ca. 5000 a 6000 per
sonen aan het défilé deelgenomen.
Het overige publiek is in zeer korten tijd
naar alle richtingen vertrokken. Alles ging
in voorbeeldige orde.
Wanordelijkheden en storingen deden zich
niet voor.
De politiemannen hebben een buitenge
wone zware taak gehad.
Het aantal gasten en te parkeeren auto's
is aanimenkelijk grooter geweest dan in
Maart.
Geraamd wordit een aantal van S00 op de
officieele parkeerterreinen in de stad en on
geveer 1000 in de buitenwijken. Het getal
fietsen was enorm.
Zeer gunstig heeft ook de gidsenidionst ge
werkt.
Do Eerste Hulp- en Roode Knus-diensten
hebben eveneens voortreffelijk werk gele
verd.
Aan ongeveer 100 500 personen is hulp
verleend. De meesten hunner waren door dc
warmte bevangen.
Alles bijeen genomen, is de bijzetting van
het stoffelijk overschot van wijlen Z.K.H.
den Prins der Nederlanden een historische
gebeurtenis geweest, die in dc herinnering
van vele tienduizenden zal blijven bewaard.
Op 't stille kerkhof van Voorthuizen
waar hij vóór ruim veertig jaar zijri intrede
deed als predikant der Geref. Kerk werd
Maandagmiddag ter. aarde besteld het stof
felijk overschot van I)s E. Vonken-
b e r g, vooral ook bekend als stichter en
vele jaren voorzitter van den Ned. Bond van
Jongelihgsvereenigiügen op Geref. grondslag.
Treffend was de belangstelling uit de
vier plaatsen, waar Ds Vonkenberg eens het
predikambt bediende: Voorthuizen, Baren-
drecht, Zwijndrecht cn Huizen. Maar ook uit
andere kringen was de belangstelling groot.
Te omstreeks half 3 arriveerden de rouw-
auto's aan de begraafplaats. Leden van
Voorthuizen's kei'keraad droegen de baar
grafwaarts.
Nadat de eikenhouten kist met zilveren
naamplaat in het familiegraf was neerge
laten, trad Ds. P. N. Kruyswijk van Hil
versum naar voren. In 't sterfhuis had deze
reeds een korte rouwdienst geleid en ge
sproken over 't laatste gedeelte van Rom. 8.
Bij 't graf van Ds. Vonkenberg, aldus
Spr., zien we 't zelfde wat tijdens zijn leven
was op te merken: banden aan allerlei le
venskringen, zoowel aan eenvoudigen als
aanzienlijken.
De thans overledene heeft zijn beginselen
eerst beleefd in den eigen huiselijken kring
en daarna heeft hij die beginselen uitgedra
gen naar de verste hoeken van ons land.
Leed en moeiten zijn ook hem niet voor
bij gegaan. In dit graf rust liet stoffelijk
overschot van zijn oudste dochter; dat voor
al is liem een zware slag geweest.
Zich tot de familie wendende zegt Spr.:
blijve zijn strijd de uwe; moge ook gij den
strijd nooit schuwen. En zij ons aller uit
einde gelijk het zijne.
Tweede spreker was de heer A. Z ij 1 s t r a,
die sprak namens den Geref. Jongelings- en
Meisjesbond. Wij zullen aan dit graf niet
den lof van den overledene zingen, zegt
Spr., want heel dit leven werd beheerscht
door: in alles de eere Gods.
Onze smart is groot, maar ook onze dank
aan den Heere, Die ons in Ds. Vonkenberg
zoo veel gegeven beeft.
Dr. Kuyper lieeft eens gezegd, dat als we
na de Synode van 1018 een organisatie als
van Vonkenberg bezeten hadden, het verval
nooit zoo spoedig zou zijn ingetreden.
Welk een rijkdom was ons in hem gege
ven, welk een geestdrift wist hij inzonder
heid op onze bondsdagen te ontsteken.
Toen de mobilisatie uitbrak, was Vonken
berg de man, die er voor zorgde, dat de be
langen van „onze jongens", vooral hun
geestelijke belangen, zoo goed mogelijk be
hartigd werden, 't Trof Spr. altijd hoe ge
makkelijk en prettig Ds. Vonkenberg met
de jongens wist om te gaan.
De smart der familie is groot, omdat haar
in -hem- zoo veel gegeven was. Laat 't u tot
troost zijn, dat thans duizenden dankbaar
erkennen: Ds. Vonkenberg is veel voor ons
geweest.
Ook dit graf leert ons weer wat door den
overledene steeds met zooveel klem werd
beleden: de monsch is niets God alleen
is groot 1
De oud-minister J. ,T. C. Van D ij k her
dacht met groote dankbaarheid wat Ds.
Vonkenberg voor duizenden jonge militai-
Een compromis tusschen het „compromis"
en de spelling-Terpstra.
In de Dinsdag gehouden vergadering van
den Raad van Ministers beeft liet spellings
vraagstuk weder een onderwerp van be
spreking uitgemaakt. Naar wij vernemen is
het resultaat dezer bespreking, dat bevor
derd zal worden wijziging van algemeeno
maatregelen van bestuur, waarbij met in
gang van 1 September een nieuwe schrijf
wijze wordt voorgeschreven voor het exa
men van onderwijzers cn eind-examens, bo
nevens in liet programma voor M. O. ën
voorbereidend IL O.
De wijzigingen zullen dan als volgt luiden:
1. de e wordt aan het eind van open
lettergrepen niet verdubbeld. De ee blijft
echter aan het einde van een woord, als
mede in afleidingen cn samenstellingen
Van woorden op ee.
2. Do o wordt aan 't eind van open let
tergrepen niet verdubbeld. De oo blijft
echter vóór ch in: goochelen, goochem,
loochenen, enz.
3. Sch wordt afleen daar geschreven
waar de ch gesproken wordt. Echter be
houdt het achtervoegsel iscli de thans
gangbare spelling.
4. De verbuigingsuitgang e en en van
een en geen en van de bezittelijke voor
naamwoorden mijn, uw, zijn, hun, haar,
worden weggelaten.
Ej. De naamvalsuitgang n bij de lid
woorden, voornaamwoorden, bijvoegelijke
naamwoorden of daarmee gelijkstaande
verbuigbare woorden, wordt uitsluitend
gebruikt bij de namen van mannelijke
personen en bij de namen van manne
lijke dieren in de gevallen dal voor de
aanduiding van het dier een afzonderlijk
woord wordt gebruikt.
6. Bij de voornaamwoordelijke aandut
ding van de zelfstandige naamwoorden
richt men zich naar het beschaafds
spraakgebruik.
Uit het bovenstaande blijkt in de eerste
plaats, dat de nieuwe voorschriften alleen
ingevoerd won-den bij de onderwijsexamens
en voor de programma's van Middelbaar en
Voorbereidend Hooger Onderwijs. Op den
korten duur beteekent dit natuurlijk invoe
ring bij het onderwijs. Dit zal waarschijn
lijk een overgangstijd scheppen, als waar
op herhaaldelijk is aangedrongen.
Daarna zal deze „nieuwe spelling" van
zelf langzamerhand in officieele en niet-
officieele publicaties de „oude" spelling
gaan verdringen.
In de tweede plaats valt op, dat van het
„compromis", zooals dat door minister Mar-
chant, in overleg met de commissie vaiï
deskundigen is vastgesteld, op twee punten
wordt afgeweken. Do uitzondering inzake
de uitgangen -eelen en -eeren, die hun dub
bele ee zouden behouden, is niet gehand
haafd. Vermoedelijk vreesde men voor te
veel verwarring. Het zou niet gemakkelijk
duidelijk zijn te maken waarom negeeren,
kleineeren enz. dubbele ee moesten hebben
en begeren een. enkele e.
Bij de zoogenaamde buigings-n en bij de
voornaamwoordelijke aanduiding worden
de voorschriften van Minister Terpstra ge
volgd. Deze -n houdt een beperkt terrein
over: hij blijft alleen bij namen van man
nen en mannelijke dieren.
De marechaussee, die met haar omfloerste, vaandel den vorstelijken rouwstoet op 'de Markt te Delft opende, arriveert
voor de Nieuwe Kerk,
Met zware witte draperieën omhangen rijdt
Rijswijk te vervolgen.
dc rouwkoets langs den Vijverberg om daarna den Hofweg in de richting
ren is geweest. In de mobilisatiejaren was
hij de bezielende leider, die zijn groot orga
nisatietalent in dienst van do demobiliseer
den stelde.
Daarna werd hij bestuurslid van den Ned.
Militairen Bond cn daarin heeft hij met,
vuur en geestkracht gewerkt. Als Vonken
berg aan 't werk ging, spatten er wel eens
vonken, maar die vonken gaven licht en
ontwikkelden gx-oote geestdrift.
Dankbaar staren wij hem na, nu hij in
de heerlijkheid des Heeren werd opgeno
men. Wij zullen zijn pex-soon cn wei-k in
eerbiedige gedachtenis houden.
Verder word nog 't woord gevoerd door
den heer P. Koster, namens de Geref. Kerk
van Barendrecht, den heer A. Vettcix, namens
de Gerei'. Kerk van Zwijndrecht, den lieer
H. Kooiker, namens do Geref. Kerk van
Huizen, Ds H. J. Jager, namens dc Geref.
Kerk van Voorthuizen, den heer W. J. v. d.
Veen, namens de Schoolvereen. fe Zwijn
drecht, en den heer J. D. Lok, namens den
Bond van Chr. Openb. Leeszalen en Biblio
theken.
Mr E. J. E. G. Vonkenberg, van Gorinchem,
oudste zoon van overledene, dankte voor de
betoonde belangstelling.
VRIJGESPROKEN
De heer Hogeweg, van Stad aan 't Haringvliet,
beschuldigd van beleediging van den heer B. Boe-
zeinan te Middelharnis, werd Donderdag door de
Rechtbank te Rotterdam vrijgesproken.
INVAL IN DRUKKERIJEN.
Te Delft is Woensdag door den lieer
Oei-lemans inspecteur van de recherche te
Delft niet vier rechercheurs een inval ge
daan in de drukkerij van de gebr. D. aan
de Koornraiarkt, Deze inval geschiedde op
vermoeden, dat in deze drukkerij het Com
munistisch orgaan „De Maasecho", een kop
blad van de „Tribune", gedrukt zou worden.
Inderdaad bleek dit bij het onderzoek het
geval te zijn. Het zetsel, benevens de copie
voor genoemd blad werden in beslag geno
men en proces verbaal word opgemaakt.
Aan den Noordeir Buiten en in de Tuin
straat te Groningen is door die politie 'n
onderzoek ingesteld naar de cyclostyle
machine waarmede opruiende pamfletten
waren vervaardigd die in de stad werden
verspreid. In de Tuinstraat heeft men ten
huize van een aldaar wonende communist
succes gehad. Hier werd de cyclostyle-ma
chine en oen groote hoeveelheid pamfletten
aangetroffen. Een en ander werd in beslag
^genomen. Arrestaties werden niet verricht.
r
fx s
MIBDE
27 Juni
mische Z
dat, beho
D, 6 en 7
ten op de
zijn geopi
Patrijze
Koriianen
hennen
tenhanen
zantenlier
Houtsnipi
Hazen va
snippen
zen van
alle soort
eenden vi
koeten va
pluvieren
2. dat,
en 7, bet
behalve b
middel vi
staan in
tot 10 Fel
3. dat,
7 bet vax
waterwild
ten, waar
ons eilanc
het tijdva
Watersi
1935, Gan
alle soorti
Eideroend
1935, Mee
1935, Gouc
1935.
4. dat
zal wordt
eenden,. F
Wulpen,
en Waterl
MIDDEI
van de Chi
bij op de fi
te vallen,
-- Terw
niet een br<
het ongeluk
afsprong er
genoodzaak
deling te st
In het
gen een inb
den openge
van vijf
onbekend.
De