VOOR VROUW EN KIND MAAS EN SCHELDEBODE Z, .1ERDAG 26 MEI 1934 EENHEID EN SAAMBINDING WAAROVER WIJ LAZEN VOORDE' ZONDAG U benaarstigende te behouden de eenigheid des Geestes door den band des vredes. Eifeze 1 3. Men kent de zinspreuk van de Unie van Utrecht: Concordia res parvae cres- cunt. in kernachtig Nederlandsch weer gegeven met: Eendracht maakt macht. En in ons Nederlandsch wapen prijkt nog steeds het symbool van den klimmenden leeuw, die de zeven bijeengebonden pijlen in zijn linker- en het opgeheven zwaard in.zijn rechterklauw houdt, reeds toen als uitdrukking van die zinspreuk aanvaard. De saamgebonden pijlen kunnen niet gebroken worden, terwijl elke pijl afzon derlijk gemakkelijk is te knakken. Maar wat in dit zinnebeeld niet tot uitdrukking kon komen was de innerlijke eenheid var het Nederlandsche volk, dat door Gods voorzienig bestel was ineengegroeid uit de bewoners van de gewesten, die in het Gemeenebest waren verbonden. Aan die innerlijke eenheid ontleenden onze vaderen den drang en den plicht om de onderlinge eendracht te handha ven. En nu heeft ons kleine volk zich onder Gods zegen tot een macht onder de volken ontwikkeld. Nu is het eigenaardig, dat deze zin spreuk ontleend is aan een Romeinsch redenaar, dus aan een heiden, maar die van God met groote wijsheid was toege rust. Aan den anderen kant vinden wij deze waarheid ook in de Schrift uitgesproken en daar zelfs voor het heilige terrein, waar God met zijn bijzondere genade werkt. Want ook op dat gebied is deze spreuk waarachtig, dat eendracht sterk maakt. Vandaar het gedurig vermaan tot eens gezindheid, tot vrede, tot liefde, dat in de Schrift ons zoo bij herhaling tegenkomt. Soms met een waarschuwing voor de ge volgen. indien naar dit vermaan niet wordt gehoord. Indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt. En dit vermaan tot vrede en eensge zindheid wordt in het Nieuwe Testamën; vooral niet minder ernstig aangebonden dan in'het Oude. Veeleer klinkt het hier nog krachtiger. Dit laatste verschijnsel is daarom zoo merkwaardig, omdat de eenheid der ge- loovigen onder het Nieuwe Testament veel sterker op den voorgrond staat. Onder het Oude Testament staat dc eenheid van het volk des Heeren als na komelingschap van Abraham meer voor op. Daarachter ligt dan wel het Verbor Gods. En die uiterlijke eenheid is v bevorderd door Gods zegeningen en lei dingen met heel dat volk, door al wat Hij in zijn bijzondere genade aan dat volk in zijn geheel gaf en met dat volk deed. Maar de geestelijke eenheid tusschen de geloovigen onderling was toen onder dc eenheid van afstamming verborgen. Maar nu komt in het Nieuwe Testa ment die geestelijke eenheid met kracht naar voren. Wat de geloovigen ver eenigt is niet de band des bloeds, want Christus' gemeente is uit.allerlei volken vergaderd, en in den boezem van het zelfde volk zijn er die binnen, maar ook die buiten den heiligen kring leven. De eenheid van Christus' gemeente vindt haar uitdrukking in het' één leeraar en één Geest; éen Heer, éen geloof êen doop, één God en Vader van allen. En juist waar die eenheid zoo diep ge worteld is, niet in het vergankelijke van het natuurlijk leven, maar in de onver gankelijkheid van Gods herscheppende genade, daar wordt nu zoo ernstig aan gedrongen op het behouden van die diepere eenheid door den band des vredes, dus door een uiterlijk aangebracht iets. Ge zoudt anders zou denken: als die eenheid zóó diep geworteld is. dan blijft ze vanzelf wel bestaan, dan kan ze niet verloren gaan, dan behoeven we geen moeite te doen om haar te behouden; ze handhaaft zichzelve dan wel. Maar neen, dezelfde Apostel, die krach tig uitspreekt, dat die onverbrekelijke en onvergankelijke eenheid bestaat, ver maant in hetzelfde verband, om die een heid toch te behouden, te bewaren door iets uiterlijks, en wel door den band des vredes. Wie nu in de Schrift thuis is, en wc wat het Nieuwe Testament omtrent de Kerk van Christus leert, verbaast zich daarover niet te zeer. Immers, wat de Apostel hier zegt, sluit volkomen aan bij wat ge elders leest van de kerk als ec organisme dat zijn aanzijn dankt aan Gods levendmakende genadewerking, en van diezelfde kerk als een instituut, dat door menschen tot stand komt. In het beeld zoowel van een plant, die is geworteld, als van een gebouw, dat gegrondvest wordt, is die twee ledige waarheid nog in het voorafgaande hoofdstuk van dezen zelfden brief (3: 17) aangeduid. En in hoofdstuk 2 21 wordt dit tweeërlei beeld zelfs versmolten tot de beeldspraak van een gebouw, dat o p- w a s t tot een tempel. Geheel ht diezelfde lijh ligt het, als er sprake is van een eenigheid des Geestes als Gods werk, en in aansluiting daar mede van een band des vredes. waardoor wij die eenigheid hebben te bewaren. Het geloof aan die van God gegeven eenheid en de praktijk van het leven in vrede behooren hand in hand te gaan. Ook hier geldt de regel, dat onze goede werken moeten voortkomen uit een waar geloof. Maar eveneens dat het geloof in de werken moet blijken. Daarom is alle streven naar onderlinge eensgezindheid, dat er op gericht is om de principieele verschillen weg te doeze len geoordeeld en van te voren tot mach teloosheid gedoemd. Er is dan een angst vallig mijden van de allerminste botsing, dat er meer op gericht is van de uiterlijke eenheid den schijn te redden dan de in nerlijke eenheid tot uiting te brengen. Dit wreekt zich dan. Om de geesten binnen eenzelfden band te houden wordt de Geest, die alleen de ware eenheid werkt, feitelijk verloochend. En in het eind stort het kunstig in elkaar gezet kaartenhuis ineen. Maar evenzeer is te verwerpen de lauwheid en liefdeloosheid dergenen, die zich in hun eigen kringetje opsluiten, en dan wel mooie woorden spreken over de eenheid van alle Christenen, maar onder wijl vol onvriendelijkheid en zelfs hate lijkheid zijn tegen wie van hen wagen ti verschillen. Te veroordeelen is niet minder die lijdelijkheid, die zonder ernstig te zoeken naar wat ons nog met andere Christenen vereenigt eenvoudig een deel van hen buiten de Christelijke gemeenschap rekent. Te veroordeelen ook de praktijk van hen. die wel mijmeren over de gemeente als geestelijke eenheid, maar voor den eisch van een gezond gemeenschapslever geen hart hebben. En toch is dit laatste zoo noodig, zoo we! op kerkelijk als op allerlei and' geb-'ed. V.'as er geen zonde, die de innerlijk: eenheid belette naar buiten zich te open baren, dan was het niet noodig op he aanhalen van den band des vredes zoo veel nadruk te leggen. De innerlijke een heid zou dan vanzelf ten volle naar bui ten openbaar worden. Zoo zal het eenr zijn in het nieuwe Jeruzalem, dat boven is Maar zoolang als wij op aarde zijn, moeten wij ons benaarstigen om de een heid des Geestes te bewijzen in het aan halen van den band des vredes. Dan zr de waarheid van die eenheid blijken naar binnen en naar buiten. Dan zal de innerlijke eenheid opbloeien en haar krachtige werking toonen en het bes' van die eenheid wederkeerig in ons ver sterken. VAN ..CUMULATIE" GESPROKEN... In „Patrimonium'' lezen wij: Ten onzent zijn er personen, die hot Ka merlidmaatschap combineeren met de di recteursfunctie van een verzekorings-maai schappij, met. hot predikambt enz., en die tocih op Christen-democratische of staat kundig gereformeerde vergaderingen ful- mineeren tegen cumulatie. Wij kunnen ons voorstellen, dat curau latie soms schier onvermijdelijk is. Voor al, omdat men in bepaalde volkskringen niet beschikt over veel personen, die be kwaamheid bezitten en die zich aan pu blieke functies kunnen en willen geven. Ook zou het geen voordeel voor eon parle ment zijn indien het schier uitsluitend bestond uit personen, die van één poli tieke werkzaamheid afhankelijk waren. Maar als dit zoo is dan schijnt er ook geen reden, om altijd den mond over die cumulatie vol te hebben. Vooral niet, wanneer men zélf al dan niet door de omstandigheden daartoe genoopt cu muleert. Dat dc oud-Gerorforaneerden den heer Kersten gaarne behouden willen als pre dikant, begrijpen wij. Eveneens, dat de Staatkundig-Gereformeerden hun leider gaarne in de Kamer willen zien. Oordee len de Christen-democraten, dat de lieer Van Houten hun beste man is en kan hij zijn werkzaamheid op assurantiegebiod niet prijs geven, dan behoeven buiten staanders zioli daarmede niet te bemoei cn. Maar wat wél geëisdht mag worden van zulke „cumulanten", dat zij minder verdaebtmakend spreken over anderen, die soms uit zeer te respecteeren over wegingen publieke functies op zich heb ben genomen. Over cumulatie, die ten onzent minder dan elders voorkomt, spreken natuurlijk ook de nat.-socialisten. Daarbij worden dan wel eens veelal minder juiste cijfers medegedeeld over liet inkomen van de „cumulanten". Dat men gewoon lijk ook de, soms zeer belangrijke, posi tie uitgaven, de uitgaven oor verblijf kosten, omvangrijke lectuur, etc. niet af trekt, behoeft wel niet gezegd te worden. Wij hebben op hoogere functionarissen hooren afgeven, waarvan het ons bekend was, dat het ambt hun méér kostte dan het honorarium bedroeg! Hoe staat het nu in het nationaal- socialistisch Duitschland met de cumu latie van inkomens en functies? De Engelsctie bladen bevatten daarom trent mededeelingen, waaraan „De Tijd" het volgende ontleende: Onmiddellijk nadat Hitier aan de re- geering kwam verklaarde hij, dat hij van zijn salaris als rijkskanselier af stand deed ten behoeve van den Staat. De Duitschers vergoten (of misschien weten zij dit niet) dat Hitier, de eenige eigenaar is van de „Völkische Beobarh ter", bet officieole nationaal socialisti sche dagblad en dat dit blad in 1933 zijn bezitter niet minder dan oen zui vere winst van 189.000 Reichstnark ople verde (volgens de opgave welke alle ondernemingen van regceringswege verplicht zijn te doen). Voorts komen DE LEVENSKEUZE O wereld, waarom wenkt gij steeds Uw wegen op te gaan? Wel zijn uw paden licht en breed, En liggen schatten ons gereed; Zelfs paarlen van de rijkste kunst Biedt gij ons aan; met eer en gunst. Maar wereld, wie vond bij uw goed De ware vrede voor 't gemoed? O wereld, waarom zingt gij steeds Ons liederen van vreugd? Waarom verbergt ge, ijdel, wreed. Dat 't pad waarop ge wenkt, hoe breed. Toch eindigt in den eeuw'gen dood? Waarom verzwijgt ge ons dien nood? Hoe bang zal na uw vreugdeschijn, Dan toch dat eeuwig duister zijn! Neen wereld, zing en wenk niet meer; Wij kiezen 's Heeren weg. Al mag dit pad ook moeilijk zijn, Toch straalt er hemelzonneschijn, En vinden wij een schat van vreê, Want Jezus Zelf gaat met ons mee. En 't einde van dit smalle pad, Wat vreugd, dat is de Hemelstad! de „kleine" bijverdiensten. Het auteurs recht van zijn boek „Mein Kampt" beeft aan Hitler in 1933, in Duitschland en het buitenland 420.000 Mark opgebracht. En dan zijn hierbij in bet geheel nog niet de honoraria voor zijn talrijke ar tikelen en interviews begrepen. (Het blijkt dat. Hitier van een Amorikaanseh agentschap een zeer solied honorarium heeft ontvangen voor zijn „declaratie", wat dus eigenlijk met gemaskeerde ar tikelen te vergelijken is). Goering, do naaste medewerker van Hitier, ontvangt ook zeer „he-nultige sommen gelds voor zijn nationaal-soci alistische werken. Ten eerste krijgt hij de volgende salarissen: 1. als voorzitter van den Ministerraad; 2. als Minister van Buirienlan.dsclie Zaken van Prui «en; 3. als Minister voor Luchtvaart; i als hoofd der politieke politie; j. als voorzitter van den Rijksdag en(1. als directeur der Pruisische schouwbur gen. Bovendien ontvangt Goering nog 4000 Mark per jaar legerpensioen; 18.000 Mark als „technische raadgever" der Benz-fahrieken en eveneens nog jaar lijks 12.000 Mark voor een dei-gelijken post op de fabrieken van Junkers. Hie, bij moet men ten overvloede niet uit het oog verliezen, dat Goering ook nog een der grootste aandeelhouders der fabriek Bonz is! Goehbels vereenigt in zijn nationaal- socialistische persoonlijkheid niet al leen de plichten van een Minister der propaganda, maar ook tevens die van den voorzitter der rinematographische Kamer van Koophandel. Hij is boven dien de eigenaar van liet dagblad de „Aiiariff", dat in 1933 zijn bezitter 217.000 Mark zuivere winst opbracht! Onze Nederlandsche schrijvers, ook de meest beroemde, blijven van dergelijke honoraria verre. Ons taalgebied is zóó beperkt, dat slechts weinigen van hun pen kunnen leven. En onder onze politici zijn er geen, die dagbladen bezitten. Overigens herbalen wij ook liier weer, wat wij de vorige wpek omtrent Stalin opmerkten. Wij hebben geen behoefte aan allerlei mededeelingen van persoon lijken aard. De demagogie ook van do nationaal socialisten maakt het evenwel noodzakelijk, dat men een enkele maal eens de aandacht vestigt op hetgeen in eigen of in geestverwanten kring voor valt. EVEN UIT DE ZORGEN HET ARME DIER Jansen: „Met wie had je vrouw vanmiddag toch zulke hooge woorden, buurman?" Buurman (ietwat verlegen): „Och. met die Jamme hond; die had zeker weer wat uitgevoerd." Jansen (grinnekend)„Het arme dier. Ik hoorde je vrouw zelfs zeggen, dat ze hem de huissleutel zou afnemen DINGEN, DIE GEBEUREN Werklooze (tot Kamerlid) ,.U heeft mij een betrekking beloofd. Maar als de heeren eenmaal op t kussen zitten Kamerlid: „Er is momenteel nergens een baantje vrij." Werklooze: „Maar u hebt het mij pertinent be loofd!" Kamerlid: „Nou, weet je wat7 Ik zal voorstellen een commissie te benoemen, die tot taak heeft na te gaan. waarom er nergens betrekkingen open zijn en dan zorg ik, dat jij in die commissie een baantje krijgt!" WORMKEN DER AARDE Hebt gij ooit bij winteravond, 'wijl het donkert over de aard, langs de baan in oude muren, niet oen sterreken ontwaard? Glimmend hangt het daar te flikkren, fonkelend als diamant. Nader dan, verdwaalde zoek n*, Neem liet sterreken in hand. Ziet, het schittren is verdwenen! Weg is nu de stralenschat! Ziet, daar voelt gij dat uw \inger slechts een wormken heeft gevat! Wormken ben ik maar op aarde 'k schitter ook door Gods gena. zóó de wereld mij komt vatten al mijn iiclit vervliegt vveldia! P. V. ,Aalseholversn in de eendenkooi le Lekker- kerk VOOR DE VROUW Onlangs was ik even getuige van een heel simpe.1 voorvalletje, zooals men er met kinderen wel dagelijks kan meemaken. Een werkelijk wel leuike jongen van een jaar of tien was wat luidruchtig. Och, dat is natuurlijk iets heel gewoons. De jongen was niet ondeugend, alleen wat al te be weeglijk voor het kleine kamertje. Moeder verbood al eens, wat niet het minste succes had. Toen werd het over een andere boeg gegooid, en zei ze: ,als je nou wa.t stil ach ter gaat spelen, dan krijg je morgenDe tienjarige jongen haalde z'n schouders op en gaf ten antwoord: „O, dat geeft u toch niet, u doet toch nooit wat u zegt". Zoonlief ging tenslotte met twee koekjes de kamer uit, die even vreemd stil was, na het .drukke beweeg van 't lieve zoontje. Moeder zei enkel: „Zoo'n jongen toch hé ze zijn tegenwoordig zoo bij de hand- en 't gesprek ging weer verder over vee' wetenswaardigheden, als daar zijn nieuwe blouses, gauw gescheurde broekjes enz. Maar zelf moest ik steeds dienken aan: „u doet toch nooit wat u zegt". I.k dacht: zoo'n kleine kerel, die dat nu reeds door heeft, dat moeders woord en belofte geen waarde heeft, wat wordt hem toch eigen lijk veel onthouden. Dit herinner ik nu mijzelf altijd als het mooie en de groote rust uit mijn jeugd, ais vader of moeder gezegd had: ja, dat mag morgenof dit mag je later, dan was er de rust, dat het ook zoo gebeurde. Een echt vertrouwen. En ais er onvoorziens iets in den weg kwam, dat het gegeven woord niet kon worden gestand gedaan, dan werd dat op heel simpele wijze aangetoond, dat het buiten vaders en moeders toedoen zoo was veranderd, zoodat we niet konden rekienen, op wat was toegezegd. Die wetenschap, die zoo langzamerhand zoo echt een rijk bezit is geworden in m'n leven, het echte vertrouwen hebben in va ders en moeders woord, is iets heel moois. Och, zoo 'n belofte kan gaan over heel kleine dingen, zooals er eiken dag zijn in het leven van kinderen. Een nieuwe strik in 't haar, een dagje uit soms. Later de fiets die beloofd was, en die kwam op den tijd. Dat gaf ons cok zekerheid als er neen werd gezegd op 't vragen, dat het neen blij ven ZOU. Later -'--V 'r ewen ,->„v eerst overdacht was, en dan ook vast stond. Dat kon wel eens teleurstellen eerst, maar er bleef toch de rust en het vertrouwen, dat het zeker niet anders kon. A's het nog is wat men noemt kinder werk, een stukje speelgoed in 't uitzicht, een pretje misschien, dan kan men (hoewel ge heel ten onrechte) met eenige schijn van bil lijkheid zeggen: nu ja, 't is maar voor' do kinderen, ze zijn nou es even stil, morgen zijn ze 't. weer vergeten. Maar wie zich te genover kinderen eenmaal deze levenshou ding heeft aangewend, die zal zich niet ge makkelijk meer veranderen, als de klein tjes zijn opgegroeid tot jongens en meisjes van vijftien en zestien jaar. En dan vooral hebben zij het zoo noodig, dat ze echt op vader en moeder aan kunnen. In de kleine dingen en de groote. Och dat is op dien leeftijd eigenlijk nog één. Alles is wat op uat oogenblik de aandacht vraagt dan be langrijk. En dan is het heerlijk tegenover veel wat aan die jonge oogen in 't leven onge rijmd voorkomt, dat zij de rust hebben, op vader en moeder aan te kunnen. Als zij iets wenschon, als zij iets weten willen, dat dan vaders en moeders woord gezag heeft, om dat men van hen weet, dat zij waar zijn, als zij iets toezeggen, als zij iets verklaren. Dan is het een ontzaglijk bezit, voor de kinde ren en voor de ouders, als men het ver trouwen heeft, en dat op zoo echt onbehol pen manier soms hoort uiten, doordat er gezegd wordt: „nou ja, maar als vader het nou toch zelf gezegd heeft". Dat geeft rust in het jonge leven. En vergeet men niet, de jonge menschen van nu zijn de mannen en vrouwen van straks, in de toekomst. Daaronder zullen er zijn, die dan in verschillende levenskringen de leiding zullen moeten geven. Wat is er dan ook voor dezulken beter, dan dat zij reeds in jonge jaren hebben ge leerd, wat het beteekent z'n woord te geven en dat te houden. Dat komt aan velen ten goede. VOOR DE JEUGD M'N BESTE NICHTJES EN NEEFJES. Van de week klopte onze groote neef weer aan in ons hoekje, 'k Heb hem natuurlijk binnen gelaten, dat begrijpen jullie wei. Not als de vorige maal is deze neef heelemaal niet gekomen om mee te dingen naar onze prijzen. Nee, hij bracht ons weer een raad sel. En zoo jullie zien kunnen, heb ik dat direct maar weer een plaatsje gegeven. Nu, ik k.iD jullie wel verzekeren, dat het weer een raadsel is, waar je jo krachten op beproeven kunt. Ik vind dat heelemaal niet erg. Aanpakken ia gezond, of je 't nu mef je handen of met je hol moet doen. Dus aanpakken maar en flink ook, dan vinden jullie het beslist. Net als de vorige maal. Toen ik dien eersten keer den brief open maakte en het raadsel zag, dacht ik, nou dat zal niet meevallen met de oplossingen Maar of het meegevallen is! Ze hadden 't bijna allemaal gevonden. En nu weer, toen ik de brief openmaakte, dacht ik toch nog eventjes: O, dat is een kwaaie. Maar nee, 'k heb den vorigen keer geleerd, dat m'n raadselfamilie voor geen klein geruchtje vervaard is, want ze schreven bijna alle maal: Leuk tante, om zoo eens extra je best te moeten doen. Daarom reken ik weer op veel goede oplossingen. Zoo, nu moet ik er toch toe komen te ver tellen, dat de prijs gewonnen is door: DINIE VAN NIEUWENHLTZEN te Dirksland. Nog even wil ik waarschuwen dat de op lossingen steeds Donderdagsavonds moeten binnen zijn op 't bureau van onze krant. Nu allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. Arendje de B. te Stad aan 't Haringvliet. Leuk om zoo'n vooruitzicht te hebben om een daagje uit te gaan. Grootmoeder zal het ook wel heel prettig vinden. Ga je op de fiets, of kan je dat nog niet? Fijn, dat je verhoogd bent en nu al in de zesde klas zit. Dan gaat het eind van den schooltijd in 't zicht komen. Lousje M. te Fijnaart. Het is met de fiets toch nog wel een aardig eind naar H. Heb ben ze dat in één dag heen en terug ge daan? Met de auto gaat het makkelijker. Heb je al wat gehoord over de prijsvraag uit de gids. 't Zou leuk zijn als jij ook er wat voor kreeg. Doe je ze allemaal de groe ten terug. Cornelia A. R. te Nieuwe Tonge. 'k Hoop dat dat werkje goed lukt. Maar niet te los haken, dat is het beste. Heb je 't boek al uit? Maar misschien bewaar je 't liever voor regendagen, dan is 't prettig wat te fezen tp hehti/m; Watse K. te IJmuiden. Kerel wat zag die brief er prarhtig uit. Dat is een heel werk geweest hoor. Wat staat, die roode afwer king er verbazend aardig tusschen. Neon, nu heb ik geen seringen in den tuin. Jam mer, dat jij zoo ver weg woont, anders kwam ik vast een bosje vragen. Alleen de eerste en tweede van de bekroonde inzen dingen zet ik maar in ons hoekje hoor. Ik mag er geen plaatjeshoekje van maken. Ik ben blij dat jullie allemaal den prijs zoo mooi vinden. Pietje K. te Stellendam, 'k Zou dat kleine peutertje wel eens willen hooren spelen op een mondviool. 't Zal wel muziek gei en, die meer hard dan mooi is. Dat gaat tenminste meestal zoo met die kleine rakkers, 't ls fijn, dat je het in de nieuwe klas ook weer zoo prettig vindt. Hoe staat het met je handwerkje? Mag je zoo iets aardigs zoo maar kiezen? Wat een daaaag aan 't eind van je brief. Ida H. J. te Stellendam. Een feestelijk vooruitzicht iiad jij. Vertel me maar eens gauw of je 't prettig gehad hebt. Ja hoor, de schoonmaak is gelukkig ai lang weer voorbij. Bri' ik wil er nu niet meer aan denken. Dat is weer voor een jaar voorbij. Is het schortje al geborduurd? Zooiets is nog een heel werkje hè? Piet H. te Ouddorp. Gefeliciteerd met de verjaardag van kleinen Jo. Weer een rust hè, dat jullie nu weer veilig cn wel in.de nieuwe klas zitten. Je bent cr nu zeker al wel aardig gewend. Heb je 't boek al uit? Wat kreeg ik een rij groeten. Doe Vader en Moeder en J. en N. en J. de groeten terug. Dinie van N. te Dirksland. Vorige maal miste ik je al. Gelukkig dat je nu weer pre sent bent. Ik kan me begrijpen, dat je toen die paar dagen er heel niet aan dacht om te schrijven. Hoe vind je 't in de nieuwe klas? Een beetje moeilijker? Hartelijk gefe liciteerd met de jarige. Kon het plannetje van de Pinksterdag doorgaan? Riek P. te NumanSdorp. ik vond ook, dat die teekening heel duidelijk was in 't hoek je. Leuk, dat het kan hè? Die van vorige week is ook heel goed gelukt. En hoe gaat het nu thuis? Ben je al een flinke hulp voor Moeder? 'k Zou je wel eens bezig wil len zien in de kamer. Wat zegt Moeder dan tegen je, vergeet de hoekjes niet? Marie B. te Sommelsdijk. Geen wonder, dat het gezellig is als je met zoo'n clubje er op uit trekt met de fiets. Waar zijn jul lie heen geweest, 't Boek heb ik zelf niet gelezen. Waar eaat het over? Grietje B. te Sommelsdijk. Nu jij dien regenachtigen middag benut hebt, om me te schrijven, kunnen we toch weer zien, dat er ook op zoo'n regendag nog best iets pret tigs te doen is, want daardoor heb ik dan torli maar weer een brief van jou. Maar tochhoop ik op veel dagen met zonne schijn. Bram P. ie Numansdorp. Geen wonder, dat de menschen moesten lachen toen zc Riek met die wonderlijke aanhangwagen zagen voorbij fietsen. Ik had er ook vast om gelachen. En dat jullie zelf ook braa! pret hadden kan ik me ook begrijpen. Maar als je zoo'n lange trein bezit, dan komt de lust tot reizen vanzelf, en dan ko nten de mooie verzinsels met de autoped. Maar kon je er niet afduikelen? Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet. Wat een wonder geval was dat in oen oogen blik. Hoewel het toch wel erg was kon ik werkelijk liet lachen niet laten, want je had het zoo grappig geschreven. Hoe is 't nu met alten? 'k Kan me begrijpen, dat je 't in de Diergaarde mooi vond. 'k Ga er ook graag elk jaar even een kijkje nemen. Mooi bijschrift bij je teekening. Zeker van B.? Hartelijk gefeliciteerd met de jarige. Wil je aan haar mijn felicitaties ook over brengen. Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Ja, jongen 't zal wol werken worden op de ULO. Maar dat geeft niets boor. Werken is gezond. Van begin af ineens maai- flink aanpakken. Dan heb je 't tegen rapporten- tijd en overgang niet extra druk. Frans B. te Sommelsdijk en Hen W. te Ooltgensplaat: 'k moest jullie van Arie de hartelijke groeten doen. Van Oom veel groe ten. terug Jan W. te Stad aan 't Haringvliet Je moet aan die meikever-mode, of molenaar» zooals ze ook genoemd worden, maar niet meedoen. Ik vind het eenvoudig verschrik kelijk om die beesten aan een draadje ge vangen te houden. Is het knikkeren nu ai over? 'k Dacht dat de tijd nu pas goed be ginnen kon, omdat de grond nu tenminste wat droog is. Gefeliciteerd met de jarigp waarover je schreef. Jozientje S. te Ouddorp, Ja, de tijd van stranddrukte begint weer te komen. Ik kan heusch niet heioven hoor dat ik eens gauw kom en dan bij jullie ook even aankom om een kopje thee. Jij gaat zeker noga] eens naar het strand. Jij woont er ook zoo fijn dicht bij, op 't strand en de .zee zijn zoo mooi. P-"'-j- Marie H. N. te Middelharnis. Gezellig dat Ine het zoo naar haar zin heeft op school. Nu gaat er van jullie al een aardig clubje Geen wonder dat het dan een rust is, nu een Mei zoo heel góed geweest is, en 'jullie met een goed rapport naar de volgende klas konden verhuizen. Hoe moesten jul lie dat iegspel maken? Makkelijk dat allen er aan konden meewerken. Hoe vond do jarige het? Waar zit Thea deze keer? De oplossingen zijn: I. Een schop. II. Tamboer. III. Baars, kaars, laars, paars, vaars. Nieuwe raadsels: I. Ingezonden door Jozientje S. te Oud dorp. Wie heeft vier poolen en een rug, maai' kan toch niet loopen? II Ingezonden door Jozientje S. te Oud dorp. Met J is 't een jongensnaam. Met m is 't een mensch. Met p wordt 't gebruikt om in tp koken. Met H is 't ook een jongensnaam. III. Ingezonden door een grooten neef. Maar uit de onderstaande lettergrepen zes woorden. Zet die onder elkaar en dan moeten de eerste en vierde letter van die woorden van boven naar beneden gelezen de naam van een plaats op een bekend eiland vormen, De volgorde der woorden is zoo: te is geen dame: ?e doet moeder de wasch als 't gaat re<-e nen; 3e. doen sneeuwvlokken: 4e. groen blijvende boomon; 5e. alleen; 6e. meisjesnaam. Hier volgen de lettergrepen waaruit die woorden moeten worden gevomd; dwar ee ha heer inje len len lies mijn nen nig re. s De oplossingen kunnen met vermelding van naam, voornaam, leeftijd en adres to*? Donderdag 31 Mei worden gezonden aan: Tante TRUUS, Bureau klaas en Scheldc- bode, Sommelsdijk. 1

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1934 | | pagina 5