VOOR VROUW EN KIND
MAAS EN SCHECDEBODE
ZATERDAG 12 MEI 1934
HEMELVAART
WAAROVER WIJ LAZEN
VOORDE
ZONDAG
„Welken de hemel moet ontvangen
tot de tijden der wederoprichting aller
dingen, die God gesproken heeft door
den mond al Zijner heilige profeten
van alle eeuw."
Hand. 3:21.
Het hierboven geschreven woord is
een uitspraak uit de rede van den apostel
Petrus in den tempel te Jeruzalem. En wel
naar aanleiding van de genezing van den
kreupelgeborene, die dagelijks gezet werd
aan de deur des tempels, genaamd de
Schoone, om eene aalmoes te begeeren
van degenen, die in den tempel gingen.
Deze wondervolle genezing wekte alge-
meene verbaasdheid en ontzetting, want,
zoo lezen wij, ,,deze opspringende, stond
en wandelde, en ging met hen in den
tempel, wandelende en springende, en lo
vende God".
Van deze gelegenheid maakte Petrus
gebruik om het woord tot de verbaasde
schare te prediken en den Christus te ver
kondigen, Die wel gedood was, maar
Dien God opgewekt heeft uit de dooden
en Die leeft en Die als de Vorst des
Levens vanuit den hemel Zijn werk voort
zet en Die ook dezen kreupele door Zijn
Goddelijk alvermogen volkomen heeft ge
nezen, „welken de hemel moet ontvan
gen, tot de tijden der wederoprichting
aller dingen, die God gesproken heeft,
door den mond al Zijner heilige profeten
van alle eeuw."
Petrus gewaagt hier van de noodzake
lijkheid der hemelvaart van den Heere
Jezus Christus; van dat Goddelijke moe
ten, waarvan ook de Heiland na Zijn op
standing telkens gesproken had. Die
vloeide immers voort uit de volmaakte
gehoorzaamheid, die door den Heere
Jezus was betoond. Had Hij niet aan den
eisch van het werkverbond voldaan,
waaraan toch als belofte het eeuwige
leven verbonden was? Alles had Hij ver
vuld, wat er voor Hem bij God te doen
was; de schuld was vereffend, de straf ge
dragen, de toorn Gods verzoend; hemel
en aarde, door de zonde gescheiden, door
Adams afval van elkander verwijderd,
waren weer tot elkander gebracht, gelijk
ze bij elkander, krachtens Gods heerlijke
Schepping, behoorden. Dat had Jezus
gedaan, in de plaats van den mensch, die
dat niet kon. Dat was het schoone resul
taat van Zijn heerlijk Verzoeningswerk;
dat was het loon op Zijn afmattender,
arbeid. Daarom kon Hij dan ook in het
Hoogepriesterlijk gebed, in Johannes 17,
bidden: „Ik heb U verheerlijkt op de
aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat
Gij Mij gegeven hebt om te doen; en nu,
verheerlijkt Mij. Gij Vader! bij Uzelven,
met de heerlijkheid, die Ik bij U had eer
de wereld was!" Hij had den hemel ver
diend en kreeg dien dan ook, want God is
rechtvaardig, Die Zijn woord gestand
doet. Daarom kon het graf Hem niet vast
houden, maar verrees Hij uit de dooden
en voer op ten hemel. De hemel moest
Hem ontvangen, naar Goddelijk recht.
En daar is Hij nu, gekroond met macht
en heerlijkheid. Daar blijft Hij, totdat Hij
zal wederkomen om te oordeelen de le
venden en de dooden. Maar daar werkt
Hij nu. een grootsch en heerlijk werk.
Altijd is Hij bezig aan de voltooiing van
zijn kerk, aan den afbouw van het
schoone Godsgebouw, dat Hij heeft mo
gelijk gemaakt; aan de steeds groeiende
komst van Zijn Koninkrijk en dat altijd
tot eere Zijns Vaders, tot meerdere glo
rie Zijns Gods en tot heil van Zijn ge
meente, van Zijn volk, dat Hij kocht met
den prijs van Zijn bloed.
„De hemel moest Hem ontvangen tot
de tijden der wederoprichting aller din
gen, die God gesproken heeft door den
mond al Zijner heilige profeten van alle
eeuw."
„De wederoprichting aller dingen!"
Beteekenisvolle uitdrukking! Door de
zonde zijn alle dingen van die schoone
Schepping, dat kunstgewrocht van Gods
vingeren, neergeworpen. Want de
mensch is gevallen en het had God den
Schepper behaagd aan het lot van den
mensch het lot der gansche Schepping te
verbinden. De mensch gevallen, de
Schepping gevallen, alle dingen gevallen!
Daardoor is die schoone Schepping ver
scheurd; ontglansd, verbroken, met den
vloek bedekt, ligt zij terneer. Het gan
sche schepsel tezamen zucht. Het ver
keert in barensnood! Het is de ijdelheid
onderworpen. Een weemoedige klaag
zang klimt uit haar die'pten op ten hemel.
Maar nu, de wederoprichting aller din
gen; de gebrokenheid en verscheurdheid
zal ophouden, de disharmonie een einde
nemen, het zal alles weer in vrede bloeien!
En daarvoor is Jezus, de Christus, de
Koning Zijner kerk. in den hemel. Daar
om was het een zaak van verheuging, dat
Hij afreisde en opvoer ten hemel, opdat
Hij ons en Zijn zaak en o n z e zaak daar
ten goede zou wezen.
De Heere Jezus heeft in den hemel Zijn
werk; het is een grootsch en machtig
werk. Vijanden zijn er te over om Hem
in dat werk te dwarsboomen en ware het
mogelijk, dat te doen mislukken. Maar
Gode zij lof en dank. Hem is alle Macht
gegeven in hemel en op aarde. Hij ver
laat niet, wat Zijn hand begon, Hij zal
't voleindigen, bij het slaan der laatste
bazuin, na den vlammenbrand van het
jongste gericht zullen alle dingen hersteld
zijn en strekken tot eeuwige glorie van
den Volheerlijken God en tot zaligheid
van allen, die met Maria van Bethanië
het goede deel hebben verkozen.
En zóó zal de Heere Zijn Woord ge
stand doen, dat Hij in den loop der
eeuwen gesproken heeft. Petrus acht het
noodig er dit aan toe te voegen; „alle
dingen, die God gesproken heeft door den
mond al Zijner heilige profeten van alle
eeuw". God werkt Zijn Agendum af. Het
gaat naar een vast bestek. Niets kan
Hem nopen daarvan af te wijken. Daar
van hebben de profeten gesproken, wien
't te beurt viel inzage van dat Goddelijk
Programma te erlangen. En daaraan
houdt God Zich.
Schoon vooruitzicht, dat streelend is
voor allen, die bij en uit het Woord
leven, dat eeuwig zeker is, den slechten
wijsheid gevend.Uit datWoord weten we
nu, dat het goed is, dat de Heere Jezus
ten hemel opvoer, wijl Hij ons ten goede
daar is, totdat Hij klaar is met Zijn werk,
het volkomen herstel aller dingen, waar-1
aan verbonden is de volmaakte zaligheid
voor al Zijn volk, dat op Zijn Naam is
hopende. Laten wij Hem dan ook daar
zoeken, in dagelijksch gebed, in den
geest der ware verootmoediging, waar Hij
zooveel vóór ons gedaan heeft en nog
doet en waar wij niet anders dan ontrouw
en gebrekkige gehoorzaamheid tegenover
kunnen stellen. En laat de wetenschap
des geloofs, dat wij eenmaal zullen komen,
waar Hij is. en dat wij eenmaal zullen
erven, wat Hij nog steeds bezig is tot
stand te brengen, ons nopen tot oprechte
dankbaarheid, die wij niet beter kunnen
toonen dan in een Gode toegewijd leven.
„SCHRIJVERS EN LEZERS"
In het Chr. Lctterk. Tijdschrift „Opgang"
schrijft H. L. M. C. van Leeuwen over
„Schrijvers en Lezers" o.a.
Fr zijn menschen, voor wie de uiterlijke
wereld der verschijningen, de stoffelijke
wereld dus, met alles wat daar bij be
hoort, het meest in de aandacht staat (wij
zullen ze de „naturalisten" blijven noe
men) en menschen, voor wie de onstoffe
lijke, de geestelijke, bovenzinnelijke we
reld, de wereld der ideeën, der fantasie,
der religie, der intuitie, der ziel, het voor
naamste is (wij zullen ze de „romantici"
noemen). De naturalist „geniet"; als schil
der lokt hem vooral de natuur, die hij
(Mauve, Maris oil de groote Fransclien
van de Barbizon-school) schildert, of be
schrijft (ook dus de „natuur" in de
mensch: Zola, De Meester. Van Deyssel
Querido, Van l.ooy), en waarbij hij geniet
Daarbij drijft hem een hartstochtelijke
liefde voor Jlüt etolfelijkr leven (groote
doelen in Gorier's prachtvolle „Mei" zijn
er tsvens een voorbeeld van) en daarbij
kan hem ook een enorme liefde drijven
voor de schoonheid van de woorden, van
de taai in l et algemeen, die hij gebruikt
(Lod. van Deyssel!). Déze schrijvers den
ken stellig niel aan hun lezers; zij wor
den gedreven door hun verlangen naar
het genot van het schrijven (Van Deyssel)
of naar het beschrijven van het rijke le
ven in al zijn verschijningen (Zola,Queri
do); een enkele keer wordt dit verlangen
versterkt door verontwaardiging ov er de
miskenning van do schoonheid van het
„natuurlijke" leven (De Meester). In dit
allerlaatste geval naderen vve al de ro
mantische schrijvers; immers deze ver
ontwaardiging die geuit wordt, lijkt al op
liet getuigen. Zoo kan ook soms de met
objectiv iteit begonnen uitvoerige beschrij-
VOOR DE VROUW
Het voorjaar heeft voor de vrouw steeds
zoo z'n bijzondere emoties. De schoonmaak,
de school krijgt in veel gezinnen weer eens
een beetje meer aandacht, omdat er een
peuter van onder moeders vleugelen van
daan naar de school moet, de verhooging
van de oudere kinderen, liet van school af
komen der dertien- of veertien-jarigen met
de vraag: wat nu?
De schoonmaak met z'n gunstige en on
gunstige nawerkingen, raakt bij de meesten
zoowat voorbij, de school krijgt weer het be
scheiden plaatsje in de aandacht, en dan
komt voor moeder de vrouw de vraag: iioe
staat het met de zomerkleeding.
Dat is een vraag, die moeilijker wordt
naarmate er op de begrooting voor de huis
houding een kleiner post voor wordt uitge
trokken, en er meer personen zijn, die van
dat reeds veel te geringe bedrag gekleed
moeten worden.
Gelukkig dan, dat je dan van die dappere
nuchtere en vindingrijke moeders hebt. Die
kunnen zich de weelde niet permitteeren
door eerst eens kalmpjes te gaan zien, wat de
mode is. Die stellen eerst heel nuchter vast;
dat bedrag mag ik er no voor uitgeven en
die voorraden in natura, in den vorm van
jurkjes, manteltjes en wat nog meer zijn er
in de kast. En dan gaat moeder eerst haar
eigen groote kapitaal aanspreken voor ze
begint met uitgeyen van het weinig getal
guldens waarover ze beschikken kan.
Dat wil zeggen, dat moeder de voorraden
eens naziet en sorteert. Wat voor een groote
zus te klein is, kan dienst doen voor een
kleiner, maar daarvoor moet moeder eerst
heel wat passen, meten en a-aaien. Dat is
moeders groote en rijke bezit. Dat er op dit
gebied zooveel kan zonder het huishoudelijk
budget te bezwaren. Dat dit heel veel tijd
kost; én alle oogenblikken vergt, die bet ge
wone werk nti na de schoonmaak vrij geeft,
dat wordt niet eens erg gevonden. Als alles
maar weer voor elkaar komt. Als ieder
maar wew genoeg heeft voor den zomer, aLis
er dan de moeite groot voor geweest, dat is
voor elke vrouw zoo echt een voldoening.
Maar wie heel nuchter is, weet wel dat dit
,vele werk en die moeite meestal alleen door
de kleintjes op prijs worden gesteld. Als die
een „nieuwe" jurk hebben, dan zijn ze blij,
echt blij, en ze bekommeren zich er geen
zier om, of hu:i „nieuwe" jurk of „nieuw"
pakje ook al een veeljarige loopbaan achter
zich hebben als japon van moeder of pak
van vader.
Voor hen is het nieuw en dus vinden ze
'it prachtig, en moeder vindt voldoening in
die stralende snuitjes voor menig uurtje
van bijna hopeloos gepieker, oai uit veel
kleine lapjes toch nog iets lei»ks te maken.
Maar de grooteren! Als moeder daarvoor
beginnen wil iets te vermaken of ook ter-
wille van liet voordeel zelf nieuw maakt,
dan krijgt ze daarbij van de betrokkenen,
meestal meisjes, raad genoeg.
Eerst over de keuze van de stof. Dit stof
je niet, en (lat juist wel, waarbij zoo'n bak-
vischje zich wel laat leiden door overwe
ging van smaak, maar niet van financiee-
len aard, iets wat heel -natuurlijk is.
Dan de kwestie van 't maken. Dan weten
ze liet heel goed hoe 't hoort en zo besteden
menig oogenblikje om mode-etalages te ,be-
studceron, En dan is liet resultaat nog lang
niet altijd bevredigend, wat voor die groote-
re meisjes niet leuk is, en zeker niet Voor
moeder, die misschien juist aan zoo'n klee-
dingstuk heel wat uurtjes besteed beeft,
meer nog dan aan die van veel kleintjes te
samen. Dan wordt het wel eens verdrietig.
Erger is het als ze met verlangens komen
die moeder heeiemaal niet vervullen kan en
mag. Niet vervullen kan om het evenwicht
in de huishoudkas niet te verliezen, en al
zou het misschien kunnen, dan toch niet
vervullen mag, omdat er dan ook anderen
toeli wel eenig reclit zouden krijgen op
meer. Er moet ook in die dingen tusschen
de kinderen zekere billijkheid betracht
won" n.
Dan -kunnen we natuurlijk wel met een
enkel woord de zaak afgedaan maken, met
een: je krijgt, het niet, maar we moeten ons
zelf eens kunnen indenken wat eoii nieuwe
mantel voor je beteekont als jé zoo een jaar
of zestien ben. Dat is dan een stuk van
gewicht. Om .zoo'n nieuw exemplaar in het
bezit te krijgen, wordt menig aanval op
moeder gedaan, soms vleiend en vriendelijk,
soms door langdurig gezeur. En die aanval
len zullen wel -het sterkst worden als nou
net een buurmeisje of vriendinnetje zich
een splinternieuw pracht exemplaar ver
overd heeft. Dan bedenkt onze zestien-jarige
of hoeveel-jarige niet dat de oude mantel
van dat vriendinnetje al wol drie of vier
maal overzomerd heeft, terwijl -haar eigen
jas nog lang niet zoo'n staat van dienst
heeft, nee 'f nichtje of vriendinnetje - heeft
een nieiuiwe en> nou is net de mode. zoo leuk,
dus
Dat is allemaal heel best te-begrijpen van
die -grootere kinderen nog. Maar als moeder
weet, dat het niet kan, dan is daarmee de
zaak afgedaan. Alleen we -kunnen vooral
met die grooteren al een beetfe; gaan praten.
O nee, we behoeve geen volledig -verslag
van onze inkomst-en -en uitgav-en voor te
legg-en. Verre van dat.
Maar zé komen zoo'n -beetje op den leef
tijd, dat ze iets moeten gaan begrijpen van
liet leven, dat hen straks wacht, een leven,
dat in dezen tijd au juist niet zoo geheel
gemakkelijk is. Een tijd waarin men moet
leeren overzien wat noodig is, wat kan en
wal tot later moet. worden uitgesteld of een
voudig afgesteld. Als die grootere, meestal
de meisjes, omdat die er meer om geven, er
iets van gaan zien wdarom hun verlangens
niet kunnen worden ingewilligd, dan oor-
komt men in bijna alle gevallen, verbitte
ring, ais: ik krijg -nou nooit wat, o} weken
lang gezeur van: krijg ik nou tóch
Eén ding is nu, voor zoover ik in de stad
vorige week de modellen en mode-nieuwtjes
bezag, nogal prettig, er is gelukkig niet zoo
heel veel verandering in de hoofdlijnen van
de mode. Gelukkig ziften we niet voor puzz
les, zooals -enkele jaren terug, toen we groote
overgang van korte op lange rokken kre
gen. Eigen-lijk is liet niu- nogal gemakkelijk.
Als alles maar van behoorlijke lengte is,
dan kan je vrijwel van alles dragen en wie
wat handig is met de naald kan zelf veel
voortbrengen wat leuk is zonder dat het
veel o-nkosten met zie.h -brengt.
Vrouwen zijn op dit gebied nogal vin
dingrijk. Dat is vooral in dezen tijd licel
wat waard.
VOOR DE JEUGD
M'N BESTE NEEFJES EN NICHTJES
Van een paar uit onze familie kreeg ik de
klacht, dat laatste raadsel, tante, dat was
moeilijk, -hoor. Ik ging liet in -ons hoekje
eens nakijken, want ik tod- me juist vorige
maal zoo echt gerust gevoeld, omdat ik
dacht, dat heb i-k ze dezen keer nu e-ens
echt gemakkelijk gemaakt. Toen ik het na
keek, zag ik al gauw hoe de zaken stonden,
en ik dacht, stakkers, aou hebben jullie het
door die akelige drukfouten, toch nog moei
lijk gehad. Er waren een paar puntjes van
hun plaats ge-huppeld en -die waren op 't
vei'keerdc plekje gaan staan, en toon zaten
m'n nichtjes-en neefjes met de handen iil
't -haar. Toen wist ik -geen andere raad dan
bii allen maar heel mild- te reken-en bij liet
aanteeke-nen vati degene die goede oplos
singen hadden ingezonden.
Zoo, -d-an is -daarmede do vrede geteekon-d,
tussch-en ons hé, want ik had -het heusch
goed opgegeven. Drukfouten zijn heel nare
dingen. Maar als je eens wist hoe gaiuiw
alles moet -gaan om steeds weer een krant
precies op tijd klaar te hebben, dan zou je
het kunnen begrijpen, en dan denk je mis
schien bij je zelf, als ik dat allemaal zoo
yreeselij-k vlug moest doen, dan maakte ik
wellicht wel -tien maal zoo veel fouten.
ving van hejyaaide sociale milieus meer
gloed en suggestief vermogen gaan ver
krijgen, doordat een gevoel voor recht
vaardiger levensverhouding mee gaat
spreken (Heyermans, ook al soms Zolal,
Wanneer dit „getuigen" hoofdzaak is
voor den schrijver, is hij niet meer na
turalist. Hij gaat dan niet meer allereerst
uit van de realiteit om hem heen, doch
van de intuïtieve ideeën en gevoelens, die
hij met behulp van de fantasie verbeeldt.
Hij is dan romanticus. Denkt deze schrij
ver dus wél aan zijn lezers? „Ja" en toch
weer „neen" zou men kunnen antwoor.
den. „,Ta" moet men zeggen, wanneer men
denkt aan tendenzromans. Men begrijpe
goed, wat men onder tendentieuse litte
ratuur moet verstaan: liet zijn boeken,
die de schrijver geschreven heeft óm zijn
lezers bepaalde ideeën bij te brengen; zij
zijn dus meer opzettelijk ontstaan doel
bewust kan men zeggen. Deze werken
mislukken veelal, al zijn er uitzonderin
gen aan te wijzen. „Neen" moet men ant
woorden, wanneer men die schrijvers be
doelt, die niet met bewuste bedoelingen
gingen schrijven, maar gedreven werden
door innerlijke noodzaak. Zij zijn niet
doel-bewust. maar roeping-bewust. Scha
keiden wij met de successchrijvers hén
uit die van hun kunst een beroep hebben
gemaakt, door de tendenz-schrijvers tevens
te verwerpen wijzen wij óók degenen af
die niet beider inzagen wat kunst eigen
lijk is; zij dachten dat een betoog even
goed in romanvorm gegeven kon worden.
Alleen zij dus, die uit roe-ping, uit on
weerstaanbare aandrang gedreven wer
den tot ui-.ing van hun diepste zelf op
de wijze der schoonheid, langs de wegen
der verbeelding en der suggestie dus, kan
men met recht een kunstenaar noemen.
En deze schrijvers denken dus eigenlijk
weer niet aan hun lezers, maar wél zijn
zij vervuld van de dingen, die het diepst
loven in de ziel der he.-te menschen van
lnin tijd of soms zelfs vak alle tijden, en
door die intuities in vers of romanvorm
te uilen, naderen zij toch inderdaad hun
lezers.
In zooverre is het woord van den veer
tieflden eeuwer Jan ran Boendale dus
toch volkomen juist (hij zei het in zijn
boek „Der leeken sjiiegel"), dat een
waarachtig schrijver ook al was hij alleen
op de wereld, tocli zou schrijven: hij zou
immers niet anders kunnen. Gedeeltelijk
echter is deze uitspraak zinloos, want. die
geheel allee- r,-zijnde schrijver zou nauwe
lijks vervuld kunnen zijn van algemeen
menschel j' e gevoelens.
Maar wanneer wij -cle beleekcnis, de
roeping van den schrijver werkelijk zóó
hoogstellen, dan Jieeft de lozer ook de
plicht zich voortdurend tc vei heffen tot
liet geestelijk niveau vau dezen grooteren
mensch. die ae schrijver dus móet zijn
Dat is geen lichte taak. maar toch een
plicht, die lieiaas teil v-malu verwaar
loosd wordt. Men is daar over het alge
meen te gemakzuchtig voor. Hoe weinig
gelezen worden eigenlijk de grootste boe
ken van een litteratuur. Véél en véél
meer waard dan do verslonden boeken
van De Jong do Schartens, Jo van Ani
mers-Küllar, Alie Smeding, méér oo-k
waard dan lift werk van Timmermans of
zelfs Tna Boudier Bakker, zijn immers ver
scheidene veel minder bekende romans.
Ik zai er U cnki !c noemen. Kent U allen
nu werkelijk Van Eeden's „De kleine Jo
hannes"? En iiiqt alk en het, eerste, maar
ook de twee latere doelen? Wanneer II
die twee vervolgdeelen lezen zult, zal het
U opvallen, hoe deze ronvans (tot nu toe
steeds veel lager geacht dan hot bekende
eerste deel), juist in déze tijd beter begre
pen kunnen worden: hoe ver Van Eeden.
}let oude Baadhuis van Oud-B eijerland (naar een linosnede van M. B. G'.Bovenin
bevindt zich een beeld met een mooie symboliek: een geblinddoekte vrouw, met in ds
rechterhand een zwaard, en in de linkerhand een weegschaal.
met an-dcre woorden, zijn tijd vooruit
was.
Kont U de diepzinnige, en bovendien
zeer boeiende reeks historische romans
van P. II. van Moerkerken: „De Gedachte
der Tijden", in zes deelen, waarvan U
vooral liet laatste deel: „Habhabalgo"
niet ongelezen moet laten! Het is wat
zwaar, vooral liet begin; en liet is ge-
wenscht, dat TJ eerst de vijf er aan voor
afgaande deelen leest; maar ik verzeker
TJ, dat deze diepe en gevoelige symboli
sche geschiedenis der menscli-heid sterk
zal aangrijpen. En kent ieder „Kleine
Inez" van R. van Gen-deren Stort? Men
zou liet aan het kleine aantal drukken
van dat boek niet zeggen. Het is toch
eigenlijk een schande, dat men een blom-
zoet verhaaltje als „Merijntje" in Neder
land misschien wel tien drukken bezorgt,
doch aan een hoog-menschelijke geschie
denis als dit boek van Van Gen-deren
Stort mischien drie of vier. Waarbij men
nog de grootte van de oplagen zou wil
len weten! En las U wei eens „De wan
delende Jood" van August Vermeylen,
den grooten Vlaming? De schrijver
schreef zeven jaar aan dit kleine hoek:
toen schreef hij geen romans meer. omdat
hij gezegd had* wat hij te zeggen had.
Dat is nog eens iets anders dan een suc-
ces-vervolg-roman in zooveel deelen ma
ken! Maar hoe weinigen lazen dit boek?
Ik zou er nog enkele kunnen noemen,
b.v. Van Schendels meer bekende „Een
zwerver verliefd" (en il; wijs U dan met
een op zijn verrukkelijke bundel „Ver
halen" in de Wereld Bibliotheek). Of Van
der Leeuvv's „De kleine Rudolf", een boek
van ontroerende menschelijkheid. Of de
prachtige, diepzinnige sago „Dcirdre en
de zonen v an Usnach" van A. Roland
Iloist. Maar i-k moet voor deze maal ein
digen.
zult wellicht één vraag nog voelen
opkomen: boe moet ik die boeken herken1*
nen? Ik heli hier twee dingen op te zeg
gen. Ten eerste: vertrouw op Uw intuitie!
Wonneer gij een boek gelezen hebt, vraag
U dan ai: „Is het voor den schrijver
noodzakelijk geweest dit boeit te schrij
ven?" Zegt Uw intuitie U: „Neen!" en
bent U er van overtuigd liet boek geheel
begrepen tc hebben, wees er dan van over
tuigd, dat het geen werk is. dat behoort
tot "de waarachtige kunst.
En ten tweede: juist dat is de taak vart
den goeden litterairen criticus, U gewe
tensvol de weg te wijzen tot die boeken,
die Uw geest en Uw gemoed kunnen ver
diepen en verrijken. Dat de criticus daar
bij 'dient aan te toonen, dat de schrijver'
ook werkelijk de ma-cht had (dat immers
moet juist zijn aangeboren gave zijn!)
zijn levensidee een gave, schoone vorm ta
geven, dat dus de compositie, de psycho
logie, de stijl en de taal van het hoek- ge
slaagd zijn, spreekt zonder meer vanzelf.
Wie aldus, geleid door zijn intuïtie en
door een gewetensvolle kritiek, de groote
werken van de wereldlitteratuur nadert,
zal weldra bemerken, dat die romans en!
gedichten hem spreken van de beste en
diepste gevoelens in den mensch en hij,
zal zich dagelijks rijker, krachtiger en-
gelukkiger gaan gevoelen.
EVEN UIT DE ZORGEN
Sprookje en werkelijkheid
Onderwijzeres: „En wat deed de prins, om
de slapende schoone wakker te maken?"
Marietje: „Dat weet ik niet, juffrouw."
Onderwijzeres: „Nu wat geeft je moeder
je, a's je 's morgens wakker geworden
bent?"
Marietje: „Een lepel levertraan, jufT1
Nu ga ik toch eens vertellen-, dat -di.t-
maal de prijs gewonnen is door:
NELLIE WAGNER
te Stad aan 't Haringvliet
Zoo nu allemaal verder heel veel groeten
van jullie
TANTE TRUUS
LOusjc M. te Fijnaart. Gefeliciteerd met
je verhooging. Jij gaat 't eind van de school
tijd ook al in 't zicht krijgen. Trijntje had
er zeker geen bezwaar tegen weer zoo gauw
naar school terug te gaan, nadat zij' er af
was, tenminste nu liet voor zoo'n feestelijk
iets was. Ik vind dat jij zusjes 'hebt om
trotseh op te zijn. Wat helpen die flink mee
in de -zaak! Probeer jij ook zoo te word-er..
Voor een koer niets erg hoor van die raad
sels. Jammer, dat die foto toen mislukt is,
anders had ik die wel eens willen zien. Alle
maal voel groeten -terug
Jozientje S. te Ouddorp. Jij hebt den- tijd,
dat je van school af ben goed besteed dooi
moeder zoo flink te lielp-en. Geen wonder,
dat het dan zoo opschiet. Ja, het heeft hiei
toen ook gere-geiid on wat geonweerd, maai
'niet zoo heel eng, en vast niet zoo erg, dat ik
er wakker van gebleven ben, net als jij.
Pietje K. te Stellendam. Zoo, dus in do
zesde klas aangeland. Dat is fijn. Ook heer
lijk, dat vader en moedor blij waren met je
rapport. Is de jurk al -genaaid? Misschien
fcim jij er een beetje aan mee helpen. Het
.begin lijkt al prettig in de nieuwe klas, nu
z-al het er verder ook wel goed gaan denk ik
Cornelia A. R. te Nieuwe Tonge. Ja, dat is
tegenwoordig nogal eens zoo, aan 't eind
v-a-n de leerjaren gekomen, on dan kalmpjes
nog maar eens een jaartje overdoen. Maar
■de eerste keer in de klas is 't alvast wel
leuk. Je hebt je prijs zeker al ontvangen?
Ida J. te Stellendam. Zoo ben jij nu al in
do vijfde klas -en zoodoende dus bij vader
terecht gekomen. N'ou, dat wordt, dubbel
oppassen hoor. Fijn, dat je al een plan
netje hebt voor later. W-at kun jij goed fiet
sen-als je er een achter ojr kunt nemen.
Dan kun je in de vacantie al wel -tochten
m-a-kon. Gymnastiekles k-an zoo echt. gezel
lig zijn. Ik vond het vroeger ook fijn.
Nelly K. te Sommelsdijk. Zoo jij moot dus
do wandelin-g door de zevende kias nog eens
doen. Dat wordt dan wel een beetje -gemak
kelijk voor je: Of hot ook prettig zal zijn,
dat weet ik niet. Dat moet jij me maar eens
vertollen. Maar jij bent ook al zoo jong in
de hoogste klas aangeland. Dat zie je, die
hardloopers moeten toch ook weer lang rus
ten. Maar zoo is 't toch -beter hè, dan dat je
tijd te kort kwam voor -de zeven (klassen.
Allemaal ihoei veel groeten terug.
Marie K. te Sommelsdijk. Wat doe je
tegenwoordig, veel buiten spelen? en-ne
heel korte brieven schrijven?,
Marie B. te Sommelsdijk. Ja die schoon
maak is een kwaad ding. Daar weet ik ook
alles van. 'k Ben tenminste blij, dat ik klaar
hen. Maar ais jij flink mee helpt, schiet liet
duibbel oj> en als dan alles klaar is, dan is
't ook weer fijn hoor, dan heb je weer een
extra poosje om eens buiten te kijken en te
fietsen.
Jan W. te Stad aan 't Haringvliet. Die
duif zal domken, hot is hier best, ik blijf
hier maar. Zij nas anders al gauw gewend,
als zij de tweede dag uit zich zelf al weer
terug kwam op t zelfde plaatsje. Vertel me
maar eens gauw of ze nu no-g -gebleven is.
Ja liet régent hier ook dikwijls, dat zal wol
net zoo zijn als bij jullie. Veel groeten van
Oom terug.
Grietje B. te Sommelsdijk. Tocli altijd een
geruststelling hé? als je weet dat je over
gegaan bént. Jij schiet ook al aardig op, nu
je in de zesde klas zit, maar wat je leeftijd
betreft heb je nog al den tijd hoor, dan
moet je nog een jioosje blijven gaan.
Jaap W. te Stad aan 't Haringvliet. Gefe
liciteerd met de verjaardag van Keesje. Ik
kan me' baast niet indenken, dat die nu al
een jaar is. Er komt voor Keesje nu een
goede tijd, 't wondt mooi weer, en hij kan
zeker al wat loojien, dan kan hij fijn builen
zijn vermaak gaan zoeken. En wat-doe jij
dan? Met hem spelen of Jaap, beu jij daar
te groot voor?
Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Wat
een hoogte heeft de watertoren. Maar dat
moeit ook wel. Nou zal "t aanpakken gaan
worden jongen, als je naar M. op school
gaat. Tocli is 't ook wel een leuke tijd met
elkaar. Maar B. gaat toch au ook nog. Dat
wordt dan een driespan van jullie.
Nelly W. te Stad aan 't Haringvliet. Mooi
portret was dat vau 't Mei-biggetje. Vloral
die fikschc--krulstaart was prachtig. Ik denk
dat jij 't ook wel echt prettig zult hebben
op die school.- En wat. -zal dat voor Moe ge
makkelijk worden. Als die het dan druis
heeft -kun jij voor 't. eten gaan zorgen. Jij
hebt een heel mooi hoek als afscheids
cadeau gehad. Wat is die zusje een flinke
meid om zoo lang zoet te zijn. Teo-keningcn
zijn bepaald schitterend, maar 'k ben blij,
dat. ik op geen van die allen gelijk.
Maartje A. te Ouddorp. Verhoogd en da.i
met zoo'n goed rapport, dat. is dubbel mooi.
'k Ben -blij, dat je cle prijs zoo mooi vindt.
Heb je 't boek al uit? Jullie hebben zeker
zoo'n dag wel braaf pleizier als die verlegen
nieuweiin-getjes op school komen. Ja, dat
gaat zoo, maarzelf ben je ook zoo ge
weest hoor. Al die flinke knappe zesde- en
zevende klassers -zijn ook begonnen met in
klas één meibiggetje zijn. Ma-ar grappig
kunnen ze doen. da* is wel waar.
Jannie van D. te Beverwijk. Ja Solothurn
en Beril kan ik natuurlijk wel vinden. Nu
weet ik toch zoo ongeveer waar je Zwitser*
sche vriendin woont. Misschien mag je et*
wel eens gaan logeeren. Dat. zou lijn zijn,"
En dan de Zwitsersche als gast weer naar
ons mooie lage Holland. Maar je moet voor
zoo'n reis een spaarpo-t hebben, zoo -di-kü
Want dat gaat niet per fiets boor, al kiuiO
je nog zulke tochten maken net als jij. Wel
ke bloemen heb jij gestuurd gekregen, uit
de Alpen? Dank voor je raadsels.
Bram P. te Numansdorp. Ja Grammetje,
ik weet nog wel, dat bij zulke gelegen*
lieden mijn hart ook heel erg klopte net als
dat van jou, -en dat liet niet bedaarde voor
ik -goed en wel in m'n nieuwe klas zat. Ik
ben ook net zoo gelukkig als jij, want ik
bon geen enkel keertje blijven zitten. Wel
ja, strenge meesters zijn altijd de kwaadste
niet. Die meen-en liet goed met je en die
willen dat je erg veel leert. Daarom laten
ze je flink aanpakken en dan kijkerj ze wel
eens een beetje strenger, dan ze zelf wel
weten.
Riek P. te Numansdorp. Dank voor jouw
afscheidsgedicht. Als ik een plaatsje over
heb, zet ik het in ons hoekje, 'k Kan me
best begrijpen, dat je 't vreemd vind om niet
meer naar school te moeten. Anders zeg je
's morgens half negen „d'ag moe" en je stap
te weg en nu pak je dan veger en blik en dc
stofdoek en dan -ga je juist de kamer in.
Toch fijn, dat je goed naaien mag leeren.
Als ik later een japon moet hebben' kan ik
zeker bij jou terecht. Leuk, dat je zoo nu
en dan nog, eens schrijft. En Bram blijft ge
lukkig in onze raadselfamilie. Daar -hoor ik
ook nog wel eens van hoe je 't maakt. Nu 't
beste hoor.
Do ojilossingen zijn:
I Hulst, Harderwijk, E-mm-en, Edam.
II De letter -k.
III Wie wind zaait, zal storm oogsten-,
NIEUWE RAADSELS
I Ingezonden door Jannie van D. te Bever
wijk
Als wij het krijgen zijn we kwaad, maar
de landbouwer kan het niet miss-en.
II Ingezonden door Jannie van D. te
Beverwijk:
Welke hoer kan niet werken zonder leven!
tc maken?
III Ingezonden door Jannie van D. te
Beverwijk:
Met b -ben ik een viscli;
Met k ben ik iets dat tot verlichting dientj'
Met 1 ben ik een kleedingstuk;
Met p bon ik een kleur;
Me-t v-ben i-k viervoetig dier.
De oplossingen kunnen met vermelding
van naam, voornaam, leeftijd en adres tot
Donderdag 17 Mei worden gezonden aan
TANTE TRUUS,
Bureau Maas- en Scheldebode, Sommelsdij-kTi
gevolg
,is het
Ook