VOOR VROUW EN KIND MAAS EN SCHECDEBODE ZATERDAG 12 MEI 1934 HEMELVAART WAAROVER WIJ LAZEN VOORDE ZONDAG „Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond al Zijner heilige profeten van alle eeuw." Hand. 3:21. Het hierboven geschreven woord is een uitspraak uit de rede van den apostel Petrus in den tempel te Jeruzalem. En wel naar aanleiding van de genezing van den kreupelgeborene, die dagelijks gezet werd aan de deur des tempels, genaamd de Schoone, om eene aalmoes te begeeren van degenen, die in den tempel gingen. Deze wondervolle genezing wekte alge- meene verbaasdheid en ontzetting, want, zoo lezen wij, ,,deze opspringende, stond en wandelde, en ging met hen in den tempel, wandelende en springende, en lo vende God". Van deze gelegenheid maakte Petrus gebruik om het woord tot de verbaasde schare te prediken en den Christus te ver kondigen, Die wel gedood was, maar Dien God opgewekt heeft uit de dooden en Die leeft en Die als de Vorst des Levens vanuit den hemel Zijn werk voort zet en Die ook dezen kreupele door Zijn Goddelijk alvermogen volkomen heeft ge nezen, „welken de hemel moet ontvan gen, tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft, door den mond al Zijner heilige profeten van alle eeuw." Petrus gewaagt hier van de noodzake lijkheid der hemelvaart van den Heere Jezus Christus; van dat Goddelijke moe ten, waarvan ook de Heiland na Zijn op standing telkens gesproken had. Die vloeide immers voort uit de volmaakte gehoorzaamheid, die door den Heere Jezus was betoond. Had Hij niet aan den eisch van het werkverbond voldaan, waaraan toch als belofte het eeuwige leven verbonden was? Alles had Hij ver vuld, wat er voor Hem bij God te doen was; de schuld was vereffend, de straf ge dragen, de toorn Gods verzoend; hemel en aarde, door de zonde gescheiden, door Adams afval van elkander verwijderd, waren weer tot elkander gebracht, gelijk ze bij elkander, krachtens Gods heerlijke Schepping, behoorden. Dat had Jezus gedaan, in de plaats van den mensch, die dat niet kon. Dat was het schoone resul taat van Zijn heerlijk Verzoeningswerk; dat was het loon op Zijn afmattender, arbeid. Daarom kon Hij dan ook in het Hoogepriesterlijk gebed, in Johannes 17, bidden: „Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen; en nu, verheerlijkt Mij. Gij Vader! bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld was!" Hij had den hemel ver diend en kreeg dien dan ook, want God is rechtvaardig, Die Zijn woord gestand doet. Daarom kon het graf Hem niet vast houden, maar verrees Hij uit de dooden en voer op ten hemel. De hemel moest Hem ontvangen, naar Goddelijk recht. En daar is Hij nu, gekroond met macht en heerlijkheid. Daar blijft Hij, totdat Hij zal wederkomen om te oordeelen de le venden en de dooden. Maar daar werkt Hij nu. een grootsch en heerlijk werk. Altijd is Hij bezig aan de voltooiing van zijn kerk, aan den afbouw van het schoone Godsgebouw, dat Hij heeft mo gelijk gemaakt; aan de steeds groeiende komst van Zijn Koninkrijk en dat altijd tot eere Zijns Vaders, tot meerdere glo rie Zijns Gods en tot heil van Zijn ge meente, van Zijn volk, dat Hij kocht met den prijs van Zijn bloed. „De hemel moest Hem ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller din gen, die God gesproken heeft door den mond al Zijner heilige profeten van alle eeuw." „De wederoprichting aller dingen!" Beteekenisvolle uitdrukking! Door de zonde zijn alle dingen van die schoone Schepping, dat kunstgewrocht van Gods vingeren, neergeworpen. Want de mensch is gevallen en het had God den Schepper behaagd aan het lot van den mensch het lot der gansche Schepping te verbinden. De mensch gevallen, de Schepping gevallen, alle dingen gevallen! Daardoor is die schoone Schepping ver scheurd; ontglansd, verbroken, met den vloek bedekt, ligt zij terneer. Het gan sche schepsel tezamen zucht. Het ver keert in barensnood! Het is de ijdelheid onderworpen. Een weemoedige klaag zang klimt uit haar die'pten op ten hemel. Maar nu, de wederoprichting aller din gen; de gebrokenheid en verscheurdheid zal ophouden, de disharmonie een einde nemen, het zal alles weer in vrede bloeien! En daarvoor is Jezus, de Christus, de Koning Zijner kerk. in den hemel. Daar om was het een zaak van verheuging, dat Hij afreisde en opvoer ten hemel, opdat Hij ons en Zijn zaak en o n z e zaak daar ten goede zou wezen. De Heere Jezus heeft in den hemel Zijn werk; het is een grootsch en machtig werk. Vijanden zijn er te over om Hem in dat werk te dwarsboomen en ware het mogelijk, dat te doen mislukken. Maar Gode zij lof en dank. Hem is alle Macht gegeven in hemel en op aarde. Hij ver laat niet, wat Zijn hand begon, Hij zal 't voleindigen, bij het slaan der laatste bazuin, na den vlammenbrand van het jongste gericht zullen alle dingen hersteld zijn en strekken tot eeuwige glorie van den Volheerlijken God en tot zaligheid van allen, die met Maria van Bethanië het goede deel hebben verkozen. En zóó zal de Heere Zijn Woord ge stand doen, dat Hij in den loop der eeuwen gesproken heeft. Petrus acht het noodig er dit aan toe te voegen; „alle dingen, die God gesproken heeft door den mond al Zijner heilige profeten van alle eeuw". God werkt Zijn Agendum af. Het gaat naar een vast bestek. Niets kan Hem nopen daarvan af te wijken. Daar van hebben de profeten gesproken, wien 't te beurt viel inzage van dat Goddelijk Programma te erlangen. En daaraan houdt God Zich. Schoon vooruitzicht, dat streelend is voor allen, die bij en uit het Woord leven, dat eeuwig zeker is, den slechten wijsheid gevend.Uit datWoord weten we nu, dat het goed is, dat de Heere Jezus ten hemel opvoer, wijl Hij ons ten goede daar is, totdat Hij klaar is met Zijn werk, het volkomen herstel aller dingen, waar-1 aan verbonden is de volmaakte zaligheid voor al Zijn volk, dat op Zijn Naam is hopende. Laten wij Hem dan ook daar zoeken, in dagelijksch gebed, in den geest der ware verootmoediging, waar Hij zooveel vóór ons gedaan heeft en nog doet en waar wij niet anders dan ontrouw en gebrekkige gehoorzaamheid tegenover kunnen stellen. En laat de wetenschap des geloofs, dat wij eenmaal zullen komen, waar Hij is. en dat wij eenmaal zullen erven, wat Hij nog steeds bezig is tot stand te brengen, ons nopen tot oprechte dankbaarheid, die wij niet beter kunnen toonen dan in een Gode toegewijd leven. „SCHRIJVERS EN LEZERS" In het Chr. Lctterk. Tijdschrift „Opgang" schrijft H. L. M. C. van Leeuwen over „Schrijvers en Lezers" o.a. Fr zijn menschen, voor wie de uiterlijke wereld der verschijningen, de stoffelijke wereld dus, met alles wat daar bij be hoort, het meest in de aandacht staat (wij zullen ze de „naturalisten" blijven noe men) en menschen, voor wie de onstoffe lijke, de geestelijke, bovenzinnelijke we reld, de wereld der ideeën, der fantasie, der religie, der intuitie, der ziel, het voor naamste is (wij zullen ze de „romantici" noemen). De naturalist „geniet"; als schil der lokt hem vooral de natuur, die hij (Mauve, Maris oil de groote Fransclien van de Barbizon-school) schildert, of be schrijft (ook dus de „natuur" in de mensch: Zola, De Meester. Van Deyssel Querido, Van l.ooy), en waarbij hij geniet Daarbij drijft hem een hartstochtelijke liefde voor Jlüt etolfelijkr leven (groote doelen in Gorier's prachtvolle „Mei" zijn er tsvens een voorbeeld van) en daarbij kan hem ook een enorme liefde drijven voor de schoonheid van de woorden, van de taai in l et algemeen, die hij gebruikt (Lod. van Deyssel!). Déze schrijvers den ken stellig niel aan hun lezers; zij wor den gedreven door hun verlangen naar het genot van het schrijven (Van Deyssel) of naar het beschrijven van het rijke le ven in al zijn verschijningen (Zola,Queri do); een enkele keer wordt dit verlangen versterkt door verontwaardiging ov er de miskenning van do schoonheid van het „natuurlijke" leven (De Meester). In dit allerlaatste geval naderen vve al de ro mantische schrijvers; immers deze ver ontwaardiging die geuit wordt, lijkt al op liet getuigen. Zoo kan ook soms de met objectiv iteit begonnen uitvoerige beschrij- VOOR DE VROUW Het voorjaar heeft voor de vrouw steeds zoo z'n bijzondere emoties. De schoonmaak, de school krijgt in veel gezinnen weer eens een beetje meer aandacht, omdat er een peuter van onder moeders vleugelen van daan naar de school moet, de verhooging van de oudere kinderen, liet van school af komen der dertien- of veertien-jarigen met de vraag: wat nu? De schoonmaak met z'n gunstige en on gunstige nawerkingen, raakt bij de meesten zoowat voorbij, de school krijgt weer het be scheiden plaatsje in de aandacht, en dan komt voor moeder de vrouw de vraag: iioe staat het met de zomerkleeding. Dat is een vraag, die moeilijker wordt naarmate er op de begrooting voor de huis houding een kleiner post voor wordt uitge trokken, en er meer personen zijn, die van dat reeds veel te geringe bedrag gekleed moeten worden. Gelukkig dan, dat je dan van die dappere nuchtere en vindingrijke moeders hebt. Die kunnen zich de weelde niet permitteeren door eerst eens kalmpjes te gaan zien, wat de mode is. Die stellen eerst heel nuchter vast; dat bedrag mag ik er no voor uitgeven en die voorraden in natura, in den vorm van jurkjes, manteltjes en wat nog meer zijn er in de kast. En dan gaat moeder eerst haar eigen groote kapitaal aanspreken voor ze begint met uitgeyen van het weinig getal guldens waarover ze beschikken kan. Dat wil zeggen, dat moeder de voorraden eens naziet en sorteert. Wat voor een groote zus te klein is, kan dienst doen voor een kleiner, maar daarvoor moet moeder eerst heel wat passen, meten en a-aaien. Dat is moeders groote en rijke bezit. Dat er op dit gebied zooveel kan zonder het huishoudelijk budget te bezwaren. Dat dit heel veel tijd kost; én alle oogenblikken vergt, die bet ge wone werk nti na de schoonmaak vrij geeft, dat wordt niet eens erg gevonden. Als alles maar weer voor elkaar komt. Als ieder maar wew genoeg heeft voor den zomer, aLis er dan de moeite groot voor geweest, dat is voor elke vrouw zoo echt een voldoening. Maar wie heel nuchter is, weet wel dat dit ,vele werk en die moeite meestal alleen door de kleintjes op prijs worden gesteld. Als die een „nieuwe" jurk hebben, dan zijn ze blij, echt blij, en ze bekommeren zich er geen zier om, of hu:i „nieuwe" jurk of „nieuw" pakje ook al een veeljarige loopbaan achter zich hebben als japon van moeder of pak van vader. Voor hen is het nieuw en dus vinden ze 'it prachtig, en moeder vindt voldoening in die stralende snuitjes voor menig uurtje van bijna hopeloos gepieker, oai uit veel kleine lapjes toch nog iets lei»ks te maken. Maar de grooteren! Als moeder daarvoor beginnen wil iets te vermaken of ook ter- wille van liet voordeel zelf nieuw maakt, dan krijgt ze daarbij van de betrokkenen, meestal meisjes, raad genoeg. Eerst over de keuze van de stof. Dit stof je niet, en (lat juist wel, waarbij zoo'n bak- vischje zich wel laat leiden door overwe ging van smaak, maar niet van financiee- len aard, iets wat heel -natuurlijk is. Dan de kwestie van 't maken. Dan weten ze liet heel goed hoe 't hoort en zo besteden menig oogenblikje om mode-etalages te ,be- studceron, En dan is liet resultaat nog lang niet altijd bevredigend, wat voor die groote- re meisjes niet leuk is, en zeker niet Voor moeder, die misschien juist aan zoo'n klee- dingstuk heel wat uurtjes besteed beeft, meer nog dan aan die van veel kleintjes te samen. Dan wordt het wel eens verdrietig. Erger is het als ze met verlangens komen die moeder heeiemaal niet vervullen kan en mag. Niet vervullen kan om het evenwicht in de huishoudkas niet te verliezen, en al zou het misschien kunnen, dan toch niet vervullen mag, omdat er dan ook anderen toeli wel eenig reclit zouden krijgen op meer. Er moet ook in die dingen tusschen de kinderen zekere billijkheid betracht won" n. Dan -kunnen we natuurlijk wel met een enkel woord de zaak afgedaan maken, met een: je krijgt, het niet, maar we moeten ons zelf eens kunnen indenken wat eoii nieuwe mantel voor je beteekont als jé zoo een jaar of zestien ben. Dat is dan een stuk van gewicht. Om .zoo'n nieuw exemplaar in het bezit te krijgen, wordt menig aanval op moeder gedaan, soms vleiend en vriendelijk, soms door langdurig gezeur. En die aanval len zullen wel -het sterkst worden als nou net een buurmeisje of vriendinnetje zich een splinternieuw pracht exemplaar ver overd heeft. Dan bedenkt onze zestien-jarige of hoeveel-jarige niet dat de oude mantel van dat vriendinnetje al wol drie of vier maal overzomerd heeft, terwijl -haar eigen jas nog lang niet zoo'n staat van dienst heeft, nee 'f nichtje of vriendinnetje - heeft een nieiuiwe en> nou is net de mode. zoo leuk, dus Dat is allemaal heel best te-begrijpen van die -grootere kinderen nog. Maar als moeder weet, dat het niet kan, dan is daarmee de zaak afgedaan. Alleen we -kunnen vooral met die grooteren al een beetfe; gaan praten. O nee, we behoeve geen volledig -verslag van onze inkomst-en -en uitgav-en voor te legg-en. Verre van dat. Maar zé komen zoo'n -beetje op den leef tijd, dat ze iets moeten gaan begrijpen van liet leven, dat hen straks wacht, een leven, dat in dezen tijd au juist niet zoo geheel gemakkelijk is. Een tijd waarin men moet leeren overzien wat noodig is, wat kan en wal tot later moet. worden uitgesteld of een voudig afgesteld. Als die grootere, meestal de meisjes, omdat die er meer om geven, er iets van gaan zien wdarom hun verlangens niet kunnen worden ingewilligd, dan oor- komt men in bijna alle gevallen, verbitte ring, ais: ik krijg -nou nooit wat, o} weken lang gezeur van: krijg ik nou tóch Eén ding is nu, voor zoover ik in de stad vorige week de modellen en mode-nieuwtjes bezag, nogal prettig, er is gelukkig niet zoo heel veel verandering in de hoofdlijnen van de mode. Gelukkig ziften we niet voor puzz les, zooals -enkele jaren terug, toen we groote overgang van korte op lange rokken kre gen. Eigen-lijk is liet niu- nogal gemakkelijk. Als alles maar van behoorlijke lengte is, dan kan je vrijwel van alles dragen en wie wat handig is met de naald kan zelf veel voortbrengen wat leuk is zonder dat het veel o-nkosten met zie.h -brengt. Vrouwen zijn op dit gebied nogal vin dingrijk. Dat is vooral in dezen tijd licel wat waard. VOOR DE JEUGD M'N BESTE NEEFJES EN NICHTJES Van een paar uit onze familie kreeg ik de klacht, dat laatste raadsel, tante, dat was moeilijk, -hoor. Ik ging liet in -ons hoekje eens nakijken, want ik tod- me juist vorige maal zoo echt gerust gevoeld, omdat ik dacht, dat heb i-k ze dezen keer nu e-ens echt gemakkelijk gemaakt. Toen ik het na keek, zag ik al gauw hoe de zaken stonden, en ik dacht, stakkers, aou hebben jullie het door die akelige drukfouten, toch nog moei lijk gehad. Er waren een paar puntjes van hun plaats ge-huppeld en -die waren op 't vei'keerdc plekje gaan staan, en toon zaten m'n nichtjes-en neefjes met de handen iil 't -haar. Toen wist ik -geen andere raad dan bii allen maar heel mild- te reken-en bij liet aanteeke-nen vati degene die goede oplos singen hadden ingezonden. Zoo, -d-an is -daarmede do vrede geteekon-d, tussch-en ons hé, want ik had -het heusch goed opgegeven. Drukfouten zijn heel nare dingen. Maar als je eens wist hoe gaiuiw alles moet -gaan om steeds weer een krant precies op tijd klaar te hebben, dan zou je het kunnen begrijpen, en dan denk je mis schien bij je zelf, als ik dat allemaal zoo yreeselij-k vlug moest doen, dan maakte ik wellicht wel -tien maal zoo veel fouten. ving van hejyaaide sociale milieus meer gloed en suggestief vermogen gaan ver krijgen, doordat een gevoel voor recht vaardiger levensverhouding mee gaat spreken (Heyermans, ook al soms Zolal, Wanneer dit „getuigen" hoofdzaak is voor den schrijver, is hij niet meer na turalist. Hij gaat dan niet meer allereerst uit van de realiteit om hem heen, doch van de intuïtieve ideeën en gevoelens, die hij met behulp van de fantasie verbeeldt. Hij is dan romanticus. Denkt deze schrij ver dus wél aan zijn lezers? „Ja" en toch weer „neen" zou men kunnen antwoor. den. „,Ta" moet men zeggen, wanneer men denkt aan tendenzromans. Men begrijpe goed, wat men onder tendentieuse litte ratuur moet verstaan: liet zijn boeken, die de schrijver geschreven heeft óm zijn lezers bepaalde ideeën bij te brengen; zij zijn dus meer opzettelijk ontstaan doel bewust kan men zeggen. Deze werken mislukken veelal, al zijn er uitzonderin gen aan te wijzen. „Neen" moet men ant woorden, wanneer men die schrijvers be doelt, die niet met bewuste bedoelingen gingen schrijven, maar gedreven werden door innerlijke noodzaak. Zij zijn niet doel-bewust. maar roeping-bewust. Scha keiden wij met de successchrijvers hén uit die van hun kunst een beroep hebben gemaakt, door de tendenz-schrijvers tevens te verwerpen wijzen wij óók degenen af die niet beider inzagen wat kunst eigen lijk is; zij dachten dat een betoog even goed in romanvorm gegeven kon worden. Alleen zij dus, die uit roe-ping, uit on weerstaanbare aandrang gedreven wer den tot ui-.ing van hun diepste zelf op de wijze der schoonheid, langs de wegen der verbeelding en der suggestie dus, kan men met recht een kunstenaar noemen. En deze schrijvers denken dus eigenlijk weer niet aan hun lezers, maar wél zijn zij vervuld van de dingen, die het diepst loven in de ziel der he.-te menschen van lnin tijd of soms zelfs vak alle tijden, en door die intuities in vers of romanvorm te uilen, naderen zij toch inderdaad hun lezers. In zooverre is het woord van den veer tieflden eeuwer Jan ran Boendale dus toch volkomen juist (hij zei het in zijn boek „Der leeken sjiiegel"), dat een waarachtig schrijver ook al was hij alleen op de wereld, tocli zou schrijven: hij zou immers niet anders kunnen. Gedeeltelijk echter is deze uitspraak zinloos, want. die geheel allee- r,-zijnde schrijver zou nauwe lijks vervuld kunnen zijn van algemeen menschel j' e gevoelens. Maar wanneer wij -cle beleekcnis, de roeping van den schrijver werkelijk zóó hoogstellen, dan Jieeft de lozer ook de plicht zich voortdurend tc vei heffen tot liet geestelijk niveau vau dezen grooteren mensch. die ae schrijver dus móet zijn Dat is geen lichte taak. maar toch een plicht, die lieiaas teil v-malu verwaar loosd wordt. Men is daar over het alge meen te gemakzuchtig voor. Hoe weinig gelezen worden eigenlijk de grootste boe ken van een litteratuur. Véél en véél meer waard dan do verslonden boeken van De Jong do Schartens, Jo van Ani mers-Küllar, Alie Smeding, méér oo-k waard dan lift werk van Timmermans of zelfs Tna Boudier Bakker, zijn immers ver scheidene veel minder bekende romans. Ik zai er U cnki !c noemen. Kent U allen nu werkelijk Van Eeden's „De kleine Jo hannes"? En iiiqt alk en het, eerste, maar ook de twee latere doelen? Wanneer II die twee vervolgdeelen lezen zult, zal het U opvallen, hoe deze ronvans (tot nu toe steeds veel lager geacht dan hot bekende eerste deel), juist in déze tijd beter begre pen kunnen worden: hoe ver Van Eeden. }let oude Baadhuis van Oud-B eijerland (naar een linosnede van M. B. G'.Bovenin bevindt zich een beeld met een mooie symboliek: een geblinddoekte vrouw, met in ds rechterhand een zwaard, en in de linkerhand een weegschaal. met an-dcre woorden, zijn tijd vooruit was. Kont U de diepzinnige, en bovendien zeer boeiende reeks historische romans van P. II. van Moerkerken: „De Gedachte der Tijden", in zes deelen, waarvan U vooral liet laatste deel: „Habhabalgo" niet ongelezen moet laten! Het is wat zwaar, vooral liet begin; en liet is ge- wenscht, dat TJ eerst de vijf er aan voor afgaande deelen leest; maar ik verzeker TJ, dat deze diepe en gevoelige symboli sche geschiedenis der menscli-heid sterk zal aangrijpen. En kent ieder „Kleine Inez" van R. van Gen-deren Stort? Men zou liet aan het kleine aantal drukken van dat boek niet zeggen. Het is toch eigenlijk een schande, dat men een blom- zoet verhaaltje als „Merijntje" in Neder land misschien wel tien drukken bezorgt, doch aan een hoog-menschelijke geschie denis als dit boek van Van Gen-deren Stort mischien drie of vier. Waarbij men nog de grootte van de oplagen zou wil len weten! En las U wei eens „De wan delende Jood" van August Vermeylen, den grooten Vlaming? De schrijver schreef zeven jaar aan dit kleine hoek: toen schreef hij geen romans meer. omdat hij gezegd had* wat hij te zeggen had. Dat is nog eens iets anders dan een suc- ces-vervolg-roman in zooveel deelen ma ken! Maar hoe weinigen lazen dit boek? Ik zou er nog enkele kunnen noemen, b.v. Van Schendels meer bekende „Een zwerver verliefd" (en il; wijs U dan met een op zijn verrukkelijke bundel „Ver halen" in de Wereld Bibliotheek). Of Van der Leeuvv's „De kleine Rudolf", een boek van ontroerende menschelijkheid. Of de prachtige, diepzinnige sago „Dcirdre en de zonen v an Usnach" van A. Roland Iloist. Maar i-k moet voor deze maal ein digen. zult wellicht één vraag nog voelen opkomen: boe moet ik die boeken herken1* nen? Ik heli hier twee dingen op te zeg gen. Ten eerste: vertrouw op Uw intuitie! Wonneer gij een boek gelezen hebt, vraag U dan ai: „Is het voor den schrijver noodzakelijk geweest dit boeit te schrij ven?" Zegt Uw intuitie U: „Neen!" en bent U er van overtuigd liet boek geheel begrepen tc hebben, wees er dan van over tuigd, dat het geen werk is. dat behoort tot "de waarachtige kunst. En ten tweede: juist dat is de taak vart den goeden litterairen criticus, U gewe tensvol de weg te wijzen tot die boeken, die Uw geest en Uw gemoed kunnen ver diepen en verrijken. Dat de criticus daar bij 'dient aan te toonen, dat de schrijver' ook werkelijk de ma-cht had (dat immers moet juist zijn aangeboren gave zijn!) zijn levensidee een gave, schoone vorm ta geven, dat dus de compositie, de psycho logie, de stijl en de taal van het hoek- ge slaagd zijn, spreekt zonder meer vanzelf. Wie aldus, geleid door zijn intuïtie en door een gewetensvolle kritiek, de groote werken van de wereldlitteratuur nadert, zal weldra bemerken, dat die romans en! gedichten hem spreken van de beste en diepste gevoelens in den mensch en hij, zal zich dagelijks rijker, krachtiger en- gelukkiger gaan gevoelen. EVEN UIT DE ZORGEN Sprookje en werkelijkheid Onderwijzeres: „En wat deed de prins, om de slapende schoone wakker te maken?" Marietje: „Dat weet ik niet, juffrouw." Onderwijzeres: „Nu wat geeft je moeder je, a's je 's morgens wakker geworden bent?" Marietje: „Een lepel levertraan, jufT1 Nu ga ik toch eens vertellen-, dat -di.t- maal de prijs gewonnen is door: NELLIE WAGNER te Stad aan 't Haringvliet Zoo nu allemaal verder heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS LOusjc M. te Fijnaart. Gefeliciteerd met je verhooging. Jij gaat 't eind van de school tijd ook al in 't zicht krijgen. Trijntje had er zeker geen bezwaar tegen weer zoo gauw naar school terug te gaan, nadat zij' er af was, tenminste nu liet voor zoo'n feestelijk iets was. Ik vind dat jij zusjes 'hebt om trotseh op te zijn. Wat helpen die flink mee in de -zaak! Probeer jij ook zoo te word-er.. Voor een koer niets erg hoor van die raad sels. Jammer, dat die foto toen mislukt is, anders had ik die wel eens willen zien. Alle maal voel groeten -terug Jozientje S. te Ouddorp. Jij hebt den- tijd, dat je van school af ben goed besteed dooi moeder zoo flink te lielp-en. Geen wonder, dat het dan zoo opschiet. Ja, het heeft hiei toen ook gere-geiid on wat geonweerd, maai 'niet zoo heel eng, en vast niet zoo erg, dat ik er wakker van gebleven ben, net als jij. Pietje K. te Stellendam. Zoo, dus in do zesde klas aangeland. Dat is fijn. Ook heer lijk, dat vader en moedor blij waren met je rapport. Is de jurk al -genaaid? Misschien fcim jij er een beetje aan mee helpen. Het .begin lijkt al prettig in de nieuwe klas, nu z-al het er verder ook wel goed gaan denk ik Cornelia A. R. te Nieuwe Tonge. Ja, dat is tegenwoordig nogal eens zoo, aan 't eind v-a-n de leerjaren gekomen, on dan kalmpjes nog maar eens een jaartje overdoen. Maar ■de eerste keer in de klas is 't alvast wel leuk. Je hebt je prijs zeker al ontvangen? Ida J. te Stellendam. Zoo ben jij nu al in do vijfde klas -en zoodoende dus bij vader terecht gekomen. N'ou, dat wordt, dubbel oppassen hoor. Fijn, dat je al een plan netje hebt voor later. W-at kun jij goed fiet sen-als je er een achter ojr kunt nemen. Dan kun je in de vacantie al wel -tochten m-a-kon. Gymnastiekles k-an zoo echt. gezel lig zijn. Ik vond het vroeger ook fijn. Nelly K. te Sommelsdijk. Zoo jij moot dus do wandelin-g door de zevende kias nog eens doen. Dat wordt dan wel een beetje -gemak kelijk voor je: Of hot ook prettig zal zijn, dat weet ik niet. Dat moet jij me maar eens vertollen. Maar jij bent ook al zoo jong in de hoogste klas aangeland. Dat zie je, die hardloopers moeten toch ook weer lang rus ten. Maar zoo is 't toch -beter hè, dan dat je tijd te kort kwam voor -de zeven (klassen. Allemaal ihoei veel groeten terug. Marie K. te Sommelsdijk. Wat doe je tegenwoordig, veel buiten spelen? en-ne heel korte brieven schrijven?, Marie B. te Sommelsdijk. Ja die schoon maak is een kwaad ding. Daar weet ik ook alles van. 'k Ben tenminste blij, dat ik klaar hen. Maar ais jij flink mee helpt, schiet liet duibbel oj> en als dan alles klaar is, dan is 't ook weer fijn hoor, dan heb je weer een extra poosje om eens buiten te kijken en te fietsen. Jan W. te Stad aan 't Haringvliet. Die duif zal domken, hot is hier best, ik blijf hier maar. Zij nas anders al gauw gewend, als zij de tweede dag uit zich zelf al weer terug kwam op t zelfde plaatsje. Vertel me maar eens gauw of ze nu no-g -gebleven is. Ja liet régent hier ook dikwijls, dat zal wol net zoo zijn als bij jullie. Veel groeten van Oom terug. Grietje B. te Sommelsdijk. Tocli altijd een geruststelling hé? als je weet dat je over gegaan bént. Jij schiet ook al aardig op, nu je in de zesde klas zit, maar wat je leeftijd betreft heb je nog al den tijd hoor, dan moet je nog een jioosje blijven gaan. Jaap W. te Stad aan 't Haringvliet. Gefe liciteerd met de verjaardag van Keesje. Ik kan me' baast niet indenken, dat die nu al een jaar is. Er komt voor Keesje nu een goede tijd, 't wondt mooi weer, en hij kan zeker al wat loojien, dan kan hij fijn builen zijn vermaak gaan zoeken. En wat-doe jij dan? Met hem spelen of Jaap, beu jij daar te groot voor? Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Wat een hoogte heeft de watertoren. Maar dat moeit ook wel. Nou zal "t aanpakken gaan worden jongen, als je naar M. op school gaat. Tocli is 't ook wel een leuke tijd met elkaar. Maar B. gaat toch au ook nog. Dat wordt dan een driespan van jullie. Nelly W. te Stad aan 't Haringvliet. Mooi portret was dat vau 't Mei-biggetje. Vloral die fikschc--krulstaart was prachtig. Ik denk dat jij 't ook wel echt prettig zult hebben op die school.- En wat. -zal dat voor Moe ge makkelijk worden. Als die het dan druis heeft -kun jij voor 't. eten gaan zorgen. Jij hebt een heel mooi hoek als afscheids cadeau gehad. Wat is die zusje een flinke meid om zoo lang zoet te zijn. Teo-keningcn zijn bepaald schitterend, maar 'k ben blij, dat. ik op geen van die allen gelijk. Maartje A. te Ouddorp. Verhoogd en da.i met zoo'n goed rapport, dat. is dubbel mooi. 'k Ben -blij, dat je cle prijs zoo mooi vindt. Heb je 't boek al uit? Jullie hebben zeker zoo'n dag wel braaf pleizier als die verlegen nieuweiin-getjes op school komen. Ja, dat gaat zoo, maarzelf ben je ook zoo ge weest hoor. Al die flinke knappe zesde- en zevende klassers -zijn ook begonnen met in klas één meibiggetje zijn. Ma-ar grappig kunnen ze doen. da* is wel waar. Jannie van D. te Beverwijk. Ja Solothurn en Beril kan ik natuurlijk wel vinden. Nu weet ik toch zoo ongeveer waar je Zwitser* sche vriendin woont. Misschien mag je et* wel eens gaan logeeren. Dat. zou lijn zijn," En dan de Zwitsersche als gast weer naar ons mooie lage Holland. Maar je moet voor zoo'n reis een spaarpo-t hebben, zoo -di-kü Want dat gaat niet per fiets boor, al kiuiO je nog zulke tochten maken net als jij. Wel ke bloemen heb jij gestuurd gekregen, uit de Alpen? Dank voor je raadsels. Bram P. te Numansdorp. Ja Grammetje, ik weet nog wel, dat bij zulke gelegen* lieden mijn hart ook heel erg klopte net als dat van jou, -en dat liet niet bedaarde voor ik -goed en wel in m'n nieuwe klas zat. Ik ben ook net zoo gelukkig als jij, want ik bon geen enkel keertje blijven zitten. Wel ja, strenge meesters zijn altijd de kwaadste niet. Die meen-en liet goed met je en die willen dat je erg veel leert. Daarom laten ze je flink aanpakken en dan kijkerj ze wel eens een beetje strenger, dan ze zelf wel weten. Riek P. te Numansdorp. Dank voor jouw afscheidsgedicht. Als ik een plaatsje over heb, zet ik het in ons hoekje, 'k Kan me best begrijpen, dat je 't vreemd vind om niet meer naar school te moeten. Anders zeg je 's morgens half negen „d'ag moe" en je stap te weg en nu pak je dan veger en blik en dc stofdoek en dan -ga je juist de kamer in. Toch fijn, dat je goed naaien mag leeren. Als ik later een japon moet hebben' kan ik zeker bij jou terecht. Leuk, dat je zoo nu en dan nog, eens schrijft. En Bram blijft ge lukkig in onze raadselfamilie. Daar -hoor ik ook nog wel eens van hoe je 't maakt. Nu 't beste hoor. Do ojilossingen zijn: I Hulst, Harderwijk, E-mm-en, Edam. II De letter -k. III Wie wind zaait, zal storm oogsten-, NIEUWE RAADSELS I Ingezonden door Jannie van D. te Bever wijk Als wij het krijgen zijn we kwaad, maar de landbouwer kan het niet miss-en. II Ingezonden door Jannie van D. te Beverwijk: Welke hoer kan niet werken zonder leven! tc maken? III Ingezonden door Jannie van D. te Beverwijk: Met b -ben ik een viscli; Met k ben ik iets dat tot verlichting dientj' Met 1 ben ik een kleedingstuk; Met p bon ik een kleur; Me-t v-ben i-k viervoetig dier. De oplossingen kunnen met vermelding van naam, voornaam, leeftijd en adres tot Donderdag 17 Mei worden gezonden aan TANTE TRUUS, Bureau Maas- en Scheldebode, Sommelsdij-kTi gevolg ,is het Ook

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1934 | | pagina 8