VOOR VROUW EN KIND ANT MAAS EN SCHELDEBODE ZATERDAG 5 MEI 1934 WELGELUKZALIG WAAROVER WIJ LAZEN WOEN V AAN 0N| VOORDE ZONDAG IR Welgelukzalig is hij wiens overtre ding vergeven, wiens zonde bedekt is. Ps. 32:1. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de Wet des HEEREN gaan, Ps. 119:1, Welgelukzalig! Dit woord, dat in de Psalmen zoo dikwijls voorkomt, duidt het hoogste geluk aan. Gelukkig is een ontoereikend woord om het lot van deze gelukkigen tot uitdrukking te brengen. Gelukzalig, vol van 'geluk, moet het zijn. En omdat dat nog te weinig zegt, maakten onze taalkunstenaars er wel gelukzalig van. Het hoogst denkbare geluk. Niet alleen naar menschenschatting, maar naar Gods onfeilbaar oordeel. Een zaligprijzing door menschen, waarop God zijn zegel drukt. Een zaligspreking van Godswege, waar mede menschen van harte instemmen. Daarom kunnen deze zaligsprekingen degenen, die ze beseffen, verzekeren van hun heil, en troosten en bemoedigen in idagen, waarin het anders schijnt. En anderen worden door deze zalig sprekingen gewezen op het gelukkig lot van deze gelukzaligen. Beklaag ze niet, want ze zijn welgelukzalig. Benijd ze niet, maar volg ze na, opdat ook gij welgeluk zalig moogt zijn. Beleedig ze niet, want Hij die ze welgelukzalig noemt, is ook hun Beschermheer, die voor hun heil waakt, en zijn zaligspreking waarheid maakt. Er is in die zaligsprekingen groote ver scheidenheid. Ge zoudt het kunnen verge lijken met de zaligsprekingen des Heeren in Mattheus 5. En evenals daar, zoo wor den ook in de Psalmen niet telkens andere menschen bedoeld, maar altijd weer de zelfden. Deze gelukzaligen worden u telkens van een andere zijde getoond. Ook opdat ge ze te lichter zoudt herkennen. Want bij den een treedt deze eigenaardigheid, bij den ander een andere op den voor grond. En nu eens zal "het een dan weer het andere kenmerk bij denzelfden per soon duidelijker uitkomen. In dien zin hebt ge ook saam te vatten de schijnbaar zoo uiteenloopende zalig sprekingen, die ge hierboven leest. Wel gelukzalig is hij wiens overtreding is vergeven. Welgelukzalig zijn ze, die in de Wet des Heeren gaan, en dus: niet overtreden, zoo kunt ge en moogt ge eruit afleiden. Nu is hierin geen tegenstrijdigheid. Want als ge den 32en Psalm, waarin de eerste zaligspreking voorkomt, leest, dan volgt op de blijdschap over de ver geving der zonden toch ook weer de be lofte: Ik zal u onderwijzen, en u leeren van den weg, dien gij gaan zult (vs. 8), met de waarschuwing: Wees niet gelijk een paardwelks muil men breidelt met toom en gebit (vs. 9). De vergeving der zonden moet daartoe leiden, dat we ons voor de zonden wachten. En Hij, die in zijn groote ontferming de zonden ver geeft, wijst in zijn Woord ons den weg, die van de zonde afgaat. En omgekeerd: het gaan in den weg des Heeren, waarvan in Psalm 119 ge sproken wordt, en dat in dezen grootste der Psalmen zoo uitvoerig wordt uitge werkt met de gelukzaligheid, die eraan verbonden is, sluit ook in, dat we de ver geving der zonden niet voorbij zien. Immers juist deze Psalm eindigt met de bede: Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uwen knecht, want Uw ge boden heb ik niet vergeten (vs. 176). Zoo wordt dus bij de eene zaligspre king de andere niet uitgesloten. En als ge nu vraagt, welke van die beide voorop gaat, dan laat de Schrift zelve u weer niet in het onzekere. In Romeinen 4 wijst de Apostel erop, dat de zaligheid niet is uit de werken, maar uit het geloof. En wel in het bij zonder dat geloof, dat zich richt op de vergeving der zonden. Daarvoor wordt dan juist dat woord uit den 32en Psalm aangehaald. Hier ligt dus de grond van dat „welge lukzalig", dat zoo telkens wordt uitge sproken. Want voor een zondaar is er geen andere weg om tot de ware geluk zaligheid te komen, dan de vergeving der zonden. Ook de oprechten van wandel, die in de Wet des Heeren gaan, ze doen het nooit zoo volkomen, of ze moeten telkens hun zonden belijden: Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uwen knecht. Moest het houden van Gods geboden de grond van onze zaligheid zijn, dan werd er niet een behouden. O, juist de vergeving der zonden opent niet alleen de deur der zaligheid voor een verloren zondaar, maar ook de deur der bekeering tot het wandelen in des Heeren wegen. Zoolang de vergeving der zonden niet gezocht, en dus ook niet verkregen wordt, is er geen waarachtig geluk, geen vrede, geen blijdschap. Maar zoolang is er ook geen wandelen in 's Heeren wegen. Dan Een aantal Zwitser die der kinderen i een reis duur Xedcrland maakt, bezocht ook Volendam en Marken. De aardiqe kleederdracht vooral aller belanqstellinq. kan een mensch zich wel tegen zijn God verharden. Dan kan hij wel zijn kracht in spannen om zonder Gods genade aan de verdoemende kracht der Wet zich te ont wringen. Maar het baat hem niet. Integendeel, op deze wijs leeft ge over uw zonden heen. Ge kleineert wat er zon digs in uw leven is. Ge telt het niet meer. En wat er dan goeds schijnt, dat wordt in uw eigen schatting opgeblazen tot een omvang, dien het toch metterdaad niet heeft. En dit laatste kan er dan zelfs toe leiden om groote en ergerlijke zonden te bedekken. Zooals David een tijdlang ge daan heeft met de zonde, die zijn leven voor alle nageslachten ontsiert. Dan zijt ge geen oprechte van wandel, die in de Wet des Heeren gaat. Integen deel, dan is er zooals David daarna zelf heeft erkend bedrog in uw geest. Ge bedriegt dan u zelf. En dat zelfbedrog leidt tot allerlei onoprechtheid tegenover God en menschen. Totdat Gods genade die betoovering komt breken. En dan ziet ge de werkelijk heid, de ontzettende werkelijkheid van uw zonde en schuld en verlorenheid. Maar dan kunt ge ook de vertroostende en za lige werkelijkheid van de vergeving uwer zonden weer zien. Als het dan weer vrede is tusschen God en uw ziel, dan staat ge weer recht voor God. Dan is het: Verblijdt u in den Heere, en verheugt u, gij rechtvaardigen; en zingt vroolijk, alle gij oprechten van hart (Ps. 32 11). En dan komt er ook oprechtheid in uw wandel. Dan is het er u in alle eenvoud en waarheid om te doen, om in de Wet des Heeren te gaan. Zonder nevenbedoe ling, zonder effectbejag, zender loonbe- rekening. Dan kan uw voet wel uitglijden. Maar dan erkent ge dat ook voor uwen God. Dan gevoelt ge onmiddellijk de stoornis, die de zonde in uw zielevrede veroor zaakt. Ge haast u, om herstel van die stoornis te zoeken in de vergeving uwer zonde. En daardoor getroost, gaat ge dan voort in des Heeren wegen. Totdat ge eens. van alle zonde ontsla gen, uw God in volmaakte gerechtigheid en gelukzaligheid dienen moogt. KERK EN STAAT IN HET DERDE RIJK In „Ik zall handhaven" lezen wij: liet tegenwoordige Duiitsohlancl, het Der de Rijk zooals de Nationalisten het noemen, is een van de machtigste problemen, waar voor het Europa van onzen tijd zich ge plaatst ziet. Dat bewijst wel de stroom van lectuur, die aan dit probleem gewijd wordt en waar in de voor- zoowel als de tegenstanders rekenschap van hun gevoelens afleggen. Ln de-ze stroom is nog lang niet opge droogd. Integendeel, zonder profeet te zijn kan men rustig voorspellen, dat Europa met dit probleem voorloopig nog niet aan liet einde is en dat wij in de komende jaren nog he,el wat lectuur daarover kunnen ver wacht en. Temeer omdat hetgeen wij daar aan schouwen, zijn terugslag heeft op de andere L'.urapeescJhe landen. Er is zelfs geen land In Europa, aan te wijzen, behalve Rusland misschien, waarin een soortgelijke bewe ging als die, welke den tlcltalen ommekeer in DuitöChland veroorzaakt heeft, niet ge vonden wordt. Geen land of het heeft zijn Nationalisti sche partij en het merkwaardigste in dit a lil es je, dat de ouderen er het minst van willen weten, terwijl de jongeren er voor een groot deel enthousiaste voorstanders van en propagandisten voor zijn. Wij kunnen dlit heel duidelijk in one va- deu'llland zien. D-e ouderen- die cip staatkun dig gebied een ietwat ge-vestigde overtui ging bezitten, verzetten zich op grond van d-ie overtuiging tegen het Nationalisme, ter wijl de jongeren, dat zijn zij, die den voor- oorlogsohen tijd niet meer ge»kend hebben, voor een groot de-el warm voor het Natio nallisnue voelen. Wij zullen goed doen, met het oog op de toekomst, daarmede rekening te houden. Jeugd en toekomst hooiden im mers onafscheidelijk verband met elkander En de tijdsomstandigheden werken hiertoe mede, want de jauigd van onze dagen komt in eeii gaiisoli andere wereld tot zelfbewust zijn dan wij, die de voor-icoriogisohe samen leving nog goed gekénd hebben. Zeker, ook toen was niet alles volmaakt. Ook toen vva-ren er misstanden en wan verhoudingen, ook toen waren de menschen me' tevreden. Bewijze den snellen groei van de socialistische partijen in de ver schillende tanden va,n Europa, Maar dit alles zou, althans binnen afzien baren tijd niet hebben geleid tiet datgene wat wij onmiddellijk na den wereldoorlog hebben aanschouwd. En was de wereldoorlog op een andere wijze geëindigd, zooails velen gehoopt heb ben; waren er geen overwinnaars en over wonnenen geweest of hadden de overwin naars op een andere wij-ze met de ovea' wm-nenen gehandeld, dlan zij nu gedaan hebben; hadden zij bij h-et 6luiten van den vrede met het Nationalisme een weinig rekening gehouden en inplaats van het Duitsohe volk te knechten, zich zeiven ont wapend, gelijk zij in het Verdrag van Ver sailles plechtig beloofd hebben; stellig zou Eunipa niet in diicn chaos gekomen zijn. waarin het zich nu bevindt. Men heeft na dien oorlog precies het tegen oveaigestelde geda-am van hetgeen er met het oog op de toekomst gedaan moest wor den, en wij zien thans letterlijk vervuld: „Wie wind zaait, zal storm oogsten". Dat deze storm nu pas over Duitschland gekomen is, moet verklaard worden uit het feit, diat de socialisten zich daar van de macht hadden meester gemaakt en de re publiek in de plaats van het keizerrijk hebben gesteld. Stellig zou de Nationalistische beweging zich daar veel sneller en krachtiger hebben geopenbaard, indien de socialisten onmid dellijk de meerderheid hadden gehad en het canflict tusschen Kerk en Staat zou dan in nog veel scherper vorm zijn uitgebroken dan thans het geval is. Want de socialisten zouden onmiddellijk allen financieeilen steun aan de verschillende kerken in juitfcchland hebben ingehouden en Je ker ken ze'tf zouden zij zoo moge-lijk tot den lautsteli man hebben ontvolkt. Wat vij per soonlijk daarvan in Saksen toen ter tijd gezien hebben, was ontzettend. Maar de socialisten kenden zonder de hulp van het toen nog maclilige Centrun geen iiiee-rdeiiieid vormen en dit stelde ais eerste voorwaarde voor samenwerking dat de verhouding tusschen Kerk en Staat niet zou gewijzigd worden. Noodgedwongen moesten de socialisten hierin toestemmen, behalve in Saksen, waar zij de volstrekte meerderheid hadden. Deze Samenwerking is year0hét Centrum noodlottig geworden, zooaie zij noodlottig geworden is voor de socialisten zelf. Want- deze samenwerking heeft het Nationailis-me den weg bereid tot liet bant van het Duit- sche volk en heeft langzaam maar zeker liet Protestantisme achter Hitler gebracht. Persoonlijk zijn wij er altijd nog van over tuigd, dat men ons in de aohter ons liggen de ja-ren niet goed over de Nationalistische beweging in Ditütschland heeft ingelicht. Men heeft er niet de rechte visie op ge-had en het daarom veel meer a:is een doodloo- pen-do, dan als een veldwinnende beweging g-ez-ien. Die de beschouwingen in de Nederlamd- sclie peas uit de jaren 1927'31 nu nog eens rustig nafeest, kan niet anders dan dit con- et-ateeren. Men voelde deze beweging niet aan, zóó als zij in werkelijkheid was. Men zaïg niiet, welke geweldige krachten daarin werkten. Men onderschatte liet enthousiasme en de toewijding- waarmede het beginsel gepropa gceiud werd. Men venstond de geweldige be- teekenis van het Fü-lirer principe niet voor een volk als li-et Duitsohe, dat juist in dien tijd geen leiiders had. Men heeft den peisoon van Hitier volsla gen onderschat en niet geda-cht, dat h-ij ooit zou kunnen zijn of worden, wat hij n-u ge worden is en blijkt te zijn. Wij schrijven dit alles met het oog op de Nationalistische beweging ten onzent. Wij moeten niet in diezelfde fout van toen op nieuw vervallen. HET NIEUW JERUZALEM Gij heilige stad des Heeren, O nieuw Jeruzalem! U zoekt mijn smachtend harte, U looft mijn jubelstem. Het aadlaarsoog des zieners Heeft eens uw glans aanschouwd, Uw poorten, elk een parel, Uw straten levend goud. Hij zag u nederdalen Uit 's Hemels heerlijkheid; Versierd met edelsteenen En als een bruid bereid. -Hij hoorde een stem weerklinken Als ruischend golfgeklots; Nu staat hij in het -midden, De tabernakel Gods. Nu woont hij -bij de menschen lil eeuwgen zonneschijn, Zij zullen Hem tot zonen, Hij hun tot Vader zijn. Gedroogd zijn alle tranen, Beslist is elke strijd; Daar is noch dood noch zonde, Noch moeite noch gelkrijt. Geen koude, die meer huivert, Geen hitte, die meer blaakt; Voorbij zijn de eerste dingen, 't Is alles nieuw gemaakt. O, Heilige Stad des Heeren, O, ware vaderstad! Och, of de moede pelgrim Uw straten reeds betradt! Gij Heer, die op den troon zit, Vernieuw ook mijn gemoed! Opdat ik eens daar boven Uw Heerlijkheid begroet! Dr. J. H, GUNNING J.H.zn, Wij moeten het Nationalisme niet als een quantité négligeable beschouwen of behan delen, gelijk velen dat nog doen en er zkni heel gemakkl-ijk afmaken dloor te zeggen! „Dit komt hi-e-r nooit". Dat is een door en door verkeerde taktiek en politiek. Wij moeten ernstig rekening houden met liet feit, dat er een groeiende Nationalistische beweging ook in ons volk is, die op Duit- sohen leest geschoeid i6 en om die be-we» ging met vrucht te kunnen bestrijden, moe ten wij ze in Duitschland in haar conté' quenties bestudeeren. EVEN UIT DE ZORGEN Aan het loket. Professor: „Mag ik een postzegel van zej cent?" Ambtenaar: „Alstublieft". Professor; „Hoeveel is dat?" Een snuggere vraag. Commissaris: „Had uw vriend de ge woonte om te spreken, als hij alleen was?" Getuige: „Nou, om u de waarheid ta zeggen, commissaris, ik ben nooit bij 'ent geweest als hij alleen was". De waarheid mag niet gezegd worden, Leeraar: „Hoe noemen wij iemand, dia ons onwaarheid vertelt?" Leerling: „Een leugenaar, meneer". Leeraar: „Goed. En iemand, die ons d9 waarheid zegt?" Leerling; „Een vlegel, meneert" Wereldbeschouwing. Vader: „Gerrit, ik snap niet, hoe jij zoo tui kunt wezen. Arbeid is mijn éénig ple zier!" Zoon: „Ja, maar vader, we zijn toch niet voor ons plezier op de wereldl" Naamswijziging. De kleine Oostenrijksche bondskanselier Dollfuss heeft een decreet uitgevaardigd, waarbij het verboden wordt zijn naam in den vervolge anders uit te spreken dan Dolfu (dus Dolfoe). „Waarom?" „Nou, omdat ie de S.S. niet meer kan uitstaan Advocaat, die een uur lang een vrouw aan een kruisverhoor heeft onderworpen: „Ik hoop, dat ik u met al die vragen niet verveeld -hebt." Vrouw: O neen. Daar hen ik aan gewend - ik helb thuis een zoontje van zes jaar...!" BUREAU BURGERL. STAND „Nederlandsch onderdaan?" vraagt de beambte. „Ja, mij-n moeder was een Hollandsche, mijn va der een Franscbe. Zelf ben ik geboren op een Spaanschen stoomer, die op weg was naar Bra zilië. Daar stierven m'n ouders toen ik pas vier jaar oud was. E-en rijke Chinees adopteerde me en nam mij mee naar Austra „Stop. stop!" riep de vertwijfelde beambte. „U bent een complete Volkenbond". VOOR DE VROUW Het laatste nummer van voor 1 Mei van De Proletarische Vrouw was natuurlijk ge wijd aan de groote roode dag op 1 Mei Met alle macht wil men probeeren de vrouwen in de roode beweging mee te heb ben. En vooral dit nummer voor 1 Mei tracht de geestdrift te wekken en men wil de vrouw en bezielen om mee te doen aan de grootsche demonstratie op 1 Mei. Die dag moet iets bijzonders worden. Naar buiten demonstree-ren en er thuis ook een feest van maken. Dat we liet toch allen zien hoe moeizaam men werkt om de vrouwen te betrekken in de socialistische strijd. In dit bovengenoemde nummer wordt in artikel na artikel het goede en schoone van het socialisme aangeprezen. Het', begint al met een gedicht op dg voor pagina. Daar staat: „Wij verfoeien de giftige wolken van den rassen- en klassenhaat". Dat klinkt goed nietwaar? maar..we lezen een paar bladzijden verder. Daar ver telt een dame iets over de echte zuivere feestvreugde, die zal heerschen op 1 Mei. En <lan komt dit mooi- Meifeest heersclit-geeivj* fees ten. Wij v- k'r.-r:; a';-; -j - - - ;nk- jrplpor-- .ill" -II.- 'UZ. bi'idzijui.'ti viv-ier wor-lt gei: i er l ui. "- Ilii;- K: h. -ris mep -lat I-- Ir i 'C zoo voed i 1' enz neer,tl men die it gedicht al iiie.j zou mooie -n van serieus meer. De schrijfster zegt ook lu.g: Het opgeven der drinkgewoonte maakte het eerst moge lijk onze feesten op te voeren tot liet peil ivaarop ze nu algemeen gevierd worden. Daarom wordt de drankbestrijding geroemd. Ja ja, maar bij die verachte burgerlijken zijn ook vcreciiigingen van drankbestrijding, die werken, cn heel hard ook, en al langer dan men hij de S.D.A.P. dit doet. Wie dan zoo de klassenhaat verfoeit, en dus verbroedering wil, moet niet schimpen doch ook bij anderen het goede willen zien. Dan krijgt in dit nummer het bij ons wel bekende Chr. tijdschrift „In en om ons huis" nog een reprimande, dat het de lezeressen verkeerd voorlicht. Dat is heel ernstig zal men zoo denken. Het blad liad geschreven over het Paascli- congres der S.D.A.P. en zeide naar aanlei ding van de woorden van den heer Vliegen: Duidelijker dan uit welke andere redenec- ring ook, blijkt uit wat wij hier aanhaalden dc onwaarheid in liet vroeger optreden der socialistische beweging, onder de leuze van nationale ontwa-pening. Daarop komt dan de vermanende vraag in Dc Proletarische Vrouwen: Waarom worden de anti-revolutionaire vrouwen verkeerd voorgelicht? Men betoogt in De Prol. Vrouw, dat wel de heeren Vliegen cn Bonger er persoonlijk zoo over den-kien, maar de partij,'volgens na drukkelijk zeggen van den heer Albarda, handhaaft de nationale ontwapening. Maar twee bladzijden terug in dit nummer wordt weer geschreven: „Toch izijn er ook in onze partij, die meenen, dat een verde digende oorlog mogelijk cn noodzakelijk kan zijn". Die dit meenen hebben dus liet principe van nationale ontwapening los gelaten. Ja juist, er zijn er zeker in de partij, en als het alleen de heer Vliegen en Bonger waren, zou men niet schrijven: Toch zijn ei in onze partij Er zijn er wel meer. Men kan natuurlijk direct zeggen, dat is een persoonlijke ning. Dat is gemakkelijk, maar als er eens velen komen met zoo'n persoonlijke meening? Wat dan? Kom, men moest niet zoo bout aan 't ver manen gaan over verkeerde voorlichting aan onze Anti-revolutionaire vrouwen. Ot kwam die vermaning misschien voort uit w-at ge prikkeldheid na de moeite die men zelf had na de sympathiebetuigingen met de Oosten rijksdie broederen? Dc lieer I-I. Polak -heeft eerst ook wel iets heel kras gezegd waaruit blijkt, dat hij het met de ontwapening niet zoo ernstig meent, maar waaruit blijkt, dat hij wel sympathie heeft voor bewapening naar Oostenrijksche trant. Het klonk heel kras. Dat was zeker zijn persoonlijke meening. Later werd die uitspraak zeer verzachtend „verklaard". Dat is dan zeker de partij-meening. Maar men moet toch vragen: „Waarom worden de Anti-rev. vrouwen verkeerd in gelicht" als men iets durft zeggen, dat het in de S.D.A.P. inzake de nationale ontwape ning niet meer zoo liet ware is. Als wc zoo zien, dat men niet alle macht ook met veel mooie woorden tracht de vrou wen te winnen voor de S.D.A.P., laten wij dan trachten, waar wij kunnen, te spreken va:i onze eigen Anti-revolutionaire beginse len. Daarom behoeven we niet mee te loo- pen in bctoogingen, ook niet op vergaderin gen te gaan spreken, dc gelegenheid tot ge tuigenis is soms vlak bij ons, naast onze deur. SPREEKWOORDEN Het oog van den meester maakt het paard vet. Een schip op 't strand een baken in zee. Gauw en goed gaan zelden samen. VOOR DE JEUGD M'N BESTE NICHTJES EN NEEFJES Wat zullen jullie de zen keer nieuwsgierig naar de krant grijpen, want jullie hebben er natuurlijk telkens aan -gedacht, dat nu de uit slag van onzen teeken wedstrijd in ons hoekje zou staan. Nou ik wil jullie wel verklappen, dat ik liet er lang niet gemakke lijk moe gehad heb, want er waren zóóveel inzendingen. Eu als er dan weer heel veel bij zijn, die heel goed zijn, dan valt het niet mee om uit te zoeken wie nou wel het allerbest is O, o wat heb ik zitten studeeren! De tafel was veel te klein om voor al de teekeningen een plaatsje te hebben. Ze staan nu nog overal rondom mg heen, en na nog eens en nog eens gekeken te hebben, gewikt en gewogen, zeg ik, ja hoor, 'k geloof, dat ik de prijzen heel eer lijk toeken, als ik zeg, dat ze gewonnen zijn door: Riek Pulleman te Numansdorp; Marie Boekhoven te Sommels- dijk; Piet Hollaar ate Ouddorp; Cornelia A. Robèr te N.we-Tonije; Watse Kaminqa te IJmuiden; Jozientje Sandiiort te Ouddorp. Nou zien jullie meteen, dat ik toch eigen lijk niet heelemaal klaar gekomen ben met de moeilijkheid van prijzen toekennen, want ik had vier prijzen beloofd en nu staan daar al zes gelukkige prijswinsters en winners. Dat komt omdat ik eigenlijk altijd veel meer goede inzendingen krijg, dan daï ik prijzen geven kan. Dan wordt het een lastig geval, dat verzeker ik je. En nu komt er dezen keer nog een heel extra verrassing bij, dat zien jullie wel in ons hoekje. De teekening van Riek Pulleman kunnen jullie nu allemaal bewonderen. Hos vinden jullie die? En missc-hienmisschien komt er over veertien dagen nog een tweede teeke ning te zien. Dat hadden jullie niet gedacht hè? Weet je wat ik van dezen wedstrijd zoo heel prettig vind? Dat alle inzendingen zoo keurig waren afgewerkt. Zooveel en zulk goed werk heb ik nog nooit bij een teeken wedstrijd gehad. Als ik cijfers had moeten, geven hadden jullie voor de netheid en pre- ciese afwerking allemaal een aardig hoog cijfer gehad. Er was ook een groote verscheidenheid in wat er geteekend is. Landschapjes, een zee-gezicht, spreuken in mooie letters getee- kenid, bloemen, vogels, een vlinder en an dere dieren. O, er is op 't oogenblik in m'n kamer heel wat te zien. 'k Zou jullie alle maal wel een kijkje willen laten nemen. Als jullie dit lezen is de overgang al weep voorbij. Hoe hebben jullie het ia de nieuwe klas? Een beetje moeilijker en toch wel prettig. Nu maar ineens weer fiksch aan pakken. Dan wordt het eerste rapport in de nieuwe klas eens echt mooi. Dat heeft de tijd nog denken jullie mis schien. Mis hoor. Daarmee moet je dadelijk beginnen, dat kun je niet in een paar dag£n aan 't eind van de drie maanden goed maken. Dus aanpakken hoor. Dat is altijd noodig, of je in de tweede, derde of zevende bent aangekomen. klas Deze Coui ABONNE vooruitbet; afzond: Nu allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS Met het zal het el Maas- en S| den op Vrij Zaterdag. Hierdoc onze leze: de verslat lijke ver vaartsdag De agent worden ver: hun copie h en de berm vooral niet DE Toen Groei kamp aanguj ralisme en KI gevoelde mei het ging om in tien libel heil zij hun volk op te i-I kénning van| levens. Groot, maa/ weest. Tegen allz ziJ ons volk krij'g. Vele zijn tj vaak door oij werden. Maar nu ruimte gek-el onzer veormj hiat ons nu zelfde strijd/ worden. De verhoud beginselen zij Het libera! ken door del Maar daarna I den iaatsten Altijd weer/ beraden, ep der revolutie Vooral bij I humanistisch gT'OOte ZOg'L'P., teen -an God Dat Woord onzer groote ook onze tro< tot God gaan Ook lieden I kiezen ons ij Zij er dan stig streven cl gén tot de e| schenken. Tot het: ]J geschied.' Dan durveij strijd in dezej winst aan gej VRIJ De meeste I tekorten te wj aan de orde Voor veel r voor te stemi .-Naar ailerl om daaraan VerschiUenJ daan, welke diep inzicht tuigen. Zoo deed inl delharnis' eeij sjei om een gen door wed opgeheven lté Weet dat v Middelharnis dood gestorvc Dat er on't: gévaren aan .Daj zijn voc publieke mét Dat do kei kostevan ve nijvere mid^c Dat aan di zonde en ong Dat het nie tuigt, in een God ons met dergelijk vool

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1934 | | pagina 6