VOOR VROUW EN KIND
ANT
MAAS EN SCHELDEBODE
ZATERDAG 5 MEI 1934
WELGELUKZALIG
WAAROVER WIJ LAZEN
WOEN
V
AAN 0N|
VOORDE
ZONDAG
IR
Welgelukzalig is hij wiens overtre
ding vergeven, wiens zonde bedekt
is. Ps. 32:1.
Welgelukzalig zijn de oprechten
van wandel, die in de Wet des
HEEREN gaan, Ps. 119:1,
Welgelukzalig! Dit woord, dat in de
Psalmen zoo dikwijls voorkomt, duidt het
hoogste geluk aan. Gelukkig is een
ontoereikend woord om het lot van deze
gelukkigen tot uitdrukking te brengen.
Gelukzalig, vol van 'geluk, moet het
zijn. En omdat dat nog te weinig zegt,
maakten onze taalkunstenaars er wel
gelukzalig van.
Het hoogst denkbare geluk. Niet alleen
naar menschenschatting, maar naar Gods
onfeilbaar oordeel. Een zaligprijzing door
menschen, waarop God zijn zegel drukt.
Een zaligspreking van Godswege, waar
mede menschen van harte instemmen.
Daarom kunnen deze zaligsprekingen
degenen, die ze beseffen, verzekeren van
hun heil, en troosten en bemoedigen in
idagen, waarin het anders schijnt.
En anderen worden door deze zalig
sprekingen gewezen op het gelukkig lot
van deze gelukzaligen. Beklaag ze niet,
want ze zijn welgelukzalig. Benijd ze niet,
maar volg ze na, opdat ook gij welgeluk
zalig moogt zijn. Beleedig ze niet, want
Hij die ze welgelukzalig noemt, is ook
hun Beschermheer, die voor hun heil
waakt, en zijn zaligspreking waarheid
maakt.
Er is in die zaligsprekingen groote ver
scheidenheid. Ge zoudt het kunnen verge
lijken met de zaligsprekingen des Heeren
in Mattheus 5. En evenals daar, zoo wor
den ook in de Psalmen niet telkens andere
menschen bedoeld, maar altijd weer de
zelfden.
Deze gelukzaligen worden u telkens
van een andere zijde getoond. Ook opdat
ge ze te lichter zoudt herkennen. Want
bij den een treedt deze eigenaardigheid,
bij den ander een andere op den voor
grond. En nu eens zal "het een dan weer
het andere kenmerk bij denzelfden per
soon duidelijker uitkomen.
In dien zin hebt ge ook saam te vatten
de schijnbaar zoo uiteenloopende zalig
sprekingen, die ge hierboven leest. Wel
gelukzalig is hij wiens overtreding
is vergeven. Welgelukzalig zijn ze,
die in de Wet des Heeren gaan, en
dus: niet overtreden, zoo kunt ge
en moogt ge eruit afleiden.
Nu is hierin geen tegenstrijdigheid.
Want als ge den 32en Psalm, waarin
de eerste zaligspreking voorkomt, leest,
dan volgt op de blijdschap over de ver
geving der zonden toch ook weer de be
lofte: Ik zal u onderwijzen, en u leeren
van den weg, dien gij gaan zult (vs. 8),
met de waarschuwing: Wees niet gelijk
een paardwelks muil men breidelt
met toom en gebit (vs. 9). De vergeving
der zonden moet daartoe leiden, dat we
ons voor de zonden wachten. En Hij, die
in zijn groote ontferming de zonden ver
geeft, wijst in zijn Woord ons den weg,
die van de zonde afgaat.
En omgekeerd: het gaan in den weg
des Heeren, waarvan in Psalm 119 ge
sproken wordt, en dat in dezen grootste
der Psalmen zoo uitvoerig wordt uitge
werkt met de gelukzaligheid, die eraan
verbonden is, sluit ook in, dat we de ver
geving der zonden niet voorbij zien.
Immers juist deze Psalm eindigt met de
bede: Ik heb gedwaald als een verloren
schaap; zoek Uwen knecht, want Uw ge
boden heb ik niet vergeten (vs. 176).
Zoo wordt dus bij de eene zaligspre
king de andere niet uitgesloten.
En als ge nu vraagt, welke van die
beide voorop gaat, dan laat de Schrift
zelve u weer niet in het onzekere.
In Romeinen 4 wijst de Apostel erop,
dat de zaligheid niet is uit de werken,
maar uit het geloof. En wel in het bij
zonder dat geloof, dat zich richt op de
vergeving der zonden. Daarvoor wordt
dan juist dat woord uit den 32en Psalm
aangehaald.
Hier ligt dus de grond van dat „welge
lukzalig", dat zoo telkens wordt uitge
sproken. Want voor een zondaar is er
geen andere weg om tot de ware geluk
zaligheid te komen, dan de vergeving der
zonden.
Ook de oprechten van wandel, die in
de Wet des Heeren gaan, ze doen het
nooit zoo volkomen, of ze moeten telkens
hun zonden belijden: Ik heb gedwaald als
een verloren schaap; zoek Uwen knecht.
Moest het houden van Gods geboden de
grond van onze zaligheid zijn, dan werd
er niet een behouden.
O, juist de vergeving der zonden opent
niet alleen de deur der zaligheid voor een
verloren zondaar, maar ook de deur der
bekeering tot het wandelen in des Heeren
wegen.
Zoolang de vergeving der zonden niet
gezocht, en dus ook niet verkregen wordt,
is er geen waarachtig geluk, geen vrede,
geen blijdschap. Maar zoolang is er ook
geen wandelen in 's Heeren wegen. Dan
Een aantal Zwitser
die der kinderen
i een reis duur Xedcrland maakt, bezocht ook Volendam en Marken. De aardiqe kleederdracht vooral
aller belanqstellinq.
kan een mensch zich wel tegen zijn God
verharden. Dan kan hij wel zijn kracht in
spannen om zonder Gods genade aan de
verdoemende kracht der Wet zich te ont
wringen. Maar het baat hem niet.
Integendeel, op deze wijs leeft ge over
uw zonden heen. Ge kleineert wat er zon
digs in uw leven is. Ge telt het niet meer.
En wat er dan goeds schijnt, dat wordt
in uw eigen schatting opgeblazen tot een
omvang, dien het toch metterdaad niet
heeft.
En dit laatste kan er dan zelfs toe
leiden om groote en ergerlijke zonden te
bedekken. Zooals David een tijdlang ge
daan heeft met de zonde, die zijn leven
voor alle nageslachten ontsiert.
Dan zijt ge geen oprechte van wandel,
die in de Wet des Heeren gaat. Integen
deel, dan is er zooals David daarna
zelf heeft erkend bedrog in uw geest.
Ge bedriegt dan u zelf. En dat zelfbedrog
leidt tot allerlei onoprechtheid tegenover
God en menschen.
Totdat Gods genade die betoovering
komt breken. En dan ziet ge de werkelijk
heid, de ontzettende werkelijkheid van uw
zonde en schuld en verlorenheid. Maar
dan kunt ge ook de vertroostende en za
lige werkelijkheid van de vergeving uwer
zonden weer zien.
Als het dan weer vrede is tusschen
God en uw ziel, dan staat ge weer recht
voor God. Dan is het: Verblijdt u in den
Heere, en verheugt u, gij rechtvaardigen;
en zingt vroolijk, alle gij oprechten van
hart (Ps. 32 11).
En dan komt er ook oprechtheid in uw
wandel. Dan is het er u in alle eenvoud
en waarheid om te doen, om in de Wet
des Heeren te gaan. Zonder nevenbedoe
ling, zonder effectbejag, zender loonbe-
rekening.
Dan kan uw voet wel uitglijden. Maar
dan erkent ge dat ook voor uwen God.
Dan gevoelt ge onmiddellijk de stoornis,
die de zonde in uw zielevrede veroor
zaakt.
Ge haast u, om herstel van die stoornis
te zoeken in de vergeving uwer zonde. En
daardoor getroost, gaat ge dan voort in
des Heeren wegen.
Totdat ge eens. van alle zonde ontsla
gen, uw God in volmaakte gerechtigheid
en gelukzaligheid dienen moogt.
KERK EN STAAT IN HET
DERDE RIJK
In „Ik zall handhaven" lezen wij:
liet tegenwoordige Duiitsohlancl, het Der
de Rijk zooals de Nationalisten het noemen,
is een van de machtigste problemen, waar
voor het Europa van onzen tijd zich ge
plaatst ziet.
Dat bewijst wel de stroom van lectuur,
die aan dit probleem gewijd wordt en waar
in de voor- zoowel als de tegenstanders
rekenschap van hun gevoelens afleggen.
Ln de-ze stroom is nog lang niet opge
droogd. Integendeel, zonder profeet te zijn
kan men rustig voorspellen, dat Europa
met dit probleem voorloopig nog niet aan
liet einde is en dat wij in de komende jaren
nog he,el wat lectuur daarover kunnen ver
wacht en.
Temeer omdat hetgeen wij daar aan
schouwen, zijn terugslag heeft op de andere
L'.urapeescJhe landen. Er is zelfs geen land
In Europa, aan te wijzen, behalve Rusland
misschien, waarin een soortgelijke bewe
ging als die, welke den tlcltalen ommekeer
in DuitöChland veroorzaakt heeft, niet ge
vonden wordt.
Geen land of het heeft zijn Nationalisti
sche partij en het merkwaardigste in dit
a lil es je, dat de ouderen er het minst van
willen weten, terwijl de jongeren er voor
een groot deel enthousiaste voorstanders
van en propagandisten voor zijn.
Wij kunnen dlit heel duidelijk in one va-
deu'llland zien. D-e ouderen- die cip staatkun
dig gebied een ietwat ge-vestigde overtui
ging bezitten, verzetten zich op grond van
d-ie overtuiging tegen het Nationalisme, ter
wijl de jongeren, dat zijn zij, die den voor-
oorlogsohen tijd niet meer ge»kend hebben,
voor een groot de-el warm voor het Natio
nallisnue voelen. Wij zullen goed doen, met
het oog op de toekomst, daarmede rekening
te houden. Jeugd en toekomst hooiden im
mers onafscheidelijk verband met elkander
En de tijdsomstandigheden werken hiertoe
mede, want de jauigd van onze dagen komt
in eeii gaiisoli andere wereld tot zelfbewust
zijn dan wij, die de voor-icoriogisohe samen
leving nog goed gekénd hebben.
Zeker, ook toen was niet alles volmaakt.
Ook toen vva-ren er misstanden en wan
verhoudingen, ook toen waren de menschen
me' tevreden. Bewijze den snellen groei
van de socialistische partijen in de ver
schillende tanden va,n Europa,
Maar dit alles zou, althans binnen afzien
baren tijd niet hebben geleid tiet datgene
wat wij onmiddellijk na den wereldoorlog
hebben aanschouwd.
En was de wereldoorlog op een andere
wijze geëindigd, zooails velen gehoopt heb
ben; waren er geen overwinnaars en over
wonnenen geweest of hadden de overwin
naars op een andere wij-ze met de ovea'
wm-nenen gehandeld, dlan zij nu gedaan
hebben; hadden zij bij h-et 6luiten van den
vrede met het Nationalisme een weinig
rekening gehouden en inplaats van het
Duitsohe volk te knechten, zich zeiven ont
wapend, gelijk zij in het Verdrag van Ver
sailles plechtig beloofd hebben; stellig zou
Eunipa niet in diicn chaos gekomen zijn.
waarin het zich nu bevindt.
Men heeft na dien oorlog precies het tegen
oveaigestelde geda-am van hetgeen er met
het oog op de toekomst gedaan moest wor
den, en wij zien thans letterlijk vervuld:
„Wie wind zaait, zal storm oogsten".
Dat deze storm nu pas over Duitschland
gekomen is, moet verklaard worden uit het
feit, diat de socialisten zich daar van de
macht hadden meester gemaakt en de re
publiek in de plaats van het keizerrijk
hebben gesteld.
Stellig zou de Nationalistische beweging
zich daar veel sneller en krachtiger hebben
geopenbaard, indien de socialisten onmid
dellijk de meerderheid hadden gehad en
het canflict tusschen Kerk en Staat zou dan
in nog veel scherper vorm zijn uitgebroken
dan thans het geval is. Want de socialisten
zouden onmiddellijk allen financieeilen
steun aan de verschillende kerken in
juitfcchland hebben ingehouden en Je ker
ken ze'tf zouden zij zoo moge-lijk tot den
lautsteli man hebben ontvolkt. Wat vij per
soonlijk daarvan in Saksen toen ter tijd
gezien hebben, was ontzettend.
Maar de socialisten kenden zonder de
hulp van het toen nog maclilige Centrun
geen iiiee-rdeiiieid vormen en dit stelde ais
eerste voorwaarde voor samenwerking dat
de verhouding tusschen Kerk en Staat niet
zou gewijzigd worden. Noodgedwongen
moesten de socialisten hierin toestemmen,
behalve in Saksen, waar zij de volstrekte
meerderheid hadden.
Deze Samenwerking is year0hét Centrum
noodlottig geworden, zooaie zij noodlottig
geworden is voor de socialisten zelf. Want-
deze samenwerking heeft het Nationailis-me
den weg bereid tot liet bant van het Duit-
sche volk en heeft langzaam maar zeker
liet Protestantisme achter Hitler gebracht.
Persoonlijk zijn wij er altijd nog van over
tuigd, dat men ons in de aohter ons liggen
de ja-ren niet goed over de Nationalistische
beweging in Ditütschland heeft ingelicht.
Men heeft er niet de rechte visie op ge-had
en het daarom veel meer a:is een doodloo-
pen-do, dan als een veldwinnende beweging
g-ez-ien.
Die de beschouwingen in de Nederlamd-
sclie peas uit de jaren 1927'31 nu nog eens
rustig nafeest, kan niet anders dan dit con-
et-ateeren.
Men voelde deze beweging niet aan, zóó
als zij in werkelijkheid was.
Men zaïg niiet, welke geweldige krachten
daarin werkten.
Men onderschatte liet enthousiasme en de
toewijding- waarmede het beginsel gepropa
gceiud werd. Men venstond de geweldige be-
teekenis van het Fü-lirer principe niet voor
een volk als li-et Duitsohe, dat juist in dien
tijd geen leiiders had.
Men heeft den peisoon van Hitier volsla
gen onderschat en niet geda-cht, dat h-ij ooit
zou kunnen zijn of worden, wat hij n-u ge
worden is en blijkt te zijn.
Wij schrijven dit alles met het oog op de
Nationalistische beweging ten onzent. Wij
moeten niet in diezelfde fout van toen op
nieuw vervallen.
HET NIEUW JERUZALEM
Gij heilige stad des Heeren,
O nieuw Jeruzalem!
U zoekt mijn smachtend harte,
U looft mijn jubelstem.
Het aadlaarsoog des zieners
Heeft eens uw glans aanschouwd,
Uw poorten, elk een parel,
Uw straten levend goud.
Hij zag u nederdalen
Uit 's Hemels heerlijkheid;
Versierd met edelsteenen
En als een bruid bereid.
-Hij hoorde een stem weerklinken
Als ruischend golfgeklots;
Nu staat hij in het -midden,
De tabernakel Gods.
Nu woont hij -bij de menschen
lil eeuwgen zonneschijn,
Zij zullen Hem tot zonen,
Hij hun tot Vader zijn.
Gedroogd zijn alle tranen,
Beslist is elke strijd;
Daar is noch dood noch zonde,
Noch moeite noch gelkrijt.
Geen koude, die meer huivert,
Geen hitte, die meer blaakt;
Voorbij zijn de eerste dingen,
't Is alles nieuw gemaakt.
O, Heilige Stad des Heeren,
O, ware vaderstad!
Och, of de moede pelgrim
Uw straten reeds betradt!
Gij Heer, die op den troon zit,
Vernieuw ook mijn gemoed!
Opdat ik eens daar boven
Uw Heerlijkheid begroet!
Dr. J. H, GUNNING J.H.zn,
Wij moeten het Nationalisme niet als een
quantité négligeable beschouwen of behan
delen, gelijk velen dat nog doen en er zkni
heel gemakkl-ijk afmaken dloor te zeggen!
„Dit komt hi-e-r nooit". Dat is een door en
door verkeerde taktiek en politiek. Wij
moeten ernstig rekening houden met liet
feit, dat er een groeiende Nationalistische
beweging ook in ons volk is, die op Duit-
sohen leest geschoeid i6 en om die be-we»
ging met vrucht te kunnen bestrijden, moe
ten wij ze in Duitschland in haar conté'
quenties bestudeeren.
EVEN UIT DE ZORGEN
Aan het loket.
Professor: „Mag ik een postzegel van zej
cent?"
Ambtenaar: „Alstublieft".
Professor; „Hoeveel is dat?"
Een snuggere vraag.
Commissaris: „Had uw vriend de ge
woonte om te spreken, als hij alleen was?"
Getuige: „Nou, om u de waarheid ta
zeggen, commissaris, ik ben nooit bij 'ent
geweest als hij alleen was".
De waarheid mag niet gezegd worden,
Leeraar: „Hoe noemen wij iemand, dia
ons onwaarheid vertelt?"
Leerling: „Een leugenaar, meneer".
Leeraar: „Goed. En iemand, die ons d9
waarheid zegt?"
Leerling; „Een vlegel, meneert"
Wereldbeschouwing.
Vader: „Gerrit, ik snap niet, hoe jij zoo
tui kunt wezen. Arbeid is mijn éénig ple
zier!"
Zoon: „Ja, maar vader, we zijn toch niet
voor ons plezier op de wereldl"
Naamswijziging.
De kleine Oostenrijksche bondskanselier
Dollfuss heeft een decreet uitgevaardigd,
waarbij het verboden wordt zijn naam in
den vervolge anders uit te spreken dan
Dolfu (dus Dolfoe).
„Waarom?"
„Nou, omdat ie de S.S. niet meer kan
uitstaan
Advocaat, die een uur lang een vrouw
aan een kruisverhoor heeft onderworpen:
„Ik hoop, dat ik u met al die vragen niet
verveeld -hebt."
Vrouw: O neen. Daar hen ik aan gewend
- ik helb thuis een zoontje van zes jaar...!"
BUREAU BURGERL. STAND
„Nederlandsch onderdaan?" vraagt de beambte.
„Ja, mij-n moeder was een Hollandsche, mijn va
der een Franscbe. Zelf ben ik geboren op een
Spaanschen stoomer, die op weg was naar Bra
zilië. Daar stierven m'n ouders toen ik pas vier
jaar oud was. E-en rijke Chinees adopteerde me
en nam mij mee naar Austra
„Stop. stop!" riep de vertwijfelde beambte. „U
bent een complete Volkenbond".
VOOR DE VROUW
Het laatste nummer van voor 1 Mei van
De Proletarische Vrouw was natuurlijk ge
wijd aan de groote roode dag op 1 Mei
Met alle macht wil men probeeren de
vrouwen in de roode beweging mee te heb
ben. En vooral dit nummer voor 1 Mei
tracht de geestdrift te wekken en men wil
de vrouw en bezielen om mee te doen aan de
grootsche demonstratie op 1 Mei.
Die dag moet iets bijzonders worden. Naar
buiten demonstree-ren en er thuis ook een
feest van maken.
Dat we liet toch allen zien hoe moeizaam
men werkt om de vrouwen te betrekken in
de socialistische strijd.
In dit bovengenoemde nummer wordt in
artikel na artikel het goede en schoone van
het socialisme aangeprezen.
Het', begint al met een gedicht op dg voor
pagina. Daar staat: „Wij verfoeien de giftige
wolken van den rassen- en klassenhaat".
Dat klinkt goed nietwaar? maar..we
lezen een paar bladzijden verder. Daar ver
telt een dame iets over de echte zuivere
feestvreugde, die zal heerschen op 1 Mei. En
<lan komt dit mooi- Meifeest
heersclit-geeivj* fees
ten. Wij v- k'r.-r:; a';-; -j - - - ;nk-
jrplpor--
.ill"
-II.-
'UZ.
bi'idzijui.'ti viv-ier wor-lt
gei: i er l ui. "- Ilii;-
K: h. -ris mep -lat I--
Ir i
'C zoo
voed i
1' enz
neer,tl men die
it gedicht al iiie.j zou
mooie -n van
serieus meer.
De schrijfster zegt ook lu.g: Het opgeven
der drinkgewoonte maakte het eerst moge
lijk onze feesten op te voeren tot liet peil
ivaarop ze nu algemeen gevierd worden.
Daarom wordt de drankbestrijding geroemd.
Ja ja, maar bij die verachte burgerlijken
zijn ook vcreciiigingen van drankbestrijding,
die werken, cn heel hard ook, en al langer
dan men hij de S.D.A.P. dit doet.
Wie dan zoo de klassenhaat verfoeit, en
dus verbroedering wil, moet niet schimpen
doch ook bij anderen het goede willen zien.
Dan krijgt in dit nummer het bij ons wel
bekende Chr. tijdschrift „In en om ons huis"
nog een reprimande, dat het de lezeressen
verkeerd voorlicht.
Dat is heel ernstig zal men zoo denken.
Het blad liad geschreven over het Paascli-
congres der S.D.A.P. en zeide naar aanlei
ding van de woorden van den heer Vliegen:
Duidelijker dan uit welke andere redenec-
ring ook, blijkt uit wat wij hier aanhaalden
dc onwaarheid in liet vroeger optreden der
socialistische beweging, onder de leuze van
nationale ontwa-pening.
Daarop komt dan de vermanende vraag in
Dc Proletarische Vrouwen: Waarom worden
de anti-revolutionaire vrouwen verkeerd
voorgelicht?
Men betoogt in De Prol. Vrouw, dat wel
de heeren Vliegen cn Bonger er persoonlijk
zoo over den-kien, maar de partij,'volgens na
drukkelijk zeggen van den heer Albarda,
handhaaft de nationale ontwapening.
Maar twee bladzijden terug in dit nummer
wordt weer geschreven: „Toch izijn er ook
in onze partij, die meenen, dat een verde
digende oorlog mogelijk cn noodzakelijk
kan zijn".
Die dit meenen hebben dus liet principe
van nationale ontwapening los gelaten.
Ja juist, er zijn er zeker in de partij, en
als het alleen de heer Vliegen en Bonger
waren, zou men niet schrijven: Toch zijn ei
in onze partij
Er zijn er wel meer. Men kan natuurlijk
direct zeggen, dat is een persoonlijke
ning. Dat is gemakkelijk, maar als er eens
velen komen met zoo'n persoonlijke meening?
Wat dan?
Kom, men moest niet zoo bout aan 't ver
manen gaan over verkeerde voorlichting aan
onze Anti-revolutionaire vrouwen. Ot kwam
die vermaning misschien voort uit w-at ge
prikkeldheid na de moeite die men zelf had
na de sympathiebetuigingen met de Oosten
rijksdie broederen?
Dc lieer I-I. Polak -heeft eerst ook wel iets
heel kras gezegd waaruit blijkt, dat hij het
met de ontwapening niet zoo ernstig meent,
maar waaruit blijkt, dat hij wel sympathie
heeft voor bewapening naar Oostenrijksche
trant. Het klonk heel kras. Dat was zeker
zijn persoonlijke meening. Later werd die
uitspraak zeer verzachtend „verklaard". Dat
is dan zeker de partij-meening.
Maar men moet toch vragen: „Waarom
worden de Anti-rev. vrouwen verkeerd in
gelicht" als men iets durft zeggen, dat het in
de S.D.A.P. inzake de nationale ontwape
ning niet meer zoo liet ware is.
Als wc zoo zien, dat men niet alle macht
ook met veel mooie woorden tracht de vrou
wen te winnen voor de S.D.A.P., laten wij
dan trachten, waar wij kunnen, te spreken
va:i onze eigen Anti-revolutionaire beginse
len. Daarom behoeven we niet mee te loo-
pen in bctoogingen, ook niet op vergaderin
gen te gaan spreken, dc gelegenheid tot ge
tuigenis is soms vlak bij ons, naast onze
deur.
SPREEKWOORDEN
Het oog van den meester maakt het paard
vet.
Een schip op 't strand een baken in zee.
Gauw en goed gaan zelden samen.
VOOR DE JEUGD
M'N BESTE NICHTJES EN NEEFJES
Wat zullen jullie de
zen keer nieuwsgierig
naar de krant grijpen,
want jullie hebben er
natuurlijk telkens aan
-gedacht, dat nu de uit
slag van onzen teeken
wedstrijd in ons hoekje
zou staan.
Nou ik wil jullie wel
verklappen, dat ik liet
er lang niet gemakke
lijk moe gehad heb,
want er waren zóóveel
inzendingen. Eu als er
dan weer heel veel bij
zijn, die heel goed zijn,
dan valt het niet mee
om uit te zoeken wie
nou wel het allerbest is
O, o wat heb ik zitten
studeeren! De tafel was
veel te klein om voor
al de teekeningen een
plaatsje te hebben. Ze
staan nu nog overal
rondom mg heen, en na
nog eens en nog eens
gekeken te hebben,
gewikt en gewogen, zeg
ik, ja hoor, 'k geloof, dat
ik de prijzen heel eer
lijk toeken, als ik zeg,
dat ze gewonnen zijn
door:
Riek Pulleman te
Numansdorp; Marie
Boekhoven te Sommels-
dijk; Piet Hollaar ate
Ouddorp; Cornelia A.
Robèr te N.we-Tonije; Watse Kaminqa te
IJmuiden; Jozientje Sandiiort te Ouddorp.
Nou zien jullie meteen, dat ik toch eigen
lijk niet heelemaal klaar gekomen ben met
de moeilijkheid van prijzen toekennen,
want ik had vier prijzen beloofd en nu
staan daar al zes gelukkige prijswinsters en
winners. Dat komt omdat ik eigenlijk altijd
veel meer goede inzendingen krijg, dan daï
ik prijzen geven kan. Dan wordt het een
lastig geval, dat verzeker ik je.
En nu komt er dezen keer nog een heel
extra verrassing bij, dat zien jullie wel in
ons hoekje. De teekening van Riek Pulleman
kunnen jullie nu allemaal bewonderen. Hos
vinden jullie die?
En missc-hienmisschien komt er
over veertien dagen nog een tweede teeke
ning te zien. Dat hadden jullie niet gedacht
hè?
Weet je wat ik van dezen wedstrijd zoo
heel prettig vind? Dat alle inzendingen zoo
keurig waren afgewerkt. Zooveel en zulk
goed werk heb ik nog nooit bij een teeken
wedstrijd gehad. Als ik cijfers had moeten,
geven hadden jullie voor de netheid en pre-
ciese afwerking allemaal een aardig hoog
cijfer gehad.
Er was ook een groote verscheidenheid
in wat er geteekend is. Landschapjes, een
zee-gezicht, spreuken in mooie letters getee-
kenid, bloemen, vogels, een vlinder en an
dere dieren. O, er is op 't oogenblik in m'n
kamer heel wat te zien. 'k Zou jullie alle
maal wel een kijkje willen laten nemen.
Als jullie dit lezen is de overgang al weep
voorbij. Hoe hebben jullie het ia de nieuwe
klas? Een beetje moeilijker en toch wel
prettig. Nu maar ineens weer fiksch aan
pakken. Dan wordt het eerste rapport in de
nieuwe klas eens echt mooi.
Dat heeft de tijd nog denken jullie mis
schien. Mis hoor. Daarmee moet je dadelijk
beginnen, dat kun je niet in een paar dag£n
aan 't eind van de drie maanden goed
maken.
Dus aanpakken hoor. Dat is altijd noodig,
of je in de tweede, derde of zevende
bent aangekomen.
klas
Deze Coui
ABONNE
vooruitbet;
afzond:
Nu allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS
Met het
zal het el
Maas- en S|
den op Vrij
Zaterdag.
Hierdoc
onze leze:
de verslat
lijke ver
vaartsdag
De agent
worden ver:
hun copie h
en de berm
vooral niet
DE
Toen Groei
kamp aanguj
ralisme en KI
gevoelde mei
het ging om
in tien libel
heil zij hun
volk op te i-I
kénning van|
levens.
Groot, maa/
weest.
Tegen allz
ziJ ons volk
krij'g.
Vele zijn tj
vaak door oij
werden.
Maar nu
ruimte gek-el
onzer veormj
hiat ons nu
zelfde strijd/
worden.
De verhoud
beginselen zij
Het libera!
ken door del
Maar daarna I
den iaatsten
Altijd weer/
beraden, ep
der revolutie
Vooral bij I
humanistisch
gT'OOte ZOg'L'P.,
teen -an God
Dat Woord
onzer groote
ook onze tro<
tot God gaan
Ook lieden I
kiezen ons ij
Zij er dan
stig streven cl
gén tot de e|
schenken.
Tot het: ]J
geschied.'
Dan durveij
strijd in dezej
winst aan gej
VRIJ
De meeste I
tekorten te wj
aan de orde
Voor veel r
voor te stemi
.-Naar ailerl
om daaraan
VerschiUenJ
daan, welke
diep inzicht
tuigen.
Zoo deed inl
delharnis' eeij
sjei om een
gen door wed
opgeheven lté
Weet dat v
Middelharnis
dood gestorvc
Dat er on't:
gévaren aan
.Daj zijn voc
publieke mét
Dat do kei
kostevan ve
nijvere mid^c
Dat aan di
zonde en ong
Dat het nie
tuigt, in een
God ons met
dergelijk vool