VOOR VROUW EN KIND
&TIE
:arlo
mnten
iRI 1934
MAAS- EN SCHEL.DEBODE
ZATERDAG 27 JANUARI 1934
kiezen
ten den
Rallye
'agens,
f is de
3te be-
ssis en
effend-
3 auto.
DE KRACHT VERNIEUWEN
WAAROVER WIJ LAZEN
EVEN UIT DE ZORGEN
VMSTERDAM'
DCLHAKNIS
OMBOOTDIENST
irnis-Rotterdam v.v.
a Vlaardingen
.MIDDELHARNIS"
nde 1 NOVEMBER 1033
DELHARNIS:
live Feestdagen)"
lag en Dinsdag V. Mid-
4.30 v.m. A. Vlaanlin-
v.m."" A. Rotterdam
dagen (beh. Zon- en
Feestdagen)*
ilharnis 6.40 v.m. A-
en 9.10 v.m.*** A. Rot-
i.OO v.m. A. Brielle 10.30
TERDAM:
alve Feestdagen)*
lag en Dinsdag V. Rot-
15 n.m. V. Vlaardingen
A. Middelh. 5.30 n.m.
lagen (beh. Zon- en
Feestdagen)
vember t.m. 3 Februari
lam 2.15 n.m. V. Vlaar-
10 n.m.t V. Brielle 1.23
A. Middelh. 5.30 n.m.
inaf 7 Februari
lam 3.15 n.m. V. Viaar-
0 n.mV. Brielle 2.25
.Middelharnis 6.30 n.m.
ïsluiting op den trein
v.m. en 711 v.m. van
en (station),
nsluiting op den trein
v.m. en 9.38 v.m. van
en (Station),
ïsluiting op den trein
(2.38 n.m.) en 14 51
te Vlaard. (Station),
nsluiting op den trein
1 (3.38 n.m.) en 15.52
te Vlaard. (Station).
iardingen overstappen,
rdag 1.25 n.m.
op Zaterdag,
tdagen zijn te beschou-
ïvvjaarsdag. 2e PaasHi-
lelvaartsdag, 2e Pink-
de beide Kerstdagen.
NLEGPLAATS VAN
INOEMDE STOOK-
SST TE ROTTERDAM
IS
30MPJES
lenover de Reederijstr,
ZONDAG
Maar die den HEERE verwachten,
zullen de kracht vernieuwen; zij
zullen opvaren met vleugelen, ge
lijk de arenden; zij zullen loopen,
en niet moede worden; zij zullen
wandelen, en niet mat worden.
Jesaja 40 31.
Onder de dwaasheden, die men in
onzen tijd ondernomen heeft, behoort ook
de poging om oude menschen weer jong
te maken. Men heeft ervan kunnen lezen
opder het hoofd „wetenschappelijk
nieuws". De proeven waren eerst geno
men op dieren, en toen ze geslaagd sche
nen te zijn, werden ze ook toegepost op
den mensch.
De uitkomst scheen aanvankelijk ver
rassend. Maar een snelle dood maakte een
eind aan de korstondige vreugde. Sinds
dien vernam men er dan ook niets meer
van.
Neen, oude menschen worden niet meer
jong. Hoe krampachtig het hart van het
kind der wereld bij het wegwkijnen van
de levenskracht zich ook vastklemt aan de
genoegens der wereld, zelfs aan de zinne
lijke genietingen, het moet dat alles laten
varen. De mensch gaat naar zijn eeuwig
huis. Hij moet vooruit op het hellend pad
naar den donkeren dood.
Oude menschen worden niet meer jong.
En jonge menschen worden, als niet
reeds eerder de dood ze in het midden der
jaren wegrukt, onverbiddellijk oud.
Daar is geen ontkomen aan. Men moge
spreken van een hart, dat jong blijft tot
in den ouderdom zij, die dit zeldzame
voorrecht genieten, gevoelen het zelf w
anders.
Een jong hart! Neen, we willen niet
denken aan dat weerzinwekkend schouw
spel van oude mannen en vrouwen, die le
venslust veinzen met hun lichtzinnig ge
babbel en gegiegel, waarin ze de dwaas
te jongelieden zoeken te overtroeven. Hoe
ze zichzelven bedriegen, en laten bedrie
gen door die hen vleien!
Een jong hart is wat anders. Ieder kent
er wej al is hun getal niet zoo groot
onder ouden van dagen, die nog met
frissche belangstelling waarnemen wat er
om hen heen gebeurt, wat in de wereld
van een jongere generatie wordt gewerkt,
genoten en geleden.
Maar met dat al, de ouderdom is er,
en ze gevoelen en erkennen het ook zei
ven wel.
Doch, wat menschen niet kunnen, dat
kan God, en Hij doet het ook.
Want Hij zelf is oud en eeuwig jong.
Zijn jaren kunnen niet geteld worden.
Hoever ge ook in de geschiedenis van
ons menschelijk geslacht teruggaat, over
al ontmoet ge Hem, die zich aan men
schen geopenbaard heeft. En altijd is Hij
dezelfde. Bij Hem is geen verandering.
Weet gij het niet? Hebt gij niet ge
hoord, zoo vraagt de profeet, dat de
eeuwige God, de Heere, de Schepper
van de einden der aarde, noch moede,
noch mat wordt? (Jes. 40 2).
En niet alleen dit, maar Hij is ook de
bron van alle kracht. Uw jeugd, uw
frischheid, de schijnbaar onuitputtelijke
levenskracht van uw jonge jaren, het was
alles zijn gave, zijn werk.
Hij is het, die eiken nacht na uw vol
brachte dagtaak, waarvan uw moede li
chaam verkwikking zoekt, dat wonderlij
ke werk aan u doet van de verfrisschinr
van uw lichaam en geest, zoodat ge den
volgenden morgen met vernieuwde ener
gie aan den arbeid gaat.
Toch, er is een andere vermoeienis,
waarin geen slaap u verwikking geeft,
waarvan de nachtelijke rust u niet be
vrijdt.
Als uw geest overspannen is, dat de
slaap van uw oogen wijkt, en ge uw le
gerstede verlaat zooals ge die des avonds
hebt opgezocht. Als uw energie verlamd
schijnt, zoodat de twijfelmoedige vraag
u bekruipt, of ge wel ooit weer tot uwer
arbeid bekwaam zult zijn.
Maar ook dan is nog herstel mogeli
in den weg der middelen. En als dan ein
delijk, na weken en maanden, de over
spannen zenuwen hun veerkracht terug
krijgen en de lust en de kracht tot wer
ken weer terugkeeren, o dan dankt
ge zoo innig den God der krachten, die 1
dit herstel schonk..
Dan is er wel beschaming over uw eigen
klein geloof en moedeloosheid, over uw.
biddeloosheid zelfs, dat ge in die moei
lijke en donkere tijden niet vertrouwdet
op Hem, die den moeden kracht geeft
de sterkte vermenigvuldigt dien, die geen
krachten heeft (Jes. 40:29).
Dan, ook hiermede hebt ge nog de diep
te van dit woord van den profeet nie
gepeild. Want dit alles heeft nog maar
betrekking op uw natuurlijke krachten.
Die vermoeidheid van lichaam en geest,
die tot uitputting van uw krachten zich
verdiepen kan, overkomt u naar dat le
ven, dat u met alle menschen gemeen is.
Al zal een Christen er dan ook anders
onder verkeeren dan de anderen.
De moeden en krachtloozen, op wie de
profeet het oog heeft, zijn echter ande
ren. Zij zijn die Jakob, die zegt, ze zijn
dat Israël dat spreekt: mijn weg is voor
den Heere verborgen en mijn recht gaal
van mijnen God voorbij, (vs. 27).
Het is dat volk, dat wel om zijn zon
den in ballingschap zucht, maar daarin te
gelijk onrecht lijdt van de heidenen, die
God niet kennen. Dat volk, dat de belof
te heeft van genade en verlossing, maar
dat zoolang al tevergeefs naar de vervul
ling van die belofte heeft uitgezien.
Het zijn degenen, wier geloofskracht
bezwijkt en die het hopen op den Heere
bijna opgeven, die het niet meer kun
nen volhouden.
En dan doet God dit wondere, dat Hij
zijn eeuwig en onveranderlijk Woord
nieuwe kracht en nieuwe klem op hun ziel
geeft, en zoo het geloof er weer bovenop
haalt.
Zoo vast als zijn woord en beloften in
zijn voornemen zijn, zoo vast maakt Hij
't ook in hun hart. Hij, die zelf nooit moede
noch mat wordt, geeft uit de volheid van
zijn kracht dezen moeden kracht en ver
menigvuldigt hun de sterkte.
En dan zullen de jongen moede en mat
worden: maar niet zij die den Heere ver
wachten en van Hem kracht en vermenig
vuldiging van sterkte ontvangen.
Want de idealen van de jeugd worden
niet verwezenlijkt, gelijk ze eens werden
gekoesterd. En de illusies van de jonge
lingsjaren verdwijnen als wolken. Maa
de verwachting des geloofs, die in der
Heeren Woord .en beloften haar grond
vindt, bezielt met nieuwe kracht en le
ven en nieuwen moed. Voor het leven en
voor het sterven beide.
Zoo maakt God oude menschen jong
Neen, niet naar het lichaam. En ook niet
naar de natuurlijke veerkracht van d—
geest. Maar wel jong naar het innerlijk*,
eigenlijke leven van hun ziel.
Ja, dan ziet ge dat wonderlijke ver
schijnsel, dat bij het wegkwijnen van de
natuurlijke krachten die verborgen gees
'elijke kracht toeneemt. Soms ligt er ovei
den avond van zulk een leven een hooger
glans van het eeuwige licht en het eeuwi
ge leven.
En terwijl het zelfs jongeren van jar
ontbreekt aan alle waarachtige energie
wekt de geloofsmoed en de geloofskracht
van deze ouden van dagen keer op keer
uw bewondering.
Het geheim van deze kracht ligt in de
verborgen werking van den Geest des
Heeren. En het geloof, dat den Heere ver
wacht en op Hem blijft hopen, waar het
leven almeer alle uitzicht afsnijdt, ver
leent de krachtvernieuwing, die volhard
tot het einde. Om dan op te waken ir
die zalige gewesten, waar alles eeuwig
jong en krachtig is.
DE KINDERZIEL
Wij lezen in het tijdschrift „Onze Kinde
ren" over het wonder der Kinderziel:
Ziel en lichaam kunnen moeilijk on
afhankelijk van elkaar beschouwd wor
den, daar hun werkingen in elkaar grij
pen gelijk de raderen van een vernuftig
samengestelde machine waarhij men zich
dan wel bewust moet zijn dat deze ver
gelijking nog uitermate zwak is. De we-
derzijdsche verbinding toch van lichaam
en ziel is geen mechanische maar een
in diepste kern geheimvolle,, door Gods
scheppenden wil tot stand gebrachte,
allerinnigste verbondenheid.
Duidelijk openbaart zich dit bij het
openbloeien van een kinderleven, de
lichaamskrachten en de zielskrachten
groeien gelijkelijk in allernauwste sa
menwerking.
Met de ontwikkeling der zintuigen:
tastzin, smaak, gezicht, gehoor, reuk,
ontwikkelt zich het vermogen indruk
ken te ontvangen: met de ontwikkeling
der hersenen, het vermogen zich op de
indrukken te bezinnen. Heel langzaam,
(in verhouding tot de enorme arbeid
welke wordt verricht, feitelijk heel snel)
verbindt het kind indrukken en begrip
pen, bouwt het zijn innerlijk wereldje
op, vormen zich bepaalde karaktertrek
ken, werkt het onafgebroken aan den
opbouw van een eigen persoonlijkheid
als een bloem aan do volkomenheid van
zijn vorm. De ontwikkeling van het
kind, dat is: de gelijktijdig plaats grij
pende ontwikkeling van ziel en lichaam,
is een duizenden malen plaats vinden
de gebeurtenis, waarop wij in het dage-
lijksche leven nauwelijks acht slaan,
doch die een gebeurtenis is, zóó boel
end en verrassend en niet zelden pan
grijpend, dat het voor den aandachtigen
mensch tot een openbaring zal worden.
Er is over dit onderwerp reeds veel
geschreven. De psychologie van het
kind is reeds tal van malen het onder
werp geweest van dikke studieboeken
en daarnaast heeft menig kunstenaar
het zich ontwikkelende leven der kin
derziel in roman en vertelling willen
vastleggen, in schilder- en beeldhouw
kunst willen uitdrukken.
Het leven der kinderziel en zijn open
haring jn het groeiend kind, zal altijd
een bron blijven van ontroering en het
zal ons nimmer vervelen uit deze
eeuwig frissche bron te putten.
ONZE VOEDING
Wij lezen in het tijdschrift „De Dokter in
Huis":
Hier onder volgt een overzicht over
de noodzakelijke bestanddeelen, die
ons voedsel moet bevatten, om gezond
en krachtig te zijn en te blijven. Voorat
zij gezegd, dat het volstrekt niet noodig
is het een of andere voedingssysteem,
bv. vegetarisme, lacto-vegetahiel diëet,
rauwkost, éénzijdig op te volgen, maar
dat de gemengde kost (dierlijke én
plantaardige voedingsmiddelen bevat
tend) voor gezonde menschen over het
algemeen de beste is. Mits zij aan de
volgende voorwaarden voldoet:
1. Zooveel mogelijk afwisseling in den
dagelij kschen kost brengen.
2 Het gebruik van vleesch, eieren en
wittebrood beperken; meer melk,
bruin brood, volkorenbrood, aardappe
len, groenten en vruchten gebruiken
3 Eiken dag wat rauw voedsel (sla, ra
dijs, ramenas, tomaten, versche vruch
ten) gebruiken.
Een dergelijke kost voldoet aan de
eischen der moderne voedingsleer en b"-
vat alle noodzakelijke voedingsstoffen.*;
Deze zijn kort gezegd de volgende:
1. Eiwitten. Zij zijn het onmisbare
bouwmateriaal van ons organisme. Een
volwassen mensch heeft er ongeveer 70
tot 80 gram per dag van noodig. Zij ko
men 't meest voor in dierlijke voedings
middelen, zooals vleesch, visch, eieren,
melk en kaas, maar ook in aardappelen,
erwten, boonen en linzen.
2. Koolhydraten, d. z. hoofdzakelijk
meelsoorten on suiker. Zij zijn het be-
drijfsmateriaa! van het lichaam en ko
men 't meest voor in brood, meelspijzen,
aardappelen, honing en alle zoete vruch
ten. Zij vormen het hoofdbestanddeel
van ons dagelijksch voelsel.
3. Vetten. Zij zijn van dierlijken en
plantaardigen aard en vormen verwar
mingsmateriaal van ons lichaam. Daar
om hebben wij ze vooral in den winter
noodig. Meer dan 40 tot 80 gram vet per
dag, al naar gelang van den arbeid, die
verricht wordt, is niet noodig, meestal
ook schadelijk, daar de spijsverterings
organen niet meer verdragen.
4. Minerale zouten. Deze komen het
meest voor in melk groenten, salade en
vruchten. Zij spelen een belangrijke rol
in de stofwisseling en kunnen in het
dagelijksch voedsel niet gemist worden.
5. Vitaminen. Dit zijn bijkomstige voe
dingsstoffen, die pas in den laatsten tijd
zijn ontdekt. Men kent er thans 6 soor
ten van, die alle hun bepaald nut heb
ben. Wij hebben er slechts kleine hoe
veelheden \an noodig, maar deze moe
ten wij hebben om gezond te blijven.
Deze stoffen komen hoofdzakelijk voor
in versche melk, grasboter, versche
groenten, versche vruchten. Zij worden
door lang koken of steriliseeren onwerk
zaam gemaakt. Vandaar de eisch der
voedingsleer: eiken dag wat rauw voed
sel te gebruiken, dat deze stoffen be
vat Wie dus eiken dag b.v. wat sla,
rauwe vruchten of tomaten eet, krijgt
genoeg vitamin n binnen, zoodat hij niet
de toevlucht behoeft te nemen tot de
kunstmatige reclame-preparaten van den
huidigen dag. die bovendien duur en on
betrouwbaar zijn.
Dit zijn de grondbeginselen voor de
beste voeding voor den gezonden
mensch. In ziektegevallen kunnen if-
wijkingen hiervan, veranderingen, toe
voeging of weglating \an bepaalde voe
dingsmiddelen noodig zijn. Ook strenge
diëetkuren zijn vaak van groot nut, b.v.
een tijd lang rauwkost-diëet of eenige
weken vegetarische kost. Over liet alge
meen past bij de meeste chronische ziek
tetoestanden het beste liet gematigd ge
mengd dieet.
Een goede regel, vooral voor een fa
milie met kinderen, luidt: Geef 1/3 van het
kostgeld uit voor melk, 1/3 voor brood, aard
appelen, groeten en ooft, en de rest voor
vleesch, visch, eieren, vet en zoetigheden.
BRIEVEN VOOR ZIEKEN
Wij lezen in het tijdschift „In en om ons
Huis'
Ieder zal toestemmen dat er moeilijke
dingen in het mensrhenleven voorko
men. De Heere d( et alles om een
mensch geheel naar Hem toe te trekken
en juist daarvoor brengt Hij ons in s
levens moeilijkheden, opdat deze ons
steeds meer naar Hem zullen uitdrijven
en Hij meer het middelpunt van alles
wordt. Allicht was het vertrouwen op
uwe verzorgster wat te groot en moet
juist daarom deze naar t ziekenhuis;
zoo moet u veel meer uw vertrouwen
richten op uw hemelsrhen Vader, te
meet nu u zelf hulpbehoevend zijt ge
worden. Nu ko nt het er op aan dit ver
trouwen te heieven en u geheel aan
Zijn vaderzorg over te geven en dan zal
blijken, dat wij met een trouwen God te
doen hebben, die geen enkele van Zijne
beloften op aarde doet vallen en ook u
niet zal doen omkomen. Wij kunnen op
Ilem aan, dat Hij een waarmaker van
Zijn Woord is, Hij zorgt voor u.
Dit zijn levensbeproevingen, die de
mensch steeds weer noodig heeft tot op
bouw van ons geestelij1' leven. Dat ge
voelen wij altijd niet zoo, maar bij eenig
zelfonderzoek kennen wij ons zelf wel
zóó goed, dat wij deze waarheid besef
fen en dan later dan zeggen wij: het
heeft zoo moeten wezen, want anders
was ik niet dicht genoeg hij mijnen Hei
land gebleven.
't Is altijd een moeilijk probleem, wat
u naar voren brengt. Wij vragen altijd
maar weer, waarom is dit en waarom
moet dat en daarom kan ik het begrij
pen, dat men zirh weleens afvraagt:
waarom ber ik nu ziek en mijn atge-
Intcressante ontmoeting tusschen twee reuzen. Het Duitsche luchtschip „Graf Zeppelin"
passeert het Amerikaansche stoomschip „New York". De luchtreus maakt een lichte
buiging, de oceaanstoomer laat zijn sirene gillen en ieder gaat weer zijns weegs
WEET GIJ DAT WEL?
Weet gij wel, dat niet slechts vreugde,
Maar ook smart en tegenspoed
U steeds dichter bij den hemel,
Bij den Vader brengen moet?
Weet gij wel, dat 't pad naar boven
Vol met scherpe doornen ligt,
En ge steeds uw voet zult wonden,
Waarheen g' ook uw schreden richt
Weet gij wel, dat Jezus volgen,
Dat het doen den wil van God,
U niet 's werelds vreugd zal brengen,
Maar wel 's werelds scherpste spot?
Weet gij wel, dat, als Gods kind'ren
.Wandelen naar 't Vaderhuis,
Altoos zij dien weg betreden
Diep-gebogen onder 't kruis?
Weet gij wel, dat heel uw leven
Aan uw God moet zijn gewijd?
En in alles gij moet tooneu
Dat ge van Gods kind'ren zijt?
Weet ge, dat, om Jezus' wille,
Dikwijls u het lijden wacht,
En het wand'len in Gods wegen
Velen reeds in moeite bracht?
Ja, wij weten het, o Heere,
Al begrijpen wij het niet.
Maar ook weten wij, dat eenmaal
Na het Kruis de Kroon (V ons biedt.
Leidt G' ons vaak langs donk're wegen,
Toch gelooven wij: 't is goed!
Wijl de weg, dien G' ons doet wand'len
Steeds naar boven leiden moet!
dwaalde familie gezond? Dit zijn wel
zeer persoonlijke vragen, en 'k wil ze
op uw verzoek mee weleens nader Be
lichten, maar weet, dat wij 's Heeren
geheimen raad niet inkomen en wij ook
slechts onze menscheiijke gedachten heb
ben en als menschen zulke dingen be
zien. Maar zou misschien juist omdat
u ziek was, bet gevaar van uw afdwalen
niet voorkomen zijn? Wat dunkt u?
Zou misschien juist het dragen van uw
kruis, uw ziekte, niet meer tot hen spre
ken dan gezondheid gedaan had? Door
uw ziektetoestand weiden zij telkens
weer herinnerd dat het leven verganke
lijk is en het leven niet altijd voorspoed
blijft, maar ook dat de kwade dagen
komen niettegenstaande oogenblikkelij-
ken voorspoed. Dan nog is voorspoed
óók beproeving, moet dit ook dienen om
ons bij den Heere te doen leven. Voor
spoed moet ons tot dankbaarheid voor
des Heeren zegeningen uitdrijven maar
t doet juist Hem den rug toekeeren,
want zij weten het zelf wei en hebben
Hem niet noodig. Voorspoed is o, zoo
gevaarlijk voor het dienen van God. Het
schijnt een der grootste struikelblokken
op het pad des geloofs.
Och, wij kunnen het leven van geen
enkelen kant bezien, of wij komen voor
's Heeren doen in het leven te staan;
met 's Hoeren zorg ter beproeving van
den mensch tot 's menschen eeuwig
heil. Maai de mensch wil niet zien,
is ziende blind en hoorende doof als het
gaat om onvergankelijke dingen. Wij
vergeten te vaak, dat dit aardsche leven
slechts een doorgang is naar het
eeuwige cm wij juist voor dat eeuwige
zijn geschapen, dat alleen bereikbaar is
door ons aardsche leven heen, opdat dooi
den weg des levens uitkomt wie wij
zijn: of al de moeilijkhedm, evenals da
vooi-spoed ons bij den Heeire zullen hou
den?
Gods wegen zijn moeilijk, ja, laat ons
maar eerlijk zeggen, zij zijn de onze
niet, maar geen weg is zoo moeilijk dat
hij niet gegaan kan worden daar is
Gods trouw ons borg voor.
Weest daarom, niettegenstaande uw
zorgen en uw moeiten dankbaar, dat de
Heere bemoeienis met u wil hebben en
laat ons getrouw blijven, trouw aan Hem
opdat Hij Zijn woord en beloften aan ons
be vestige.
IJ- J. H. B.
Erger dan een phonograaf.
„Wij hebben zoo'n ding gekocht, dat praat
als je het opwindt. Vijf en twintig gulden
maar; vind je dat niet goedkoop?"
„Ik heb er een gekregen voor niemendal,
toen ik trouwde en dat behoef je niet eens
op te winden, het gaat vanzelf, altijd
doorJ
»Vun wie heb je het gekregen?."
„Van mijn schoonouders."
ff"
VOOR DE VROUW
Van socialistische zijde poogt men ijverig de
vrouw in de klassenstrijd te betrekken. En „De
Proletarische Vrouw" animeert daartoe genoeg en
men geeft de vrouwelijke partijgencoten wenken te
over hoe men voor dat doel en eigen omgeving
het best kan bezig wezen, „want" zoo heet het,
„zoolang de arbeidersvrouwen afzijdig blijven van
den strijd om een betere samenleving, zoolang is
deze onmogelijk."
Daartoe moeten die vrouwen abonnee worden
of blijven op De Proletarische Vrouw, daarin
wordt men dan wel opgeleid tot een goede pge.
Missch'en denkt men, nu ja, maar wat deert ons
dat. Wij lezen dat blad niet, zullen het niet lezen
want in ons Christelijk gezin zijn we principieel
overtuigd dat socialisme met Christendom zich niet
samen verdraagt. Dat zal wel waar wezen, wat
de ouderen aangaat, maar de opgroeiende kinde
ren, de jongens en de meisjes, die komen verder,
dan onze huiskamer. Die spreken meer menschen
dan on6 besloten vriendenkringetje bevat. Die
komen volop met het leven in aanraking, en daar
hooren ze van alles. Dan is het ook mogelijk dat
ze hooren van socialisme. En daar verstaat men
wonderlijk de kunst om met mooie woorden te
goochelen.
Daartegen moeten de opgroeiende jongens en
meisjes gewapend wezen. Als de socialisten hun
vrouwen oproepen tot medewerken in de strijd, dan
moe'en onze Christenvrouwen ook paraat zijn.
Die moeten medestrijden op een vreedzame
manier. Zij kunnen hun jongens en meisjes ook
wapenen met een groote schat van kennis van onze
eigen beginselen.
Daarom hoeft het huisgezin niet verwaarloosd te
worden, de kousen kunnen toch gestopt, er be
hoeft niet veel tijd voor afgenomen te worden.
"Wie belang wil stellen vindt wegen genoeg om
de kennis te vermeerderen.
Een groote jongen en opgroeiend meisje vindt
het fijn als ze van Moeder er ook eens iets over
hooren. Anders kun je het nrsschien zien, dat
Moeder alleen maar goed genoeo wordt geacht om
te zorgen, dat et eten op tijd klaar is, dat de
kleeren heel zijn, de huiskamer in orde enz. maar
Voor de rest telt ge niet mee. Met een schouder-
ophalen wordt er dan gezegd, och daar weet
Moeder immers toch niet van, en de kinderen
wenden zich naar anderen om raad, O, ik achc
zeker geen oogenblik gering de zorg voor eten,
Meeding, het huis enz., dat is van ontzaglijk belang,
maar ik geloof dat onze Hollandische huisvrouwen
zeker ndet lijden aan een tekort aan zorgen voor
die dingen. Wij Hollandsche huisvrouwen, wij
stellen er onze eer gelukkig in, dat alles in de
puntjes in orde is. Daartoe behoeven we zeker .liet
opgewekt te worden, maar wel moeten we van tijd
tot tijd er eens aan herinnerd worden, dat er ook
is die andere kant van het leven. Daarvan hangt
immers ook zoo heel veel af. Ik schreef hier
boven dat men van socialistische zijde hierop werkt
en wijst.
Men gaf in hun vrouwenblad van 10 Januari
j.'l. een heele pagina aan dit onderwerp: „Democra
tie in het gezin."
Daarin wordt de vrouw geleerd in het gezin
bewust de democratische beginselen te beleven,
want, men weet het wel wat de kinderen thuis zien
is van veel belang en wie de kinderen heeft heeft
de toekomst. Men zegt er: Alleen kinderen, die
nooit anders dan „democratie" om zich heen heb
ben gezien en zelf dus altijd „democratisch" be
handeld zijn, zullen als volwassenen niet anders
dan democratisch kunnen optreden, dw.z. hun me-
demenschen behandelen, zooals het waarlijk men
schen toekomt."
Ziet ge dus het gezin, van daaruit wil men de
democratie laten beginnen. Men werkt er hard
voor.
Dit is nu maar niet iets ver weg, ergens aan
het e:nd van een werelddeel, of waar dan ook.
Neen dat is vlak bij ons naast onze deur. De kin
deren van die gezinnen en van onze gezinnen ont
moeten elkaar, ze spelen wel met elkaar. Later
praten ze met elkaar.
Als dan in dat eene gezin bewust gearbeid wordt
in socialistische geest, moeten wij dan niet mee wer
ken met al onze krachten om ons eigen heerliik
Christelijk beginsel te kennen, te beleven en ook bij
de onzen ingang te doen vinden. Met die vreedza
me wapenen kunnen, mogen en moeten we vechten.
Onlangs las ik in de socialistische pers ik
ci'eer dimaal uit mijn hoofd omdat ik niet precies
,de krant meer weet waarin het staat:
„Zoolang de kapitalistische maatschappij het ons
nog toestaat zullen wij onze beginselen propa-
geeren."
De Christenen, die hun Bijbel goed kennen,
weten, dat er tijden zullen komen, ach eigenlijk zijn
die tijden in het Oosten van Europa er al, en wie
weet hoe spoedig ze ook onze grenzen zullen na
deren, dat men niet meer vrij is te spreken over
wat ons Christenen heiiig en lief is
Maar nu kunnen en mogen wij nog vrijuit spre
ken over onze eigen levensbeginselen, gegrond op
den Bijbel.
Laten wij Christenvrouwen dan op onze beurt
zeggen, zoolang wij nog kunnen zoolang cr neg
vrede en vrijheid is, zoolang zullen wij onze eigen
beginselen propageeren. Daartoe behoeven we niet
allen er op uit om in vergaderingen te gaan spre
ken of op huisbezoek te gaan. Dat is niet ieders
taak. Maar wel rust op elk de >Kcht om in eigen
gezin te vertellen hoe onze levensbeschouwing is,
en hoe in deze tijden onze levenshouding moet
zijn. De Bijbel leert ons bidden en werken. Dat is
het werk van onze handen en ook van onze geest.
Men klaagt veel over de afval van de jeugd in
onze dagen. Laten wij onszelven afvragen of wij
in getrouwheid daartegen ook arbeiden. Als God
ons in een gezin of levenskring ste'lde, dan legde
Hij ons daarmede ook verantwoording op de
schouders. Die verantwoording blijft er, al willen
velen in bezorgdheid om de stoffelijke zorgen voor
de kleeding, kamers en keuken, die over het hoofd
zien.
Laten we toch die verantwoordelijkheid voelen
en ook aan die taak arbeiden, zoolang we nog
mogen.
VOOR DE JEUGD
M'N BESTE NICHTJES EN NEEFJES
Alle prijzen van den wedstrijd zijn nu zeker wel
ontvangen. Mocht dit bij één van jullie nog niet
het geval zijn dan hoor ik het nog wel even.
Terwijl ik jullie nu schrijf, het is Dinsdagmor
gen, straalt de zon helder en hef- vriest, wat zullen
'ulte blij zijn. Ik denk, daf -haabsen al weer
nagezien worden, jullie atuurlijk weer o
zoo graag rijden.
Zoo, voor dezen keer At hier maar bij.
Er moet nog meer in ons h .::e
Heel veel groeten van jullie
TANTE 1RUUS
DE FOTO, DlI NIET GEMAAKT WERD
Zus Berta kroop op haar knieën door de lange
gang. Zwww, zwww, gleed met lange halen de
vloerveger over de looper heen. O, wat was die
gang toch een eind als je die eiken- dag vegen
moest. Pff, zuchtte Berta, vegen valt niet mee, wat
een stofl Die jongens loopen ook eiken dag zooveel
vuil in.
„Kom, laat ik toch opschieten", vermaande zij
zichzelf.
Maar ineens richtte Berta zich op, ze lachte
stilletjes, „nee maar dat doe ik", zei ze een beetje
hardop. „Da's een reuze idee, es kijken hoeveel tijd
ik nog heb, da's vier, vijfzoo nog rond zes
weken. Nee maar dat doe ik. De jongens denken
eerder toch nergens aan, en die betalen hun portie
wel. Da's net genoeg."
Berta bukte zich weer, zww, zww, suisde de
veger weer over de looper. Het schoot nu op. En
aldaar bleef Berta maar blij kijken.
Ze had zeker wel een heel mooi plannetje ge
maakt.
Ja dat was zoo!
Berta was Moeders groote dochter van achttien
jaar. Zij hielp Moeder eiken dag in de huishou
ding. Ze had twee fiksche broers, één van vijftien
en één van dertien jaar, en dan had ze nog een
zusje van drie jaar.
Als je Berta daarover hoorde!
Ze kwam er nooit over uitgepraat. Zusje was
een schat, een heerlijke dot, o wat wist Berta voor
zusje een massa lieve naampjes te verzinnen. Na
tuurlijk hield ze van Ab en Jan ook wel. Dat waren
twee leuke jongens, op wie je zoo van tijd tot tijd
eens frisch mopperen moest. Maar zusïe, daar kan
je niet op mopperen, die was altijd zoo lief. Nou
ja als ze eens iets deed, waarvan ze wist, dat het
eigenlijk niet mocht, dan deed ze zoo grappig, die
kleine knuisjes voor haar oogjes, en dan gluurden
die blauwe kijkers zoo leuk door de kiertjes heen,
dat je nooit boos kon blijven.
Moe mopperde wel eens op zusje, maar dan
sprong Berta altijd voor Loeki in de bres. Ja Moe
schudde het hoofd er wel eens over en zei tegen
Berta: ..Kmd, kind, je maakt het me werkelijk
moeilijk. Zusje mag niet zoo verwend worden,
anders komt er niets van terecht, en dan blijft er
van ons aard:ge Loekje niets over als een kleine
'a-c't!pe zeur."
Berta zweep dan maar, doch ze was het er lang
n!et mee eens die lekkere zus stout, verbeew je!
Nee als er dan wat te mopperen viel, dan kan
je het beter op Ab doen, die in al zijn vijftien jaren
nog niet geleerd had behoorlijk zijn voeten te vegen
als hij van buiten kwam. Dat kon je aan de gang
altijd goed genoeg merken.
Nu was Berta toen ze zoo die lange gang moest
vegen, zoo maar ineens een leuk p'lan in de ge
dachte gekomen. Ze had gedacht aan Moeders
verjaardag, die al aardig in 't zich kwam. Wat
zou ze Moe geven? En wat konden de jongens het
beste doen? Berta wist wel hoe 't weer gaan zou.
Een paar dagen slechts voor Moeders verjaardag,
dan zou Ab eens stiekum aan haar mouw trekken
en dan zeggen: „Zeg Bert, kom es mee, 'k moet je
wat vragen. En dan boven, of in de keuken, zou
hij haastig zeggen, alsof het groot nieuws voor
Berta was: „Zeg, Moeder is over één of twee
dagen jarig. Wat moet ik dan geven, kan jij niks
bedenken, 'k heb net rond zooveel in kas. Dat
mag natuurlijk allemaal voor Moeder gebruikt
worden."
„Ja jö, 'k heb al wat bedacht. Geef jij Moe
dat
•.O, zei Ab dan opgelucht. Da's weer voor me
kaar. Ga jij mee koopen?"
Met Jan gmg het de laatste twee jaar al net
zóó. En met Vaders verjaardag stond Berta al
voor hetzelfde geval.
Die jongens ook! Ze hielden dolveel van Vader
en Moeder. Ja echt waar, maar daar was ook
elke dag zooveel o maan te denken. Waar je afge
sproken had om met mekaar te voetballen. Nou dat
ken had om met mekaar te voetballen. Nou dat
was alleen al een hee'le uitzoeikerij en onthouden,
want je had geen enkel plekje waar 't mocht van
de politie. Ja, die plekken waren er wel, maar
dan moest je betalen voor het terrein. En beta
len...... lieve menschenje zakgeld was toch
al tienmaal te weinig. Nou dan ging je maar spe
len, waar het zoo eens uitkwam, maar nooit te
dikwijls op één plaats, want als de politie het
nou dan kon je beenen maken, en ook nog
gncote kans .dat je bal foetsie was. Nou dan
moest je dus eiken keer maar weer afspreken,
waar je dan weer eens spelen zou.
En dan de school! Lieve tijd, dat was allemaal
een kwestie van onthouden. Ieder mensch kan nou
wel begrijpen, dat je er nret veel meer bij gebrui
ken kunt om te on'houden. En, nou ja. Berta was
er toch. die hoefde nou letterlijk nergens aan te
denken, geen school, en ze voetbalde niet. Die
kon te best helpen bij zulke cevaTen, vonden Ab
en Jan. Berta deed 't ook altijd wel.
Dat kan gezegd worden, 't Was een kranige
meid, al ken ze wel eens wat mopperen. Ze naai
de ook wel eens gauw wat voor je dicht, zonder
dat Moeder het wist. want och ais je zoo aan 't
voetballen was, of je had moeten vechten, nou ja,
dan was «daarna wel eens wat aan je kleeren te
bespeuren. Kijk, dan sprong Berta wel eens aar-
dig bij.
Nou was het nog zes weken voor Moeders ver
jaardag en nou had Berta haar plannetje al klaar
Nog vroeg genoeg zou je denken, doch Berta re
kende uit, dat ze dien tijd kostelijk goed noodig
Kijk, zóó zou ze doen.
Ze zou stilletjes zonder dat Moeder 't wist voor
zusje zoo n beelderig wit jurkje maken, net als ze
aatst in de eta age van die fijne zaak had zien
hggen, dan maakte ze er zoo'n grappig baretje bij,
dat zou op zus d r krulleból leuk staan. Ze kocht
er witte kousjes en schoentjes bij en dan zou ze
met zustje naar een fotograaf gaan. Die moest dan
van zusje alleen eens een heel mooie, groote foto
maken. Dan konden de jongens er een fijne lijst
om ko°Pcn- (Wordt vervolgd)
SPREEKWOORDEN
Sparen, doet garen.
Wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de
zon loopen.
Holle vaten klinken het hardst.
Het zijn niet allen koks, die lange messen dra
gen.
Nieuwe bezems vegen schoon.
Als twee kijven, hebben beiden schuld.
Ledigheid is des duivels oorkussen
^Voorzichtigheid is de moeder van de porselein-
Vrienden in nood, honderd in een lood.
Het oog van den meester, maakt het paard vet.
Honger maakt rauwe boonen zoet.
Honger is een scherp zwaard.
Honger is de beste saus.
Vele honden zijn des hazen dood.
De pot verwijt den ketel, dat hij zwart ziet.
Tijd is geld.
Na gedane arbeid is 't goed rusten
kijfen 9ekrC0en paard moM men in 4»n bek
Ondervinding is de beste leermeester
Vogeltjes, die zoo vroeg zingen zijn voor de
poes.