VOOR VROUW EN
KIND
MAAS- EN SCHELDEBODE
DE PLAATS BEREID
WAAROVER WIJ LAZEN
ADVENTSLIED
VOORDE
ZONDAG
„En zoo wanneer Ik henen zal gegaan
zijn en u plaats zal bere'd hebben, zoo
kom Ik weder en zal u tot Mij nemen,
opdat flii ook zijn moogt, waar Ik ben."
Joh. 14:3.
Wat is het toch, als de Heere Jezus
zegt, dat Hij in het huis Zijns Vaders den
zijnen plaats bereidt?
Wel, als wij daarvan iets verstaan wil
len, moeten wij ons bewust zijn van het
groote plan, dat onze Zaligmaker, krach
tens Gods bestel heeft uit te voeren: het
plan van het koninkrijk Gods. In dat
koninkrijk heeft elk van Jezus' gekochten
een eigen taak te volbrengen. Niemand
is daar zonder beteekenis. Het gaat alles
onder de opperste leiding van den Heere
Christus, maar ieder heeft zijn werk, op
zijn eigen plaats in het groote geheel.
Dit is zoo door God van eeuwigheid
vastgesteld. En zooals er nu voor elk
mensch een bestemde tijd is, om geboren
te worden, en in het aardsche leven te
treden, om zijn rol daarin te vervullen
naar Gods bestel, zoo is er ook voor elk
mensch ,die door Christus verlost is, een
bestemde tijd, waarop hij in het hemel-
sche leven moet ingaan, om daar Zijn
taak. die hij op aarde vervulde in dienst
van zijn Koning, zij het op gansch andere
wijze, voort te zetten. Er breekt 'n oogen-
blik aan, waarin het groote werk van het
koninkrijk der hemelen zoover is vooLt-
geschreden onder de leiding van onzen
Heere Jezus, dat de plaats in den hemel
voor Zijn discipel openkomt, en het tijd
is om over te gaan in den hemelschen wijn
gaard, om daar te arbeiden
Dan moet hij ook onmiddellijk invallen
en zijn plaats, die openstaat, bezetten,
opdat de gang van het koninkrijk der
hemelen geen oogenblik stokt, en zonder
hapering of stoornis het groote werk
voortgang heeft.
Voor zulken is dan „de plaats bereid".
Zij kunnen boven niet meer gemist wor
den. En hoe smartelijk de leegte, die zij
achterlaten door liefdevolle harten be
weend worde, beneden kunnen ze wel
gemist worden. Daar is naar Gods raad
hun plaats niet meer, hun taak is er af.
En precies in dat oogenblik nu, waarin
hun plaats bereid is in den hemel, sterven
zij. Met andere woorden: dan komt Jezus,
om ze tot zich te halen en hun te geven
de plaats, die nu boven bereid is.
Wat maakt dat het sterven anders. Dat
wil dus zeggen, wanneer de ure aan
breekt, waarin Gods kind de doodsvallei
in moet, dat het de dood niet is, die hem
halen komt, maar dat het de Heere Jezus
is, die hem komt halen. „Ik kom weder,
zegt de Heere, en Ik zal u tot Mij nemen."
Zoo wordt het sterven een hemelvaart
voor Gods kind. Dat zien de achterblij-
venden niet, die zien de benauwdheid van
den dood, maar het is telkens een komen
van Jezus en de ziel herkent den Heiland
met zalige verrukking, en roept: „het is
de Heere", en het wordt een wenken van
Jezus: Kom, uw plaats is bereid, en een
jubelend antwoorden: Hier ben ik, Heere.
Een opvaren dan naar den hooge met den
Heere, al hooger. een schoone hemelvaart
naar nooit geziene oorden, en een ont
vangst in het vaderhuis met de vele wo
ningen, een geleid worden van de
engelen naar de plaats, die Jezus bereidde.
Niet waar? dat zou jaloersch maken op
degenen, die zijn voorgegaan. Dat is, om
in zijn beste oogenblikken den Christen
de zucht en bede te doen opzenden:
Heere, bereid mijn plaats, wanneer zal ik
ingaan?
Nu is dit niet genoeg. De Heere moet
ons eei. plaats bereiden, maar evenzeer is
noodig dat Hij inmiddels ons toebereid
voor die plaats. Als wij bidden: geef mij
een plaats in de triumfeerende Kerk. dan
moeten wij ook bereid zijn en gewillig,
om onze plaats in te nemen in de strij
dende Kerk.
Maakt de Heere ons woning In den
hemel, dan zal het noodig zijn, dat hij
zich eerst woning gemaakt hebbe in ons
hart. Het is niet genoeg, te vragen: Heere,
geef mij een plaats in Uw hemel. Daar
moet ook zijn, een ernstig begeeren:
Heere, maak gij u plaats in mijn hart,
maak dat tot Uw woning, Uw tempel.
Laat de Heiland in uw hart wonen met
Zijn Geest, laat er Hem veel plaats, noo
dig Hem uit, om er de boosheid uit te
drijven en er de liefde in te dragen, die
nimmermeer vergaat, den ijver voor den
naam des Heeren, om dat hart in gloed
te zetten.
Zoo zal de Heere U steeds meer toe
bereiden tot de plaats, die Hij in den
Hemel voor u bereidt. Dan geeft gij uw
hart en uw leven gaarne en met blijd
schap voor Zijn dienst.
En dan komt er ook een oogenblik.
waarin gij, wellicht ongemerkt, rijp zijt
geworden voor den hemel, en in den
hemel uw plaats gereed staat.
Niet, dat gij dan heilig zijt ,en uw booze
natuur geheel overwonnen hebt, gij blijft
tot de stervenssnik een zondaar. Maar
het is het oogenblik, waarin de Heere
zoo ver voortgeschreden is. in de verwer
kelijking van Zijn groot plan voor het
koninkrijk der hemelen, dat uw taak op
aarde eindigt, en uw taak in den hemel
begint.
En in dat oogenblik sterft gij dan, geen
oogwenk vroeger of later. Want als de
Heere u plaats bereid heeft, komt Hij
weder, om u tot zich te nemen. Zalig zijt
gij, zoo wanneer de Heere boven zegt:
gereed, en gij voor uzelf in die ure ook
zegt: gereed, Heere.
..DEN OUDEN TOOVENAAR"
In „De Jonge Vrouw" lezen wij over „De Dlch-
ter-leerling van „Den Ouden Toovenaar
Een schildersatelier.
Prenten en bladen slingeren rond. Tegen de
muur leege lijsten en breede houten paneelen.
Eiken handpersen voor het afdrukken van de
koperetsen.
Een warreling van stoffen, kostbare zijde
naast een oud kuras. Helmen, tabbaarden, alles
door elkaar.
Een man schildert.
In ademlooze overgegevenheid schijnt hij zelf
toe te zien wat op het groote doek aan het
ontstaan is.
Een mysterieus licht straalt op uit onver
moede ver:en, en glanst over de donkere voch
tige verven.
Dit is geen schilderen meer dit is too-
veren.
Kan een mensch zoo het leven overwinnen,
dat hij er zich aan kan verliezen?
„De oude toovenaar" noemen zijn vijanden
hem, deze man met het goede open gezicht,
waarin de oogen diepe gehe'men zien.
En vele vijanden heeft hij, die hem alles
benijden roem en geluk, rijkdom en de trouw
van zijn vrienden, bovenal zijn macht over
hen
Maar zijn vrienden noemen zijn naam met
eerbied, en hun hart strcomt vol van een diepe
verwondering, om een schoonheid die tljdeloos
en dus van alle eeuwen zijn zal, om een liefd?
die boven de aarde reikt en de meeste is van
al wat er bestaat om het Eeuwige Licnt, dat
de duisternis overwint en den dood
Rembrandt, Rembrandt, Rembrandt
Rembrandt, op zijn atelier ontmoeten we de
jongeling, Heiman Dullaert. En ir deze om ge
ving wordt hij een man, die de ontroeringen
van zijn eigen hart leert verstaan.
Hij is jong nog als hij komt, een schuwe,
eenzelvige figuur tusschen de andere leerlingen.
Rembrandt staat in deze tijd op het hoogte
punt van zijn roem. Het is na de eerste, diepe
inzinking van zijn kunnen, bij de dood van
Saskia zij vrouw.
De bestellingen stroomen b'nnen. Groote
doeken verlaten zijn huls, rusteloos werkt de
meester. En voor de nauwkeurige opmerker
worden de eerste groote veranderingen' in zijn
werk reeds merkbaar.
En deze man, die al zijn leerlingen onder de
ban van zijn machtig kunnen houdt, en hen
als mensch nabij en vertrouwd is .is het ook
die de eerste en diepe indrukken wekt in het
gemoed van den jongen dichter-schilder, die in
zijn atelier werkt.
„Het is merkwaardig om vast te stellen,"
zegt Dirk Gaster in zijn inleiding op De Ne-
derlandsche poëzie in honderd
vee zen, „dat in dezen schilder, en in dezen
alleen, iets van de geheimzinnige vervlieting
naar een levend duister, iets van den levens-
atmosfeer van Rembrandt in onze lyriek te her
vinden is. Ziehier in dezen regel een gebaar
het schuwe afwenden naar een donker waar
hartstochten woelen en een klank, de
fluistering van iets verschrikkelijks. die on
miskenbaar Rembrandt doen gedenken:
Die diep in eenzaamheid de band
wiesch in de plassen
Van een verdoemend bloed
SPREEKWOORDEN
In het tijdschrift „Eigen Haard" wordt over
spreekwoorden en zegswijzen o.a. gezegd:
Spreekwoorden en zegswijzen zijn het eigen
dom van een heel volk. Ze vormen de nationale
schat van het menschenverstand, leven in den
mond van het volk en zijn voor iedereen ver
staanbaar. Geen volk, dat ze in het huiselijk en
maatschappelijk leven zóóveel gebruikte als het
Nederlandsche volk. In het groote boek der
samenleving waren ze op elke bladzij te lezen,
zegt Dr. Schotel in zijn Ned. volksboeken. Elke
provincie, elke stad, elk dorp. elk ambacht had
zijn typische gezegden. Op schoolprenten wer
den de spreekwoorden figuurlijk afgebeeld,
schilders geven ze weer op hun doeken (voor
al Breughel), dichters ze.ten xe op rijm. Men
vond ze op het borduurwerk der meisje? en
vrouwen, op vaat- en glaswerk, op tapijten en
meubels, op wandborden en mangelplanken.
Onze oudheidkundige musea laten dat vol
doende zien.
Reeds la de vijftiende eeuw begon men de
spreekwoorden te verzamelen en uit te geven.
De eerste was Erasmus. Spieghel en Cacs
volgden in de 17de eeuw. Tuinman in de 18de,
Scheltema en Holkema in de 19de en »en
van Ned. spreekwoorden en gezegden heeft ten
slotte Prof. Dr. Stoett bijeengebracht.
Langen tijd vóór de boekdrukkunst was uit
gevonden, ja, nog voordat men door schrijven
de dingen voor het nageslacht wilde bewaren,
gaven de spreekwoorden de opvatting weer
van de toenmalige zeden en leefden eeuw na
eeuw in den volksmond voort. Voorbeelden
van spreekwoorden vinden we reeds in de
Edda. Hesiodus. een Grieksch dichter uit de
8e eeuw vóór Chr., noemt ze een uiting van
den geest van het volk. Zelfs de groote klas
sieke schrijvers maakten met groote voorliefde
gebruik van spreekwoorden. Vandaar dat
Erasmus er zoo'n massa uit de antieken kon
verzamelen.
Het aold eertijds als een bewijs van bescha
ving en omwikkeling, wanneer men in zijn ge
sprekken veel spreekwoorden gebruikte. Ze
werden dan ook In de scholen onderwezen,
priesters en pred.kanten brachten ze te pas
in hun predikaties en componisten zetten ze op
muziek.
Langen tijd waren de spreekwoorden bijzon
der in zwang bij de gezelschapsspelen. Ze wer
den voorgesteld als levende beelden, men
maakte spreekwoorden-comedies, ja, ten tijde
van Lodewiik XVI had men zelfs aan het hof
spreekwoordenballe:ten. waaraan de koning en
de hovelingen meededen. Nu gebeurt dit nog
alleen onder de k.nderen op ver jaarspartijtjes.
In zijn laatste stadium komt een volksgebruik
altijd bij de jeugd terecht.
WANNEER IS DE ZONDVLOED
GEWEEST
De wetenschappelijke expeditie van de universi
teit van Oxford, die onder leiding van prof. Lang
dons reeds tien Jaar bezig is opgravlngswerk te
verrichten ten Zuiden van Bagdad, heeft haar
arbeidsveld verlegd tot Barghoetiat. waar zij de
ruïnes hoopt te vinden van de beroemde Baby;o-
nische stad Acchad. Tot nog toe is men er niet
in geslaagd de plaats van deze stad vast te stel
len. Zooals bekend speelde deze stad een belang
rijke rol in de veroveringstochten van Sargon I,
de meest op den voorgrond tredende figuur uit de
Semietische vorstenhuizen uit het stroomgebied
van den Eufraat. De Engelsche expeditie is van
meening, dat de ontdekkingen, die zij daar denkt
te doen. van zeer groote beteekenis zouden zija.
In de geschiedenis is er voor het eerst sprake van
Semieten in verband met Sargon I, ongeveer 2850
of 2750 vóór Christus. Zij waren de nakome
lingen van Sem, den zoon van Noach. Wan
neer men Jn Acchad onder een Jaag slijk, als be
wijs voor een geweldige overstrooming, de
ruïnes vindt van een Sumerische stad, waat la
ter de Semietische stad is gebouwd, kan men
daaruit de gevolgtrekking maken, dat de zond
vloed omstreeks 3000 vóór Christus is geweest,
toen de Sumerische cultuur ten onder ging en
de Semietische beschaving haar intrede deed.
De Wijzen wachtten onbewust
Uw komst in hun doorwaakte nachten;
Toen heeft Uw ster hen verontrust:
Zij wisten nietdat Gij hen wachtte!
Wat was het, dat hen plots bewoog
Den verren, vreemden tocht te wagen "i
Een sterk verlangen hen onttoog,
Aan de verwarring van veel vragen!
En ellcen nacht blonk iveer Uw ster;
Van Uw geheimenis het teeken,
Dat hen geroepen had van ver
En alle twijfling had doen breken!
Zij hadden al hun schatten veil
't Vermoede heil te mogen vinden;
Geen tocht te zwaar, geen pad te steil
Voor wie Gij lokt als Uw beminden!
En eindelijk uit duistren nacht
Is hun de schoonste dag gerezen:
De zon van Uw gelaat zoo zacht,
Uw glimlach heeft hen toen genezen!
Al wie Gij mint, zal zeker komen
Tot waar Uw Liefde wordt ontdekt
Als 't rijk geheimenis der vromen
Die vroeg of laat Gij tot U trekt!
A. W.
EVEN UIT DE ZORGEN
Zelfkennis
Naast me woont een timmerman, die met
één knechtje werkt. Dat maakt, dat het
werkplaatsje nogal eens dicht moet, en dan
hangt hij een stuk papier voor het raam,
waarop staat, waar men zich te vervoegen
heeft.
Gister waren ze beid n aan het middag
malen en met een gerust geweten had de
haas voor de deur gehangen: „Wij ztjn
schoften I"
Goed gekaatst!
Schilder: Ren c.Hicus moest eig nlijk geen
schilderij mogen beoordeelan. zonder zelf te
kunnen schi'deren.
Criticus: Maar beste kerel, ik kan ook ren
goed ei van een sleclit ei onderscheiden,
hoewel ik geen eieren kan leggen
Samen deelen
Tk wou dat wij samen millionair waren,
ik het millioen en jij het air.
Een verhaal van een gids
Vreemdeling (op een nis wijzende): „Wat
heteekent dat gat daar?".
Gids: „Dat is alles, wat er overgebleven
is van de rel. waarin groote misdadigers le
vend werden ingemetseld. Door dat gat werd
hun het noortigp voedsel toegereikt! Leefde
de misdadiger nog, dan gaf hij het bakje
leeg terug, maar als hij 't met de spijs terug
gaf, was dat een teeken, dat hij al dood
was".
Examen
„En waarnaar zou n het eerst vragen als
u door ten aan blindedarmontsteking lij
denden patient telefonisch geroepen werd?".
Student: „Naar zijn adres!".
Dil deur Willy Sluyter geschilderde portret van H. M. de Koningin-Moeder, werd
door dc leden van de Witte Socieleil" te Den Haag het bestuur aangeboden.
VOOR DE VROUW
De eendere gang van de grauwe winter
se he dagen wordt nu even gebroken door
de gezellige Sint Nicolaastijd.
Deze dagen dan is de Hollandsche huise
lijkheid op haar besL
We weten na uurlijk allemaal wel S'nt-
Nicolaas is het feest van en voor de jeugd,
en als zoo'n paar opgewonden standjes hun
pret haast niet houden kunnen, wel clan
geven wij oudere menschen elkaar no»l be
zadigd en begrijpend een knipoogje, en zeg
gen dan nog: „Die jeugd toch", maar enfin,
zoo omstreeks 5 December kan er wat bij
door. Maar heel die wijze bezad gdheid helpt
ons niet heelemaal, want 't kan langer of
kor er duren, de Sint-Nicolaaspret krijgt ons
toch ook te pakken, en inderhaast beden
ken we, dat we voor die of voor die, nog wel
gauw „een aartlighe.d" kunnen klaar ma
ken.
Sint-Nicolaasavond moge prettig zijn, als
als we achter ons grooter of kleiner sta
peltje pakjes zitten en de geheimen zijn on -
huld, die feestavond zou veel aan aardig
heid inboeten als we de voorafgaande dagen
moesten missen.
Het is juist de leuke manier waarop men
dan z'n verrassingen klaar maakt en geeft
en ook zelf ontvangt, d e er die eigenaardige
pikante pret aan geven, voor jongeren en...
voor ouderen.
O, die dagen vóór Sint. Dan mag, wat an
ders nooit mag.
In het meest homogene, eensgezinde huis
gezin, loopt ieder vol gehe men.
Dpuren, die anders nooit gesloten zijn,
mogen nu pas na een waarschuwend tikje
geopend worden. Kasten, anders gemeen
schappelijk eigendom, vindt men nu vinn g
afgesloten. En niemand, die zich er aan er
geren zal, zelfs al wordt men op een gege
ven moment brutaalweg den toegang tot
een kamer geweigerd.
Zelfs de meest verregaande ongehoordheid,
dat de k nderen wetten uitdeelen en zeggen:
Moe, Pa, je mag niet in die kamer of kist
komen, wordt maar geslik', totdatna
den „avond v^n Sinterklaas" het heele lfven
weer in z'n gelvone voegen sluit, en we al
lemaal weer als gewone, groote nuchtere
menschen ons leven van allen dag gaan be
ginnen. Maar dan dragen we toch mede de
herinnering aan een paar zonnige dagen. Dat
doet ook wel eens goed.
Och, we weten wel, dat er nu al gauw
zullen zijn, die zeggen: „De tijdenweg
met dien onzin.
Dat er gezinnen zijn, waar de nood van
dezen tijd zóó drukt, dat men elke onnoodige
u tgaaf, al was het maar één dubbeltje, niet
kan en mag doen, dat weten we wel. Bij
velen zijn de zorgen te groot, en voor die,
al was het dan om de kinderen, die telkens
langs die lokkende uilstallingen moeten
gaan, zou men kunnen wenschen, dat die
dagen maar vlug voorbij waren.
Maar er zijn er ook, die, omdat het wat
minder moet, omdat men niet die kostbare
cadeaux meer geven kan, nu maar ineens
met alles ophouden
Voor grooteren is dat zoo erg niet, maar
voor kinderen is dat dubbel jammer.
Die kan men toch wel blij maken, al is het
dan niet met cadeaux d.e guldens of rijks
daalders gekost hebben.
In den gulden tijd, toen het geld zoo grif
werd uitgegeven en men zelfs voor jonge kin
deren al groote bedragen uitgaf, waren deze
er werkelijk niet gelukkiger om, evenmin
als ze er nu m nder blij om behoeven te we
zen, nu de verrassingen aan kostbaarheid
hebben ingeboeL
Een jongen kan soms even hard zeuren
om een fiets, als om een bepaald soort pot
lood, dat nu juist Piet of Jan ook heeft
Maar als je hem zoo maar een fiets geeft
en missch en nog wel meer, dan zal hij bij
het ouder worden zijn eischen niet lager
gaan stellen.
Wel kan men zeggen het verstand komt
met de jarèn, maar de begeertelust, die
steeds elk verlangen bevredigd zag wordt
niet gedoofd, maar groeit integendeel steeds
aan, met telkens zwaarder eschen.
Het kan geen kwaad als de kinderen ook
hun onbevredigende wenschen houden, en
men begint met de geringer verlangens te
voldoen.
En wie de gezellige winkels eens ziet, waar
de jeugd zoo naar watertandt van verlan
gen. die zal zien, dat er voor smalle beurzen
toch ook nog keus genoeg is.
En aardig is ook als men de hinderen In
het geven aan anderen ook in die gedachte
opvoedt. Niet wat, maar hoé het gegeven
wordt, bepaalt de waarde.
Als moeder haar kleine meisje eens helpt
om een „prachtige" boekenlegger voor Va
der te maken, dan heeft dat stukje hand
werken in centen uitgedrukt maar ten mini
male waarde. Maar de kleine meid, die er
uren over heeft z tten zwo'gen, vindt het
een kostbaar stuk, Moeder, die dat werken
aanzag en Vader, die het wel begrijpt, denkt
e-r evenzoo over.
En een jongen, die met veel moeite en na
veel mislukkingen een kuns'werk met fi
guurzagen heeft voortgebracht, die kan ge
makkelijker waardeeren als hem een cadeau
wordt gegeven, waarvan de grootste waar
de njet in geld, maar in de daaraan bestede
arbeid zit
We zien wel, dat we met wat goede wil,
nog heel wa' kunnen geven, zonder dat het
nog een defect in de huishoudkas behoeft
te veroorzaken
Met wat aanpakken, kan het nog een ou-
dorwetsche gezellige SinLNicolaasavond wor
den.
CORRESPONDENTIE
Me]. B. te D Hartelijk dank voor de goede
terugzending van de gebruikte patronen.
Als ik u nog eens weer kan helpen, zal ik
dat gaarne doen.
VOOR DE JEUGD
IFN BESTE NICHTJES EN NEEFJES
Nadat ik jullie briefjes voor dezen keer ge
lezen hob, zou ik jullie haast willen troos
ten en zeggen, nog maar een paar daagjes
geduld hoor, dan is 't Sint Nicolaas. O, o,
wat verlangt cn'n raadselfam lie naar dien
gezelligen feestelijken Sin'-Nicolaasavond.
Volgenden keer hebben jullie dan niet te k!a
gen dat je eens een keer niet weet wat je
schrijven moet.
Denk er om hoor de pakjes stevig inpak
ken, heel erg secuur, want d.e het krijgt,
moet z'n verrassing met een beetje moeite
verdienen.
Zoo nu vertel ik enkel nog, dat
JOZIENTJE SANDIFORT, te Ouddorp
Van der Mart. Greets Oranje Boompje
den prijs gewonpen heeft
Allemaal prettige dagen hoor en veel groe
ten van jullie
TANTE TRUUS
Jannie van D. te Beverwijk. Ik vino
het leuk, dat je he' toegezonden patroontje
zoo goed gebruikt hebt Alles is weer in goe
de orde bij mij teruggekomen. Vertel me na
SinLNic. maar eens gauw wat die hand
werkjes waren, die je gemaakt hebt Je
broer heeft ook al kranig z'n best gedaan
Figuurzagen is ook een heel werk. Fijn, dat
't lampje zoo goed gelukt is.
Jozlentje S.t te Ouddorp, Hoe is 't er mee,
alweer heelemaal heter? Nou 's avonds, dan
kun je weer bergen werk doen. Dat is gezel
lig hé? Wat ben je nu aan 't doen? Bmien?
Leuk hé, deze dagen vóór Sint Nicolaas?
Heb je daar ook nog werk voor?
Lies je G., te Somme'stlljk. Jij hebt pret
tige vooruitz chten hoor. Waar woont Opa
Zus treft het niet, net op Sint Nieolaas ja
rig te zijn Je kunt beter mat je verjaardav
een beetje uit de buurt van Sint zijn. Dan
heb je tweemaal kans op verrass ngen. De
kleintjes verlangen zeker al erg naar vol
gende week
Albert G. te Sommelsdijk. Ik hoor niets
meer van je oudere hroer. die eerst ook mat
ons meedeed. Doe jij hem de groeten maar
eens, en vraag of hij het te druk hoeft om
te schrijven. Doe je dat?
Sara B. te Den Haag. Jij hebt het dan aar
dig getroffen, dat Tante de schrijfster van
dat boek kent. Het is net of je een hoek dan
anders aankijkt, als je wpat wie het ge
schreven heefL Ja hoor, jij kunt net als zoo
veel anderen van onze nichtjes en neefjes,
wel eens een nieuwe raadsel insturen voor
ons hoekte. Het spreekt vanzelf, dat ik ze
eerst altijd keur of ze niet te gemakkelijk
of te moeilijk zijn. Is a) het werk voor Sint
Nicolaas al af?
Riek P. te Numansdorp. Nee, pinkelen kei.
ik dan niet. Als je in de buurt woonde moest
je me het maar eens komen leeren, want ik
denk altijd maar, een mensch is nooit te oud
oni te leeren. Jammer, dat je te ver hij m,:
vandaan zit. Jij hebt een goede verjaardag
gehad. Dat postpapier is prachtig. Het 'S een
gezellig iets zoö'n fleurige brief te ontvan
gen. Zoo'n avondje vriendinnetjes op bezoek
is fijn hé? Pa en Moe de groeten terug.
Bram P. te Numansdorp. Dat sneilptje van
jou ken ik wel. Vroeger vaak zelf gespeeld,
wan mei meisjes kun je het evengoed doen.
Ais het zoo'n lange sliert wordt, wat is dan
fijn hé? maar dan is het ook moe.lijk om
er door te gl ppen en vrij te blijven. Nou als
ik er nog aan denk. wil ik haast weer mee
doen. Hoe staat het met de wagonneties. Je
hebt nu zeker het heele jaar precies gedaan
wat Zwarte Piet toen zei. Ja dat begijp ik
zóó.
Trijntje M. te Fijnaart. Wat zal dat een
pracututtvoer.ng worden. Tante die er dan
net is, treit liet dan wel. Vertel me maai
eens, hoe het gegaan is met dat spel. Je hebt
me niet verteld van je vriendinnetje; hoe het
daar mee is. Doe je 't. Doe de zusjes de groe
ten terug.
Pietje K te Stellendam. Hé, dat was van
jou ten gezeuige lange brief. Je mag wel
oppassen mot die knoopsgaatjes, die zijn
moeilijk, anders bederf je daar nog het
heele naaiw.rk mee. Maar als ze goed zijn
is het ook een keurig gezicht Wat heb je
thuis hard gebreid, want je bent aan dat
breiwerk al zoo ver. Gefeliciteerd met je ver
jaardag. In de volgende brief heb je nu na
tuurlijk weer een massa te vertellen.
Ida J. te Stellendam. Ja, dat zijn de kwa
de kansen als je zoo kort voor Sint Nico
laas jarig ben. Maar ik denk, dat het nog
wel mee zal vallen. Jij nok? Heb je dat
boek met al die vertellingen al uit' Hoe
heet het? Doe je ze allemaal thuis de groe
ten. Jij van Oom de groeten terug.
Liesje de L. te Stellendam. Die stoplap is
dan nog al voorspoedig afgewerkt. En dan
weer aan het naaien. Gezellig die logée's
met zoo'n kleinen broer bij zich. Daar spet
je zeker wel veel mee. Is die al flink ge
groeid?
Jaap W. te Stad aan 't Haringvliet. Jou
grappenmaker, jij lijkt wel een omroeper
van de radio, met je, hallo, hallo. Als je
voor de radio spreekt dan ga ik vast er-
geps luisteren. Ik geloof, dat broertje toch
zoo flink groeit. Aan Moe cle groeten te
rug.
Arte W. te Stad aan 1 Haringvliet. Ja.
dat gebeurt meer in deze dagen, dut men
naar Sint Nicolaas verlangt. Ik heb cr ook
al last van. Maar 't helpt niet veel. We zul
len stilletjes moeten afwarhten. Wat een
massa vreemde woorden staan er in jou
boekje over muziek. Iklieb er ook zoo een
maar daar staan er nog geen tiende gedeel
te van in. En dat vond ik al te vpl om
te leeren. Zeg, waar zit B. dezen keer? Win
heb jij geportretteerd?
Watse H. te IJ'nvt 'en. Wat een mensch
al niet kan overkomen hé? Jij keek zeker
wel raar op, toen je dat las van iongeiuffr
Dat is een vergissing waar ik heusch niets
aan doen kan. Maar men zal door je naaiu
in de war zijn geraakt. Enfin, jij hebt je
prijs. Dat 1, ten minste in orde. Hartelijk
gefeliciteerd met de jarige van Maandag.
Je opstel met genoegen gelezen. Het was
best. Ik vind dat mooie cijfer verdiend.
Jan W. te Stad aan 't Haringvliet. Ja, in
dezen tijd zijn er altijd heel wat prettige
vooruitzichten, vooral als je uit mag. Het
is hier ook heel vroeg donker hoor. Maar
we zijn nu ook al heel dicht bij den koet
sten dag. Moe de groeten terug. En iij van
Oom ook veel grn ten. Heli je je eigen por
tret geteekend? Zou het tijken?
Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet.
Willem W., heb ik ook gelezen. Een fijn
boek! Ilab je 't al uit? Zoo héél vroeg don
ker is niet zoo prettig, dat is waar. maar
de tijd naar den kortsten dag schiet al
weer aardig op en dan wordt het 's mid
dags al weer gauw beter. Wat een gezel
schap achter de schutting.
De oplossingen zijn:
1 Bakker
If
W
kok
steek
Woerden
vader
Lek
n
III Waar een wil is. is een weg.
Nieuwe raadsels
Verborgen dierennamen:
Ik ben eens van mijn leven in Leeuwar
den geweest.
Als je naar de keuken gaat, zet dan die
pan terwijl op het gas.
Ik heb Ko een appel gegeven.
Ik heb eerst niet geweten dat je ziek was
II. Zet letters in de plaats van de punt
jes en dan krijg je een hekend spreekwoord
s s h s s.
III. Met h is 't een lichaamsdeel
Met b wordt gebruikt om te binden
Met 1 is 't geen water
Met w is 'n in elk huis
Met z vindt men 't bij de zee.
De oplossineen kunnen met vermeldtn™
van naam, vro naam leeftijd en adres tot
Vrijdag 8 December worden gezonden aan
TANTE TRL'US
Bureau „Maas- en Seheldebode"
SOMMELSDIJK