VOOR VROl IW EN KIND HEMELSGHE OVERMACHT MAAS- EN SCHELDEBODE ZATERDAG 21 OCTOBER 1933 Waarover wij lazen ONS DIERBARE BYBEL. VOORDE „En hij zeide: „Vreest niet: want die voor ons zijn, zijn meer dan die tegen ons zijn. En Elisa had en zeide: Heere, open toch zijn oogen, dat hij zie. En de Heere opende de oogen van den jongen dat hij zag: en ziet de berg was vol vurige paarden en wagenen, rondom Elisa." 2 Kon. 6 16 en 17. Hoe angstig klopt het hart van den man, die een overmacht van vijandig- gezinden, aan alle kant hem omsinge lend, ontdekt en nergens hulp ziet op dagen. En wat verruiming van ziel geeft het, plotseling te ontdekken, dat hij zélf de overmacht aan zijn zijde heeft, een hemelsche overmacht. Een zeldzaam boeiend schouwspel moet het wel geweest zijn rondom Do than. Terwijl op een afstand de zwaargewapende Syriërs stonden, met wagenen en paarden, lag de berg w aar- op Elisa met zijn knecht stond slechts door een dal gescheiden van deze drei gende, vijandelijke macht. Maar voor het verlichte oog van den jongen we melde het op Dothans stadshoogte van schitterende, verblindende stralen uit zendende, hemelsche krijgsmachten. ,Wèl had Elisa reden, om te zeggen: „Die vóór ons zijn, zijn meer dan die tegen ons zijn". Wat vreugde, wat ge rustheid, wat trots zal de ziel van dezen jongen vervuld hebben, op het zien van die onoverwinlijke machten rondom den profeet. Nu mag er wel jaloerschheid zijn op dezen verlichte van oogen, die zoo he- melschen aanblik genoot, en zoo plotse ling uit al zijn bangen nood verlost werd. Toch vergete men niet, dat wat deze jongen zag, toch slechts een vluchtige verschijning, een voorbijgaande gedaan te was, en dat het op het wezen der dingen aankomt voor den geloovige. Natuurlijk heeft God geen wapentuig lioodig, zooals die oude Syriers. Zelfs al waren ze van vuur. Niemand denkt er aan, zulk een, reeds lang verouderde, oorlogstoerusting van paarden en wa genen, nu nog aan de engelen Gods toe te schrijven. Het zijn hemelsche, on zienlijke legerscharen, die hier voor het oog van dezen Israëliet, in aardsche, aan dien tijd ontleende krijgstoerusting verscheen, schoon vlammend in böven- aardschen gloed. Dat geschiedde, omdat deze man weten moest, dat de geesten wereld, de engelenwereld een geweldige macht vormen, een, eiken aanslag ver ijdelende, bescherming rondom Gods volk. Deze machtige geestenwereld, hoewel niet meer zichtbaar verschijnend, is daarom niet minder werkelijk, ook nü, en niet minder werkdadig in onzen tijd, en ons geloof moet zijn, veel meer dan het nu is: een geestelijk schouwen in die onzienlijke wereld. Die gansche, groote, tien- en tiendui zend sterke heldenschaar, die wereld van overweldigend machtige geesten, heeft in ons geloofsleven te weinig aan dacht. Het is voor ons zoo moeilijk, om zich alle oogenblik bewust te blijven van hetgeen die engelenwereld voor ons beteekent, geneigd als wij zijn,, die machten voorbij te zien. Onopgemerkt blijft veelal voor het zielsoog die hemel sche overmacht, die onophoudelijk in grijpt in het leven der wereld, en in de grcote worsteling voor de komst van het Koninkrijk van Christus. Ons ge loofsleven moét daaronder wel lijden. Het zou krachtig opgewekt worden, als wij op die engelenwereld méér zagen. En méér bedachten het apostolische woord: „Zijn ze niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden wor den, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen". Jacob als hij beducht was voor Ezau's geweld, zag bij Mahanaïm legerscharen van engelen. Ook Elisa's jongen zag ze. En de Heere Christus in Gethsemané weet het: zoo Hij ze noodig had, de hemelsche legioenen, ze staan gereed voor Hem, zoodat Hij zegt: „Of meent gij, dat Ik Mijnen Vader nu niet bidder, kan, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten?" O, dat nu onze oogen open waren, de oogen des geloofs, om in al onzen lichaamsnood en in iedere zielsbenauwd- heid te zien, hoe hemelsche machten, veel sterker, dan die ons bestrijden, overmachten, gereed staan, om ons ter hulp te snellen, en in zware bestrijding en aanvechting ons te sterken, zooals een engel Jezus in Gethsemané sterkte, zoodat Hij verlost werd uit den vreeze. De wereld kan zoo machtig ljjken, en het geweld van onze tegenheden zoo op ons aanstormen, dat wij den moed zou den laten zinken en alle hoop laten varen. Wat vermag het kleine hoopje ge trouwe belijders van 's Heeren naam tegen zulk een overmacht van vijanden? Wat wordt er nu reeds van Gods Kerk? Wat zal het nog worden in de gewel dige branding, waarin wij spoedig zul len geraken, als Satan al zijn machten tegen haar zal doen losstormen. Zal niet de kerk in die kokende, woedende, zee verzwolgen worden? Is het niet, om met Elisa's jongen te vragen: o Heere, wat zullen wij doen? En wat te doen, als gij zelf alleen komt te staan, en de nood in uw eigen leven hoogloopt en lichamelijke of gees telijke kwelling u ondraaglijk wordt? Wat te doen? Wel als uw ziel bezwijkt en gij rade loos vraagt: wat moeten wij doen?, open toch uw oogen, gebruik toch dat orgaan des geloofs, u geschonken, om de onzichtbare hemelsche legermachten te zien. D'ie zijn er altijd, aan allen kant om u heen. Maar gij in uw benauwd heid, in uw angst, in uw zorg, in uw eenzaamheid, in uw verlatenheid, gij ziet ze niet. Denkt gij dan, dat ze er al leen in Dothan waren? En ook niet rondom u. Open toch uw oogen, opdar gij de vurige paarden en wagenen zien moogt in den geest, rondom u staande. Dit is de geloofswerkzaamheid, die de benauwde ziel verruimt, en vol goeden moed maakt, wie eerst verslagen was en zich niet opgewassen wist tegen overmacht van tegenheden. Zie toch de hemelsche overmacht! D'es Heeren engel schaart Een onverwinbre legermacht Rondom hem, die Gods wet betracht Dus is hij wel bewaard. Komt smaakt nu en aanschouwt De goedheid van d'Alzegenaar. Welzalig hij, die in gevaar, Alleen op Hem vertrouwt. DE LUIT In liet muziektijdschrift „Symphonia" schrijft Franz Hannema over „De Luit" het volgende: In den laatsten tijd valt algemeen het streven op te merken naar het doen her leven van oude musiceerpraktijken, ge paard gaande aan een groeiende belang stelling voor in den loop der tijden tut het muziekleven verdwenen instrumenten hun klank en gebruik. De oude klavier instrumenten, zooals het clavecimbel, worden weer bespeeld en de concerten van vereenigingen, welke ten doel hebben historisch-getrouwe reconstructies van de uitvoeringspraktijk der 17de en 18de eeuw eeuw te geven, trekken een groot aantal bezoekers. Ik denk hicibij o.a. aan de con certen, die ook in ons land door de Socié- té des instruments anciens zijn gegeven, aan de blijkbare waardeering die men voor den arbeid van instellingen als het Amsterdamsche Muziekcollege koestert en aan de gespannen aandacht en zichtbare vreugde, waarmede men het spel onzer hedcndaagsclie groote clavecimbelisten volgt. Maar ook in de intiemere muziekbeoefe ning, in de z.g. speel- en huismuziek is een herleving van de belangstell ng voor het verleden merkbaar. Het inzicht schijnt voortdurend veld te winnen, dat vroeger tijden een serieuser en liefdevol ler musiceeren kenden en men wendt zich dan ook hoe langer hoe meer tot, de beoefening van zang, zooals men die voor eenige eeuwen kende. Er worden weer oude volksliederen gezongen en de oude eenvoudige muzieken van schier onbe kende of lang vergeten meesters worden uitgevoerd. Men hoopt wellicht op deze wijze te ontkomen aan den geest- cn smaak-bedervenden invloed van onze hoe langer hoe meer ver-erotiseerende en in banaliteit gedurig toenemende hedcn daagsclie amusementsmuziek en met het weder aan den dag brengen van de schat ten van een geestrijker verleden den grondslag te leggen voor een gezonder en edeler muziek-beoefening. De jeugdbewegingen verrichten hierin een goed werk. Naast het opnieuw in ge bruik nemen van de oude blokfluit heb ben zij zich voor alles op de renaissance van het luitspel toegelegd. Maar ook bui ten het vereenigingsle-.cn neemt de her nieuwde belangstelling voor d't schoone en oude muziek instrument gedurig toe. Inderdaad verdient de luit zulks ten volle. Het is een instrument van eerbied- waardigen ouderdom en heeft een rijke en met groote tradities gesierde geschie denis. Het bezit bovendien een vollen, eenigszins ruischenden en tamelijk krach- tigen klank, die wel eenigermate aan h"t clavecimbel herinnert. Niet voor niets be- heerschte het gedurende meer dan twee eeuwen het Europeesch muziekleven als het huisinstrument bij uitnemendheid. Het kende zijn groote virtuosen en com ponisten; het heeft een geheel eigen en uitgebreide litteratuur, waarin zich de geestelijke rijkdom, de gratie en oblesse van heel een cultuur-periode weerspiege len. Onder de meesters die voor dit in strument schreven, tellen wij meerdere van onze beroemdste toondichters. De luit, wellicht een van de oudste muziekinstrumenten der wereld, is het voornaamste instrument van alle Ooster- sche beschavingen en wordt nog heden in tallooze varianten hij de verschillende volken van den Orient aangetroffen. Reeds bij de Egptenaren was zij bekend en wordt in de hieroglyphen aangeduid als „nefer" d.i. „goed". Bij de opgravingen in Nineveh, in Perzië, in Indië, in Tur kije, overal werd zij gevonden en is se dert eeuwen bekend. In Europa valt het verschijnen van de luit samen met de Moorsche veroverings-oorlogen in de vroe gere middeleeuwen. De naam, die de Ara bieren aan het instrument gaven, was „al'oud" (spreek uit aloed). Reeds in de 13de eeuw was het in Frankrijk een in strument van beteekenis en in de 15de eeuw genoot het algemeen hoog aanzien. Eeuwen lang wist het zich naast de kla vier-instrumenten te handhaven en nam een minstens even belangrijke plaats in het muziekleven van die dagen in. Eerst tegen het einde der 17de eeuw werd het langzamerhand door de violen en door de in techniek steeds verbeterde klavier instrumenten verdrongen. Omstreeks het einde van de 18de eeuw verdween het instrument zoo goed als geheel. Intussc.hen is het van onschatbare be teeken s geweest in de muzikale geschie denis van ons werelddeel. Niet alleen, dat het gedurende eenige eeuwen het muziek leven, zoowel het intieme als hot open bare, heeft beheerscht, maar zijn invloed op de ontwikeling van de klavicmuziek is bovendien zeer groot geweest. Het staat vast, dat de laatste geheel van de luit muziek is uitgegaan. De suite of ordre, dat wil zeggen de in een bepaalden vorm gegoten reeks van dansen, die zoo karak teristiek is voor de geheele 17de en 18de- eeuwsche klavierlitteratuur, is ongetwij feld voortgekomen uit de dansmuziek voor de luit. Ook de versieringen, z.g. fiorituren of agréments, die de clavecim- baal-muziek kenmerkten, en die dienden om de voor de vocale muziek te starre en korte toon te verlevendigen en te verlen gen, zijn van de luit-muziek overgenomen. Zoo zien we dus in de luit een instru ment, dat èn door zijn groote histor sr'ie traditie, èn door zijn voornaam en edel karakter de thans weer oplevende be langstelling ten volle verdient. DIAMANTEN ALCHEMI In het tijdschrift „Eigen Haard" schrijft dr. Th. Wolff over „diamanten-alchemi" o.a.: Het is bekend, dat de alchemisten in de Middeleeuwen probeerden goud te maken, doordat ze lood of kwik in dit veel-begeerde metaal trarhtten te ver anderen. Veel minder bekend is echter, dat zij hun wonderlijke kunst ook op de productie van diaman'en toepasten. Daar de diamant immers een nog veel kostbaarder stof is dan het goud, zou het slagen van dergelijke pogingen ook nog veel voordeeliger zijn geweest, reden te meer, om zich ook op dit vraagstuk der zwarie kunst met ijver en energie toe te leggen. Verschillende alchemisten, zooals bijv. de beroemde Raimundus Lullus en eveneens zijn landgenoot Arnol dus Villanovus, hadden ook beweerd, dat zij er in geslaagd waren, gewone stuk ken moederaarde in diamanten te veran deren, maar hun desbetreffende bewe ringen zullen wel, op z'n zachtst gezegd, even groo'e fantasie zijn geweest, als hun zoogenaamde successen in de kunst van het goudmaken. ■>- Vele gemeenten hebben den laatsten tijd een huis van Zivijndrecht Omdat men er in werkelijkheid echter nooit in slaagde om gewone minerale substanties in kostbare diamanten te veranderen, probeerde men de oplossing van dit vraagstuk op een andere manier te vinden, namelijk groote diamanten te verkrijgen, doordat men kleine te za- men scnolt. Daar een enkele groote dia mant veel meer waard is dan een aantal kleinere steenen, die tezamen hetzelfde gewicht als de groote hebben ja, soms wel tien of twintig maal zooveel waar de heeft leek dit een „eer voordeelige onderneming. Wel was een dergelijk experiment van het begin af aan een buitengewoon dure aangelegenheid, want daarbij moesten in elk geval eerst weer diamanten in den smeltkroes worden gedaan en ze bleven, al waren het dan ook maar kleine steen'jes, toch steeds een zeer kostbare grondstof. Derhalve vinden wij dergelijke experimenten veel minder vaak dan de gewone goudmake rij en worden zij in hoofdzaak door vor stelijke persoonlijkheden uitgevoerd, die op deze wijze hoopten, dat zij hun kroon schat zouden kunnen vergrooten. Men tastte absoluut in het duister wat de in nerlijke natuur van den d'amant be treft, maar men hoopte, dat men dit liardo materiaal door toepassing van zeer liooge tempera'uren tot smelten zou kunnen brengen. Door groote smeltovens en het gebruik van brandspiegels ge loofde men dit doel te kunnen bereiken, ja, de gloed van de zonnestralen zou zelfs hijzonder goed voor het slagen van dit ex periment zijn. Beroemd geworden is een dergelijk experiment, dat de hertog van Lothar ngen en latere Duitsehe keizer Frans I, tezamen met zijn broer, deri aartshertog Karei ondernam. Daarbij wer den kleine diamanten ter waarde van 6000 gulden (voor dien tijd een reusachtig bedrag) in den smeltkroes gedaan en ge durende vierentwintig uur aan het steik- ste vuur, verhoogd door groote brandspie gels, blootgesteld. Men hoople, dat men er op deze wijze in slagen zou 'n vuistgroote diamant te vervaardigen en had berekend, dat deze ongeveer de honderdvoud ge waarde van de gebruikte kleine edelstee- nen zou hebben. Maar deze beide vorste lijke alchemls'en wachtte een groote te leurstelling. Want toen het experiment ten einde was vond men in plaats van den grooten diamant in den smeltkroes nie s, absoluut niets! De diamantjes, die men er in gelegd had, waren volko men verbrand. Men wist immers toen nog niet, dat de diamant u t. koolstof bestaat en evenals gewon? steenkool, zij het dan ook pas bij een veel hoogere temperatuur verbrandt. Deze proef zal wel het duurste experiment zijn geweest, dat men ooit heeft genomen. Er wordt nog van eenige andere dergelijke experimenten gewag gemaakt, en deze hebben aan het groote geheimzinnige hoek der alchemie een bij zonder interessant hoofdstuk toegevoegd. De Fransche scheikundige Moissan was de eerste, die erin slaagde koolstof in diamant te veranderen, doordat hij ijzer met zeer hoog koolstofgehalte onder zeer hoogen druk aan de ontzaglijke hitte van den electrischen licht boog, welke de hoogst bereikbare temperatuur op aarde geeft, blootstelde en smolt. Nadat het ijzer afgekoeld was bleek, dat de koolstof daar uit in den vorm van microcopisch kleine kristallen was afgescheiden en bij onder zoek bleek, dat deze kristallen alle eigen schappen van echte diamanten hadden. Wij kunnen en moeten aannemen, dat on der geheel dezelfde voorwaarden, die bij Daar is maar -net een Boek, Wat ek veral waardeer. Dit is my dierbaar Bybel, Van die Hees geïnspireer, Ily leer d e mag van God, Bestierder van ons lat. Daar is maar net een Boek, Wat ons moet respekteer. Dit is my dierbaar Bybel, Onfeilbaar as die Heer. Ily leer Gods liefd' so groot, Skenk sondaars hemeLsbrood. Daar is maar net een Boek, Wat ek bemin en eer, Dit is my dierbaar Bybel, Wat saligheid my leer, Die regte weg naar die Vaderhuis, O-ns erf'nis deur die kruis. Daar is maar net een Boek, Waarvoor 'k met eerbied buig. Dit is my dierbaar Bybel, Wat van Jesus Naam getuig. Ily het vir my moet sterf, En my verlos uit verderf Daar is maar net een Boek, Die lig wat ek vertrou; Dit is my dierbaar Bybel, Die keus sal nooit bevou. 'n Skynend' lig op my pad, Op reis naar die Hemelsted. P. J. BOSHOFF, Bloemfontein (Transvaal). dit experiment aanwezig waren, ook mil- lioenen jaren geleden de natuurlijke diamanten'uit. de stoffen der destijds nog gloeiend vloeibare aarde zijn ontstaan. Daarmee was 'n oplossing voor dit al chemistische vraagstuk gevonden. Een concurrent voor de echte diamanten zijn deze kunstmatige producten nooit gewor den, daar zij door hun microscopischen vorm voor eik technisch doel en ook voor elk gebruik volkomen ongeschikt zijn. Buitendien zijn de kosten van een derge lijk experiment ontzettend groot, waar door de prijs van de op deze wijze ver vaardigde diamanten nog veël hooger is dan de prijs van de echte steenen. Van geldelijk standpunt beschouwd had dus het experiment van Moissan geen gun stiger succes dan dat van den hertog Frans van Lotharingen, maar het heeft reusachtig \eel bijgedragen om onze we tenschappelijke ervaringen over het we zen der substantie te doen toenemen. An dere edel- en halfedelsteenen worden te genwoordig op soortgelijke wijze vervaar digd, en wel in hun natuurlijke grootte, waardoor deze synthetische steenen een gevaarlijke concurrentie voor de echve steenen zijn geworden. Van al deze edel- steenen is cle diamant de eenige, die tot dusver alle pogingen om hem in de g».- wensc.hte grootte te vervaardigen, ver ijdelt; ook tegenwoordig kan hij nog slechts in cie microscopische kleinste af metingen worden gemaakt, ook nu nog biedt deze edelste en kostbaarste der edelsteenen hardnekkigen weerstand aan de wenschen der moderne alchemisten, die het vraagstuk theoretisch, maar nog geenszins voldoende voor de praktijk hebben opgelost. Of en wanneer en door welke middelen men erin zal slagen om dezen weerstand te overwinnen, dat kan men tegenwoordig nog niet zeggen. nieuw Raadhuis in gebruik genomen. We geven Uier een foto van het nieuwe Gemeente' met R.K. kerk en Dordtsche domtoren op den achtergrond VOOR DE VROUW Als we de kranten bijhouden dan hebben we gezien, dat er op verschillende artikelen belasting wordt opgelegd, en dat merkt men in d-e practijk natuurlijk hieraan, dat men meer betalen moet per kilo of per welke hoe veelheid dan ook. Dat bet niet prettig is, daarover behoeven we niet breed uit te meten, maar we moeten vertrouwen, dat onze regeering op 't mo ment geen anderen uitweg ziet om de staats huishouding in evenwicht te houden. Maar dat daardoor vel- vrouwen het moeilijk krijgen is te hegrijpen. Als er nog inkomen is m dezen tijd dan wordt dat ze ker niet verhoogd, eer verminderd en Ow uitgaven stijgen omdat de prijs van verschn lende levensmiddelen naar boven gaat. Om dan tusschen inkomsten en uitgaven geeu conflict in de huishoudportemoimaie te vei- oorzaken, dat vereischt heel wat zorgen van do vrouw. Niet graag zou ik de moeilijkheden ondei- srhatten welke de mannen het hoofd moe ten bieden in hun zaken en bedrijven in de- zon tijd van nood, maar ik geloof dat er ook van de vrouwen nu heel wat geëischt wordt. Die kleine zorgen van eiken dag kunn* n toch groeien tot bergen, waar men niet meer boven uit kan komen, Onze vrouwen hebbe„ dan dubbel noodig het oog naar bo' en ge richt te houden en te bedenken, dat God ro- geert Dat geeft vertrouwen en rust. Als w<- alleen letten op het chaotisch beeld dat hei wereldleven nu te zien geeft, dan zou her leven te zwaar en boven klein-menschelijkc krachten uitgaan. Van socialistische zijde poogt men gebruik te maken van deze tijdsomstandigheden. Ik las in „De Proletarische Vrouw" dat men eigen leden aanvuurt om w op uit te trek ken en propaganda te maken. Een bepaald'? rd->ats m „orden bewerki. Ja men is er a.1 bezig. Een huisbezoekster .Vertelt dat een vrouw vroeg „Wat kan ik doen om het beter te krijgen?". „Dat hebben wij zelf in onze macht, zei ik (de huibezoekster nl.). Door op die men- schen te stemmen, die het voor de arbeiders opnemen, maar vooral door de arbeiders zelf bewust te maken". Dan wordt gezegd dat het geloof niet in gevaa.r zal komen door het socialisme. Er wordt gewerkt en hard gewerkt ook on der de vrouwen. Dat toch onze Christenvrouwen wakker worden. Zoovelen wetm nog niet wat er woelt en dreigt in het groote leven dat langs haar heen ging. En zij die niet weten worden zoo gemakkelijk in de verkeerde richting mee getrokken, vooral als men zoo onschuldig en goedmoedig voor den dag komt. Als men adressen opgeeft waar men gratis schoolvoeding enz. kan bekomen en men zegt dat het geloof geen gevaar loopt. Alles lijkt dan mooi en onschuldig, maar onze vrouwen moeten toch weten dat achter het onschuldige beeld dat men voorhoudt, zich de partij van de revolutie verbergt. Niet te weten kan een gevaar zijn. Onzo vrouwen moeten nu er nood en zorg is, zien niet door socialistische propaganda laten be ïnvloeden. Het socialisme kan geen redding brengen. Onzp vrouwen zeggen wellicht, wat raakt mij dit, ik bemoei mij er niet mee. Maar al wil men zich daar niet mee bemoeien, het leven komt zelf binnen onze woningen. Het gaat niet meer langs onze gesloten huisdeu ren voorbij. Men wil ook in onze woningen propaganda maken voor een beginsel dat zich niet verdraagt met onze Christelijke be ginselen. En dan is het goed zelf te weten. Dan zal men niet meer naïef vragen of de kerk - vaar zal ioopen en zich tevreden laten stei- len me.f het goedmoedige gezegde: „Het ge loof, dat u bezit, kan niemand je ontnemen". Als de tijden moeilijk zijn en zwaar, laten we dan toch oppassen, dat we onze troost en hulp zóó niet gaan zoeken VOOR DE JEUGD M'N BESTE NICHTJES EN NEEFJES Dezen keer wacht me al weer een aardig stapeltje brieven. Dat is weer gezellig. De gang komt er weer goed in. We zullen ho pen, dat we het dezen winter weer echt prettig met elkaar zullen hebben in ons hoekje. En jullie weten het ik houd van veel brieven en ook iange brieven. Ze kunnen natuurlijk niet altijd zoo erg lang zijn, dat begrijp ik wel, als ik brieven ga schriiven, maak ik ze ook niet altijd even lang. Maar meestal, ais je eenmaal begint, valt het wel mee, zooveel als je nog weet te vertel len. Nu hoor, nu vertel ik alleen nog maar, dat de prijs gewonnen is door Nellie Wagner te Stad aan 't Haringvliet. Allemaal heel veel hartelijke groeten van jullie TANTE TRUUS. Bram P. te Numansdorp. Dat was een brief vol goed nieuws. De zieke weer be ter, jij uitgeweest, en de verjaardag in 't zicht. Hartelijk gefeliciteerd hoor. Als je dit leest is de verjaardag al weer voorbij. Feliciteer ook je broer nog van mij. Heb je een gezelligen avond gehad met je vriend jes? Riek P. te Numansdorp. Dat kan ik zoo begrijpen, dat jullie héél erg blij zijn; nu de zieke weer beter is. Wat lijkt me dat een leuk kantwerkje, dat jij in school maakt. Is het al haast af Ben je al weer gewend aan den gewonen tijd of wordt je nog vroeg wakker. Troost je maar hoor. ik ben ook een paar ochtenden vroeg wakker gewor den, maar liet wende weer gauw. Cornelia A. R. te Nieuwe Tonge. Ja nou, het heeft hier ook terdege gestormd, net zoo erg als bij jullie hoor. Schuin tegen over m'n huis is in de laan cok een boom omgewaaid. Ik ben -ltijd maar blij als zoo'n storm weer voorb' is. Lees de II. te Somme'odijk. Wat gezellig zeg, dat Tante zoo kwiek in 't handwerken is. 't is gemakkelijk voor jou, nu weet je altijd waar handwerlcraad te krijgen is. Jij ben nu. met aardig wat werkjes bezig. Maar zoo'n borstrok lijkt me een heel werk. Van die kruikezak vind ik leuk. 'k Ben blij, dat 't boek zoo naar je zin is. Hoe gaat het met die kleine zus in school, 'k Ileh lang niets over haar gehoord. Piet F. te Botterdam. Jij hebt een mooi cijfer voor Fransch. Zeker goed je best ge daan. Hoever zijn jullie al in je boek? Je schooltijd gaat al aardig opschieten, als ie in de zesde klas zit. Vind je het er moei lijk? Gelukkig dat de p ijs zoo naar je zin is. Ida J. te Stellendam. Ik begrijp wel, dat er niet altijd zooveel nieuws te vertellen is als na de vacantie, mar.r volgende keer hoop ik toch op een beetje langer brief. Ja, ik vind het net ais jij jammer, dat de zo mer voorbij is, maar ik zie nu in den winter ook weer heel veel goeds. Terwijl ik je schrijf regent het, brr, zoo erg, maar in huis is 't zoo licht en warm en daardoor denk ik nu niet aan 't ongezellige buiten, maar tk zit heel prettig de stapel brieven van jullie te beantwoorden. De groeten aan Oom terug. Bram W. te Stad aan 't Haringvliet. Nee maar, wat dacht je dat heel B. wegge waaid was? Mis hoor, 't staat nog stevig overeind. Kom maar kijken. Ja, ik heb ook meegedaan, maar of 't heelemaal niet goed was??? Wat ben jij een kraan in 't scha ken, en dat tegen zoo'n tegenpartij, 't Is kranig. Ja natuurlijk ken ik hem. Breng onze groeten maar over. Ja ik volg trouw nu de schaakrubriok. Kerel wat een brief, ik stop ineens aan jou. Thuis de groeten. Piet H. te Onddorp. Jij hebt me dan wel danig lang in de steek gelaten. Een mooie neef hoor! Maar nu laat je me zeker niet weer zoo lang in 't vergeetboekje staan hé Dan zijn we weer dikke vrienden. Die bes sen aan die struiken in 't duin vind ik ook heel mooi. Vorig jaar heb ik er nog een heele bos van thuis in een vaas gehad, 'k Heb er lang pleizier van gehad. Ze staan zoo mooi. 't Is nu zeker weer een aardig poosie geleden dat ie in zee geweest bent? Jan. L. P. te Onddorp. Dat zus meedoet is uitstekend, maar daarom hoef jii me niet in de steek te laten, 't Gaat best met z'n tweeën, 'k Heb wel meer broertjes en zusjes in ons hoekje, 't Is prettig dat je de prijzen zoo mooi vindt. Heb je de boeken al uit? Jans P. te Ouddorp. 't Is heel best dat je -net ons meedoet. Ik vind dat je het er al goed afgebracht hebt voor den eersten keer. Het was al een flinke lange brief ook. Je zult eens zien als je een poosje met ons meedoet hoe gemakkelijk je dan liet, brie venschrijven gaat vinden. Pietje K. te Stellendam. Stoppen is een moeilijk werkje hé? Ik herinner me nog van vroeger dat ik het niet eens prettig vond, eorst later vond ik liet wel een leuk werkje om mooie gelijke stopjes te maken, 't Is fijn dat Moe liet nu al goed gedaan vond. Is 't andere handwerkje al af? Nu komt er van buitenspelen niet veel meer hé. 't Is al zoo gauw na schooltijd donker. Nelly K. te Sommelsdijk. Wat leuk dat jij ook aan die kastrandjes bezig ben. Ik ook. Welke kleur heb jij gekozen? 't Is we! een gezellig werkje hé? Hoe komt het dat ie den prijs nog niet hebt? Ga hem maar even halen, dat is 't beste wat ik er op weet. Doe je Moe de groeten terug. Wat doe jij nu den heelen avond? Kijken of Nelly geen fout maakt in haar breiwerk of heb je zelf ook een werkje onderhanden? Maar mis schien help jij mee schoonmaken. Arie W. te Siad aan 't Haringvliet- Nu kunnen jullie er tegen met je laarzen aan. 'k Zou jullie wel eens willen zien stappen. Broertje groeit dan wel flink. Ik zou niet graag eens met hem op m'n arm willen wandelen, want 't lijkt me al een heel baasje. Hoe vindt Hansje hem? Nelly W. te Stad aan 't Haringvliet. Moe gat goede raad toen je hoofdpijn ha 1. Gee" wonder dat de lust om lange brieven te schrijven toen weg was. Maar je haait later je schade maar in. dan heb ik nog wat ie goed. Afgesproken? Jan W. te Stad aan 't Haringvliet. Als het zoo doorgaat heb je later een knit met boeken om grootsch op te zijn, want ie maakt al vrceg een goed begin. Van Oom rb- groeten terug. WC— »e IJm -Men. Wat leuk, dat jij dat raadseinichtje kent. Geen wonder dat je toen een stevig standje gehad hebt, zeg. Over tijd thuis komen en dan zoo lang is een kwaad ding. Maar jullie hadden tóen een 'heele wandeling gemaakt. Die pont over t Noord7pekanaal, hè ik zou haast nu nog hoos op dat ding kunnen worden- Wat heb ik daar een poos op moeten wachten. Zeker mag je ook raadsels aan mij inzenden. Als ik ze geschikt vind, krijgen ze gauw een plaats in ons hoekje. Ik ben van den zomer ook wel zoover in 't Noorden geweest, maar niet over den afsluitdijk. Sara E., te Den Haag. Toen ik later in de krant je briefje nog even nalas, moest ik heusch lachen, want de zetter had van „een jarige" „een jongen" gemaakt. Ik dacht Sara zal wel denken wat bedoelt Tante nou met dien jongen, maar ik had heusch jarige gezet Dat patroon is berekend, dat je de kruisjes over twee draden werkt. Eind Augustus was ik er. Nu alweer een poos geleden hé? De oplossingen zijn: I Maas en Scheldebode, cel, hoed, bad. Ans mees. II De Ietter R. III Engeland Amerika, Nieuwe raadsels: I Ingez. door Ida J. te Stellendam. Welk kleed draagt men niet? II Verborgen kleurennamen. Ik heb twee paar sokken in de Iade ge legd. Brood en boter vind je in die kast. Heb jij nog rijst gehaald, zus? Ik heb lauwe melk gedronken. Wilt ge Ella en haar zusje waarschuwen? III Met H is 't een jongensnaam. Met J ;s 't een meisjesnaam. Met g is 't een zwemvogel. Met Fr is 't een jongensnaam. Met 1 is 't een wapen. De oplossingen kunnen, met venmclding van naam, voornaam leeftijd en adres tot Vrijdag 27 October worden gezonden aan TANTE TRI JUS Bureau „Maas en Scheldebode" SOMMELSDIJK r

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 4