voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. Gij. SUIKERLIJDERS, ie fflifldellanflstr. Q9 Honemam Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3998 ZATERDAG 14 OCTOBER 1933 48ste JAARGANG EERSTE BLAD. NATIONAAL EN LIBERAAL. Op den Uitkijk, Gemengd Nieuws. BRANDING Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.; Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Er heerscht een eigenaardig idee onder sommige kringen van ons volk, een idee, waarmee op politieke bijeen komsten zeer druk geschermd wordt, n.l. de gedachte als zou de liberale staatsgedachte de nationale Nederland- sche staatsidee zijn. Wij weten hoe de mannen van anti revolutionaire richting den liberalen steeds het recht betwist hebben de oor spronkelijke Nederlandsche idee uit te dragen. Aan de hand van de historie is hen dit op tal van plaatsen aangetoond, maar nog steeds schijnt deze fabel de harten der liberalen te vullen. Het doet altijd goed om van tegen standers gelijk te krijgen en zoo ook lazen wij met genoegen van Professor Gerretson, hoewel geen liberaal, vol gende opmerking aan het adres van Prof. C. W. we Vries, die gezegd had, dat de nationale staatsidee rustte op de grondslagen der liberale staatsgedachte: „nóch in oorsprong, nóch in verwe zenlijking zijn de Nederlandsche Staats gedachte en de daarop gegronde rechts staat specifiek liberaal. Niet in. oorsprong: Oranje's verzet tegen het staatsabsolutisme is geslaagd, niet door de receptie (het aannemen, redactie) van de liberale, maar van de calvinistishe staatsgedachte door ons volS." „Evenmin is de verwezenlijking ge durende de 19e eeuw, van onzen mo dernen rechtstaat, het werk der libe ralen alleen: integendeel is hij door den hardnekkigen strijd van zeer verschil lende volksgroepen mede tegen de liberale machts-staatsidee en de uit die idee voortvloeiende schoolpolitiek moe ten worden veroverd. De eerste stoot tegen dien machts- staat, onder den invloed van De la Mennais door de katholieken toege bracht, destrueerde het Vereenigd Ko ninkrijk; de Jonge liberalen, onder Thorbecke, reconstrueerden het res tant van het rijk op den grondslag van de nationale rechts-staatsidee; daar door heeft óók de liberale gedachte een aanzienlijk deel in de wording van on zen rechtsstaat: het crediet van 1848 blijft ongeschokt. Doch in de toepassing van die idee op maatshappelijk gebied, faalden zij en volgden zij alras de lei ding van de, nu conservatieven ge- heeten, oude liberalen. Dit had tot gevolg, dat Groen van Prinsterer op zijn bekende eulogie bij Thorbecke's dood moest laten volgen: „Thorbecke was, en bleef, de vertegenwoordiger van staatsidee van 1789; van het staats- alvermogen, ook in Kerk en School. Vergeet, zeg ik, dit vooral niet. Want onder de vlag van het staatsidee is (ons volk) telkens meer van zijn religie- vrijheid beroofd". Uit deze liberale machtsstaatidee emaneerde Kappeyne's „dan moeten de minderheden maar lijden", en het is tegen deze idee. dat de Anti-Revolutionaire richting zich tot partij vormde, en samen met de R.K. streed, tot de Nederlandsche staatsgedachte ook op het gebied der opvoeding was verwezenlijkt. De geliefkoosde identificatie van na tionaal en liberaal, van nationale en liberale staatsgedachte is dus historisch niet wel verdedigbaar." Hoe ook de beschouwingen van Prof. Gerretson van de onze mogen verschil len, de liberalen vinden in dit betoog een terechtwijzing, welke hen tot na denken moet brengen Den lOen October was het een bijzondere dag voor Zuid-Afrika en in het bijzonder voor de Transvalere, onze stamverwanten. Op dien dag immers herdachten zij den 108sten geboorte dag van Paul Kruger, in den volksmond meer bekend onder den naam van „Oom Paul In den onafhankelijkheidsoorlog van Trans vaal tegen Engeland is deze man beroemd ge worden en vele ouderen onder onze lezers zul len zich den tijd van de boérenoorlogen nog herinneren. Hoe spoorde Oom Paul in krachtige, fiere taal zijn landgenooten aan om te volharden in den strijd voor vrijheid en recht en sterk te staan in hun vertrouwen op God. Meerdeer overwiningen werden behaald. Spoedig bleek het echter, dat de Engelschen het op de vernietiging aanlegden niet alleen van de Transvaalsche republiek, maar ook van den Oranje-Vrijstaat. En langzaam maar zeker drong de vijand door en bezette stad na stad. Na de bezetting van Johannesburg en Pretoria kon er zelfs geen sprake meer zijn van een vasten regeeringszetel. Kruger, door zijn zwakke gezondheid niet in staat aan den krijg deel te nemen, besloot nu met toestemming van zijn regeering naar Europa te vertrekken om te trachten de tusschenkomst der groote mogendheden in te roepen. Een eere-saluut aan onze Koningin Wilhel- mina, die den moed en de durf had het oorlogs schip „De Gelderland" naar de Portugeesche haven Lorenzo Marquez te zenden om den grij zen president veilig naar Europa te brengen (1900). De Engelschman liet alle boerenplaatsen in vlammen opgaan, het vee wegvoeren of doo- den en de vrouwen en kinderen onderbrengen in z.g.a concentratiekampen. Op die wijze dacht „de vrouwen- en kinderbeul van Zuid-Afrika" de mannen te dwingen zich te onderwerpen. Zijn middel had succes, want wat de Engel- gche wapenen niet hadden kunnen doen, deden tenslotte de afschuwelijke moordholen, waar in korten tijd 26000 vrouwen en kinderen weg kwijnden van honger, ziekten en gebrek. Het geheele Hollandsche ras werd zoodoende met ondergang en uitroeiing bedreigd en dit deed de in het veld zijnde Boeren dan ook besluiten het hoofd in den schoot te leggen. Met een bloedend hart teekenden hun leiders in 1902 den vrede van Vereeniging, waarbij de beide republieken haar onafhankelijkheid ver loren. Zoo had in den strijd „voor vrijheid en recht" helaas het onrecht gezegevierd. Paul Kruger, die zich toen in Europa bevond, had zulks niet kunnen verhoeden. Wel ondervond hij op zijn reis door Nederland, Frankrijk en Duitschland overal sympathie en geestdrift voor de zaak der Boeren, doch geen enkele groote mogendheid bleek tot interventie of hulp bereid. De vrees voor het overmachtige Engeland weerhield hen ten gunste der Boeren op te treden. Zelfs weigerde keizer Wilhelm II, uit sym pathie voor Engeland, den ouden beproefden staatsman in gehoor te ontvangen en dat, ter wijl hij in 1896 den Transvaalschen president een gelukwensch had gestuurd met het mis lukken van den inval van Jameson Kruger droeg deze tegenslagen en teleurstel lingen met kalme berusting. Ook de vrede, dien hij tegen veler verwach ting goedkeurde, ontnam hem den moed en het vertrouwen niet, omdat hij zich sterkte in den Heere Zijn God. „Ik weet", zoo sprak hij, „dat God het verdrukte volk niet ten onder zal laten gaan en ik ben er van overtuigd, dat Hij de Zijnen niet verlaat, ook al schijnt dit zoo". Evenmin werd 'Zijn geloofsvertrouwen ge schokt, toen hem de zwaarste slag in zijn leven trof: de tijding van het overlijden zijner vrouw, van „Tante Sanne", die hij in de Transvaal had moeten achterlaten. Ook deze zware beproeving verdroeg hij met de gelatenheid van een vroom Christen, wetende, dat op de tijdelijke scheiding een eeuwig weerzien zou volgen. Met het oog op zijn zwakke» gezondheid keerde Kruger na het sluiten van den vrede niet naar zijn vaderland terug; hij eindigde zijn leven in ballingschap en stierf den Mden Juli 1904 in het Zwitsersche plaatsje Clarens, ver van zijn geliefden geboortegrond. Volgens zijn wensch werd hij begraven in Pretoria, waar in latere jaren een standbeeld voor hem werd opgericht. In Paul Kruger verloor de Transvaal één zijner roemruchte voortrekkers. Hij was een man geweest, die zich in het publieke leven den naam en de eere Gods niet geschaamd had, een Calvinist, die vasthield aan het Woord van God en troost putte uit zijn Bijbel. Hoewel hij niet kon bogen op een geleerde, wetenschappelijke opleiding, was hij als staats man de gelijke geweest van de diplomaten van zijn tijd. Eenvoudig in kleeding en levenswijze, had hij een afkeer gehad van fraaie vormen; uiterlijk vertoon en alle onwaarachtig gedoe had hij steeds gehaat en verfoeid. De Engelschen noemden hem bij voorkeur den slechts gekleeden man der wereld en een dcanmen onontwikkelden Boer, doch dit waren juist bewijzen, dat zij hem geen ernstige blaam konden aanwrijven. Groote mannen toch hebben in den regel een doodgewoon uiterlijk en Tiet gaat niet altijd op, dat de kleeren den man maken. Ware zedelijke grootheid is niet afhan kelijk van een buitengewoon uiterlijk, óók niet van kleeding naar „the latest fashion", óók niet van wereldsche vormen, óók zelfs niet van hooge positie of groote geleerdheid. Paul Kruger, de Transvaalsche Vader des Vaderlands, is daar een treffend voorbeeld van. Hoe kan men in Engeland toch zoo schelden op Hitier en zijn concentratiekampen. Waartoe was men daar tijdens den Boerenoorlog in staat UITKIJK. die genezing zoekt, vraagt gratis brochure Kruiden- genees wijze Priester HAM ON" Drogisterij Verwaal DE STORM VAN WOENSDAG. TWEE RIJNSCHEPEN IN HET VOLKERAK GEZONKEN. De bemanningen gered. Tijdens den storm van Woensdag zijn te Din- telsas in het Volkerak twee Rijnschepen ge zonken, het eene, de Rosalie, van 660 ton, was van Belgische nationaliteit en het andere is de Isba, van Nederlandsche nationaliteit. Het Bel gische vaartuig was op weg van Rotterdam naar Antwerpen, geladen met zand; het lag ach ter een sleepboot met de Hannover III. Om streeks drie uur kwam een sterke zuidwester storm opsteken en kort daarna zonk de Rosalie. Even te voren waren twee vrouwen aan boord gegaan van de Hannover III. Op het moment, dat de Rosalie in de diepte verdween, zijn schipper van Steenhoven en zijn knecht op de Hannover III overgesprongen. Kort nadat de Rosalie was gezonken voer op ongeveer dezelfde plaats de Isba achter de sleepboot Walvisch. De Isba zonk daar en de sleepboot Walvisch heeft nog wat rondgevaren, maar ontdekte niemand van de Isba. De sleep boot is toen in de vluchthavén te Dintelsas bin- nengeloopen en men maakte zich over het lot van de bemanning van de Isba ernstig bezorgd. Later werd uit Ooltgensplaat bericht, dat de bemanning van de Isba daar was aangekomen. Zij bestond uit den kapitein, zijn vrouw, vier kinderen en zijn knecht. Kort voordat de Isba was gezonken waren zij in de roeiboot gegaan en na een uur worstelens met de onstuimige golven, waren zij uitgeput te Ooltgensplaat bin- nengeloopen. Gelukkig zijn er dus bij deze scheepsongeval len in het Volkerak geen menschenlevens te betreuren. VISSCHERSVAARTUIG VERGAAN. De opvarenden gered. Men meldt uit Ierpeke Tijdens den hevigen storm, die Woensdag middag woedde, is op de Oosterschelde de oes- ter-korboot Ierseke 58, toebehoorende aan den heer D. Pols te Ierseke, vergaan. Met veel moeite gelukte het de bemanning van het stoom schip Bona Vidus van Tholen de opvarenden van het zinkende visschersvaartuig te redden. Zij zijn te Ierseke aan wal gebracht. SCHP DM NOOD. Te IJmuiden binnengebracht. Uit IJmuiden wordt gemeld Woensdagmorgen om tien uur verkeerde de Sch. 38, een stalen motorbotter, in nood. Het schip lag ter hoogte van Wijk aan Zee met defecten motor en gescheurde zeilen. Het had de noodvlag geheschen. De reddingsboot Neeltje Jacoba heeft het schip hier binnengebracht. DE STORM BOVEN AMSTERDAM. Het Vondelpark gesloten. De storm van Woensdag heeft ook in het Amsterdamsche Vondelpark danig huisgehouden. In totaal zijn vijftien boomen omver gewaaid, doch tal van andere boomen werden zoodanig beschadigd, dat zij dreigen om te vallen of zware takken elk oogenblik omlaag kunnen ko men. Het gevaar, dat dit voor de voorbijgan gers én wandelaars oplevert, is op een middag als heden te grooter, omdat honderden school kinderen hun vrijen Woensdagmiddag spelende in het Vondelpark doorbrengen. Na een inspec tietocht door het park, achtte de hoofdopzichter, de heer R. Kuyper, het dan ook geraden de hulp der politie in te roepen en tegen twee uur werd met deze assistentie begonnen met de ontruiming van het park. Te ruim half drie was het publiek uit het Vondelpark verwijderd en werden de hekken gesloten. Onmiddellijk werd door het voltallige personeel van het Vondelpark begon nen met het omver halen van boomen, die op vallen stonden en met het kappen van al het hout, dat gevaar kon opleveren. Wanneer de storm definitief is gaan liggen en het park ge zuiverd zal zijn van al wat gevaar oplevert, zullen de hekken hopelijk in den namiddag, voor dat het drukke verkeer door het park bij het uitgaan van kantoren en fabrieken begint, weer geopend kunnen worden. Het is in geen jaren voorgekomen, dat het Vondelpark om een der- DOOR K. H. MARINUSSEN. „Ik luister met de grootste belangstelling.' „Je hebt geen vrede met het leven, dat staat vast. De richting, die je bewust of onbewust hebt ingeslagen, heeft je een fiasco gebracht. En nu ben je stuurloos. Dat is niets voor jou. Want per saldo ben je tóch een karakter. Bovendien waarheidslievend en eerlijk. Je vraagt je ar, welke richting je uit moet. E|n daarbij ben je reeds teruggekeerd naar het oude, beproefde pad, je steeds door je ouders gewezen. Je be hoeft dat niet te ontkennen, want dat is een voudig een feit. Je bent op het begin van dat qoede pad Wandel maar rustig verder. En vraag God,' of Hij je helpen wil. Dan komt het wel met je in orde. En dan kan gesproken wor den van den verloren zoon, die terugkeerde. En als je nu weten wil, hoe ik thuis over je ge sproken heb, dan wil ik je eerlijk zeggen, dat ik in dienl geest over je heb gepraat. Nóg ben je bezig, de verzenen tegen de prikkels te slaan, je kent die uitdrukking, maar dat houd je niet zoo lang meer vol. t Verstandigste en het beste is, onmiddellijk van houding te veranderen en oprecht tot God te gaan met belijdenis van schuld. Dan wordt je aangenomen. En nu zou het zoo goed zijn, als je geregeld in aanraking met je broer kwam. Uok om die reden dring ik er op aan, dat je zoo nu en dan naar Hulst gaat." Langs een omweg was Everaards weer aan geland op het punt van uitgang. „Ik vrees, dat mijn broer mij van den wal in de sloot zou helpen/. Me dunkt, dat ik dat het best kan beoordeelen." „En tóch ben je niet op de hoogte, amice. Ik heb heel andere indrukken van je broer, die niet alleen een hoogstaand mensch is, maar ook iemand, die zijn belijdenis wenscht te beleven.' „Dat zou ik niet gaarne ontkennen. Want ik weet er alles van. Hij heeft mij zeker wel over den hekel gehaald Je maakt me niet wijs, dat er over mij tusschen jullie niet gepraat is. „Ik tracht je niets wijs te maken. Natuurlijk is er over jou gesproken. En wat nu je vraag betreft, gelóóf je het antwoord, dat ik geven zal „Waarom vraag je dat „Daarvoor heb ik mijn reden. Zal je mij gelóóven Jt Heb je nog nooit op een opzettelijken leu gen betrapt, dus ik geloof je." „Welnu, je broer heeft geen woord kwaad over je gezegd. Geen woord, versta je Hij be treurt het alleen diep, dat je bent afgeweken en leeft in de hoop, dat het nog eens in orde komt. Waarom zou hij ook kwaad van je spre ken Leven jullie dan in onmin met elkaar 'k Moet verklaren, dat ik het bij je broer niet heb kunnen merken." Everaards, handig gebruik makend van de goede situatie, wilde nu Dolf eens peilen. „Onmin. Wat je onmin noemt", verklaarde Dolf openhartig. „Het is juist, dat wij elkaar in maanden niet geschreven eni ontmoet hebben, behalve dan onlangs op dien morgen, toen ik op post stond'. Doch dat was maar even. De zaak is, dat hij mij altijd heeft tegengewerkt en dat heeft natuurlijk kwaad bloed gezet. Nu begrijp je dus ook, dat het veel beter is, dat wij elkaar niet ontmoeten." „Neen, waarde Woldinga, dat begrijp ik niet. Laat ons nu eens aanftemen, dat de zaken staan, zooals je zegt, dan nóg mag deze ver keerde verhouding niet blijven voortduren. Ik kan mij dus ook onmogelijk voorstellen, dat je broer er genoegen mee neemt. Neen, dat doet hij ook niet, want hij zoekt toenadering. Hij wil graag, dat je komt. Ik zeg dit alles in de ver onderstelling, dat je opvatting de juiste is. Maar, dat geloof ik niet. Ik geloof eenvoudig niet, dat je broer je tegengewerkt heeft." „Dat zal ik toch zeker het bpste kunnen we ten", meende Dolf. die het optreden van Eve raards nu wel wat arrogant vond, hoewel de sergeant de eenvoud in persoon was. Doch deze wa^ onverstoorbaar en vast be sloten, stand te houden. „Je kunt ook gemeend hébben, dat je werd tegengewerkt. Er kan van een schromelijke vergissing sprake zijn. En ik geloof, dat je je deerlijk vergist. Kijk eens, ik weet er niets van. Maar ik vermoed, dat je broer getracht heeft, je van den verkeerden weg terug te houden. Ik laat nu daar, of hij dat tactvol gedaan heeft. Bedoel je het zoo „Natuurlijk. Hij wilde mij bevaderen en werk te mij tegen." „Dat is geen tegen/werking. Het was een voudig zijn broederplicht, te trachten je te weer houden. Hij zag, dat het de verkeerde richting •uitging en waarschuwde je, ging er misschien niet verstandig tegen in, dat weet ik niet, maar dat doet er nu ook niet toe. De bedoeling was in elk geval goed." De woorden van Everaards vonden diep in Dolfs hart een goeden voedingsbodem, al was dat op zijn gelaat niet zichtbaar. Sinds den morgen, dat hij Frits als een hond had behan deld, was hij geen oogenblik rustig gestemd ge weest. Hij gevoelde diep, verkeerd te hebben gedaan, maar kon er bij zichzelf niet toe komen, ongelijk te bekennen. Daarom troffen de be zadigde woorden van zijn wachtcommandant hem diep. He t gesprek kon niet worden voortgezet. Want het horloge van Everaards wees aan, dat het tijd voor aflossing der posten was. 't Was ook Dolfs beurt. „Denk op post nog maar eens rustig na over mijn woorden, Woldinga", zeide hij, enkele sol daten, die vast sliepen, met moeite wakker makend en vermanend, op te schieten. Met een kameraad begaf Dolf zich naar den dubbelpost aan de electrische draad, waar de Duitscher liep te ijsberen, zoo nu en dan het licht van den electrischen lantaarn, dien elk Duitsch schildwacht op de borst droeg, in de omgeving Iatenlde schijnen. De Hollandsche soldaten kwamen de aflos sers reeds tegemoet, dankbaar, dat zij de warmte konden opzoeken. Ze klaagden, dat zij geen voeten meer hadden. Het was ook razend koud. Er woei een scher pe Oostenwind, die de wateren stollen deed. Dolfs kameraad was een zwijgzame jongeman, die alleen enkele opmerkingen over de koude maakte, om vervolgens stampvoetend op den post heen en weer te loopen, zoo nu en dan beschutting zoekend in het rieten wachthuisje, dat er was gemaakt. De zwijgzaamheid kwam Dolf te pas. Nadat hij den Duit&her een goeden nacht had ge- wenscht, raakte hij in diep gepeins. Een jaar geleden winterde het ook zoo. En toen had hij met Lucie gereden, den langen middag. Toen was daar dat machtige gevoel ontwaakt, dat niet tot zwijgen was te brengen: liefde voor het meisje, o'at hem ook liefhad. Maar zij had hem afgewezen. Hij moest het zonder haar doen. En hij billijkte haar be weegredenen. Als het anders werdMaar zou het ooit anders worden Everaards, een scherp opmer ker, had gelijk: hij bezat geen vrede. Was hij aan het begin van den goeden weg Maar waarom kwam hij dan niet verder Waarom bleef hij dan staan op hetzelfde punt Omdat hij ni-et tot 'God gingDat zeide Everaards. Was het waar Als hij eens echt bidden' ging, zooals hij vroeger aan moeders knie deed Zou dat helpen Hij meende nu wel, dat hij het zonder God stellen kon, maar werd het met den dag hem niet duidelijker, dat zulks een dwaze inbeelding was? Waar was zijn rust Immers weg Hij had in verwaten heid God verlaten en een levensbeschouwing gegrepen, die hem nu heel in den steek liet, en die hij zelf mijlen ver bèd weggeworpen, als niet deugdelijk. Moest hij, wilde hij niet in pure onverschilligheid ten onder gaan en aan wan hoop ten prooi worden, dan niet den draad van zijn vroeger leven weer opvatten Hij neigde er sterk toe. Al weken, al eenige maanden. Al verzette hij zich ef dan ook tegen. Miaar als het zoo was, moest hij dan niet andere optreden tegenover Frits Ja. zeide zijn hart. Niet de laatste uren, niet sinds het gesprek met Everaards, maar schier onmiddel lijk nadat Frits dien morgen, verslagen, hem verlatert had. Met kracht drongen thans de argumenten, door Everaards pas gebezigd, naar voren. Het sprak wel vanzelf, dat Friijs zóó was opgetreden tegen hem. De anderen deden het ook. Zij deden het alleen anders. Frits was forscher ge weest in zijn optreden, maar zijn karakter was ook forscher. Hij was niet soepel, als moeder en Annie. Zelfs vader was soepeler geweest dan Frits. Maar het begon voor hem vast te staan Frits had niet gehandeld uit plaag zucht. Hij had zijn plicht gedaan. Zóó drukte sergeant Everaards zich uit „Hé, kerel, sta je te slapen „Wat Slapen Neen. Ik „O, ik dacht, dat je bevroren was. Hoe houd je het uit, zoo lang stil te staan Ik draaf heen en weer en wordt nog niet warm." „Ja, 't is geweldig koud. Hoe laat is het al „We staan nog maar een kwartier." Dolf, die nu pas voelde, dat hij koud als een steen was, ging ook wat heen en weer loopen, naast zijn kameraad. Hij kende dezen van naam, maar nauwelijks van persoon. „We hebben wel eens meer samen op post gestaan. Je zegt niet veel, wel?" „Wat moet je praten 't Is altijd hetzelfde." „Ja, t is een vreeselijk leven. Wanneer zou er eens een eind aan komen „Als de oorlog afgeloopen is", zei de ander laconiek. „Ja, natuurlijk. Maar wanneer?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1