voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
Gij. SUIKERLIJDERS,
ie fflifldellanflstr. Q9 Honemam
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3998
ZATERDAG 14 OCTOBER 1933
48ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
NATIONAAL EN LIBERAAL.
Op den Uitkijk,
Gemengd Nieuws.
BRANDING
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.;
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Er heerscht een eigenaardig idee
onder sommige kringen van ons volk,
een idee, waarmee op politieke bijeen
komsten zeer druk geschermd wordt,
n.l. de gedachte als zou de liberale
staatsgedachte de nationale Nederland-
sche staatsidee zijn.
Wij weten hoe de mannen van anti
revolutionaire richting den liberalen
steeds het recht betwist hebben de oor
spronkelijke Nederlandsche idee uit te
dragen. Aan de hand van de historie is
hen dit op tal van plaatsen aangetoond,
maar nog steeds schijnt deze fabel de
harten der liberalen te vullen.
Het doet altijd goed om van tegen
standers gelijk te krijgen en zoo ook
lazen wij met genoegen van Professor
Gerretson, hoewel geen liberaal, vol
gende opmerking aan het adres van
Prof. C. W. we Vries, die gezegd had,
dat de nationale staatsidee rustte op de
grondslagen der liberale staatsgedachte:
„nóch in oorsprong, nóch in verwe
zenlijking zijn de Nederlandsche Staats
gedachte en de daarop gegronde rechts
staat specifiek liberaal.
Niet in. oorsprong: Oranje's verzet
tegen het staatsabsolutisme is geslaagd,
niet door de receptie (het aannemen,
redactie) van de liberale, maar van de
calvinistishe staatsgedachte door ons
volS."
„Evenmin is de verwezenlijking ge
durende de 19e eeuw, van onzen mo
dernen rechtstaat, het werk der libe
ralen alleen: integendeel is hij door den
hardnekkigen strijd van zeer verschil
lende volksgroepen mede tegen de
liberale machts-staatsidee en de uit die
idee voortvloeiende schoolpolitiek moe
ten worden veroverd.
De eerste stoot tegen dien machts-
staat, onder den invloed van De la
Mennais door de katholieken toege
bracht, destrueerde het Vereenigd Ko
ninkrijk; de Jonge liberalen, onder
Thorbecke, reconstrueerden het res
tant van het rijk op den grondslag van
de nationale rechts-staatsidee; daar
door heeft óók de liberale gedachte een
aanzienlijk deel in de wording van on
zen rechtsstaat: het crediet van 1848
blijft ongeschokt. Doch in de toepassing
van die idee op maatshappelijk gebied,
faalden zij en volgden zij alras de lei
ding van de, nu conservatieven ge-
heeten, oude liberalen. Dit had tot
gevolg, dat Groen van Prinsterer op
zijn bekende eulogie bij Thorbecke's
dood moest laten volgen: „Thorbecke
was, en bleef, de vertegenwoordiger
van staatsidee van 1789; van het staats-
alvermogen, ook in Kerk en School.
Vergeet, zeg ik, dit vooral niet. Want
onder de vlag van het staatsidee is
(ons volk) telkens meer van zijn religie-
vrijheid beroofd". Uit deze liberale
machtsstaatidee emaneerde Kappeyne's
„dan moeten de minderheden maar
lijden", en het is tegen deze idee. dat
de Anti-Revolutionaire richting zich
tot partij vormde, en samen met de
R.K. streed, tot de Nederlandsche
staatsgedachte ook op het gebied der
opvoeding was verwezenlijkt.
De geliefkoosde identificatie van na
tionaal en liberaal, van nationale en
liberale staatsgedachte is dus historisch
niet wel verdedigbaar."
Hoe ook de beschouwingen van Prof.
Gerretson van de onze mogen verschil
len, de liberalen vinden in dit betoog
een terechtwijzing, welke hen tot na
denken moet brengen
Den lOen October was het een bijzondere
dag voor Zuid-Afrika en in het bijzonder voor
de Transvalere, onze stamverwanten. Op dien
dag immers herdachten zij den 108sten geboorte
dag van Paul Kruger, in den volksmond meer
bekend onder den naam van „Oom Paul
In den onafhankelijkheidsoorlog van Trans
vaal tegen Engeland is deze man beroemd ge
worden en vele ouderen onder onze lezers zul
len zich den tijd van de boérenoorlogen nog
herinneren. Hoe spoorde Oom Paul in krachtige,
fiere taal zijn landgenooten aan om te volharden
in den strijd voor vrijheid en recht en sterk
te staan in hun vertrouwen op God.
Meerdeer overwiningen werden behaald.
Spoedig bleek het echter, dat de Engelschen
het op de vernietiging aanlegden niet alleen
van de Transvaalsche republiek, maar ook van
den Oranje-Vrijstaat.
En langzaam maar zeker drong de vijand
door en bezette stad na stad.
Na de bezetting van Johannesburg en Pretoria
kon er zelfs geen sprake meer zijn van een
vasten regeeringszetel.
Kruger, door zijn zwakke gezondheid niet in
staat aan den krijg deel te nemen, besloot nu
met toestemming van zijn regeering naar Europa
te vertrekken om te trachten de tusschenkomst
der groote mogendheden in te roepen.
Een eere-saluut aan onze Koningin Wilhel-
mina, die den moed en de durf had het oorlogs
schip „De Gelderland" naar de Portugeesche
haven Lorenzo Marquez te zenden om den grij
zen president veilig naar Europa te brengen
(1900).
De Engelschman liet alle boerenplaatsen in
vlammen opgaan, het vee wegvoeren of doo-
den en de vrouwen en kinderen onderbrengen
in z.g.a concentratiekampen. Op die wijze dacht
„de vrouwen- en kinderbeul van Zuid-Afrika"
de mannen te dwingen zich te onderwerpen.
Zijn middel had succes, want wat de Engel-
gche wapenen niet hadden kunnen doen, deden
tenslotte de afschuwelijke moordholen, waar in
korten tijd 26000 vrouwen en kinderen weg
kwijnden van honger, ziekten en gebrek. Het
geheele Hollandsche ras werd zoodoende met
ondergang en uitroeiing bedreigd en dit deed
de in het veld zijnde Boeren dan ook besluiten
het hoofd in den schoot te leggen.
Met een bloedend hart teekenden hun leiders
in 1902 den vrede van Vereeniging, waarbij de
beide republieken haar onafhankelijkheid ver
loren.
Zoo had in den strijd „voor vrijheid en recht"
helaas het onrecht gezegevierd. Paul Kruger,
die zich toen in Europa bevond, had zulks niet
kunnen verhoeden. Wel ondervond hij op zijn
reis door Nederland, Frankrijk en Duitschland
overal sympathie en geestdrift voor de zaak
der Boeren, doch geen enkele groote mogendheid
bleek tot interventie of hulp bereid. De vrees
voor het overmachtige Engeland weerhield hen
ten gunste der Boeren op te treden.
Zelfs weigerde keizer Wilhelm II, uit sym
pathie voor Engeland, den ouden beproefden
staatsman in gehoor te ontvangen en dat, ter
wijl hij in 1896 den Transvaalschen president
een gelukwensch had gestuurd met het mis
lukken van den inval van Jameson
Kruger droeg deze tegenslagen en teleurstel
lingen met kalme berusting.
Ook de vrede, dien hij tegen veler verwach
ting goedkeurde, ontnam hem den moed en het
vertrouwen niet, omdat hij zich sterkte in den
Heere Zijn God. „Ik weet", zoo sprak hij, „dat
God het verdrukte volk niet ten onder zal laten
gaan en ik ben er van overtuigd, dat Hij de
Zijnen niet verlaat, ook al schijnt dit zoo".
Evenmin werd 'Zijn geloofsvertrouwen ge
schokt, toen hem de zwaarste slag in zijn leven
trof: de tijding van het overlijden zijner vrouw,
van „Tante Sanne", die hij in de Transvaal had
moeten achterlaten. Ook deze zware beproeving
verdroeg hij met de gelatenheid van een vroom
Christen, wetende, dat op de tijdelijke scheiding
een eeuwig weerzien zou volgen.
Met het oog op zijn zwakke» gezondheid
keerde Kruger na het sluiten van den vrede niet
naar zijn vaderland terug; hij eindigde zijn leven
in ballingschap en stierf den Mden Juli 1904
in het Zwitsersche plaatsje Clarens, ver van
zijn geliefden geboortegrond. Volgens zijn wensch
werd hij begraven in Pretoria, waar in latere
jaren een standbeeld voor hem werd opgericht.
In Paul Kruger verloor de Transvaal één
zijner roemruchte voortrekkers. Hij was een
man geweest, die zich in het publieke leven
den naam en de eere Gods niet geschaamd had,
een Calvinist, die vasthield aan het Woord
van God en troost putte uit zijn Bijbel.
Hoewel hij niet kon bogen op een geleerde,
wetenschappelijke opleiding, was hij als staats
man de gelijke geweest van de diplomaten van
zijn tijd.
Eenvoudig in kleeding en levenswijze, had
hij een afkeer gehad van fraaie vormen; uiterlijk
vertoon en alle onwaarachtig gedoe had hij
steeds gehaat en verfoeid.
De Engelschen noemden hem bij voorkeur
den slechts gekleeden man der wereld en een
dcanmen onontwikkelden Boer, doch dit waren
juist bewijzen, dat zij hem geen ernstige blaam
konden aanwrijven. Groote mannen toch hebben
in den regel een doodgewoon uiterlijk en Tiet
gaat niet altijd op, dat de kleeren den man
maken. Ware zedelijke grootheid is niet afhan
kelijk van een buitengewoon uiterlijk, óók niet
van kleeding naar „the latest fashion", óók niet
van wereldsche vormen, óók zelfs niet van
hooge positie of groote geleerdheid.
Paul Kruger, de Transvaalsche Vader des
Vaderlands, is daar een treffend voorbeeld van.
Hoe kan men in Engeland toch zoo schelden
op Hitier en zijn concentratiekampen. Waartoe
was men daar tijdens den Boerenoorlog in staat
UITKIJK.
die genezing zoekt, vraagt
gratis brochure Kruiden-
genees wijze
Priester HAM ON"
Drogisterij Verwaal
DE STORM VAN WOENSDAG.
TWEE RIJNSCHEPEN IN HET
VOLKERAK GEZONKEN.
De bemanningen gered.
Tijdens den storm van Woensdag zijn te Din-
telsas in het Volkerak twee Rijnschepen ge
zonken, het eene, de Rosalie, van 660 ton, was
van Belgische nationaliteit en het andere is de
Isba, van Nederlandsche nationaliteit. Het Bel
gische vaartuig was op weg van Rotterdam
naar Antwerpen, geladen met zand; het lag ach
ter een sleepboot met de Hannover III. Om
streeks drie uur kwam een sterke zuidwester
storm opsteken en kort daarna zonk de Rosalie.
Even te voren waren twee vrouwen aan boord
gegaan van de Hannover III.
Op het moment, dat de Rosalie in de diepte
verdween, zijn schipper van Steenhoven en
zijn knecht op de Hannover III overgesprongen.
Kort nadat de Rosalie was gezonken voer
op ongeveer dezelfde plaats de Isba achter de
sleepboot Walvisch. De Isba zonk daar en de
sleepboot Walvisch heeft nog wat rondgevaren,
maar ontdekte niemand van de Isba. De sleep
boot is toen in de vluchthavén te Dintelsas bin-
nengeloopen en men maakte zich over het lot
van de bemanning van de Isba ernstig bezorgd.
Later werd uit Ooltgensplaat bericht, dat de
bemanning van de Isba daar was aangekomen.
Zij bestond uit den kapitein, zijn vrouw, vier
kinderen en zijn knecht. Kort voordat de Isba
was gezonken waren zij in de roeiboot gegaan
en na een uur worstelens met de onstuimige
golven, waren zij uitgeput te Ooltgensplaat bin-
nengeloopen.
Gelukkig zijn er dus bij deze scheepsongeval
len in het Volkerak geen menschenlevens te
betreuren.
VISSCHERSVAARTUIG VERGAAN.
De opvarenden gered.
Men meldt uit Ierpeke
Tijdens den hevigen storm, die Woensdag
middag woedde, is op de Oosterschelde de oes-
ter-korboot Ierseke 58, toebehoorende aan den
heer D. Pols te Ierseke, vergaan. Met veel
moeite gelukte het de bemanning van het stoom
schip Bona Vidus van Tholen de opvarenden
van het zinkende visschersvaartuig te redden.
Zij zijn te Ierseke aan wal gebracht.
SCHP DM NOOD.
Te IJmuiden binnengebracht.
Uit IJmuiden wordt gemeld
Woensdagmorgen om tien uur verkeerde de
Sch. 38, een stalen motorbotter, in nood. Het
schip lag ter hoogte van Wijk aan Zee met
defecten motor en gescheurde zeilen. Het had
de noodvlag geheschen. De reddingsboot Neeltje
Jacoba heeft het schip hier binnengebracht.
DE STORM BOVEN AMSTERDAM.
Het Vondelpark gesloten.
De storm van Woensdag heeft ook in het
Amsterdamsche Vondelpark danig huisgehouden.
In totaal zijn vijftien boomen omver gewaaid,
doch tal van andere boomen werden zoodanig
beschadigd, dat zij dreigen om te vallen of
zware takken elk oogenblik omlaag kunnen ko
men. Het gevaar, dat dit voor de voorbijgan
gers én wandelaars oplevert, is op een middag
als heden te grooter, omdat honderden school
kinderen hun vrijen Woensdagmiddag spelende
in het Vondelpark doorbrengen. Na een inspec
tietocht door het park, achtte de hoofdopzichter,
de heer R. Kuyper, het dan ook geraden de hulp
der politie in te roepen en tegen twee uur werd
met deze assistentie begonnen met de ontruiming
van het park. Te ruim half drie was het publiek
uit het Vondelpark verwijderd en werden de
hekken gesloten. Onmiddellijk werd door het
voltallige personeel van het Vondelpark begon
nen met het omver halen van boomen, die op
vallen stonden en met het kappen van al het
hout, dat gevaar kon opleveren. Wanneer de
storm definitief is gaan liggen en het park ge
zuiverd zal zijn van al wat gevaar oplevert,
zullen de hekken hopelijk in den namiddag, voor
dat het drukke verkeer door het park bij het
uitgaan van kantoren en fabrieken begint, weer
geopend kunnen worden. Het is in geen jaren
voorgekomen, dat het Vondelpark om een der-
DOOR
K. H. MARINUSSEN.
„Ik luister met de grootste belangstelling.'
„Je hebt geen vrede met het leven, dat staat
vast. De richting, die je bewust of onbewust
hebt ingeslagen, heeft je een fiasco gebracht. En
nu ben je stuurloos. Dat is niets voor jou. Want
per saldo ben je tóch een karakter. Bovendien
waarheidslievend en eerlijk. Je vraagt je ar,
welke richting je uit moet. E|n daarbij ben je
reeds teruggekeerd naar het oude, beproefde
pad, je steeds door je ouders gewezen. Je be
hoeft dat niet te ontkennen, want dat is een
voudig een feit. Je bent op het begin van dat
qoede pad Wandel maar rustig verder. En
vraag God,' of Hij je helpen wil. Dan komt het
wel met je in orde. En dan kan gesproken wor
den van den verloren zoon, die terugkeerde. En
als je nu weten wil, hoe ik thuis over je ge
sproken heb, dan wil ik je eerlijk zeggen, dat
ik in dienl geest over je heb gepraat. Nóg ben
je bezig, de verzenen tegen de prikkels te slaan,
je kent die uitdrukking, maar dat houd je niet
zoo lang meer vol. t Verstandigste en het beste
is, onmiddellijk van houding te veranderen en
oprecht tot God te gaan met belijdenis van
schuld. Dan wordt je aangenomen.
En nu zou het zoo goed zijn, als je geregeld
in aanraking met je broer kwam. Uok om die
reden dring ik er op aan, dat je zoo nu en dan
naar Hulst gaat."
Langs een omweg was Everaards weer aan
geland op het punt van uitgang.
„Ik vrees, dat mijn broer mij van den wal
in de sloot zou helpen/. Me dunkt, dat ik dat het
best kan beoordeelen."
„En tóch ben je niet op de hoogte, amice. Ik
heb heel andere indrukken van je broer, die
niet alleen een hoogstaand mensch is, maar ook
iemand, die zijn belijdenis wenscht te beleven.'
„Dat zou ik niet gaarne ontkennen. Want ik
weet er alles van. Hij heeft mij zeker wel over
den hekel gehaald Je maakt me niet wijs, dat
er over mij tusschen jullie niet gepraat is.
„Ik tracht je niets wijs te maken. Natuurlijk
is er over jou gesproken. En wat nu je vraag
betreft, gelóóf je het antwoord, dat ik geven
zal
„Waarom vraag je dat
„Daarvoor heb ik mijn reden. Zal je mij
gelóóven
Jt Heb je nog nooit op een opzettelijken leu
gen betrapt, dus ik geloof je."
„Welnu, je broer heeft geen woord kwaad
over je gezegd. Geen woord, versta je Hij be
treurt het alleen diep, dat je bent afgeweken
en leeft in de hoop, dat het nog eens in orde
komt. Waarom zou hij ook kwaad van je spre
ken Leven jullie dan in onmin met elkaar
'k Moet verklaren, dat ik het bij je broer niet
heb kunnen merken."
Everaards, handig gebruik makend van de
goede situatie, wilde nu Dolf eens peilen.
„Onmin. Wat je onmin noemt", verklaarde
Dolf openhartig. „Het is juist, dat wij elkaar
in maanden niet geschreven eni ontmoet hebben,
behalve dan onlangs op dien morgen, toen ik op
post stond'. Doch dat was maar even. De zaak
is, dat hij mij altijd heeft tegengewerkt en dat
heeft natuurlijk kwaad bloed gezet. Nu begrijp
je dus ook, dat het veel beter is, dat wij elkaar
niet ontmoeten."
„Neen, waarde Woldinga, dat begrijp ik
niet. Laat ons nu eens aanftemen, dat de zaken
staan, zooals je zegt, dan nóg mag deze ver
keerde verhouding niet blijven voortduren. Ik
kan mij dus ook onmogelijk voorstellen, dat je
broer er genoegen mee neemt. Neen, dat doet
hij ook niet, want hij zoekt toenadering. Hij wil
graag, dat je komt. Ik zeg dit alles in de ver
onderstelling, dat je opvatting de juiste is. Maar,
dat geloof ik niet. Ik geloof eenvoudig niet, dat
je broer je tegengewerkt heeft."
„Dat zal ik toch zeker het bpste kunnen we
ten", meende Dolf. die het optreden van Eve
raards nu wel wat arrogant vond, hoewel de
sergeant de eenvoud in persoon was.
Doch deze wa^ onverstoorbaar en vast be
sloten, stand te houden.
„Je kunt ook gemeend hébben, dat je
werd tegengewerkt. Er kan van een schromelijke
vergissing sprake zijn. En ik geloof, dat je je
deerlijk vergist. Kijk eens, ik weet er niets van.
Maar ik vermoed, dat je broer getracht heeft,
je van den verkeerden weg terug te houden.
Ik laat nu daar, of hij dat tactvol gedaan heeft.
Bedoel je het zoo
„Natuurlijk. Hij wilde mij bevaderen en werk
te mij tegen."
„Dat is geen tegen/werking. Het was een
voudig zijn broederplicht, te trachten je te weer
houden. Hij zag, dat het de verkeerde richting
•uitging en waarschuwde je, ging er misschien
niet verstandig tegen in, dat weet ik niet, maar
dat doet er nu ook niet toe. De bedoeling was
in elk geval goed."
De woorden van Everaards vonden diep in
Dolfs hart een goeden voedingsbodem, al was
dat op zijn gelaat niet zichtbaar. Sinds den
morgen, dat hij Frits als een hond had behan
deld, was hij geen oogenblik rustig gestemd ge
weest. Hij gevoelde diep, verkeerd te hebben
gedaan, maar kon er bij zichzelf niet toe komen,
ongelijk te bekennen. Daarom troffen de be
zadigde woorden van zijn wachtcommandant
hem diep.
He t gesprek kon niet worden voortgezet.
Want het horloge van Everaards wees aan, dat
het tijd voor aflossing der posten was. 't Was
ook Dolfs beurt.
„Denk op post nog maar eens rustig na over
mijn woorden, Woldinga", zeide hij, enkele sol
daten, die vast sliepen, met moeite wakker
makend en vermanend, op te schieten.
Met een kameraad begaf Dolf zich naar den
dubbelpost aan de electrische draad, waar de
Duitscher liep te ijsberen, zoo nu en dan het
licht van den electrischen lantaarn, dien elk
Duitsch schildwacht op de borst droeg, in de
omgeving Iatenlde schijnen.
De Hollandsche soldaten kwamen de aflos
sers reeds tegemoet, dankbaar, dat zij de warmte
konden opzoeken. Ze klaagden, dat zij geen
voeten meer hadden.
Het was ook razend koud. Er woei een scher
pe Oostenwind, die de wateren stollen deed.
Dolfs kameraad was een zwijgzame jongeman,
die alleen enkele opmerkingen over de koude
maakte, om vervolgens stampvoetend op den
post heen en weer te loopen, zoo nu en dan
beschutting zoekend in het rieten wachthuisje,
dat er was gemaakt.
De zwijgzaamheid kwam Dolf te pas. Nadat
hij den Duit&her een goeden nacht had ge-
wenscht, raakte hij in diep gepeins.
Een jaar geleden winterde het ook zoo. En
toen had hij met Lucie gereden, den langen
middag. Toen was daar dat machtige gevoel
ontwaakt, dat niet tot zwijgen was te brengen:
liefde voor het meisje, o'at hem ook liefhad.
Maar zij had hem afgewezen. Hij moest het
zonder haar doen. En hij billijkte haar be
weegredenen.
Als het anders werdMaar zou het ooit
anders worden Everaards, een scherp opmer
ker, had gelijk: hij bezat geen vrede. Was
hij aan het begin van den goeden weg Maar
waarom kwam hij dan niet verder Waarom
bleef hij dan staan op hetzelfde punt
Omdat hij ni-et tot 'God gingDat zeide
Everaards. Was het waar Als hij eens echt
bidden' ging, zooals hij vroeger aan moeders
knie deed Zou dat helpen Hij meende nu
wel, dat hij het zonder God stellen kon, maar
werd het met den dag hem niet duidelijker, dat
zulks een dwaze inbeelding was? Waar was
zijn rust Immers weg Hij had in verwaten
heid God verlaten en een levensbeschouwing
gegrepen, die hem nu heel in den steek liet, en
die hij zelf mijlen ver bèd weggeworpen, als
niet deugdelijk. Moest hij, wilde hij niet in pure
onverschilligheid ten onder gaan en aan wan
hoop ten prooi worden, dan niet den draad van
zijn vroeger leven weer opvatten
Hij neigde er sterk toe. Al weken, al eenige
maanden. Al verzette hij zich ef dan ook tegen.
Miaar als het zoo was, moest hij dan
niet andere optreden tegenover Frits Ja. zeide
zijn hart. Niet de laatste uren, niet sinds het
gesprek met Everaards, maar schier onmiddel
lijk nadat Frits dien morgen, verslagen, hem
verlatert had.
Met kracht drongen thans de argumenten, door
Everaards pas gebezigd, naar voren. Het sprak
wel vanzelf, dat Friijs zóó was opgetreden
tegen hem. De anderen deden het ook. Zij
deden het alleen anders. Frits was forscher ge
weest in zijn optreden, maar zijn karakter was
ook forscher. Hij was niet soepel, als moeder
en Annie. Zelfs vader was soepeler geweest
dan Frits. Maar het begon voor hem vast
te staan Frits had niet gehandeld uit plaag
zucht. Hij had zijn plicht gedaan. Zóó drukte
sergeant Everaards zich uit
„Hé, kerel, sta je te slapen
„Wat Slapen Neen. Ik
„O, ik dacht, dat je bevroren was. Hoe houd
je het uit, zoo lang stil te staan Ik draaf heen
en weer en wordt nog niet warm."
„Ja, 't is geweldig koud. Hoe laat is het al
„We staan nog maar een kwartier."
Dolf, die nu pas voelde, dat hij koud als een
steen was, ging ook wat heen en weer loopen,
naast zijn kameraad.
Hij kende dezen van naam, maar nauwelijks
van persoon.
„We hebben wel eens meer samen op post
gestaan. Je zegt niet veel, wel?"
„Wat moet je praten 't Is altijd hetzelfde."
„Ja, t is een vreeselijk leven. Wanneer zou
er eens een eind aan komen
„Als de oorlog afgeloopen is", zei de ander
laconiek.
„Ja, natuurlijk. Maar wanneer?"
(Wordt vervolgd).