OOP
WATERLEIDING
t. ESSELINK IHKIIIIK
Den kleermaher niet nnodii!
Antirevolutionair
voor
Orgaan
de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
sussen
uidt:
msterdamc.
ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1933
48STE JAARGANG
J
EK
J
EERSTE BLAD.
BELASTINGEN.
Bouwmaterialen en Sanitaire Artikelen
TELEFOON 21
FEUILLETON
BRANDING
niet naer. Wat gieng
alleen mar heur of-
schodde van inge-
z'n puupje tegen 't
bed. Hie hurkte in
neer voor de stoel
Vaoder, die in denj
1 in hie sliep gaauw,
voor den volgenden
>u wêrke, geld ver-
Niet dat van der
z'n medemenschen
er wel zoo op an
>leve voor de meule
bie was riep uut
nelis, hoe echt oud-
n hier die bank on-
loemd wier, zei
t. Maar als ik zulke
e me nooit losmaken
manier zoon molen
Die lui hier hebben
andeel in de wereld
ets uit eigenbelang,
dat niet; dat is een
huchelaers in over
waernaer ze leve,
nake wie de huche-
de meulenaer.
DE KLOPPER.
rtje in een groote
s is het slecht geld
JschriftverbetC"
ilectrotechniek,
unde, enz,, enz.
HELPEN 1
t u s No. 261
h tin «en.
3T NIETS1
t mocht slagen,
loei bereikt is.
ntan en Fruit
ef. 81431
sntemarkl
200.
dres.
:ent per 70 K.Q.
bij een Bankier
0'a middagi
Rotterdam
US
1.25 per
minstens
s gratis
MELSDIJK
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Vlle stnkkei» voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verder© Administratie, franco toe te «enden aan de Uitgevers
In het debat over bet wetsontwerp
tot unitormverbod, hetwelk Dinsdag in
de Tweede Kamer gehouden werd,
maakte de Minister van Justitie een
opmerking, die echt nuchter en dus echt
Hollandsch was
„Uniformen hebben langzamerhand
een uittartend karakter gekregen, ook
al is men niet blind voor de paskwille-
rige zijde van het optreden van hen,
die ze dragen. Er is geen behoefte aan
deze imitatie van het buitenland. Wie
aan zijn beginsel gelooft, heeft daarbij
den kleermaker niet noodig."
Deze opmerking konden de geuni-
formde politici in hun zak steken. Het
Hollandsche spreekwoord: „De kleeren
maken den man", gaat in de politiek
niet op. Daarvoor komt meer kijken
Dit nuchtere woord behoeft echter
niet alleen gezegd te worden tot hen,
die in het dragen van uniformen het uit
dragen van hun beginsel zien.
Het klinkt misschien eigenaardig,
maar wij meenen, dat ook de Regeering
in de gezagshandhaving tot zichzelf
zeggen moet: wie aan zijn beginsel ge
looft, heeft daarbij den kleermaker niet
noodig 1
Men is er niet met een uniformver
bod
Waarom zijn de fascisten, de zwart
en bruinhemden er gekomen Is het
fascisme niet te beschouwen als een
wantrouwen van de overheid, die in de
afgeloopen jaren teveel over haar kant
liet gaan en de baan vrijliet voor ge
zagsondermijnende invloeden.
Terecht merkte Prof. Visscher, in het
Kamerdebat op
„De Regeering overschatte de betee-
kenis van de bruine en zwarte hemden
niet, maar stelle zich veelmeer de vraag
hoe deze reacties ontstaan konden. Zij
zijn vaak uiting van wantrouwen, ver
oorzaakt door de feiten, die wezen op
nalatigheid van de overheid bij het be
schermen der burgers en het toestaan
van anti-nationale gezagsondermijnen
de demonstraties.
Nu komt men met dit ontwerp, maar
wat jarenlang is geduld, blijft vrijwel
ongemoeid.
Wat is opzichtig Zuiver, subjectief
is daarover het oordeel.
De Regeering versterke het vertrou
wen, dat het volk onder haar schuts
veilig is. Keert dat vertrouwen terug,
dan verdwijnen vanzelf acties als die
van bruine en zwarte hemden. Als de
Regeering volstrekt haar souvereiniteit
wil handhaven, heeft zij eigenlijk deze
wet niet noodig."
Inderdaad, het fascisme moge een
anti-christelijke beweging zijn, een on
christelijke gezagshandhaving leidt tot
deze zwarte reactie.
Ook in dit opzicht straft het kwaad
zichzelf. Een reactie als het fascisme is
zoo een gezond, normaal verschijnsel.
Een uniformverbod is toe te juichen,
maar men moet de oorzaak van het
kwaad wegnemen.
In één van onze vorige hoofdartikels
wezen wij er op alle revolutionaire ac
tie, hetzij van communistische of socia
listische zijde, moet tegengegaan wor
den.
Doet de overheid Ijaar plicht, dan is
er geen reden voor wantrouwen, dan
is de fascistische reactie te stuiten, dan,
om met Prof. Visscher te spreken, „dan
verdwijnen vanzelf acties als die van
bruine en zwarte hemden.
Dat deze Regeering hiervoor blind
is, zouden wij niet gaarne willen bewe-
l ren, zij heeft „den kleermaker niet noo-
j dig."
Minister van Schaick wees er in zijn
repliek op:
„Het ontwerp was sommigen te be
perkt. Maar de Regeering had er
slechts een beperkt doel mee.
Wat verder geschieden zal, wachte
men af.
Het excessieve optreden in pers en
vergaderingen heeft ook de aandacht.
Misbruiken op dit gebied zullen worden
tegengegaan en de noodige maatrege
len zijn in overwegingen.
Het uniformverbod bedoelt alleen de
politiek op straat te keeren."
De Regeering heeft dus de oogen
open en is met het uniformverbod op
den goeden weg.
De socialisten, die tegen stemden,
hadden gedacht, dat de Overheid hen
tegenover de fascisten in bescherming
zou nemen. Zij waren dan ook eerst
voor het uniformverbod. Toen echter
bleek, dat de Regeering met deze wet
ook op zou treden tegen hun uitdagende
demonstraties en optochten en het mee
voeren van vlaggen en vaandels ver
bood, waren zij plotseling tegenstan
ders.
De socialisten zijn oorzaak, dat de
Regeering tot deze maatregelen over
gaat. Al mag de heer Albarda met veel
pathos zeggen, zooals hij in de Tweede
Kamer deed „Als tegenstander van
alle illegale actie verklaar ik, dat, blijkt
deze wet onvoldoende, dan moet ter
stond aanvulling volgen", de Regee
ring weet deze schijnheiligheid op haar
juiste waarde te schatten.
Het is zoo de gewoonte van de S.D.
A.P. om de vermoorde onnoozelheid te
spelen
De meest voorkomende BADKAMER-ARTIKELEN houden wij
voorradig. Alle modellen WASCHTAFELS zijn bij ons te
bezichtigen, en in ieder kwantum uit voorraad leverbaar.
ART. 73 WET OP DE INKOMSTEN
BELASTING.
„Hij die bezwaar heeft tegen den hem op-
gelegden aanslag, kan binnen twee maanden na
de dagteekening van het aanslagbiljet, een be
zwaarschrift indienen bij den inspecteur."
Het verdient aanbeveling het bezwaarschrift
duidelijk en volledig op te stellen. Stelt men er
prijs op zijn bezwaren nog eens persoonlijk den
inspecteur kenbaar te maken, dan gelieve men
er om te denken, dat in het schrijven verzocht
moet worden in de gelegenheid te worden ge
steld het eert en ander mondeling te kunnen
toelichten.
Het is mogelijk, dat de aanslag overeenkomt
met eigen aangifte, doch door onbekendheid met
de wet is Uw aangifte te hoog geweest en
dientengevolge is ook de aanslag te hoog. In
een dergelijk geval en meerdere gevallen is
bezwaar mogelijk. Steeds gaat men er meer toe
over voor belastingzaken vooraf een deskundige
te raadplegen.
De reclamant kan zich bij de mondelinge be
handeling door een gemachtigde doen vertegen
woordigen. Om geldige redenen kan de inspec
teur de vertegenwoordiging door een bepaalden
gemachtigde weigeren. De inspecteur heeft het
recht te vorderen, dat de reclamant zijn ge
machtigde vergezelt.
De reclamant is, desgevraagd, gehouden den
voorzitter der schattingscommissie, den inspec
teur of een of meer door den voorzitter of den
inspecteur aangewezen ambtenaren inzage te
verleenen van boeken of andere bescheiden, die
tot staving zijner beweringen kunnen dienen.
Zie art. 74.
Het Accountantskantoor
P. VAN DER MEIJDEN,
Gediplomeerd belastingconsulent.
Hofsingel 33, Vlaardingen. Tel. 692.
Na 1 October a.s. adresMaarland 72a,
Den firiel. Tel. 82
DOOR
K. H. MAJRINUSSEN.
29)
„We waren in de kerk, toen de trompetter
in het kerkportaal blies. We vlogen weg. Wat
zou er aan de hand zijn Echt Of een oefe
ning
„Wat zegt Ejveraards
„Hij weet er ook niets van. Officieren zijn
niet te bekennen. De wachtcommandant kreeg
order van het garnizoensbureau om door de
geheele stad alarm te doen blazen."
Het was op de zalen een leven van je welste.
Grappen werden verkocht. Schimpscheuten wer
den rondgeslingerd. Maar elk was geagiteerd.
De officier van de week, in vol tenue ransel
op den rug enl kepi op, trad binnen.
„Aantreden op de binnenplaats
Een oogenblik later stonden beide compag
nieën aangetreden, gereed om op weg te gaan,
als het moest.
Want spoedig werd het allen duidelijk, dat
van een oefening geen sprake was. Nood
rantsoen, bestaande uit doosjes geconserveerd
vleesch en harde cake, werd uitgedeeld en de
compagniescommandant deelte in een korte toe
spraak mede, dat allen geconsigneerd werden,
wat wilde zeggen, dat niemand de kazerne
mocht verlaten. Een enkele ontbrak nog op het
appèl, maar die verscheen spoedig.
„Weg, verlofhoorde Dolf een soldaat zeg
gen.
Het drong toen pas tot hem door, dat hij het
zelfde zeggen kon. Ten overvloede vertelde
sergeant Everaards hem, dat alle verlof voor-
loopig weer was ingetrokken.
In de stad was het dien avond rustig. In alle
kazernes waren de troepen geconsigneerd, in
afwachting van de dingen, die komen zouden.
Doch in de kazernes heerschte de onrust. De
wildste geruchten deden de ronde. Met stellige
zekerheid werd verteld, dat Nederland in den
oorlog betrokken zou worden. En een ander
wist mee te deelen, dat de troepen in den ko
menden nacht naar den overkant zouden worden
gebracht.
„Laat ze praten," zeide sergeant Everaards,
die met Dolf en Van Oosten een rustig hoekje
op de binnenplaats had uitgekozen. „Niemand
weet er iets van. De garnizoenscommandant
misschien niet eens. Er is alleen order gekomen,
de troepen zoo spoedig mogelijk te consigneeren,
om gereed te zijn voor een eventueel vertrek,
daar ik geloof, dat dit alles in verband staat met
de gebeurtenissen in België. Wie weet, of we
niet spoedig aan den overkant zitten."
Te half tien, tien uur werd de rust van den
nacht opgezocht, nadat order was gegeven, dat
zoo weinig mogelijk mocht worden uitgepakt.
Elk oogenblik kon alarm worden geblazen.
Het geschiedde niet. De gewone, opwekkende
tonen) van de reveille werden den volgenden
morgen gehoord. Maar de troep rukte niet uit,
deed alleen lichte oefeningen op de binnenplaats.
Om tien' uur kwam de order: gereed maken'
voor den afmarsch. En een uur later marcheer
den twee compagnieën door Vlissingen naar de
ponton, waar de provinciale booten meerden-
De compagnie van Dolf was er ook bij. Men
wist het nu welnaar den overkant. Het was
alleen nog maar de vraag, of de volgeladen
boot, die spoedig door het water sneefl koers
zou zetten naar Breskenjs of Terneuzen. Ser
geant Everaards verzekerde, dat de officieren
het niet wisten. Buiten de haven eerst mocht
de commandeerende officier den verzegelden
orderbrief openen.
Hij stond naast den kapitein op de brug,
opende den brief en gaf lastde boot ging
niet recht door, maar zwekte naar links.
Elk was op de hoogte de tocht ging naar
Terneuzen. Mogelijk bleef de troep daar, maar
het zou ook kunnen, dat zij naar de grenzen
moest.
Een half uur later had men de zekerheid
naar de grens
HOOFDSTUK XIV.
Aan de grenzen.
Voor de zooveelste maal verbaasde Dolf zich
over de organisatie de boot, een flinke rader
boot, meerde aan de aanlegplaats in Terneuzen,
de compagnieën formeerden zich vlug, om onder
tromgeroffel naar het station te trekken, waar
een trein gereed stond, een trein van den spoor
weg TerneuZen-Mechelen, die echter niet ver
der meer reed dan de grens. De onderneming
was een Belgische maatschappij. De wagens
waren vuil en lang niet zoo geriefelijk als die
van de Nederlandsche spoorwegen.
Op de gebruikelijke manier geschiedde het
instappen), zoodat na korten tijd de trein weg-
tufte in de richting Axel, waar werd gestopt.
Er was daar een sterke stationswacht, die
door de geopende portieren vertelde, dat een
der beide compagnieën naar Hulst moest, de
andere naar het dorp Nieuw-Namen, vlak aan
de grens.
HulstDolf had er nog niet bij stilgestaan,
maarin Hulst was Frits, zooals luitenant
Van der Poll hem had meegedeeld. Stel je
voor, dat zijn compagnie in Hulst kwam te
liggenDan ontmoette hij geregeld Frits
Hij hoopte maar, dat deze weer vertrokken
zou zijn. Want na al het gebeurde wilde hij
hem het liefst niet ontmoeten. De wrok was
niet verdwenen. Frits was het geweest, die
hem had tegengewerkt. Hij had zijn zin niet
gekregen), maar dat lag niet aan hem. Moeder
was zelfstandig geweest. Maar als het naar de
zin van Frits was gegaan, hij was nooit in Lei
den gekomen. En dan zou hij niet op een
Universiteit gekomen zijn, want hij zou er fees
telijk voor hebben bedankt, naar Amsterdam
te gaan. Frits werkte hem tegen, niet in stilte,
dat moest hij erkeninen, maar openlijk. Met
opzet had hij hem steeds ontweken, maar nu
bestond de mogelijkheid, dat hij hem zou ont
moeten en dan nog wel als meerdere. Frits
zou vast een „dienstklopper" zijn, want hij was
steeds even streng, ook streng op zichzelf.
Neen hij wilde hem niet ontmoeten. Al
tijd had hij over hem „gevaderd" en hem min
of meer verweten, dat hij van den rechten weg
afdwaalde. Van een ander kon hij vermaningen
aanhooren, maar nipt van Frits, die hem ijs
koud van de studie zou hebben afgehouden.
Vurig hoopte Dolf, dat zijïi compagnie ver
der trekken zou, Hulst voorbij. En als dat niet
zoo wasgelukkig behoorde Frits tot een an
dere compagnie. Hij had nu wel de ervaring,
dat hij dan niets te maken had met andere offi
cieren.
Dolf besloot, voor het geval hij Frits ontmoe
ten mocht, hem als lucht te behandelen, al zou
moeder, bij het vernemen daarvan niet best te
spreken zijn. Hij zou de militaire eerbewijzen
brengen en hem verder links laten liggen.
Eigenlijk verdiende Frits niet beter. Dan moest
hij zich maar met zijn eigen zaken bemoeid
hebben
„Wat zit je te peinzen, kerel vroeg Van
Oosten plotseling, terwijl de trein voortdaverde
in de richting Hulst.
„Hé," schrok Dolf.
„Je zit toch niet te slapen
„Neen, ik ben benieuwd, waar wij terecht
zullen komen."
„Wat mij betreft, ik zat liever nog op de
Waalsdorper vlakte, al beviel Vlissingen me
ook wel. Maar deze streek, neen, die bevalt
me nietis me te dicht bij het vuur. We kun
nen nog wat beleven aan de grens
„Misschien blijven' we in Hulst," opperde
Dolf.
„Nu, wat zou dat Als je je aardrijkskundige
kennis even opfrischt, weet je, dat Hulst slechts
een paar uren van de grens ligt. En 't is ook
mogelijk, dat onze compagnie naar Nieuw-Na
men gaat, dat is vlak op de grens. Precies weet
ik 't niet, maar als ik 't wel heb, behoort een deel
van Nieuw-Namen tot België. Dan zijn we dus
wel op de grens."
„Nu, dan hoop ik, dat we naar Nieuw-Na
men gaan. Ik houd wel van een avontuurtje."
De ware reden van dien wensch deelde
Dolf niet mede
Overigens werd zijn verlangen vervuld.
Want op het station in Hulst, waar de com
pagnieën zich weer formeerden, ging het al
spoedig door de rijende eerste compagnie
blijft in Hulst, de tweede gaat verder. Tot de
tweede behoorde Dolf.
De garnizoenscommandant van Hulst, een
kapitein, kwam de nieuw aangekomen verster
king begroeten. Hij was vergezeld van een lui
tenant. Tot zijn verlichting bemerkte Dolf, dat
deze Frits niet was.
De compagnieën marcheerden af, de een naar
de Miarkt van Huist, de ander door het stadje,
om vervolgens een eindeloos lijkenden weg op
te marcheeren, geplaveid met onmogelijke keien,
die de voeten pijn veroorzaakten.
Sinds zij in Hulst waren uitgestapt, bereikte
onophoudelijk dof kanongebulder het oor der
soldaten Antwerpen werd wel stevig gebom
bardeerd.
Sergeant Everaards wist mee te deelen, dat
er de vorige dagen tal van Belgische vluchte
lingen over de grens gekomen waren. Er wer
den er nog veel meer verwacht. Ook was de
mogelijkheid niet uitgesloten* dat Belgische sol
daten onze grens naderden. Zij mochten die
niet overschrijden. Deden zij het wel, dan moes
ten zij geïnterneerd worden. In eenen was nu
verklaard, waarom versterking naar Zeeuwsch-
Vlaanderen moest komen. De bezetting was er
te zwak, om het vermoedelijk komende gebeuren
behoorlijk te kunnen verwerken.
De compagnie, vermoeid door de emotie van
den vorigen dag en het getrek van dien dag,
zeulde langs den geheel boomloozen landweg,
naar een oord, waar, volgens de soldaten, geen
menschen meer woonden en waar alles dicht
geplakt was met couranten. Inderdaad had Dolf
het gevoel, of hij de wereld uitliep.
(Wordt vervolgd).