MES
flil nummer iiesiaai uil luiee llanea
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsehe en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC S1GNO VINCES
FEUILLETON
No. 3988
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1933
48ste JAARGANG
®2 met
10 a 12
ie met
10 a 12
sbruikte
nruilen
fngvllet
c
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk
Gemeenteraad.
BRANDING
Holl. geel 45—
icrde vlas werd
pgetuimd. Ook
den nieuwen
eit hiervan was
«en.
tember 1933 in
Oude Tonge;
ber 1933 in het
ar, beide dagen
le tijd) van
de Voorstraat,
voor bouwter*
ctie C, no. 2908,
er C. de Haas
N ISPELEN.
S te Dirksland
ing van het huis
aan den heer
OORGAAT.
r 1933, veiling,
er 1933, afslag,
ur (Zomertijd),
van
10 R. Somm.
lsdijk, in den
ietend van den
Dhristoffel Dijk,
)2 en 203. In 4
is in gebruik bij
ion.
R. Rijnl. Maat)
in de Galge*
td. Sectie B no.
;eelen en combi*
Vroegindeweij
)ER SLUYS.
namiddags 3
oor de Pastorie
zoeke van den
iide, om contant
alsrood ameu-
len, fauteuil, 3
schilderijen, 2
idikant, 2 eiken
handwerkstan-
ïemenstandaard,
12.
N DEN BERG.
al
U
ïn
T-
L-
al j
n
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.'
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiên worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
®éïakkesï voos- «3© I?®d®ctS© toestessad, Advarteimtiën e tra verder© AdmioJatiratle, frame© to© t® ssea#d©« aan de Uitgevers
„LEVE DE KONINGIN!"
„HEIL HITLER
Lezers, leest dit in de „Voorwaarts" en niet
vergeten
„Dat mijnheer Diemer aan het hoofd van
een stel Nederlandsche journalisten naar Neu
renberg is gereisd, om Hitler's partijdag bij
te wonen, behoeft ons niet te verwonderen.
Dat hij den. naam van Nederlands Koningin
heeft vastgekoppeld aan dien van Hitier, in
een en denzelfden fascistengroet, zal sommige
anti-revolutionairen van den ouden stempel
wat vreemd aandoen, maar dan moeten zij
zich maar aanpassen aan den Nieuwen Tijd.
In de antirevolutionaire pers kan men meer
teekenen, vinden van sympathie met de Duit-
sche bloedhonden. M'en kwam er alleen tot
nog toe niet openlijk voor uit. De broeders
zouden ook wat hebben moeten hooren van
Colijn. Als ze een sterken man noodig hebben,
is hij niet sterk genoeg?
Colijn is wat verstandiger dan Diemer en
andere anti-revolutionaire gouwleiders, of laat
ons liever zeggen: gedreven door een zeer
onlouteren socialistenhaat, Hitler in de armen
vallen.."
In de antirevolutionaire pers kan men meer
teekenen vinden van sympathie met de Duitsche
bloedhonden I
Hoe onjuist de voorstelling van het gebeurde
op den partijdag in Neurenberg is, moge blijken
uit de mededeeling, die de heer Diemer zelf heeft
gedaan en aldus luidde
Met het oog op onjuiste gevolgtrekkingen,
welke gemaakt zouden kunnen worden uit een.
Wolff-bericht omtrent den avond van 31 Au
gustus j.l. te Neurenberg, kan het goed zijn,
het verloop van dezen avond weer te geven.
Een groep Nederlandsche dagbladmenschen,
vertegenwoordigende „Algemeen Handels
blad", „Dagblad van Rotterdam", „Maas
bode", „Nieuwe Arnhemsche Courant",
„Nieuwe Haagsche Courant, „Nederlander
„Ons Noorden", „Prov. litr. en Sted. Dag
blad", „Rotterdammer", „Standaard" en
„Vaderland", heeft 't Congres der Nationaal-
Socialisten te Neurenberg bijgewoond, om zich
op de hoogte te stellen, van de beweging,
welke thans in Duitschland de overheerschen-
de is.
Op den! avond van 31 Augustus, Konin
ginnedag, had een vriendschappelijke samen
komst plaats met eenige Duitsche journalisten,
die namens het Propaganda^Ministerie waren
toevoegd aan de Nederlanders. Als leider der
bijeenkomst trad op Dr. K. O. Faber uit
Berlijn. De heer Jahnke, Wolff-vertegenw. te
Amsterdam, bracht een heildronk uit op
Koningin Wilhelmina. De Nederlandsche jour
nalisten hadden mij verzocht op deze vrien
delijkheid te willen antwoorden, hetwelk ik
meende niet te mogen weigeren. In groote
voorzichtigheid heb ik mijn woorden gekozen.
Ik heb er op gewezen, dat elk volk zelf moet
weten, welke regeering het aanvaarden wil,
ook het Nederlandsche. Toch moet men be
proeven elkaar te begrijpen en daarop was
onze reis gericht. De nieuwe geest in Duitsch
land willen wij leeren kennen, maar toch voor
ons het volle recht opeischen,
critiek te laten hooren, maar
dan in opbouwen den geest. Buur-
volken moeten met elkaar in vriendschap
leven, zal ooit de algemeene welvaart terug-
keeren. Ook wij willen in vriendschap leven
met het Duitsche volk, waarvan wij de groote
gaven van hoofd en hart erkennen en welks
moeilijkheden wij ons beproeven in te denken.
Aan het slot heb ik gezegd: Unsere Königin
Wilhelmina, sie lebe hoch, das deutsche Volk,
es lebe hoch. De naam van Rijks-
kanselier Hitler is niet over mijn
lippen gekomen, wijl dit niet paste in
mijn gedachtengang.
Uit den kring der Nederlanders heeft men
dien avond en' later insgelijks mij dank ge
bracht voor de w ij z e waarop ik in de
moeilijke omstandigheden en bij de wrijving
tusschen de volken, mijn woorden had inge
kleed, en de beleefdheid had betracht, welke
vereischt is in een land, waar men als gast
vertoeft.
De zoo gelaakte fascistengroet heeft dus niet
plaats gevonden
Dat Nederlanders in een bevriende Staat zich
beleefd gedragen en een zegenwensch op onze
Koningin beantwoorden met een zegenwensch
op het Duitsche volk, kan in socialistische krin
gen bevreemding wekken, voor Nederlanders is
dat een vanzelfsprekendheid. Zelfs al had de
heer Diemer den Rijkspresident en den Rijks
kanselier in zijn toespraak betrokken, dan had
hij daarmede nog niets tegen de eer van het
vaderland en tegen het anti-revolutionaire prin
cipe gedaan.
Al is men het met een man als Adolf Hitler
niet eens, daarom mag men hem als leider van
het Duitsche volk en als drager van het gezag
zeer zeker wel heilw'enschen. Dat de socialisten
zich tot zulk een hoogte niet kunnen opwerpen,
is meermalen gebleken en niet in het minst
tegenover het Hoofd van den Nederlandschen
Staat.
Dit alles heeft met sympathie voor „Duitsche
bloedhonden" niets te maken, want zelfs de
anti-revolutionairen kennen uit het recente ver
leden gevallen, waarin de sociaal-democraten
hen als „bloedhonden" schelden. De Zeven Pro
vinciën is één van de gebeurtenissen waar wij
dan aan denken.
Dat er haat zou zijn tegen het socialistisch
beginsel, behoeft toch zeker in het minst de
socialisten te verwonderen.
Het groote verschil tusschen Hitier en de
anti-revolutionairen is, dat wij ons vierkant
keeren tegen het beginsel, terwijl Hitier zich
veel meer keert tegen den socialist,
j Dat het echter daardoor onmogelijk zou zijn,
I dat in ons land de socialisten er steeds zonder
kleerscheuren af zullen komen en dat de anti
revolutionairen in geen geval hen aan den lijve
zouden willen laten gevoelen waar het om gaat,
dat zou niet alleen al te veel geduld van ons
kunnen vergen, maar ook in strijd met ons be
ginsel kunnen zijn. De roode heeren hebben het
in dit opzicht zelf voor het zeggen. Mochten
er ook in ons land „bloedhonden" komen, dan
zijn de socialisten daarvan zelf de oorzaak.
Slechts revolutionair optreden kan daarvan het
begeleidend verschijnsel zijn.
Mogen de „Duys"-tere wolken nog lang over
de socialistische wereld hangen Misschien dat
ze dan nog eens uit zal roepen: „Leve de Ko
ningin Dit zal in ieder geval veel gemakke
lijker gaan dan „Heil Hitierdat stemmen
we den socialisten gaarne toe
Deze week heb ik iets heel bijzonders gelezen.
Het ging over een telefoon in een binnenzak.
Neen, en nu moet u niet zegden, dat 't niet kan
want de bekende Italiaansche uitvinder van de
radio Marconi, heeft dit apparaat uitgevonden.
Zijn er dan geen. draden meer noodig? Neen.
Ook geen telefoonjuffrouw meer Ook niet
Maar wat dan
Ja, ik wil u eerlijk zeggen, er kunnen zeer
vreemde dingen mee gebeuren. Men kan de
telefoon verkeert stellen en b.v. aansluiting
hebben met een weiland „Lieveling (veronder-
1 steld, dat u uw meisje, vrouw, enz. denkt te
i spreken) ben je daar?" zult u dan zeggen en
zal u niets anders hooren dan „boeoeh.Het
i kan op zoo'n manier ook zoo zijn dat u denkt
met den schillenboer te spreken en dat u vraagt:
„Schillenboer, wil je morgen wat voor de geit
komen halen en dat u dan hoort aan de an
dere kant„U spreekt met het Departement
van sociale zaken
Ja, u kunt er grappige vergissingen meema
ken, vooral in het begin wanneer u er nog niet
zoo vlug mee bent.
U kunt er letterlijk iedereen mee bereiken.
Terwijl u op de fiets rijdt van Dirksland naar
Sommelsdijk kan u een heel gewichtig gesprek
met Adolf Hitler hebben. Hoe u nu merken
zal dat de een of andere neger in Liberia u
opbelt weet ik niet, want het lijkt mij toch
vrij lastig om een rinkelbel achter op je rug
te moeten dragen. Stel u voor, midden op den
Coolsingel te staan in Rotterdam en dat er dan
plotseling een bel op uw rug gaat, bij het
oversteken van de straat: „Hallo, hallo, ja met
wie „U spreekt met uw nichtje uit Zand-
voort". U voelt wel, dat gaat niet. Daar moet
wat tegen gedaan worden
Je zou op zoo'n manier geen rustig moment
meer hebben en vooral voor krantenmenschen
als wij, zou het een crime zijn.
In ieder geval kan zulk een toestel reusachtig
dienst doen om medemenschen te plagen. Het
eigenaardige is, dat voor dit telefoontoestel ul-
tra-kortegolven gebruikt worden, die alleen maar
„rechtuit" kunnen gaan en slechts één punt
bereiken kunnen waar zij hoorbaar zijn. Rechts
1 en links en boven en beneden dat punt zijn zij
onverstaanbaar. Ei^ zal b.v. een stoomboot
fluiten. Buk je, dan hoor je niets. Sta je recht
op dan is het niet om aan te hooren., enz.
Tot al deze veronderstellingen kunnen we
natuurlijk komen, wanneer ons zoo maar even
meegedeeld wordt, dat er een telefoontoestel is
uitgevonden, dat men in z'n zak mee kan dra
gen. Ik heb u echter nog niet verteld, dat er
in overeenstemming met de eigenaardigheid
der korte golven ook een speciaal ontvangtoe
stel is gebouwd: een holle spiegel.
Dat wil niet zeggen, dat uw scheerspiegel
daarvoor gebruikt kan worden, neen, er komt
nog meer voor kijken.
Een holle spiegel vangt de korte golven op
en. in het centrum van dezen spiegel bevindt
zich een radiolamp. Heel eenvoudig: een holle
spiegel, die kort golven opvangt. Hebt u wel
eens zoo'n spiegel gezien En dan een radio
lamp er bij en je bent klaar, jawelHet zal
wel een beetje meer ingewikkeld zijn
Marconi kan het op de Middelandsche zee,
zegt hij, waarom komt hij ook niet een keer op
het Haringvliet, dan zullen wij wel een holle
spiegel op den toren van Middelharnis zetten
Ook in Amerika moet de wetenschappelijke
wereld op haar kop staan door de uitvinding
van Zworykin's electrisch oog. Zworykin is
een Rus, die beweert, dat hij ons menschelijk
oog, met zijn lichtgevoelige stof om indrukken
op te nemen en het zenuwstelsel om deze in
drukken te ontleden en voort te planten, na
kan bootsen, juist zooals een microfoon het
menschelijk oor vervangt. De uitvinder noemt
dit toestel „Iconoscope". Hiermede laat hij op
kilometers afstand alles terugzien op een spie
gel van 1,20 bij 1.50 Meter, zonder dat er een
„donkere zaal" bij noodig is of een stukje draad
Nu begint het me heelemaal te draaien
Waar moet dat heenDan zal je niet eens meer
rustig op straat kunnen. Ioopen zonder te we
ten of in Tokio de Japanners je niet uitlachen.
Dan zijn er geen „horretjes" meer noodig en
moet iedereen open kaart spelen, want je bent
bijna nergens meer veilig
j Vooral de politieagenten zullen dan een reuze
I leventje hebben, want alle dieven en moorde
naars worden „Iconoscopisch" gevolgd,
j Dan behoeft de „Maas- en Scheldebode" niet
meer verspreid te worden maar gaat een ieder
voor zijn spiegel „de krant" zitten lezen.
Wil je dan zien wat er in Parijs gebeurt, dan
kan je een half uur onder den Eiffeltoren gaan
staan kijken en verveelt je dat, dan schakel je
om naar de Sahara, je pakt je zaktelefoon, en
leeuwen brullen, jakhalzen gaan te keer en in
de woestijnen hoor je den stormwind het zand
omhoog striemen en heel in de verte zien we
een fata morgana van Kaapstad.
En tenslotte lezers, vertel het aan al uw so
cialistische of communistische buren, dat met de
„Iconoscope" spoedig nagegaan kan worden of
de communisten nu werkelijk in den heilstaat
doodhongeren, want we kunnen dan alles na
gaan wat er zooal onder Moskou geschiedt.
De toekomst zal ons op radiografisch gebied
nog vreemde dingen brengen.
UITKIJK.
Vergadering van den Raad der gemeente
HERRINGEN, op Dinsdag 4 Sept.
des voormiddags 10 uur.
(Vervolg).
Aan de orde zijn vervolgens de gemeentere-
kening 1932 en de rekening 1932 van het Alg.
Armbestuur. Tevens de begrooting 1934 van de
gemeente en het armbestuur.
De commissie tot het nazien van deze reke
ningen bestond, uit de heeren v. d. Linde en
Riedijk.
De heer RIEDIJK voert namens de commis-
sie het woord. Spr. maakt zijn complementen
I aan den secretaris. Alles was in orde.
Ook de rekening van het Alg. Armbestuur is
in orde. Het spijt spr. dat de kas berooid is.
Ook de begrooting 1934 van de gemeente
heeft de commissie nagezien. Spr. vindt het jam
mer, dat de post werkverschaffing te laag is.
Als men nagaat, dat midden in den oogst er nog
werkloozen zijn, wat zal het dan dezen winter
worden Spr. betwijfelt of met dezen post vol
staan kan worden. Het gaat niet op, om deze
menschen maar weer van steun verstoken te
laten.
De VOORZITTER zegt de commissie dank
voor haar werk en deelt mede, dat over den
gewonen dienst 1932 de inkomsten 31.975.64
en de uitgaven 20.438.92 hebben bedragen,
zoodat er een batig slot van 11,536,72 over
bleef.
In den kapitaaldienst bedroegen de inkomsten
55.409. 37, de uitgaven 12.31430, het batig
slot 43.095.07.
De gemeenterekening wordt aldus vastgesteld.
De rekening 1932 van het Armbestuur brengt
als inkomsten 2991.72]^, als uitgaven
1984.15, als batig slot 1007.57^.
De begrooting 1934 van het Alg. Armbestuur
vertoont voor inkomsten en uitgaven het be
drag 27.125.07.
De VOORZITTER wijst er op dat B. en
W. de post werkverschaffing, die 1500 be
draagt voldoende achten.
HOOGSTRAAT 223 ROTTERDAM
DOOR
K. H. MAR1NUSSEN.
27)
Het verblijf van zijn afdeeling op de Waals-
dorpervlakte had niet lang geduurd. Op zekeren
middag had sergeant Efveraards medegedeeld,
dat twee ibataljons naar Vlislsingen zouden
worden gedirigeerd.
Het had Dolf geducht gespeten, want sinds
eenige weken werd verlof gegeven en om de
beurt vertrokken er van de compagnie voor
drie dagen naar huis, waarbij ze vrij vervoer
op alle transportmiddelen kregen. Hij haakte
er naar, ook enkele dagen er uit te mogen, om
naar Laarwoud te gaan, maar het voorgenomen
vertrek naar Vlissingen had het verlof doen
stopzetten, zoodat hij geduld te oefenen had.
Een lange trein had twee bataljons van de
reserve naar de Scheldestad gebracht, waar
zij den vorigen dag waren aangekomen. De
eerste dag was heengegaan met het in orde
brengen der kwartieren, maar Dolf had toch
alle gelegenheid gehad, zich te verlustigen in
het prachtige natuurtafereel, dat hij vanuit het
Arsenaal kon waarnemen.
De vensters namelijk boden uitzicht op de
breede Westerschelde, die daar voortgolfde in
na-zomersche pracht. Hij had zich laten ver
tellen en kon dat ook begrijpen, dat de vaart
op Antwerpen! steeds zeer druk was. Vandaar
de groote loods-societeiten op den boulevard,
waar Belgische en Nederlandsche loodsen wa
ren ondergebracht, die de schepen in- 'en uit
klaarden. Maar thans was van een vaart op
Antwerpen niets te bespeuren. Alleen de vis-
schersscheepjes van Arnemuiden, die in Vlis
singen hun haven hadden, zwalkten heen en
weer, terwijl er verder op de reede een groot
Nederlandsch oorlogsschip lag, Dolf meende
de „Jacob van Heemskerk" en talrijke torpedo
booten, enkele onderzeebooten en een mijnen-
legger in de buurt waren.
Regelmatig voeren de raderbooten van den
Provincialen Stoombootdienst op de Wester
schelde uit naar Breskens of Terneuzen, om
later op den dag weer terug te keeren. En
dan had hij den vorigen avond de statige mail
boot op Engeland zienj vertrekken, terwijl er
dien morgen een was binnengevallen.
Het was alles met elkaar een bont tafereel,
dat indruk op hem maakte. Hij had er dan ook
geen spijt van, naar Vlissingen gekomen te zijn,
al wees sergeant Everaards er dan ook op,
dat zij dicht bij de grenzen waren even den
waterplas over en ze waren in Zeeuwsch-
Vlaanderen. Overigens lagen daar niet veel
soldaten. Slechts één bataljon van het 14e
regiment in Oost- en één bataljon in West-
Zeeuwsch-Vlaanderen.
Na den maaltijd om vijf uur zwermden de
soldaten de kazerne uit, om Vlissingen te be
kijken, voor verreweg de meesten een onbe
kende stad.
Het speet Dolf geducht, dat sergeant Ever-
aards op wacht moest, dus aan het Arsenaal
gebonden was. Overigens was ook Van Oosten,
zijn slaapje, een gezellig kameraad.
Al spoedig bevonden zij zich op den boule
vard, bekijkend het standbeeld van Michiel
Adriaansz de Ruyter, den groofen zeeheld,
wiens gelaat nota bene landwaarts was ge
keerd, in plaats van naar de zee, die van jongs-
af zijn lust en zijn leven was geweest.
Een verfrisschende zeewind woei hem langs
het gelaat. Het wemelde op de boulevard van
soldaten en matrozen, die aan het passagieren
^a.'fr ls ^et standbeeld iets verplaatst en
thans kijkt Vlissinger Michiel zee in. Zooals
het ook behoort.
waren, wat ook het geval was op den Nieu-
wendijk, waar de café s vol zaten en lichtzin
nige meisjes toenadering tot de militairen
zochten.
Zij passeerden de bomvrije kazerne en Dolf
was maar blij, dat hij in het Arsenaal was be
land. Want al beteekende die noodkazerne niet
veel, de bomvrije leek hem een bedompte, duffe
gevangenis toe. En geheel ten onrechte was
zijn meening niet.
De binnenstad van Vlissingen viel hem niet
mede, al had hij respect voor de werkplaatsen
van de scheepswerf „De Schelde" met haar
gigantische kranen, die mijlen ver in den omtrek
zichtbaar waren.
Het tweetal, druk pratend, want de mond
van Van Oosten stond nooit stil, hij had een
zeldzaam levendige natuur, dwaalde meer af
naar den zeekant, om een bank op den boule
vard, vlak bij het strand, op te zoeken en zich
te koesteren in de stralen van de ondergaande
zon. Het was een zeldzame zomer, die steeds
aanhield.
Sinds den middag was Je wind van het Oos
ten door het Zuid-Oosten naar het Zuiden ge-
loopen. Daardoor kwam het, dat zoo nu en
dan een dof geluid werd vernomenkanonge
bulder in België, waar de oorlog in vollen gang
was.
Uit de bladen, die hij getrouw las, was Dolf
gewaar geworden, dat het den' Duitschers in
België niet was meegevallen. Vermoedelijk had
den zij gedacht, spoedig in het Noorden van
Frankrijk te zitten, maar het kleine Belgische
leger hield hen lang op en trok terug op Ant
werpen, dat wel belegerd en ingenomen zou
moeten worden, daar een vijand in den rug
niet te dulden was. Zij vermoedden dan ook,
dat het doffe, tot hen doordringende gebulder
een gevolg was van de beschieting van Ant
werpen, al waren de Duitschers er nog uren
van verwijderd. Maar Dolf had gelezen, dat
Duitschland in het veld was gekomen met ge
weldige kanonnen van 42 c.M., dikke Bertha's
genoemd, die op kilometers afstand doel trof
fen. Daardoor waren ook de forten van Luik
beschoten en gevallen.
I Het stond vast, dat het Belgische leger het
Duitsche niet keeren kon, maar wel lang op
houden, zoodat Frankrijk gelegenheid kreeg,
zich gereed te maken-. Dolf gunde het Duitsch-
land, want in tegenstelling met zeer vele Neder
landers was hij anti-Duitsch, al was het alleen
maar om het schandstuk, dat met België was
uitgehaald.
Opeens sprong Van Oosten op en salueerde,
welk voorbeeld door den peinzenden Dolf werd
gevolgdrakelings passeerde, een luitenant.
Zijn gelaat kwam Dolf verbazend bekend voor,
maar hij kon den officier toch niet thuis bren
gen. Het merkwaardigste was evenwel, dat de
luitenant ook hem aanstaarde en hem dan in
een'eri aansprak.
„Ik heb je meer ontmoet," zeide hij. „Hoe
kan dat?"
Dolf wist het: de stem verried den officier.
„U is luitenant Van der Poll," merkte bij op.
„Die ben ik. Waar hebben wij elkaar ont
moet
„In de stoomtram naar Zwolle, luitenant."
De ander, allen rang vergetend, er was
trouwens veel verbroedering in het begin der
mobilisatie, stak gul de hand uit„Waarlijk.
Ik weet het al. Och, we waren toen beiden
in burger en dan kom je in de war. Toch -
je gezicht kwam me zoo bekend voor. En geen
wonder. Want we hadden toen een geanimeerd
gesprek. Zoo, dus je bent onder de wapenen
En zeker al afgericht? In Den Haag?"
De reserve eerste luitenant nam plaats naast
de beide miliciens
„Laten we wat praten", zeide hij. ,,'k Was
op weg naar het Militair Tehuis. Hij had, al
thans in het eene Tehuis in Den Haag nog nooit
een officier ontmoet. Maar er waren in de resi
dentie nog enkele tijdelijke tehuizen ingericht en
sergeant Everaards had hem verzekerd, daar wel
eens officieren te hebben gezien. Er waren in
elk geval godsdienstige officieren. Trouwens,
hij was er wel van overtuigd, dat Frits er op
zijn tijd ook te vinden zou zijn.
In korte woorden deed Dolf het relaas van
zijn eersten diensttijd.
,,'t Was wel een plotselinge, vreemde ge
waarwording voor je, zóó, zonder toeten noch
blazen te weten, in den militairén dienst te
worden gezet. Intusschen bemerk ik tori mijn
voldoening dat je er niet onder lijdt. Je ziet er
kerngezond uit, naar het lichaam tenminste,"
glimlachte hij, daarbij Van Oosten aanziend en
opmerkend „Ik had met dat jongmensch vlak
vóór de mobilisatie in een stoomtram een heel
twistgesprek en
„Pardon, luitenant, van een twistgesprek was
geen sprake," viel Dolf hem in de rede.
„Nu, verschil van meening dan. Sta je, ge
zien de feiten nog steeds op hetzelfde stand
punt
„Dat is natuurlijk niet mogelijk," bekende
Dolf eerlijk. „De feiten spreken een al te duide
lijke taal."
Inderdaad was hij op dat punt volkomen ont
nuchterd. De voorspelling van luitenant Van
der Poll en anderen was uitgekomende Inter
nationale, waarop zoo gesnoefd werd, was als
een zeepbel uit elkaar gespat. En eenige dagen
later was de leider der partij, dien hij zoo
vereerde, Mr. Troelstra, voor zijn besef van
zijn hoog voetstuk gevallen, want hij had in de
Tweede Kamer verklaard, dat alle partij geschil
len opzij moesten worden gezet en de natio
nale eenheid op den voorgrond treden moest.
En de SD.A.P., die steeds tegen de oorlogs-
begrooting stemde, stemde gereedelijk toe in de
mobilisatiecredieten. Wat bleef er nu over van
het gesnoef van vóór den oorlog? De houding
was hem ontzettend tegengevallen en had hem
tot nadenken gestemd.
(Wordt vervolgd).