m I Leest de Maas- en Scheldebode li» l I Vlug - Volledig - Accuraat - Meest gevend V erisoopiiifjfen. Marktberichten. Cornell* Voor d& r Brieven uit Amerika. SCHAAKRUBRIEK. Za terdag Een „Ond<| IN MEM? I It I; f I I trachtte hij in geheel Engeland de gewetens wakker te schudden, zonder zich te storen aan de verguizing, die daardoor zijn deel werd. In Chamberlain zag hij den voornaamsten aan stoker van den onrechtvaardigen oorlog en hij schroomde niet dezen te verwijten, dat hij het lot van twee landen en het leven van duizenden opofferde aan zijn eigen eerzucht. Er behoorde groote zedelijke moed toe om zulke dingen in die dagen in Engeland te durven zeggen, doch Lloyd George toonde dient te be zitten. Algemeen beweerde men, dat hij zijn toe komst op het spel zette, want in den boezem zijner eigen'partij waren er velen, die zijn op treden in deze kwestie afkeurden. Tijdelijk kwam er zelfs een scheuring onder de Liberalen Asquith, Bannerman en anderen vormden de z.g. „Imperial League". Na afloop van den oorlog kwamen beide partijen weer tot elkaar en opnieuw trad Lloyd George op als leider der oppositie tegen de conservatieve regeering. Sinds 1905 kwam hij op het staatstooneel steeds meer naar voren en vervulde hij de eene gewichtige functie na de andere. De algemeene verkiezingen van dat jaar bezorgden aan de Liberalen een groote overwinning, zoodat Campbell Banner- mann met de vorming van een ministerie belast werd, waarin hij zelf optrad als premier, Asquith als minister van financiën en Lloyd George als minister van handel. Als zoodanig zorgde deze voor de uitbreiding der Londensche havenwer ken en vaardigde hij de z.g. „Merchant Schip ping Act" uit, een wet op de koopvaardijvloot, dien ten doel had een einde te maken aan de wantoestanden! op de Engelsche handelsschepen. Zoo kregen de schepelingen voortaan beter voed sel, betere ligging en geneeskundige verzorging. Ook trad Lloyd George als minister van handel meermalen met gunstig gevolg op als bemiddelaar in arbeidersconflicten en spoorweg- en mijnstakingen. De verwachting, dat hij ook als minister de voorvechter zou zijn van de vrijheid van kerk en school in Wales, ging echter niet in vervulling. Wel bleef hij sympathie betuigen met de non-conformistische beginselen, doch de practijk leerde, dat hij niet tegelijk minister en leider van de Welsche Par lementsleden kon zijn. Als lid van het Parlement had hij indertijd alles gewaagd om de scheiding van Kerk en Staat voor Wales te verkrijgen; als minister kon en wilde hij niet achter den rug der regeering óm zijn landgenooten tot verzet aansporen. Eerst tijdens den Wereldoorlog kwam de wet tot scheiding van Kerk en Staat voor Wales tot stand. t Toch vergat Lloyd George de belangen van Wales niet geheel en al. Duidelijk bleek dit enkele jaren later, toen hij in het ministerie Asquith kanselier van de Engelsche schatkist werd (1908'—1914) en hij in het jaar 1909 zijn eerste begrooting indiende. Hierover een volgend maal. UITKIjK. maakt. En zij zelf zouden ook geen onder scheid willen, daar zijn ze Amerikanen voor. Prof. Hepp sprak hier in een groot gebouw. Natuurlijk gingen wij er heen. Mijn vrouw wilde gereserveerde plaatsen, om goed vooraan te zitten, maar boven ons op de galerij zat een millionair, die zeer zeker die plaats verkoos, te midden van ons volk en niet tusschen profes soren' en predikanten. Verleden week was ik in de bank. Vlak achter mij kwam een rijke man. Beleefdheidshalve liet ik hem eerst tot het loket, maar hij weigerde mijn aanbod ent zei, dat de bank mijn dollar even lief had als de zijne. Wij waren; beiden gelijk klaar met onze zaken. Toen wij de bank uitgingen vroeg hij mij: heb je 't nieuwe bier al geproefd Kom aan, laat ons een' fleschje probeeren 'Hieruit is wel af te leiden, dat de afstand hier tusschen de menschen onderling niet zoo groot is. Menschen, die uit Nederland hierheen komen, omdat zij door achteruitgang van zaken hier he'eb moesten, omdat zij daar zooals zij meenjden hun „stand niet meer konden ophou den", en dat dan hier denken te doen', komen teleurgesteld uit. En zij zijn te beklagen. Door hun optreden en te meenen, dat zij meer zijn dan een ander, maken zij zich gehaat en krijgen al spoedig de naam van „stuckup of bigbug". Enkele jaren geleden had Michigan een gouver neur, die de naam van „Green" had. Dat be- derland aan de Herv. Kerk behoorden, maar nooit ter kerk gingen. Him drang naar Amerika was, dat hun geheele familie hier was, ook hun oude vader en| moeder, die nu reeds zijn over leden. Maar al hun broers en zusters behoorden hier tot de Chr. Geref. Kerk. Wat zouden ze anders doen; in dat vreemde land dan met hun familie mee ter kerk gaan Bij hen in de buurt was een Geref. Kerk, waar zij uit eigen be weging een paar keer heengingen. Nauwelijks had de jonge leeraar hen een paar keer opge merkt, of hij ging hun een visite maken. Hij wees hun op de roeping tegenover hun kind en bepleitte de waarde van een kerkelijk leven. Hun 10~jarig zoontje krijgt goed catechetisch onderwijs em gaat geregeld met zijn ouders naar de kerk en daarna naar de Zondagsschool. Vooral de vader ziet nu in, wat een tijd hij heeft besteed in Nederland, die anders besteed No. 366. C. S. KIPPING. British Chess Bulletin 1910. Beste Vriend Een van mijn lezers in Nijkerk (Gelderland) vraagt mij of we hier geen rijken en armen stand hebben, omdat, zooals hij gehoord had, hier geen „Heeren of Jonkheeren" of „Mevrouws of Jonkvrouwenl" titels zijn. Ik ga dezen brief breedvoerig beantwoorden, zoodat ook andere lezers over deze zaak, die naar ik merk nog al belangstelling heeft, hier omtrent iets te weten komen. Rijken en armen zijn hier, zoowel als overal, maar titels zijn hier onbekend. Daar moet de nuchtere Amerikaan ook niets van hebben. Het is niets vreemd, dat sommigen van die menschen, die hier landen en hun ellenlangen naam op geven, belachelijk worden gepübliceerd in onze daily papers. Vooral met de Russische Revolutie hebbeni wij hier nog al wat van die vluchtelingen gekregen, die zich met den titel „baron" of „graaf" van dit of dat lieten inboeken. Maar dit vindt hier geen opgang en verdwijnt na een kort hier zijn. Dat dit in Europa nog zoo in eere is en ook vooral Engeland nog dweept met „Sir", „Lord" enz., vindt zijn oorzaak in de geschiedenis. Onze Amerikaansche geschiedenis is nog jong en heeft geen ridder- of gravenstand gekend. Al die titel-beweging dateert uit den tijd der Europeesche donkere middeleeuwen. Maar het is niet alleen die titel, die de men schen in groepen splitst in Europa, maar ook de standen! scheidt er de menschen van één land zoo overdreven ver van elkander. Dit is in Europa tot in het kleinste doorgewerkt. Kort geleden vertelde mij nog een Engelschman, dat wanneer de eene fabrieksarbeider in Engeland een half pond meer per week verdient dan de andere, hij zich in alles boven hem stelt. Ge lukkig kennen wij dit hier niet. E)n God beware, hoop ik, Amerika voor die hatelijke separatie. In mijn onmiddellijke nabijheid wonen drie broers, zoo men zegt zijn ze alle drie millionair, zij behooren tot dezelfde kerk als wij, maar als ze laat in de kerk komen, moeten ze zich te vreden stellen met een plaats, die hun in 't een of ander hoekje op een stoel aangewezen wordt. Er wordt dienjaangaande geen onderscheid ge- teekent groeni. llw briefschrijver moest met een commissie er heen1, om te vragen, dat door zijn bemiddeling onze grintweg omgezet werd in beton. Toen wij 's middags in de State Capitol bij hem in ontvangst werden genomen, zei een van de commissieleden, toen hij op het druk autoverkeer wees op dien weg, dat alhoewel de gouverneur de naam van „Groen" droeg, hij zich niet kon voorstellen, dat hij zoo groen was om dat niet te zien, 'en rekende daarom op zijn medewerking. De gouverneur en zijn secretaris lachten om die uitdrukking en zei: dat kon je nog welceen|s tegenvallen 1 Toen Theodoor Rooseveld president was, werd hij door sommigen van de afgevaardigden bij zijn verkorte voornaam als „TTied" aange sproken. Dat is Amerikaansch. Toch heeft dit ook weer een schaduwzijde. Die gelijkvloersheid werkt door in alles, ook in 't gezin, in de school, ook in de kerk. Zij werkt miskenning van 't gezag in de hand en draagt dienaangaande droevige sporen in ons groote land. Dit behoeft onder ons democratisch sys teem niet. Als het Calvinisme meer doorgewerkt was in ons land, zoodat het in dit opzicht een stempel zette op onze natie, zou dit ook zoo niet zijn. Als men zich hier bewust was, dat alle gezag, alle autoriteit van God komt, en daarom erkend en gehoorzaamd moet worden, dan zou die veelvudige afwijking in gezin en kerk én Staat niet zoo voorkomen. Maar bijna ieder, die hier eenige jaren is, verkiest onze Amerikaansche saamleving boven) de Europeesche. Men leeft hier gemakkelijker. De etikette zijn ons geen banden, die velen in Europa knellen. Wij lichten allen den hoed voor de dames, dat doen we even goed voor de vrouw van den straatveger als voor de vrouw van den kapitalist. Maar niemand denkt er over, om voor een rijke of e'en dokter of predikant den hoed af te nemen en men maakt eenl be spottelijk figuur als men zulks zou doen. Def tige menschen uit een van de groote steden uit Nederland kwamen hier en vonden Amerika een vreeselijk land. Die dienstmeiden kenden den! afstand niet eens tusschen hen en hun me vrouw. In een groot hotel hadden ze hun schoe nen 's avonds buiten hun kamer gezet, maar 's morgens stonden ze er nog. Die hotelmeiden wilden niet eens hun schoenen] poetsen. Zij hadden den dominé opgebeld of hij mee ging visschen, inaar de dominé kon niet op Mjaan- dagmorgen, want dan hielp hij zijn vrouw met de wasch En bij velen zitten de dienstmeiden overal met hun neus bij, zelfs aan tafel, dat was vreeselijkZe zijn hier ook maar kort geweest en zijn spoedig teruggekeerd naar hun heimat, waar ze hun neus in de lucht kunnen steken. Zulke menschen passen niet in Amerika. Het is een zeer algemeen gebruik in onze Geref. kerken, dat de predikant, nadat hij ge predikt heeft, een kort slotversje laat zingen en in dien tijd zijn platform verlaat en naar een van de uitgangen! gaat, om zijn hoorders de hand te drukken. Ziet hij een vreemdeling, dan vraagt hij hem terug te komen. Ontmoet hij zoo iemand voor de tweede of derde keer, dan vraagt hij zijn adres en gaat hem in de week opzoeken. Ik ken vele menschen, die op die manier in contact met de Kerk zijn gekomen. Ik kén' zelfs predikanten, die langs dien weg tot de begeerte van het predikambt zijn geleid. Vijf jaar geleden kwamen hier menschen, die in Ne- had moeten worden en erkent, dat het 'bloot natuurlijk leven onnut is, indien het niet in Christus vervulling vindt. Daat is vrucht van de democratische omgang óók in het kerkelijk leven. Toen ik eenige jaren geleden naar Nederland wilde, ging ik naar den Holl. consul voor een pas. De consul is ook een Hollander en zijn naam is Steketee. Zijn voorgeslacht komt uit Zeeland. Hij is een bejaarde man. Hij heeft zijn kantoor aan den Zuidkant van een groot gebouw en) zijn zoon, die advocaat is, heeft zijn kantoor aan den Noordkant. De vader is consul en de zoon vice-consul, Buiten hangt de Neder- landsche vlag met het wapen. Beiden zijn rijke menschen. Toen ik onder de vlag het kantoor inliep, kwam er een kantoorbediende naar mij toe en vroeg wat ik wilde. Ik vroeg den consul te spreken. Zij vroeg: wie wil je hebben, „Jake" of „John" En toen ik in het kantoor bij hem was, hoorde ik een ander, die hem bij zijn voornaam aansprak. Wij praten samen Hol- landsch en in minder dan geenj tijd was ik ver geten, dat ik bij den Holl. consul was. De tweede keer toen hij ons paspoort met portret moest teekenen, ging ook mijn vrouw mee en ook zij stond verbaasd over de eenvoudigheid en beminnelijkheid van den hooggeplaatsten man. Dit maakt het leven in Amerika aangenaam. Wel maken de verschillende nationaliteiten' groepeering, maar rang en stand zijn hier niet separaat als in Europa. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. Niemand houdt zijn eigen succes tegen met wat vriendelijke hulp aan anderen, die in moei lijkheden zitten. „Succes". No. 367. C. S. KIPPING. British Chess Bulletin 1910. Correspondentie deze Rubriek betreffende t' zenden aan F.' W. N a n n i n g, Gerarduslaan 15 Eindhoven. No. 305. Hier volgen weer eenige problemen ter oefening. No. 363. C. S. KIPPING. Nottingham Guardian 1907. Wit: Kb5, Tc5, Ldl en f4, pi. c2 en f3. Zwart: Kd4, pi. d2 en e6. No. 364. C. S. KIPPING. Captain 1907. Wit: Kf3, Tf5, Ld7, Pb7, Lb2, pi. c2, e5. Zwart: Kd5, pi. d4. No. 365. C. S. KIPPING. Daily Telegraph 1907. Wit: Kf3, Tfl en gi, Ld5 en g3, Pc8, pi. e2, e5 en h5. Zwart: Kf5, Te8, Pd8, pi. c7, d4, g5. Voor alle drie geldt: Mat in twee zetten. Voor deze twee geldtMat in drie (3) zetten. Oplossingen volgen na 9 September. Men kun a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een -goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul). Voor de maan. delijksche prijs van 2,50 moet men de meestt punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achtereen geen oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Een onoplosbaar probleem vervalt voor den wedstrijd. Ter besparing van porti is de oplossings- cermijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de oplossers meerdere oplossingen eventueel tezamen kunnen opzenden. VERBETERING. De nummers 357 Wainwright)358, 359, 360, 361 moeten met een verhoogd worden. Oplos§ing Eindspel no, 477. Er volgde 1. Khl, Tef7; 2. Dg5t Kh8; 3. Tg2, Dd8; 4. feó: Tflt 5. Tgl, Tglf; 6. Dgl, Tg7; 7. De3, Le8; 8. Df2, Lg6; 9. e7, Te7 10. Df6, Le4f; 11. Te4, de4: 12. Pf5 enz. Eindspel no. 478. (Uit een partij). Wit: Kd3, Dg4, Tb4, e2, Ld6, pi. c3, c5, e4, f3, f5, h5. Zwart: Kh8, Df6, Ta5, e8, Td7, pi. c6, d5, f7, g7, h7. Zwart won. Wit speelde 38. e4 CORRESPONDENTIE. F. C. L. Met enkele oplossingen kwam U veel te laat. Rubriek 299 werd U toegezonden. In 't vervolg zend ik de rubrieken om de twee weken. De driezet is nu door een ander gecontroleerd. Aan oplossingswedstrijd doe ik niet mee. 't Wordt mij te druk, bovendien er zijn sterkere oplossers I B. W. Op de omslag van het tijdschrift vindt LI een advertentie van De Vries Co. te Utrecht. Goedkooper adres is mij onbekend. Wie immer oordeelt op de gis, Die is niet soms, maar altijd mis. „Succes". Veiling op Woensdag 9 Augustus 1933 in hotel Van Veen te Oude Tonge; afslag op Woensdag 16 Augustus 1933 in hotei De Weerd aldaar, beide dagen des na. middags 3 uur (n tvan Een Huis, waarin wordt uitgeoefend de koffiehuis-affaire, aan den Oostdijk no. 50 te Oude Tonge, met het recht van erfpacht van den grond. Bewoond door P. A. Terhoeve. Notaris VAN ISPELEN. Zaterdag 12 Augustus, bij inzet en Zater. dag 19 Augustus, bij Afslag, telkeDS des avonds 6.30 uur, te Ouddorp, in het Logement Akers, hoek van een perceel Bouwland te Ouddorp, in den polder het Oude Nieuwland, op de zoogenaamde «Drie Gemeten*, in den Nieu. wenoord, kadaster Sectie B no. 826, groot 1.00.50 H.A. of 2 G. 56'/2 R.V.M. Verhuurd tot 11 Nov. 1935 aan Jacob Tanis J Tz. 4 f 66.74 per jaarten verzoeke van de Erven Wed. M. Sperling Sr. Notaris VAN DEN BERG. Zaterdag 12 Augustus, des avonds 7 uur te Ouddorp in het Logement Akersboek, van klaver 2e slag en naët. Notaris VAN DEN BERG. Op Woensdagen 16 en 23 Augustus 1933, beide dagen des nam. 2 uur (o.t), publieke verkooping van een weldoortimmerd Heeren- huis aan de Voorstraat met vrije uitgang aan den Noord.Achterwcg te Ooltgensplaat, resp. in Hotel «Hobbel* aldaar, bij veiling en Hotei »Van den Berge* aldaar, bij afslag, ten verzoeke van de fam. van wijlen Mejuffr. M. Mijs. Betaling bij de aanvaarding vóór of op 15 September 1933. Notaris CHR. AKKERMAN. Dinsdag 15 Augustus, des voormiddags 10 uur (zomertijd) te Stellendam in het Logement Kaashoek, van Klaver 2e slag, iD kavels 10, 13 en 38 van den Eendrachtspolder onder Stellendam. Notaris VAN DEN BERG, Woensdag 16 Augustus, des namiddags 3 uur (zomertijd) te Goedereede, voor de woning van den Heer E. F. de Hondt, voor contant geld, van meubilaire goederen. Notaris VAN DEN BERG. Centrale Veiling te Mlddelharnls. Veiling van Woensdag 9 Aug. Bloemkool f 3,50 tot f 11,20. Per 100 stuks Savoye kool f 2,60 tot f 4,— Roode kool f 2,60 tot f 4,60 Komkommers f 2,— tot f 2,80. Meloenen f 12,50 tot f 24,— Sla f 0,50 tot f 1,- Andijvie f 0,50 tot f 1,60 i Dubb, Princessen f 2,~ tot f 5,80 per 100 K.G. Enkele princessen f 6.50 Stamprincessen f 5,20 tot f 9,50 Stokprincessen f 10,40 Stamsnijboonen f 5,— tot f 6,70 Stoksnijboonen f 6,50 tot f 12,70 Postelein f 2,— tot f 2,40 Stoofperen f 3,50 tot f 4,80 Noord.Holl. suikerperen f 5,20 tot f 7,— Oomskinderen f 6,50 tot f 13,40 Appelen _f 3,50 tot f 9,- 5» Per 100 krop Yellow Transparant f 5,70 tot 9,40 Zilver Uien f 6 Augurken f 14,50 Druiven 44,— Abrikozen f 26,— Krozen f 17,40 Aardappelen f lt— tot f 2,— Voer aardappelen f 0,85 EIEREN. Veiling van Donderdag 10 Aug. Kipeieren 48-51 kg. 2,30 tot f 3,15 idem 56-58 kg, 3,35 tot f 3,75 idem 58—60 kg. f 3,75 tot f 4,— idem bruin 58 kg. 3.65 tot f 4,— Eendeieren f 3,50 tot f 4,50 per 100 stuks Aanvoer 7250 eieren. gen, of zij kcant, om je gezelschap te houden. „En Annie en Dolf dan Dolf is toch thuis „Dolf Maar Dolf moet ook in dienst Hij had er nog geen moment aan gedacht. „Dolf 7" „Natuurlijk. Uitstel van dienst vervalt onder deze omstandigheden. Zou hii dat wel weten Hij zal het wel in de een of andere courant lezen. Ik den(k, dat moeder en Annie wel zullen komen, als ik het vraag. Voorloopigals ik dan weerkom, o, Lena, ik weet het niet, ik weet het niet „Dat behoeft ook niet. God weet het", zeide Lena. HOOFDSTUK X. Oorlog l „Nou, kerel, het beste. Jammer, dat het zóó loopt. Maar zoo erg is het toch ook niet. Mis schien loop het zoo'n vaart niet 'en lachen we in September in Leiden ons slap over onzen, angst." „Volgens je vader wordt het misère", zeide Dolf. „Enfin, we zullen zien." Het schelle fluitje van den stationschef weer klonk. En de stoomtram, die het aan natuur schoon rijke dorp van Overijssel verbond met Zwolle, zette zich hijgend in beweging. Dolf hing uit het raam tot hij zijn vriend niet meer zag, om dan achterover te leunen en te staren in den langen wagon, die veel reizigers bevatte. En zij spraken over één onderwerp: den oorlog, verklaard tusschen Oostenrijk en Ser vië Aan het verblijf van Dolf in het Overijsselsch dorpje hij logeerde er, eVenals in de Paasch- vacantie, bij zijn vriend en studiegenoot was een ontijdig eind gekomen. Een week was hij er geweest en de bedoeling was, dat hij er nog twee weken vertoeven zou. Maar de onrust barende geruchten werden steeds dreigender. Hij had het beter gevonden, naar Rotterdam terug te gaan, te meer, toen de vader van zijn vriend hem, op het gezag van den burgemeester, meedeelde, dat ook hij onder de wapenen zou moeten, als het leger werd gemobiliseerd. Dan verviel alle uitstel van oefening. Hij kon het haast niet gelooven, maar het werd hem per tinent verzekerd. Maar dan was het verstandiger naar huis terug te keeren, om vandaar dan naar het leger te gaan. Zijn verblijf in Otterloo, waarvan hij zich zoo veel had voorgesteld, wasd eerlijk in het water gevallen. De gansche week werd er gesproken over de onheilspellende geruchten. De courant werd naarstig gelezen. Daarbij waren schermutselingen, gekomen met zijn gastheer, den vader van zijn vriend, welke gastheer een liberaal man was, die het socialisme streng veroordeelde en het laakte in zijn zoon en in Dolf, dat zij tot de S.D.A.P. behoorden'. Dolf gaf als zijn vaste overtuiging te kennen, dat de geruchten, die liepen, sterk overdreven waren. Natuurlijk: er w a s een conflict tusschen Oostenrijk en Servië, maar de groote mogend heden deden immers al hun best, bemiddelend op te treden Wie wilde er nu in vredesnaam oorlog 1 Dat was het domste, wat bedacht worden kon. En als die bemiddeling niet baatte, wel, dan zouden die twee landen het uitvechten eq dan was Servië natuurlijk voor de haaien, want het recht van den sterkste zou gelden, zooals met alles in de wereld. Zijn gastheer had hem aan het verstand trach ten te brengen, dat die redeneering al te een voudig was. Een oorlog tusschen Oostenrijk en Servië alleen was wel uitgesloten. Oostenrijk en Duitschland waren vrienden en Rusland stond aan de zijde van Servië. De tegenstellingen warén veel te groot. Een oorlog op den Balkan moest worden voorkomen. En zoo niet, dan zat er méér aan vast. Dolf had er wat om gelachen in zichzelf; niet openlijk, om niet onbeleefd te zijn. Er was een algemeene vredeswil tot uiting gekomen op de Haagsche Vredesconferentie. Eh nu zou men elkaar gaan bekampen.? De idee was toch fei telijk te dwaas, om los te loppen. De lach was evenwel verstorven. Zijn gast heer opende de conrant en wees hem op de onrustbarende berichten, die hij niet kon ont kennen. Het begon er waarlijk op te lijken, dat méér staten' in een oorlog zouden worden be trokken. Tenminste dat wilden ze. Maar het zou niet gelukken 1 En hij was gekomen met zijn opgeschroefde beweringen omtrent de Internationale: de regee ringen konden heel wat in hun schild voeren, maar de georganiseerde internationale arbeiders beweging zou eenvoudig een oorlog voorkomen en) er feestelijk voor bedanken, het kapitalisme te beschermen. Met een medelijdende glimlach had zijn gast heer, die hem overigens persoonlijk gaarne lijden mocht, hem aangestaard. „Mijn beste, brave jongen", had hij gezegd, terwijl Dolf inwendig kookte van woede, „houd maar op met dat geklets, want dat is niet dan gepraat in de ruimte. Je kunt die heele Inter nationale van mij cadeau krijgen, want als puntje bij paaltje komt, spat ze uiteen als een zeepbel. Als het vaderland roept, gaan allen, of ze so cialist zijn of niet." Dolf had het ontkend en gezegd, dat de uit komst wel eens heel anders zijn kon. Het zou toch pure misdaad zijn, een oorlog te gaan ontketenen Maar toen was hij in het nauw gebracht door zijn nuchteren gastheer, die hem een pertinente vraag stelde: „Hoor nu eens. Je hebt met den dienst niets te maken' op het oogenblik, maar jij moet bij mobilisatie onder de wapenen. Stel nu eens, we willen hopen van niet, maar stel nu eens, dat de jongens onder de wapenen worden geroepen. Dan moet jij ook voor eerste oefening. Je denkt van niet, maar dat zal wel blijken. Wat doe je dan Dolf had er geen antwoord op gegeven, daar zijn eerlijkheid hem voelen deed, dat zijn mooie theorie, hem voorgepraat in „Het Volk" en op vergaderingen, als een kaartenhuis ine'en- „Je antwoordt niet. Maar daarop komt het aan. Dan moet Dolf Woldinga zeggen: ik ga niet, want ik ben socialist. Zal je dat durven zeggen „Het individu kan niets bereiken", had hij zwakjes tegengestreefd „Alleen de georganiseer de massa." „Accoord. Maar die georganiseerde massa bestaat uit individuen. Menschen van vleesch en bloed. Hij bemerkt, dat het vaderland, waar hij anders smalend over sprak, in gevaar is. Het bloed kruipt hem, waar het niet gaan kan. Hij krijgt een] voor hem ongekend gevoel en - gaat het vaderland verdedigen. We willen hopen, dat een oorlog voorkomen wordt, maar zoo niet, dan zal je zien, wat ik zeg. In vollen vredes tijd pochen op een Internationale, die een oorlog voorkomen zal, is tamelijk onschuldig. Maar als het er op aankomt, te toonen, wat men is, dan is het mis. Ik betreur dat niet. Integendeel, vaderlandsliefde is een kostelijk goed en als ons land in den oorlog betrokken wordt kan Jan mij niet meer verheugen dan wanneer hij vrij willig onder de wapenen gaat, om zijn land te verdedigen. En voor jou komt het er nu op aan. Als je consequënt wil zijn moet je niet onder de wapens gaan." Neen, de week, waarvan Dolf zich zooveel had voorgesteld, was niet prettig geweest. In de tram, op weg naar Zwolie, voelde hij zich onbehagelijk gestemd. E|en diepe overtuiging was aan het wankelen gebracht. En dat deed hem pijn Onwillekeurig ging hij luisteren naar het ge roezemoes der vele stemmen in den tramwagen. Vlak bij hem werd een) gesprek gevoerd, waar van hij enkele brokstukken opving. „Als 't erger wordt, moeten er twee jongens van me onder de wapens. Eén is er al getrouwd, 't Is wat, 't is wat. Maar 't moet natuurlijk. Je kunt je toch niet onder den voet laten loo- pen Nederland w i 1 geen} oorlog, maar als de Duitschers over de grens konten, zitten we er midden in* Want dat is nnet te dulden. We moeten onzijdig blijven. En als we de Duitschers toelaten, krijgen we met een ander land te doen." j „Misschien loopt het zoo'n vaart niet", suste een ander, ,,'t Zijn allemaal maar voorzorgs maatregelen van de Regeering. Het heele leger zal niet onder de wapenen geroepen worden." „Man", dus weer een ander, „je kunt Duitsch land niet vertrouwen!, hoor. In Zutphen zijn er al Duitsche spionnen gepakt. Ze voeren in een bootje op den IJssél." „Wat zeg je 1" Een boerenvrouw keek angstig op. „Duitsche spionnen, moedertje. AI in Zut phen. Als het groote Duitsche leger over de grens komt, dan hébben we de poppen aan het dansen." „Maar mijn man zegt, dat het leger tegenge houden moet worden aan de grens.' „Natuurlijk, vrouwtje. Maar zoo'n groot le gerDat zal wel niet gaan." „Ik begrijp er niets van", verzuchtte het vrouwtje. „Wat moet nu een Duitsch leger in ons land doen „Door ons land en België naar Frankrijk natuurlijk Ze zeggen, dat Frankrijk wel in oorlog met Duitschland komen zal. Het „zeer" van '70 zit er nog, moet je weten. Frankrijk wil revan che nemen." ,,'t Is verschrikkelijk, verschrikkelijk. Het ging zoo goed. Waarom nu oorlog?" „Ja, vrouwtje, dat begrijpen wij toch niet. De groote heeren maken dat uit. Ik zie liever ook geen oorlog. Maar Nederland moet na tuurlijk de grenzen beschermen. Misschien loopt het nog los en blijven wij er buiten", troostte de man het beangste moedertje. „'t Is te hopen. Mijn Piet moet anders onder de wapenen. Hij heeft vrouw en drie kinderen. Moet dat mensch dan maar blijven zitten zonder e'eh cent verdienste?" „Daar zorgt de Regeering voor, moeder. Z,ij zal niet te kort komen. En de oorlog duurt niet zoo lang, hoor." Zou je denken van niet (Wordt vervolgd) Donderdagavond Statenlid Cornell's ouderdom van 66 jal I overleden, j De heer Warnaer men tijd herhaaldelijk nu heeft plotseling dl aan zijn leven gemaa Hoe zeer dit verscl Flakkeeschen leider bi den lezers eenigszins T wanneer zij het ,,in| onderstaande manner De heer Warnaer van deze eeuw in hq perk. In 1903 werd gemeenteraad van Dl hetwelk hij onafgebrol 1930 toe. Vanaf 191 tevens als wethoud^ meente. Toen in het jaar l!j ciale Staten een ze te tionaire partij open l overlijden van den hel heer Warnaer tot di| noemd. In de Provinciale I heer Warnaer geëei groote practische k| polderbelangen of dijken, dan kwam naar voren en luistej zijn waail Ook drong hij steeds watervoorziening op li Flakkee een waterkil gen, is dan ook medej actie van den heer 1 van de Waterleidingq daarin ook veel en richt. Den 26sten Novel 25 jaren lid van de Sn t maar dit jubileum m<| vieren. De overledene bekl ties. Zoo was hij lid sche verkeerscommisa reeds genoemde wateJ In Dirksland was i voorzitter van den po| van het waterschap 9 watering van Dirks| van den Burgerlijken I Schattingscommissie, f het Van Weel Ziekd Ook was hij bestuu U.L.O. school te Ml van de Gew. LandsJ Zijn overlijden bet| een verlies va die hij in zijn functie L de Hulpcentrale metl toewijding heeft gedf Als Je In 3ït relsseizoen van ons land de dames eeq krijg je soms lust om son als „wandelende schilders! een) lijst om heen denken I complete moderne muurvef Als ik zulke met zorg I zie, ben ik vaak geneig niet veel inhoud, daarom goed maken, wat er aan i Miaar ik weet general daarom bedwing ik mijn f is 't moeilijk. I Eenigen tijd terug stol stads-station te wachten, niet lang, want er was Een dankbaar object van§ „bijgewerkt in stevige zwart." Een frissche jonge kerl liep te wachten, had ookT schilderde dame. „Nou zeggeri, „daar zou ik oo van krijgen." „Dat hoeft ook heelemd je lachend, waarop beide| pen. Maar als je zulke type! af, zouden' die nu in erns| zulke bewerkingen opkn leen te doen zijn om do schijning een bepaald sod trekken. Nu de opmerkzJ door zulk een uiterlijk, gfl Misschien krijgen veleiï veilige gevoel van„datl niet voor." Nu goed, da Héb ook onder m'n vri| niet éen, die zich op eenT f raaien" wil. Maar onzel die er heelemaal vrij vanl Wij moeten niet vergf lijkt zoo'n pikant uiterli

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 2