A.D.OVERSTRIJD
EEU SOESJE VOOE VEOTJW S3JfeT ZECIZiT3D
SCHAAKRUBRIEK.
i
1
H
B
fa
Verkoopingen
Marktberichten.
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
socialisten te maken Tijl Uilenspiegel, dat is
toch die snaak uit sprookjesboekjes enz. Ja,
op de boekenplank van een kennis, die ik later
ontmoette, vond ik er een: Tijl Uilenspiegel.
Zijn wonderlijk leven, zijn snaaksche avonturen,
zijn boeverijen en snoeverijen, zijn grappen en
guitenstreken. Door hemzelf verteld.
Luistert eens wat Albarda van dezen guit
zei
„Spr. denkt aan Tijl Uienspiegel, in wien het
leed en de strijd van het Nederlandsche volk
belichaamd is.
Nadat zijn vader, Qaes, door de beulen was
verbrand, trok Tijl op om het volk op te roepen
tot vrijheid en recht, en daarbij riep hij uit
„De assche van Claes rust op mijn borst 1"
Zoo zullen wij door deze landen gaan, oproe
pend tot trouw aan de beweging. En als wij
dan het fascisme op onzen weg ontmoeten, dan
beseffen wij, dat óók op onze borst „de assche
van Claes" rust, en uiten wij den drievoudigen
kreet: Waakt voor den vrede*! Verdedigt de
vrijheidStrijdt voor het socialisme I (Donde-
renide toejuichingenStaande wordt Albarda
de Socialistuimarsch toegezongen)."
Nu, lezer, nu vraag ik u, moet u nog peultjes
Er is zoover als ik weet maar één Uilenspiegel
geweest 'en dat was Tijl de grapjas.
Hoe Albarda nu ooit in zijn hoofd haalt om
op een congres tegen het fascisme dezen type
voor het front te brengen en nog wel als sym
bool van het leed en de strijd van het Neder
landsche volk, ik vind het humoristisch, werke
lijk Van menschen/ echter, die zoo weinig
waarde hechten aan de historie, want het his-
torisch-materialisme veroorzaakt dat nu een
maal, is zoon vondst natuurlijk een „peul
schilletje".
Het doet je echter bijzonder vreemd aan als
je nagaat, dat we pas Willem van Oranje
herdenking gehad hebben.
Het socialisme heeft echter ook zijn histo
rische helden. En de humorist Tijl Uilenspiegel
is wel de grootste.
Zal ik u eens een aardige streek vertellen
van Tijl (Het verhaal van „de assche van
Claes" kon ik helaas niet te pakken krijgen.
Ook zij er nog bijgevoegd, dat Tijl een Duitscher
was en in de 14e eeuw geleefd moet hebben).
„Een terugtocht is militair altijd het voor
naamste. Vooruitkomen dat gaat vanzelf of 't
gaat niet. Dat kan je niet half doen. Maar
terugtrekkenj, dat weet je dat eenmaal komen
zal. Een leger kan toch niet altijd vooruit
blijven trekken. Op een keer trekt het terug.
En wie daarin de knapste is, komt altijd thuis.
Ik werd trompetter en torenwachter bij Ridder
Bruno van Heeg. Dat was een baantje naar
mijn zin. Toeteren en „réveille" blazen, al de
mannetjes uit hun bed jagen of doen loopen op
behoorlijke en onbehoorlijke uren van den dag
en den nacht, vond ik een lollig moppie en! ik
verbeeldde mij reeds daar mijn leven rustig te
slijten en te blazen tot ik mijn laatsten adem
uitblies.
Maar net als op den Wandelendén Jood lag
er een noodlot op mij, en 't stond geschreven
dat ik nergens in rust zou leven. Kijk I dat
rijmtDat moet ik in de gaten houden, want nu
dichters gepensionneerd worden! door den Staat,
zou dat ook voor mij een uitkomst kunneh
wezen op mijn ouden dag.
Ridder Bruno van Heeg hield er een fraaie
hofhouding op na. 't Ging meer om lekker te
smullen en te drinken dan om te vechten, wat ik
ten volle goedkeur, want het is veiliger voor
het volk. De overeenkomst was, dat ik over hen'
zou waken en een schel- trompetgeschal doen
weerklinken telkens als er onraad was. Als te
genprestatie zou mij, den trouwen torenwacrter,
een lekker maal van de ridderlijke tafel worden
gebracht.
Maar ze aten en dronk'en zoo lustig, dat ze
Tijl als oen uil op zijn toren lieten koekeloerefi.
Ik besloot maar dadelijk roet in de pap te
gooien en het Balthazarsfestijn uiteen te blazen.
Met al de kracht van mijn longen en met ka
ken tot berstens toe gezwollen blies ik den
noodhoorn en! sloeg alarm of geheel de omtrek
vol vijandige krijgers stond.
Dan ging ik eens over de kanteelen van
mijn torén' naar het spektakel kijken. Wat een
herrieDe tafelgenooten, hoog van kleur en
welgedaan, strompelden en buitelden de zaal
uit, schreeuwende als bezetenen: Te wapen
te wapen Ridder Bruno van Heeg zag er
uit als een felle oorlogsgod. In de eene hand
hield hij zijn tafelmes, in de andere zijn vork,
met nog een kluifje kip er op gestoken, maar
roepen deed hij niet, want hij had nog zijn
mond vol eten!.
„Waar is de vijand tierden die andere hee-
ren, die moediger werden naarmate het minder
noodig bleek, want nergens was er eén vijand
te bespeuren. Ze zochten dn grachten en sloo-
ten, net of zij er fel op uit waren toch maar
vijanden te ontdekken en zeker in den waan, dat
die als watereendjes onder het water waren ge
doken.
Zoo zochten zij heel de streek af, entoen de
dapperen zonder bloed vergieten terugkeerden
naar het jkasteel, met den Ridder aan hun hoofd,
vonden ze mij aan 't laatste gedeelte van mijn
taak' aan tafel gezeten, vóór borden en gerech
ten, met volle roemers wijn, want lang, dat be
grijp je nu toch wel, was ik boven op mijn
schralen toren niet gebleven.
„Dat is verraderswerk J'1 schreeuwde de
Ridder.
„Ik heb toch slechts uw werk voortgezet",
antwoordde ik. „Waart gij dan ook bezig met
verraderswerk
„Dat is hetzelfde nietbromde de Ridder.
„Dat merk ik best", zei ik over mijn rond
buikje strijkend en met een flinken teug mijn
roemer ledigend.
„Schei uit f" bulderde de Ridder.
,,'t Was juist mijn plan", antwoordde ik,
„want ik ben) verzadigd en met d'en besten wil
van de wereld zou ik er geen mondsvol kunnen
bijwerken. Maar nog dit slokje zal ik op uw
ridderlijk tooneel.
Soldaatje spelen was ook al mijn roeping niet,
zooal's me nu klaar was gebleken."
Dat was Tijl Uilenspiegel
Nu begrijpen wij misschien ook waarom ir.
Albarda en zijn vrienden1 zoo voor den vrede
zijn
Ik denk niet, dat Tijl ooit gedroomd zal heb
ben, dat 75,000 soriohsten hem in Antwerpen
in het jaar 1933 als „een reuze vent" zouden
eeren.
Is het echter niet humoristisch om in je leven
als een snaak en grappenmaker bekenld te staan
en na je dood als voorvechter en historische
figuur van het proletariaat aller landen ge
houden te worden?
Al geloof ik niet, dat de socialisten werkelijk
veel van Uilenspiegel zullen leeren, dit zullen
ze met hem eens zijn, de woorden zijn heusch
van hem: „De menschen maggen me niet, ik
maak het er ook naar."
UITKIJK.
HOOGSTRAAT 223 ROTTERDAM
gezondheid ledigen
„Onbeschaamde vlegel
„Wie een verdrag schendt, verdient dien
naam", zei ik.
De Ridder keek verbaasd, dat ik hem dat zoo
rustig in 't gelaat durfde te zeggen. Hij vroeg
mij van Welke verdragschennis ik gewaagde.
„Ik toeteren en trompetten en gij me voeden.
Ik moest waken op onraad, en nu was er on
raad voor mij, want gij hebt vergeten uw woord
gestand te do'eri en mij mijn deel van uw over
vloed te latenj brengen. Dan heb ik geblazen om
er u aan te herinneren, en toen ge allen bui
ten' liept dacht ik, dat het was om uw overschot
aan mij over te laten."
„Die snaak heeft rechtzei de Ridder. Zoo
liep het genadig af en kon ik weer mijn post
betrekken.
Maar groote heeren hebben een kort geheu
gen, ze denken te veel aan zichzelven. 't Is slecht
kersén met ze eten Ze vergaten mij 's anderen
daags weer. Elr kwamen) nu werkelijk vijanden
bij het kasteel en ik zag ze de koeien uit de
weiden wegnemen. Ik bleef gerust zitten en
blies geen alarm.
Toen werd de Ridder onderricht van hetgeen
er gebeurde en dat zijn torenwachter geen wacht
hield.
Ik moest voor hem verschijnen en hij liet me
weten, dat me twintig stokslagen voor mijn ver
zuim zouden worden" toegediend.
„Twintig zei ik. „Dat is veel voor iemand
die onschuldig is
„Hoe durft gij zoo te spreken)snauwde hij
me toe.
„Ik heb geen vijanden kunnen bespeuren
antwoordde ik.
„Dan zoudt ge blind moeten zijn
„Dat zal misschien waar wezen. Hebt gij nooit
gehoord, Genadige Heer, dat een hongerige buik
geen ooren heeft."
„Jawel
„Welnu, ik heb ondervonden, dat hij ook
geen oogen heeft."
De Ridder begreep nu, dat ze mij weer zonder
eten hadden gelaten en ik kwam er zonder stok-
slagéri van af.
De Ridder sloot vrede met zijn vijanden. Toen
wilden ze me lid maken van de Vrede-Club,
maar daar had ik nou geen zin in. Daar ben je
geen soldaat voor.
'Dan moet je den vrede met vrede laten, an
ders krijg je daar herrie mee en ik ben tegen
herrie. Ze hebben me der uitgegooid en Ridder
Bruno van Heeg kreeg het met mij te kwaad.
Die wou nou met alle geweld vrede.
„Vrede met geweld is onzin", zeg ik tegen
hem."
En toch wil ik niemand meer in dienst, die
niet voor den vrede isriep hij. „Ridder", zei
ik, „ik ben er dol voor. Vierkant."
„Prachtig zei de Ridder. „Blaas dan ver
zamelen."
Ik blies verzamelen) en toen ze er allemaal
aankwamen zei 'ik: „Jongens, ik ben ook voor
den1 vrede Werpt dus allen uw wapens neer."
Dat is nou juist zoo vermakelijk op de wereld.
Nou was ik aldöor tegen den vrede geweest en
't ging goed, maar niet werd ik er vóór en trok
er de logische gevolgen uit, of 't was mis. Ik
moest er uit, en ik kreeg oneervol ontslag. Ook
al goed, dacht ik. Als er toch vrede is en blijft,
heb je mij niet meer noodig en al die wapens
ook niet meer. Met zoo'n stelletje van die pief
paf dingen in mijn zak, verdweéri ik van het
SbtSgeJEonden Stukken.
De copie van ingezonden stukken, die niet ge-
pl atst zijn, wordt niet teruggegevefa. Buiten
ver.intwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers.
Geachte Redactie!
Mag ik voor onderstaande regelen een plaatsje
in uw geëerd blad, waarvoor bij voorbaat mijn
dank.
In het laatste gemeenteraadsverslag van Oude
Tonge spreekt de heer Bcijer zich uit, dat het
een schandaal is van de werknemers aan de
dorschmachine om zulke lange dagen te maken.
Volkom'en. onderschrijf ik het gezegde van
Beijer. Maar waarom nu altijd die lange dagen
aan de dorschmashine op de lippen Verleden
jaar heb ik daar ook al tegen geageerd, en1 nu
doe ik het weer. Hoeveel van uwe kameraden
en anderen maken met het wieden van derde
uiem de dagen nog afsrhuwclijk langer niet
wetende of ze daar nog wel één centiem voor
zullen ontvangen, terwijl ze voor elk uur werk
aan de machine 0,40 ontvangen. Nog nooit
heb ik van eenig verzet tegen het nachtbraken
met het wieden van uien van uwe zijde ver
nomen.
We zouden nog meer kunnm1 ontleden, vooral
uit hetzelfde raadsverslag, maar het loont voor
mij niet de moeite en daarom basta.
Nogmaals mijn dank voor de plaatsing.
MACHIEL KOERT Pz.
Oude Tonge, Augustus 1932.
Correspondentie deze Rubriek betreffende
zenden aan F. W. N a n n i n g,
Gerarduslaan 15 Eindhoven.
No. 304.
De oplossing van probleem no. 354 is
1. fó. efó: 2. e7 onv.; 3. e8D, c3; 4. De2 mat.
1Ke3; 2. f7, Kd2; 3. f8D, Ke3; 4. Df2
mat.
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is nul)Voor de maan.
delijksche prijs van 2,50 moet men de meestt
punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom.
Heeft men 10 keer achtereen geen oplossing
ingezonden, dan wordt mén geacht niet meer
mee te doen'. Een onoplosbaar probleem vervalt
voor den wedstrijd.
Ter besparing van porti is de oplossings-
termijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de
oplossers meerdere oplossingen eventueel
tezamen kunnen opzenden.
Hoewel gedurende de maand Augustus de
wedstrijd wordt stopgezet, zal ik in de rubrieken
die an Aug. toch verschijnen problemen plaatsen.
Ter oefening kan men die dan oplossen. Ook
liefhebbers, die anders wel aan den ladder
wedstrijd zouden willen deelnemen, doch een
zekere schroom moeten overwinnen, wordt aan
geraden, deze problemen eens op te lossen. De
oplossingén komen op de gewone tijdstippen.
Problemen niet voor den wedstrijd.
No. 358.
C. S. KIPPING.
Nottingham Guardian 1907.
Wit: Kd4, Dd3, Thl, Lel, Pg3, pi. h5 (6).
Zwart: Kg4, Lh4, pi. fó (3).
Wit geeft mat in twee (2) zetten.
No. 359.
C. S. KIPPING.
Daily Telegraph 1907.
Wit: Kb7, Td5, Lb2 en g8, Pe5 en) h5, pi.
e2 en h3 (8).
Zwart: Ke4, Lhó, Pc8, pi. c5, dó, e3, f5 en
h4 (8).
Wit geeft mat in twee (2J zetten.
No. 360.
C. S. KIPPING.
Nottingham Guardian 1907.
Wit. geeft mat in twee (2) zetten.
No. 361.
C. S. KIPPING.
Nottingham Guardian 1911.
m
mm
m
m
vmw
Wit geeft mat in drie (3) zetten.
De oplossingen volgen na 2 September.
Eindspel no. 476,
Wit: Kg2, Tdl en d3, pi. a2, c5, d4, f3 en h4.
Zwart: Kg7, Td5 en d8, pi. a7, b4, có, f4, hó.
Wit begon en zwart won.
De partij eindigde als volgt
1. a3, a5; 2. ab4: ab4: 3. Tal, Td4; 4. Td4,
Td7; 5. Ta7, e7 enz.
Eindspel no. 477.
(Uit een partij).
Wit: Kgl, De3, Te5, f2, Pd4, pi. a2, b2, c3,
f5, h2.
Zwart: Kg8, Dbó, Te7, fó, Ld7, pi a7, b7,
d5, eó, h7.
Wit speelt en wint.
Verhuring voor vijf jaar, bij inschrijving
naar de Beneficie, van de Hofstede «Akker-
zorg*, groot 39.16.00 H.A. (85 Gem 81 R.
Voornsche Maat), aaneengelegen onder Melis,
sant en Stellendam, in polders Kraaijenisse en
Eendracht, thans bewoond door den Heer J
A. van Nieuwenhuijzen.
AanvaardingBouwlanden blootschoof en
weilanden 15 November 1933: de gebouwen
1 Maart 1934.
Te bezichtigenop Woensdag 2 en Don.
derdag 3 Augustus 1933 en op Zaterdagoch
tend 5 Augustus 1933overigens op aanvraag.
Vastgestelde jaarlijksche huurprijs f 5300,—
voor het geheel.
Hoofdzakelijk vrije cultuur. Geen kosten
van verhuring:
Onderteekende inschrijvingsbiljetten met
vermelding van de som, waarvoor men voor
de beneficie inschrijft, uiterlijk op Woensdag
9 Augustus 1933 in te leveren ten kantore
van Notaris VAN DER SLUYS te Dirksland,
alwaar meerdere inlichtingen te bekomen zijn
en de voorwaarden ter inzage liggen.
Veiling op Woensdag 9 Augustus 1933 in
hotel Van Veen te Oude Tonge
afslag op Woensdag 16 Augustus 1933 in
hotel De Weerd aldaar, beide dagen des na.
middags 3 uur (n tvan
Een Huis, waarin wordt uitgeoefend de
koffiehuis-affaire, aan den Oostdijk no. 50 te
Oude Tonge, met het recht van erfpacht van
den grond.
Bewoond door P. A. Terhoeve.
Notaris VAN ISPELEN.
Op Donderdag 10 Augustus 1933, des mor<
geus 9,30 t ur, oude tijd, te Oude Tonge pu.
blieke verkooping van 3 paarden, 2 boeren'
wagens, wielslee, wentelploeg, melotte ploeg,
aanaardploeg, aanaardmachine, gareelen met
tuigen, eggen en verdere landbouwinventaris,
alsmede een partij slaghooi, kanthooi en het.
geen verder ten verkoop wordt aangeboden,
ten verzoeke van den heer C.vanlPeperstraten
Fz. aldaar, voor diens schuur aan den Zuid.
dijk aldaar.
Betaaldag 1 December 1933.
Notaris AKKERMAN.
Zaterdag 12 Augustus, bij inzet en Zater.
dag 19 Augustus, bij Afslag, telkens des avonds
6.30 uur, te Ouddorp, in het Logement Akers,
hoek van een perceel Bouwland te Ouddorp,
in den polder het Oude Nieuwland, op de
zoogenaamde «Drie Gemeten*, in den Nieu.
wenoord, kadaster Sectie B no, 826, groot
1.00.50 H.A. of 2 G. 56*/2 R.V.M. Verhuurd
tot 11 Nov. 1935 aan Jacob Tanis J.Tz.
f 66.74 per jaarten verzoeke van de Erven
Wed. M. Sperling Sr.
Notaris VAN DEN BERG.
Zaterdag 12 Augustus, des avonds 7 uur te
Ouddorp in het Logement Akershoek, van
klaver 2e slag en naët.
Notaris VAN DEN BERG.
Op Woensdagen 16 en 23 Augustus 1933,
beide dagen des nam. 2 uur (o.t), publieke
verkooping van een weldoortimmerd Heeren.
huis aan de Voorstraat met vrije uitgang aan
den Noord-Achterweg te Ooltgensplaat, resp.
in Hotel «Hobbel* aldaar, bij veiling en
Hotel «Van den Berge* aldaar, bij afslag, ten
verzoeke van de fam. van wijlen Mejuffr. M.
Mijs. Betaling bij de aanvaarding vóór of op
15 September 1933.
Notaris CHR. AKKERMAN.
Centrale Veiling te Middelharnle.
Veiling van Woensdag 2 Aug.
Bloemkool f 1,70 tot f 7,20. Per 100 stuks
Savoye kool f 1,— tot f 5,—
Roode kool f 2,— tot f 3.20
Komkommers f 0,95 tot f 2,80.
Meloenen f 20,— tot f 32,—
Perziken f 3,20 tot f 6,20
Kroten f 0,95 tot f 1,— Per 100 bos
Peen f 5,—
Andijvie f 0,50 tot f 1,10 Per 100 krop
Sla f 0,75 tot f 1,80
Dubb, Princessen f 2,— tot f 5,— per 100 K.G.
Enkele princessen f 6,50
Stokprincessen f 8,—
Stoksnijboonen f 4,— f 9,30
Stamsnijboonen f 3,20 tot f 4,—
Appelen f 3,60 tot f 7,50
Peren f 3,40 tot f 8,40
Postelein f 3,50 tot f 3,60
Zilver Uien f 1,— tot 4,20
Tomaten f 6,— tot f 6,40
Druiven f 40,—
Krozen f 17,— tot f 20,—
Roode bessen f 23,—
Aardappelen f 2,— tot f 2,30
EIEREN.
Veiling van Donderdag 3 Aug.
Kipeieren 48-50 kg. f 2,— tot f 2,25
idem 56-58 kg. f 2,50 tot f 2,70
idem 58-60 kg. f 2,55 tot f 3,15
idem bruin 58 kg. 2 70 tot f 2,95
Eendeieren f 3,10 tot f 3,55 per 100 stuks
Aanvoer 10750 eieren.
Boter f 0,77 tot f 0.80 per pond
-Wie wacht op een kans is als een jager,
die op een stoel gaat zitt'en tot de haas voorbij
komt.
Met veel instemming las ïlc dezer Hagen ïn
„De Nederlander"
„Het is natuurlijk heel veel waard als man en
vrouw alles in het werk stellen om hun huis
prettig en gezellig te maken. Maar het aller
voornaamste is de geest, die in het huis heerscht.
Als er liefde, vrede, werklust, blijdschap, op
gewektheid, huiselijkheid is, als er orde heerscht
en tucht en toch een vertrouwelijke omgang
tusschen ouders en kinderen, dan is er die sfeer
geschapen, die het „ideale tehuis" vormt. De
kinderen, als zij later verspreid zijn, denken
daaraan terug als een kostbare herinnering.
Er zijn nog wel zulke goede gezinnen en te-
huizen). Maar er is toch ook allerlei, dat het
„ideale tehuis" zou willen ondermijnen. De aan
trekkingskracht van bioscoop, dancing, kroeg of
café is voor velen zoo groot. En waar dit alles
zijn invloed uitoefent, daar is het met het echte,
mooie, ongebrokene, ongeschondene van het.
familieleven uit."
Dat alles klink natuurlijk oer-conservatief en
ouderwetsch.
Toch houden! we als Christenvrouwen vol,
dat de moeder in haar drukke huisgezin, die
haar moeilijke taak verstaat en nakomt, méér
doet voor het cultureele peil van de samenleving
dan menige moderne vrouw, die voor het groote
gezin haar neus optrekt en er trots op is haar
eenigst dochtertje straks haar hoofdje vol zal
proppen met „intellect".
Anna Polak zal het ook wel niet met ons eens
wezen.
Zij schreef in het Handelsblad over „de be-
teekenis van vrouwenarbeid voor de maat
schappij".
Volgens haar heeft de vrouw nog niet alles
wat ze hebben moet. Nog meer functies moeten
voor haar in het publieke leven worden open
gesteld. Zij verlangt meer deelneming van de
vrouw aan de vakbeweging enz.
Ik denk hier aan het werk van MIevr. van
Ammers-Kühler. Wanneer de geëmancipeerde
vrouw in haar boek in alle opzichten „geslaagd"
is en zij deswege door een meisje, dat haar be
wondert, geprezen is als htt toppunt van geluk,
zucht ze en zegt: „Ja, de vrouw kan de heele
wereld veroveren enwat heeft ze dan
nog
Zoo is het.
Anna Polak schrijft aan het eind van haar
artikel, dat wanneer de zeven wenschen voor
de vrouw in het publieke leven, die zij daar
stelt, volledig vervuld zijn, er door de gemeen
schap in haar geheel aan vrouwen-arbeid niets
meer te wijten, oneindig meer nog te danken
zal zijn, dan thans het geval is.
Wij vreezen het ergste.
Vrouwen als Anna Polak schijnen' absoluut
geen oog te hebben voor de structuur der sa
menleving.
Ook de sociaaldemocraten hebben te vuur en
te zwaard het recht van de vrouw, om overal
naast den man te staan in het maatschappelijk
leven, opgeëischt.
Het slot is, dat thans duizenden getrouwde
of in „vrije liefde" levende vróuwen 's morgens
tegelijk met haar man de deur uitgaan en samen!
een dubbel inkomen verteeren, en1 dat hun buur
man, die met een groot gezin zit, werkloos langs
de straat loopt.
Maar voor diè schreeuwende toestanden sluit
men het oog.
Men ziet niet op welk een heilloozen weg men
raakt met die ultra moderne ideeën De vrouw
wordt het huisgezin uit gehaald en dat wordt
haar als ideaal voor oogen geschilderd: immers
gelijkstelling tusschen man en vrouw Maar de
consequentie van dit beginsel laat Rusland zien:
daar heeft de vrouw geen! huisgezin meer. Ze
wordt naast den man naar fabriek en werkplaats
gedreven.
Zooals met iedere zonde: de begeerte baart
de zonde en de zonde voleindigd zijnde baart
den dood.
God geeft den mensch tenslotte over aan het
goeddunken zijns harten en het wordt zijn onder
gang.
In onzen tijd vormén huisgezin en huwelijk
de inzet der samenleving. Ze worden onder
mijnd.
Laat ons Christenvrouwen toch zien hoe groot
gevaar hier dreigt en wakenj
WAT HITLER NIET KAN I
„Het Vaderland" had dezer dagen onder
staand leuk stukje in zijn pagina's
„Göbbels, die tot opdracht had, de Duitsche
vrouw af te brengen van de Fransche mode;
die modes moest ontwerpen, meer geschikt voor
de drie Duitsche-vrouwen-k's Kirche, Küche,
Kinder mevrouw Magda Göbbels heeft
die taak neergelegd. Ziet er niet door. Ziet
althans geen kans op succès.
En hoe komt dat Eén mijner lijfbladen weet
het. De Duitsche meisjes verklaren, zegt dat
blad, haar kleeding en opschik naar persoonlijk
inzicht te kiezen O zoo.
Daar staat nu de geweldig pootige regeering
in haar bruin hemd. Daar staan de
rücksichtlose voortrukkers voor hun Marne.
„Halt", klinkt het; ende reuze-gelijkscha-
kelaars zijn uitgeschakeld. Door de vrouwen.
„Bhret die Frauen", zei Schiller nog wel
Mlaar hij was bedenkelijk vrijheidlievend; „alle
Menschen werden Brüder" enlzoo, enfin, van
de te ver gaande gelijkschakelarij. We moeten
ze niet meer eeren, dat is duidelijk. Zij wer
pen de bedenkelijkste dammen van eigenwillig
heid op, waar de grootste Leiders tegenaan
zwemmen. Mussolini heeft inzake vrouwenklee-
ding en -figuur ook al water in zijn wijn moeten
doen; als dit beeld niet te stout is. En nu
deze regeerings-dame weer. De meisjes willen
geen bruin front of frontje; ook geen zwart,
of rood of wit of blauw; ze willen zich
kleeden) zooals bij héar past; ze willen in kleur
en snit vrij zijn!
Men ziet weer, hoe ver het vrouwelijk ge
slacht bij 't mannelijk achter staat. De mannen1
zijn per slot van rekening gedwee. Soms heel
erg gedwee; en „soepel". Ze roepen de leuzen
van den dag; een deel spaart u me de
percentagesuit overtuiging; een deel uit
winstbejag; een deel uit bangheid. Sommigen
weten het prachtig Duitsch-gecompliceerd uit te
leggen, waarom ze meedoen; de meesten schreeu
wen alleen maar oor- en gewetenSverdoovend
De meisjes schreeuwen niet; die dóén iets.
Keeren zich nuffig en dédaigneus af en zeggen:
„Ajakkes".
Zóu je ze niet? (SoIIte man sie nicht?)
Krammer.
„HULPE TEGENOVER DEN MAN".
De „Christelijke Middenstander" schreef in
haar laatst verschenen nummer onderstaand
sympathiek stukje
„Ér wordt in onze kringen gezucht, geleden.
De zorgen vermenigvuldigen zich en brengen
haast tot wanhoop.
Arme mannen, die deze ellende alleen
moeten( dragen. Die den steun missen van een
toegewijde vrouw, die geen woord hooren van
meeleven, of bemoediging, of raad.
Gelukkig er is ook een andere ploeg. De vrou
wen uit dien ploeg weten wat het beteekent
als het in de zaken moeilijk gaat, ze gevoelen
de zorgen zelf, als niet of niet op tijd wordt
gewonnen wat broodnoodig is.
En ze weten te bemoedigen, aan te vuren,
mede ie strijden.
Onze middenstanders hébben het 'moeilijk,
maar gelukkig hunne vrouwen verstaan immers
de kunst de rimpels van het voorhoofd glad te
strijken)."
„Rimpels van het voorhoofd glad strijken".
Rijk is het leven van de vrouw, die de geest
kracht bezit in.deze moeilijke tijden haar man
tot hulp te zijn
In een leven van gebed kan dit ideaal be
reikt worden.
En als er samen geleden, maar ook samen
gebeden en gestreden wordt, kan de nood der
tijden ons persoonlijk nog tot een geestelijke
zegen worden
Beste jongens en meisjes!
Laat ik deze week weer eens wat van ons
Koninklijk Huis mogen) vertellen.
Je weet, dat Woensdag j.l. onze Koningin-
Moeder Jarig is geweest
Dat is een lieve oude dame. Ieder houdt
veel van haar. Toen ze jaren geleden eens een
reis naar Engeland maakte en weer naar Neder
land vertrok, schreef een Ejngeisch blad over
Haar, als „de liefste oude dame van Europa".
Dat is toch wel leuk, hè?
Nou Woensdag heb ik het feest in Baarn
^oor Haar verjaardag meegemaakt. Dat was
echt fijn, hoorJonge meisjes uit Baarn gingen
's morgens heelemaal in 't wit gekleed naar
Haar Paleis, dat een kwartiertje buiten1 Baarn
ligt, om Haar bloemen te brengen. Dat is zoo
ieder jaar de gewoonte. En dan is ze een en
al „vriendelijkheid.
Prinses Juliana viert het feest ook mee.
Die is al een groote week op het Paleis van
haar Grootmoe.
'n Leuke grap wordt er in Baarn op 't oogen-
blik over de Prinses verteld. Toen het verleden
week Donderdag zoo snikheet was, je weet nog
wel, kreeg onze Prinses zin om eens in de Eem
langs Baarn te gaan roeien. De Eem is een
smal riviertje, dat langs Baarn naar de Zuider
zee loopt en bij Spakenburg uitmondt.
Nu Ze ging met Haar adjudant en nog een
paar meisjes bij een huurbaas van bootjes langs
de Eem. Deze verhuurt echter ook kleine motor
bootjes, die hij veel liever verhuurt, omdat hij
er natuurlijk veel meer huur voor vragen kan.
De adjudant van de Prinses liep op hem af
en vroeg om een roeibootje. De man scheen niet
te merken welk hoog Gezelschap daar plots
voor hem stond -hij had het ook zoo druk
met dat heete weeren) wat zegtAe „Maar
meneer, het is veel te heet om te roeien, als
U varen wil met je meisje, neem dan een motor
bootje, dan geniet je veel meer I"
Of ze stiekum gelachen hebbenMaar de
Prinses wilde met alle geweld roeien en hij
kreeg z'n zin niet.
Ze zullen hem later wel verteld hebben wie
hij voor zich gehad heeft en dan zal-ie wel
vreemd opgekeken hebben
Nou, hierbij laat ik het voor deze keer, hoor
't Is vacautietijd, dus geen tijd om lange stuk—
ken' in de krant te lezen
Geniet maar veel van je vacantie!
Jullie TANTE TRUUS.