ERK voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. MERCURIUS HAVERMOUT m Antirevolutionair Orgaan ksch gebruik illljk Uitg. v.h. n Zonen IN HOC SIGNO VINCES Ascese en Antithese FEUILLETON NE ^11 Isdljk No. 3974 ZATERDAG 22 JULI 1933 48STE JAARGANG EERSTE BLAD. 91 Op den Uitkijk. BRANDING Kempen Lzn.. te Ooltgensplaaf. September 1933. Notaris AKKERMAN. Juli, des voormiddags 10 uur Stellendam in het logement In Erwten en Haver te velde. Notaris VAN DEN BERG. 25 Juli 1933 te Dirksland, in de V eiling en 19 1 Augustus 1933, te Dirksland, tail Regter (voorheen Keuvelaar). I dagen 's avonds 7 uur (zomertijd) Jh.A. (2 Gem. 173 R. V. Maat) t Dirksland, in polder Dirksland, lilipshoofjesweg, kad. Sectie B no. Iioof 1933 uit de huur. Thans 'n I. van der Wekke Dzoon. JH.A. (9 Gem. 123 R. V. Maat) luwland, te Dirksland, in polder 1 den le Stoofweg, kad. Sectie A 422 en 606. In 3 perceelen en huiu- bij Adrs. Grootenboer, "W. I Markus. Notaris VAN DER SLUYS. Isdag 26 Juli 1933, te Dirksland, ■deon, veiling en ■sdag 2 Augustus 1933, te Dirks- yberge van J. Vermeulen, afslag; s avonds 7 uur (zomertijd), van: (5 Gem. 178 R. Somm. Maat) halve dreef te Sommelsdijk, in De Oude Plaat in den hoek van eet en den Oudelandschen Dijk, nos. 446, 1030 en 1031. J-'len. In eigendom toebehoorend aan |P. Nieuwland te Dirksland. Notaris VAN DER SLUYS. §m Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent. RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING lOcent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 4.11® «stak Si sim voor de Redactie bestensd, Ad v srteo t të <k sa verdere Ad aai aistratis, franco toe te zenden a an de Uitgevers De wereldgeschiedenis is in een sta dium gekomen, waarin de menschheid voor de keuze wordt gesteld: öf voort gaan met 't zich-uit-leven en den chaos tegemoet öf een zich bezinnen, een zich stellen onder de strenge controle der eeuwigheid en een ordelijk stoffelijk en geestelijk leven tegemoet. Het leven zonder levensregelen, het leven zonder het compas der historie, het leven zonder offer, jaagt de wereld in de ellende. En wordt de ellende thans niet gezien De daemonische ontwikkeling van het wereldgebeuren is gevolg van de ontkerstening van het volksleven, zoo wel nationaal als internationaal. En is het Christendom thans nog de macht, die de wereld, de menschheid leidt De groote denkers hebben hun sys temen uitgedacht, noch órotius, noch Rousseau, noch Karl Marx hebben ech ter geluk en vrede kunnen brengen voor het hart en het leven der menschen en het vertrouwen, dat aan hun ideeën de eeuwen door geschonken is en wordt, voert naar den ondergang en een uit leven van egoïstischen hartstocht, zich uitent in onderdrukking en machtswel lust, in vernietiging van het laatste restje geluk, dat op deze zondige we reld nog gevonden kan worden in het huwelijks- en gezinsleven, enz. De vrije ontwikkeling van de men- schelijke persoonlijkheid, die in de he- dendaagsche psychologische litteratuur aangeprezen wordt, houdt geen reke ning met de realiteit, die ons laat zien, dat elke individueele of massale actie op stoffelijk en geestelijk gebied ge paard gaat met het principe van den afbraak, de onmacht,, de zonde, de revolutie. De werkloosheid, de economische ontwrichting, het Volkenbondswerk zijn wel de bewijzen, welke het meest spreken van het noodlottig resultaat van de vrijheid, die de volkeren bezielt. Wij, Christenen, hebben niet de arro gantie aan het menschelijk denken en handelen absoluut geen waarde te hech ten. Wie dit doet heeft nog nooit goed de wereld rondgekeken: het werk van barmhartigheid in ziekenhuizen en sa natoria, de ontwikkeling van techniek en wetenschap, de schoonheid van menschelijke fantasie in litteratuur en schilderstuk, de liefde tusschen man en vrouw, ouders en kinderen, de basis waarop het maatschappelijk en staat kundig leven der volkeren rust, enz. enz. Dit alles kan buiten het christelijk geloof, zooals wij dat belijden, omgaan. De geestelijke kracht van den mensch in het algemeen wordt geleid door de onderhoudende kracht van Hem, die boven alles staat en is nog tot zeer vele dingen in staat. Er zijn nog menschen, wier leven overigens buiten onze we reldbeschouwing staat, maar die door hun uitnemende gaven als het ware de kurk zijn waarop duizenden menschen drijven, waarbij wij u wijzen op een man als Gandhi. Deze menschen kennen iets van het offer, de ascese en zijn daardoor ster ker. staan hooger, hebben invloed op hun omgeving. 1 Elke actie, die niet gepaard gaat met het offer, de beperking, de tucht, de onthouding, brengt verderf en onheil. De Fransche revolutie en de huidige wereldtoestand zijn daarvoor de beste bewijzen. In tijden als deze, waarin de ontbin dende machten op alle terrein woeden, gevoelen wij, dat menschen en hun ideeën niet redden kunnen. Onder de honderden millioenen menschen, die den aardbol bewonen, is er niet één, die het wereldleven weer op dreef kan helpen. Er is twist allerwege over de nor men, de criteria, die den mensch zullen leiden. Op stoffelijk gebied hoort men bij den één: het goud; bij den ander: het zilver; bij een derde: de arbeider, enz. Op geestelijk gebied is het evenzoo. De één zegt: het menschelijk denken; de ander: het ras; een derde: de Staat enz. Ende ellende wordt steeds grooter Gods openbaring komt in het groote wereldleven op den achtergrond. Zijn hand wordt niet erkend, de scheppings gedachten, die orde en vrede voor de menschheid brachten en aan de hand van de Schrift in de historie gevonden kunnen worden, hebben geen waarde meer. De antithese wordt niet meer erkend. Ook vele Christenen zijn daar schuldig aan. Het laatste voorbeeld hiervan wordt geleverd door de Duitsche Chris tenen, die zich overgegeven hebben aan een wereldbeschouwing, die zegt: Het ras is groot en Hitler is zijn profeet In ons vaderland is men de Calvinis ten met een spottend schouderophalen tegemoet getreden. De historie van de laatste vijftig jaren heeft echter bewezen, dat de antithese, wanneer het vraagstukken betreft, die het persoonlijk,, het maatschappelijk, het kerkelijk en het staatkundig leven betreft, onmogelijk gemist kan worden en tot zegen voor land en volk is. Voor of tegen God Erkenning van het Aller hoogste Gezag op alle terreinen van het leven: het uitgangspunt voor alle men schelijke actie Er is geen synthese mogelijk met de ongoddelijke machten, die zich in de wereldhistorie openbaren Het Christendom eischt ja en neen. De dragers van de Calvinistische gedachte, zij die God op alle terrein van het leven, overal en in elke om standigheid belijden, loopen echter het gevaar eigen levenswandel, eigen per- soonlijkheid te vergeten. Het belijden j ligt niet in groote woorden, in het na praten van wat anderen reeds gezegd hebben, nog minder in het doen van groote daden. Het Calvinisme hecht de grootste waarde aan kleine daden. Het legt ons de verplichting op van de ascese, de beperking. Een ieder begint van zichzelf uit te werken, in eigen gezin, op het land ach ter den ploeg, in de gesprekken. Slechts hij is een echt Christen en zal drager van Gods gedachten kunnen zijn, die zichzelf op den achtergrond stelt en allereerst vraagt: wat vraagt God van mij in mijn eigen kleine dage- lijksche plichten. Wij moeten niet ver der willen reiken dan onze stok lang is. Wij moeten niet teveel hooi op onze vork nemen. De antithese zonder ascese is waar deloos. Een hoofd vol principes is waarde loos, zoo ons hart geen tempel is van Jezus' Geest, die zegtMijn kracht wordt in uw zwakheid volbracht Ons land, de wereld heeft asceten noodig. Dan kan alleen de antithese, welke het Calvinisme als een lichtende toorts in de wereldhistorie heeft ge plaatst, zegenrijk werken op deze door den humanistischen geest ontredderde wereld De vorige maal zagen wij hoe moeilijk het Gandhi viel om zijn aanhangers te weerhouden geweld te plegen tegen de Engelsche regeering. Slechts met de grootste moeite kon hij in het Indisch Comité een meerderheid voor zijn be sluiten vinden en tal van zijn volgelingen keer den hem den rug toe. In Maart 1922 gebeurde tenslotte wat reeds lang verwacht was: Gandhi werd op last der Engelsche regeering gevangen genomen. Hij werd verantwoordelijk gesteld voor de bloedige onlusten en er van beschul digd, dat hij door het prediken van de „non violence" afkeer en vijandschap had verwekt. Gandhi zélf erkende, dat deze beschuldiging juist was en zette voor het gerechtshof uiteen, hoe hij van een' trouw vriend van Engeland tot een vijand geworden was. „Ik wist, dat ik met vuur speelde. Ik heb het gewaagd en werd ik in vrijheid gesteld, ik zou opnieuw beginnen." Hoewel hij dus toegaf, dat hij tegen de wet misdaan had, verklaarde hij tevens, dat hij niet tegen; den eisch van zijn geweten zou ingaan. De advocaat-generaal nam tegenover hem een sympathieke houding aan. „Ik weet", zoo sprak hij, „dat gij een man hoogc idealen zijt, van een edel leven, van een heilig leven zelfs, maar ik mag u alleen beschouwen als een man onderworpen aan de wet". In naam dier wet veroordeelde hij Gandhi tot zes jaren gevan genisstraf, daarbij den wensch uitsprekende, dat deze straf in den loop der jaren verminderd mocht worden. Gandhi's vrouw riep nu in een manifest het Indische volk op het vonnis, dat over haar man was uitgesproken, te beantwoorden door zijn „Swadeshi" te blijven toepassen. Iedere man en iedere vrouw moest ophouden vreemde stoffen te dragen; iedere vrouw moest het een gods dienstige plicht renenen dagelijks zelf te spinnen en te weven: iedere koopman moest ophouden vreemde stoffen te koopen en te verkoopen. Ook het Nationaal Indisch Congres besloot CENT PE* PONDSPAK de politiek van Gandhi voort te zetten. Een minderheidsgroep onder leiding van zijn vriend Daz wenschte daaraan echter niet mee te doen. Zij keurden de beweging van het lijdelijk ver zet niet goed en konden zich met Gandhi's ge matigd program van zelfregeering voor Indië niet vereenigen. Deze „Swarajisten" kregen een tijd Jang zelfs een overwegenden invloed en vooral in de steden deden zij zich kennen als extremistische nationalisten, die voor revolutio nair geweld niet terugdeinsden. Het platteland met zijn boerenbevolking bleef evenwel de beginselen van Gandhi trouw. Gandhi kwam eerder vrij dan men verwacht had. Het verblijf in de gevangenis ondermijnde zijn gezondheid en een ernstige, spoedeischende operatie deed het ergste vreezen. Dit deed de hngelsche Regeering besluiten den leider der Indische beweging in vrijheid te stellen, daar zij groote onlusten duchtte, ingeval Gandhi tijdens zijn gevangenschap zou sterven (Februari 1924) Voorloopig onthield Gandhi zich met het oog op zijn zwakke gezondheid van elke deelneming aan het actieve leven. Hij gaf alleen in een manifest te kennen, dat hij de Engelsche re geering en haar politiek van onderdrukking zou gaan bestrijden, zoodra zijn krachten zulks toe lieten. In het voorjaar van 1930 zette hij een nieuwe campagne op touw door een protestbeweging te organisceren tegen het zoutmonopolie der Engelsche regcering. Hij eiscLte voor zijn volk het recht op, zélf het zout uit het zeewater te mogen winnen. Ook nü weer kwam het tot een heftige gisting in Indië, want duizenden zijner volgelingen gingen tot zoutwinning over en in tal van plaatsen kwam het tot bloedige bot singen. De beweging van de „non-violence", van de „non-cooperationen van de boycot van En gelsche weefsels herleefde eveneens, waardoor de toestand nog ernstiger werd. De gevange nissen vulden zich met duizenden mannen en vrouwen, die de Engelsche wetten niet wilden opvolgen en ten slotte werd ook Gandhi zelf weer gevangen gezet. Deze gevangenschap was evenwel van korten duur, want in Februari 1931 reeds werd hij vrijgelaten en kwam het tusschen den Indischen leider en de Ejngelsche regeering tot een verzoening. Het Nationaal Indisch Congres nam op zich er voor te zorgen, dat de ongehoorzaamheids- campagne en de boycot van Engelsche waren niet langer als politieke wapenen gebruikt zou den worden. De Engelsche regeering stond toe, dat de bewoners der kustplaatsen zelf zout mochten winnen voor huiselijk gebruik en voor den verkoop in hun woonplaatsen. Ook zouden de politieke gevangenen, die geen geweld had den aangewend, in vrijheid worden gesteld. Een volledige oplossing van de Indische kwes tie is daarmede echter niet verkregen. Het doel der Nationalisten blijft: volkomen onafhankelijk heid van Indië óók in zake van bestuur, finan ciën, economie en verdediging. Zóóver is het voorloopig nog niet, want zoowel in Engeland als in de Engelsche kringen in Indië heeft men scherpe critiek uitgeoefend op de getroffen over eenkomst en het laat zich aanzien, dat er nog heel wat strijd gestreden zal moeten worden, eer Indië volkomen onafhankelijk van het moe derland zal worden verklaard. Gandhi zelf is in dit opzicht hoopvol gestemd DOOR K H. MARINUSSEN. 13) •Bovendien, hoe pijnlijk ook, het was het beste, dat moeder precies op de hoogte kwam. Ook zij kon dit antwoord niet goedkeuren, wetende, dat het hem iets toedichtte, dat in lijnrechten strijd met de waarheid was. Mevrouw Woldinga, den brief met gemengde gevoelens lezend, keurde het antwoord dan ook sterk af en drukte over den inhoud haar ver ontwaardiging uit. „Het is schandelijk van Dolf", klaagde zij. „Maar 'k heb het gevreesd. Hij sprak in Rot terdam in dezen geest ook al over jou, Frits, 'k Weet niet, hoe hij er bij komt, te meenen, dat jij hem opzettelijk wilt tegenwerken." ,jNeem het nu niet te hoog op, Frits", waar schuwde Lena. „De tijd zal komen, hopen we, dat Dolf het verkeerde van zijn doen inziet." Frits gaf er geen antwoord op. Hij was heftig verontwaardigd en stak die verontwaardiging ook niet onder stoelen of banken. Dat was niet in overeenstemming met zijn impulsief ka rakter. Mevrouw Woldinga zuchtte diep. Zij kon Frits geen ongelijk geven. Hij was in zijn recht. De aantijgingen van Dolf waren beneden peil. Maar aan den anderen kant werd het moeder hart geslingerd door diep medelijden met den afgedwaalden jongeling, die, mocht hij terecht komen, ongetwijfeld dan zooi inzien, hoe on juist hij zijn broeder had beoordeeld. „Lena heeft toch gelijk, Frits," zeide zij op zachten toon. „We mogen niet haatdragend zijn en ook Dolf bij voorbaat vergeven." „Ik zal mijn best doen, moeder, deze grie vende bejegening te vergeten," antwoordde hij. „Maar u moet niet van mij vergen, dat ik ac~ coord ga met uw beslissing. Ik meen, dat die beslissing verkeerd is. Maar natuurlijk, u hebt alleen te beslissen en als u meent, het te moe ten doen, ik zal er mij bij neerleggen." „Ik heb al gedacht," zeide zijn moeder, aar zelend, „of ik nog niet eens den raad van Meu- lemans zal vragen. Hij heeft met vader zoo dikwijls over Dolf gesproken. Wat denk je er van, Frits „Ik vind het best, moeder, maar noodig is het niet meer. Want ik kan u wel zeggen, dat Meulemans denkt als u." „Heb je er met hem over gepraat, Frits „Ja, moeder. Heb je het nog niet verteld, Lena „Dat lag toch niet op mijn weg," zeide zij. „Nu, man en vrouw is één," glimlachte hij haar toe. Zij zag zoo bleek. In haar toestand was heel dit gedoe, door Dolf veroorzaakt, heel niet geschikt voor haar. „Ja, moeder. Ik sprak er met Meulemans over en hij meende, tot mijn verbazing, dat u Dolf naar Leiden moet laten gaan. Hij is er van overtuigd, dat vader er ook zoo over denken zou." Mevrouw Woldinga haalde verlicht adem Meulemans was iemand, in het bezit van een bezonken levenswijsheid en hij had nog nooit een ondoordacht advies gegeven. Ook verheugde zij zich er over, dat Frits eerlijk de meening van Meulemans meedeelde. Hij had die best, zonder bepaald oneerlijk te zijn, kunnen verzwijgen en haar afgeraden heb- v?.n' met Meulemans te praten. Maar zóó was hij niethij ging steeds recht door zee. Ijouwens, van Dolf moest ook altijd het zelfde worden gezegd. Diens optreden was ook recht door zee. Hij dacht niet aan huiche len verklaarde rondweg, dat hij zich niet vin den kon in de levensbeschouwing van thuis en dat hij daarom er niet aan denken kon, discipel van de Vrije Universiteit te worden. Het was zeer betreurenswaardig, het pijnde het moederhart, maar ontkend kon toch niet wor den, dat ook dót een door en door e e r 1 ij ke handelwijze was. Waar deze in den grond gelijke karakters van Frits en Dolf botsten, moest de botsing wel hevig zijn. Zij kon alleen hopen en bidden, dat er niet een pijnlijke verwijdering door zou ontstaan, die de familieverhoudingen totaal vergiftigde. Doch daarin vergiste zij zich. Bij het vertrek der Rotterdammers uit Laarwoud gaf Frits te kennen, dat hij geen wrok tegen Dolf koesterde, hem zijn gedrag vergeven kon, maar hij bleef bij zijn meening, dat het zijns inziens verkeerd was, Dolf zijn zin te geven. Overigens, als Dolf eens naar Laarwoud wilde komen in een van zijn vacanties, hij was steeds welkom, al kon Frits moeder niet de pertinente zekerheid ge ven, dat er dan tusschen de broeders niet een woordenstrijd zou ontstaan. En daarvoor was mevrouw Woldinga nu juist zoo bang. Frits zou allicht dien strijd niet zoeken, maar wanneer Dolf raeeningen ver kondigde tegen de opvatting van zijn broer, dan kon deze niet zwijgen en was de strijd ontbrand. In dit opzicht behoefde zij zich echter niet bevreesd te maken. Want Dolf deelde, eerst per brief, en later nog eens mondeling, mede, dat hij er niet aan dacht, naar Laarwoud te gaan, om door Frits gekapitteld te worden. Als Frits dan zoo onverdraagzaam wilde zijn zou hij hem wel uit den weg blijven hij had hem per saldo niet noodig. Het was voor mevrouw Woldinga een voort durend verdriet, te weten, dat de beide broe ders in onmin met elkaar leefden, al gebood de eerlijkheid haar dan ook, te| erkennen, dat hier Dolf de schuldige was. Aan den anderen kant bad Frits veel kunnen voorkomen, indien hij wat soepeler "was opgetreden. Met kracht en geweld, daarvan was zij diep overtuigd, was met Dolf niets te bereiken. Zij had slechts één wapen ter beschikking. En dat was een machtig wapen. Het gebed tot haar God. En als iemand wist, dat voor den afgedwaalden zoon gebeden werd door een moeder, dan was het Annie. Er ging geen dag voorbij, of in het gebed aan tafel werden Frits en Dolf, vooral de laatste, opgedragen aan den troon der genade. En had moeder dan ook nog niet het stille plekje op de slaap kamer, waar Annie haar nooit storen wilde Daar werd aangestormd op den troon der ge nade En dan daalden rust en vrede in de zielen van mevrouw Woldinga en Annie een kind van zooveel gebed kon niet verloren gaan. Tóch was er geen sprake van gebedsverhoo- ringzelfs niet van een sprankje. De weken vergleden. Na de zoraervacantie vertrok Dolf naar Leiden, waar hij ingeschre ven was in de registers der Universiteit. Hij ontmoette er studenten, gekomen uit de kringen, waaruit ook hij afkomstig was en die zich hun afkomst niet schaamden, maar in een aparte vereeniging waren georganiseerd. Geen moment dacht hij er aan, zich bij hen aan te sluiten. Hij wilde radicaal breken met het verleden en werd lid van het groote corps, waar hij met lieden kennis maakte, die niet waren opgevoed als hij en die hem weg-wijs maakten op terreinen, die hij, krachtens op voeding, had moeten mijden. Toch dat, bemerkte mevrouw Woldinga tot haar groote vreugde, kon hij zijn moeder steeds recht in de oogen zien. Hij verluierde zijn tijd niet, studeerde integendeel hard, verzuimde zoo goed als geen enkel college en werd door de professoren als een voorbeeld aan anderen ge steld. Hij was «r zich goed bewust van, dat vader hard had moeten ploeteren, om de jjremie voor de studieverzekering te betalen en dat hij had te woekeren met zijn tijd en gaven. Wanneer hij er niet moest zijn, werd hij op de studentensociëteit niet gezien, maar wel op zijn kamer, gebogen over zijn boeken en dictaten, of in het collegever trek, indrinkend de wetenschap van het recht, die hem met volle teugen gegeven werd. Tot zijn eer moest worden gezegd, dat hij een sober, ingetogen leven leidde, zoodat hij bij zijn hospita, die niet voor het eerst studen ten op kamers had en die van allerlei ervaring spreken kon, zeer gezien was. Hij was iemand met een vast, stalen karakter, die zich niet van de wijs liet brengen en met vasten tred zijn weg ging. Alleen niet in de richting, hem door zijn opvoeding gewezen. Op verzoek van zijn moeder had Frits aan één der Leidsche predi kanten een uitvoerigen brief geschreven, waarin hij alle omstandigheden en ook het karakter van Dolf had geschreven, met verzoek, indien mogelijk, een wakend oog op hem te houden. Frits Woldinga had aan het verzoek van zijn moeder voldaan en zich uitstekend van zijn taak gekweten, hoewel hij er niet de minste verwachting van had. Dolf w a s nu eenmaal op het verkeerde pad en zou daarvan niet af te brengen zijn, te meer niet, als hij bespeurde en dat moest hij tenslotte wel begrijpen, daar hij zichzelf natuurlijk niet bij de kerk had aangemeld dat van buitenaf de predikant was gewaarschuwd. Hij zou ook wel begrijpen, dat dit werk van Frits was en het zou de ver houding niet beter maken. Frits had dan ook even geaarzeld, om te schrijven en er met Lena over gepraat. Zij had zijn bezwaar zeer goed gevoeld, maar hem aangeraden, terwille van moeder over dat bezwaar heen te stappen. Zij was nu zelf moeder, al was het dan nog maar van een flinke baby in de wieg, en besefte, mogelijk nog veel meer dan haar stoere, ver standelijke aangelegde man, hoe ontzettend moe der lijden moest over het afdwalen van Dolf. (Wordt vervolgd). f

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1