ERK
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
MERCURIUS
HAVERMOUT
m
Antirevolutionair
Orgaan
ksch gebruik
illljk
Uitg. v.h.
n Zonen
IN HOC SIGNO VINCES
Ascese en Antithese
FEUILLETON
NE
^11
Isdljk
No. 3974
ZATERDAG 22 JULI 1933
48STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
91
Op den Uitkijk.
BRANDING
Kempen Lzn.. te Ooltgensplaaf.
September 1933.
Notaris AKKERMAN.
Juli, des voormiddags 10 uur
Stellendam in het logement
In Erwten en Haver te velde.
Notaris VAN DEN BERG.
25 Juli 1933 te Dirksland, in de
V eiling en
19 1 Augustus 1933, te Dirksland,
tail Regter (voorheen Keuvelaar).
I dagen 's avonds 7 uur (zomertijd)
Jh.A. (2 Gem. 173 R. V. Maat)
t Dirksland, in polder Dirksland,
lilipshoofjesweg, kad. Sectie B no.
Iioof 1933 uit de huur. Thans 'n
I. van der Wekke Dzoon.
JH.A. (9 Gem. 123 R. V. Maat)
luwland, te Dirksland, in polder
1 den le Stoofweg, kad. Sectie A
422 en 606. In 3 perceelen en
huiu- bij Adrs. Grootenboer, "W.
I Markus.
Notaris VAN DER SLUYS.
Isdag 26 Juli 1933, te Dirksland,
■deon, veiling en
■sdag 2 Augustus 1933, te Dirks-
yberge van J. Vermeulen, afslag;
s avonds 7 uur (zomertijd), van:
(5 Gem. 178 R. Somm. Maat)
halve dreef te Sommelsdijk, in
De Oude Plaat in den hoek van
eet en den Oudelandschen Dijk,
nos. 446, 1030 en 1031.
J-'len. In eigendom toebehoorend aan
|P. Nieuwland te Dirksland.
Notaris VAN DER SLUYS.
§m
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent. RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING lOcent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
4.11® «stak Si sim voor de Redactie bestensd, Ad v srteo t të <k sa verdere Ad aai
aistratis, franco toe te zenden a an de Uitgevers
De wereldgeschiedenis is in een sta
dium gekomen, waarin de menschheid
voor de keuze wordt gesteld: öf voort
gaan met 't zich-uit-leven en den chaos
tegemoet öf een zich bezinnen, een zich
stellen onder de strenge controle der
eeuwigheid en een ordelijk stoffelijk en
geestelijk leven tegemoet.
Het leven zonder levensregelen, het
leven zonder het compas der historie,
het leven zonder offer, jaagt de wereld
in de ellende. En wordt de ellende thans
niet gezien
De daemonische ontwikkeling van
het wereldgebeuren is gevolg van de
ontkerstening van het volksleven, zoo
wel nationaal als internationaal. En is
het Christendom thans nog de macht,
die de wereld, de menschheid leidt
De groote denkers hebben hun sys
temen uitgedacht, noch órotius, noch
Rousseau, noch Karl Marx hebben ech
ter geluk en vrede kunnen brengen voor
het hart en het leven der menschen en
het vertrouwen, dat aan hun ideeën de
eeuwen door geschonken is en wordt,
voert naar den ondergang en een uit
leven van egoïstischen hartstocht, zich
uitent in onderdrukking en machtswel
lust, in vernietiging van het laatste
restje geluk, dat op deze zondige we
reld nog gevonden kan worden in het
huwelijks- en gezinsleven, enz.
De vrije ontwikkeling van de men-
schelijke persoonlijkheid, die in de he-
dendaagsche psychologische litteratuur
aangeprezen wordt, houdt geen reke
ning met de realiteit, die ons laat zien,
dat elke individueele of massale actie
op stoffelijk en geestelijk gebied ge
paard gaat met het principe van den
afbraak, de onmacht,, de zonde, de
revolutie.
De werkloosheid, de economische
ontwrichting, het Volkenbondswerk
zijn wel de bewijzen, welke het meest
spreken van het noodlottig resultaat
van de vrijheid, die de volkeren bezielt.
Wij, Christenen, hebben niet de arro
gantie aan het menschelijk denken en
handelen absoluut geen waarde te hech
ten. Wie dit doet heeft nog nooit goed
de wereld rondgekeken: het werk van
barmhartigheid in ziekenhuizen en sa
natoria, de ontwikkeling van techniek
en wetenschap, de schoonheid van
menschelijke fantasie in litteratuur en
schilderstuk, de liefde tusschen man en
vrouw, ouders en kinderen, de basis
waarop het maatschappelijk en staat
kundig leven der volkeren rust, enz.
enz.
Dit alles kan buiten het christelijk
geloof, zooals wij dat belijden, omgaan.
De geestelijke kracht van den mensch
in het algemeen wordt geleid door de
onderhoudende kracht van Hem, die
boven alles staat en is nog tot zeer vele
dingen in staat. Er zijn nog menschen,
wier leven overigens buiten onze we
reldbeschouwing staat, maar die door
hun uitnemende gaven als het ware de
kurk zijn waarop duizenden menschen
drijven, waarbij wij u wijzen op een
man als Gandhi.
Deze menschen kennen iets van het
offer, de ascese en zijn daardoor ster
ker. staan hooger, hebben invloed op
hun omgeving.
1 Elke actie, die niet gepaard gaat met
het offer, de beperking, de tucht, de
onthouding, brengt verderf en onheil.
De Fransche revolutie en de huidige
wereldtoestand zijn daarvoor de beste
bewijzen.
In tijden als deze, waarin de ontbin
dende machten op alle terrein woeden,
gevoelen wij, dat menschen en hun
ideeën niet redden kunnen. Onder de
honderden millioenen menschen, die
den aardbol bewonen, is er niet één,
die het wereldleven weer op dreef kan
helpen.
Er is twist allerwege over de nor
men, de criteria, die den mensch zullen
leiden. Op stoffelijk gebied hoort men
bij den één: het goud; bij den ander:
het zilver; bij een derde: de arbeider,
enz.
Op geestelijk gebied is het evenzoo.
De één zegt: het menschelijk denken;
de ander: het ras; een derde: de Staat
enz.
Ende ellende wordt steeds
grooter
Gods openbaring komt in het groote
wereldleven op den achtergrond. Zijn
hand wordt niet erkend, de scheppings
gedachten, die orde en vrede voor de
menschheid brachten en aan de hand
van de Schrift in de historie gevonden
kunnen worden, hebben geen waarde
meer.
De antithese wordt niet meer erkend.
Ook vele Christenen zijn daar schuldig
aan. Het laatste voorbeeld hiervan
wordt geleverd door de Duitsche Chris
tenen, die zich overgegeven hebben aan
een wereldbeschouwing, die zegt: Het
ras is groot en Hitler is zijn profeet
In ons vaderland is men de Calvinis
ten met een spottend schouderophalen
tegemoet getreden.
De historie van de laatste vijftig jaren
heeft echter bewezen, dat de antithese,
wanneer het vraagstukken betreft, die
het persoonlijk,, het maatschappelijk,
het kerkelijk en het staatkundig leven
betreft, onmogelijk gemist kan worden
en tot zegen voor land en volk is. Voor
of tegen God Erkenning van het Aller
hoogste Gezag op alle terreinen van het
leven: het uitgangspunt voor alle men
schelijke actie
Er is geen synthese mogelijk met de
ongoddelijke machten, die zich in de
wereldhistorie openbaren
Het Christendom eischt ja en neen.
De dragers van de Calvinistische
gedachte, zij die God op alle terrein
van het leven, overal en in elke om
standigheid belijden, loopen echter het
gevaar eigen levenswandel, eigen per-
soonlijkheid te vergeten. Het belijden j
ligt niet in groote woorden, in het na
praten van wat anderen reeds gezegd
hebben, nog minder in het doen van
groote daden.
Het Calvinisme hecht de grootste
waarde aan kleine daden. Het legt ons
de verplichting op van de ascese, de
beperking.
Een ieder begint van zichzelf uit te
werken, in eigen gezin, op het land ach
ter den ploeg, in de gesprekken.
Slechts hij is een echt Christen en
zal drager van Gods gedachten kunnen
zijn, die zichzelf op den achtergrond
stelt en allereerst vraagt: wat vraagt
God van mij in mijn eigen kleine dage-
lijksche plichten. Wij moeten niet ver
der willen reiken dan onze stok lang
is. Wij moeten niet teveel hooi op onze
vork nemen.
De antithese zonder ascese is waar
deloos.
Een hoofd vol principes is waarde
loos, zoo ons hart geen tempel is van
Jezus' Geest, die zegtMijn kracht
wordt in uw zwakheid volbracht
Ons land, de wereld heeft asceten
noodig. Dan kan alleen de antithese,
welke het Calvinisme als een lichtende
toorts in de wereldhistorie heeft ge
plaatst, zegenrijk werken op deze door
den humanistischen geest ontredderde
wereld
De vorige maal zagen wij hoe moeilijk het
Gandhi viel om zijn aanhangers te weerhouden
geweld te plegen tegen de Engelsche regeering.
Slechts met de grootste moeite kon hij in het
Indisch Comité een meerderheid voor zijn be
sluiten vinden en tal van zijn volgelingen keer
den hem den rug toe. In Maart 1922 gebeurde
tenslotte wat reeds lang verwacht was: Gandhi
werd op last der Engelsche regeering gevangen
genomen. Hij werd verantwoordelijk gesteld
voor de bloedige onlusten en er van beschul
digd, dat hij door het prediken van de „non
violence" afkeer en vijandschap had verwekt.
Gandhi zélf erkende, dat deze beschuldiging
juist was en zette voor het gerechtshof uiteen,
hoe hij van een' trouw vriend van Engeland
tot een vijand geworden was. „Ik wist, dat ik
met vuur speelde. Ik heb het gewaagd en werd
ik in vrijheid gesteld, ik zou opnieuw beginnen."
Hoewel hij dus toegaf, dat hij tegen de wet
misdaan had, verklaarde hij tevens, dat hij niet
tegen; den eisch van zijn geweten zou ingaan.
De advocaat-generaal nam tegenover hem een
sympathieke houding aan. „Ik weet", zoo sprak
hij, „dat gij een man hoogc idealen zijt,
van een edel leven, van een heilig leven zelfs,
maar ik mag u alleen beschouwen als een man
onderworpen aan de wet". In naam dier wet
veroordeelde hij Gandhi tot zes jaren gevan
genisstraf, daarbij den wensch uitsprekende, dat
deze straf in den loop der jaren verminderd
mocht worden.
Gandhi's vrouw riep nu in een manifest het
Indische volk op het vonnis, dat over haar man
was uitgesproken, te beantwoorden door zijn
„Swadeshi" te blijven toepassen. Iedere man en
iedere vrouw moest ophouden vreemde stoffen
te dragen; iedere vrouw moest het een gods
dienstige plicht renenen dagelijks zelf te spinnen
en te weven: iedere koopman moest ophouden
vreemde stoffen te koopen en te verkoopen.
Ook het Nationaal Indisch Congres besloot
CENT PE*
PONDSPAK
de politiek van Gandhi voort te zetten. Een
minderheidsgroep onder leiding van zijn vriend
Daz wenschte daaraan echter niet mee te doen.
Zij keurden de beweging van het lijdelijk ver
zet niet goed en konden zich met Gandhi's ge
matigd program van zelfregeering voor Indië
niet vereenigen. Deze „Swarajisten" kregen een
tijd Jang zelfs een overwegenden invloed en
vooral in de steden deden zij zich kennen als
extremistische nationalisten, die voor revolutio
nair geweld niet terugdeinsden.
Het platteland met zijn boerenbevolking bleef
evenwel de beginselen van Gandhi trouw.
Gandhi kwam eerder vrij dan men verwacht
had. Het verblijf in de gevangenis ondermijnde
zijn gezondheid en een ernstige, spoedeischende
operatie deed het ergste vreezen. Dit deed de
hngelsche Regeering besluiten den leider der
Indische beweging in vrijheid te stellen, daar zij
groote onlusten duchtte, ingeval Gandhi tijdens
zijn gevangenschap zou sterven (Februari 1924)
Voorloopig onthield Gandhi zich met het oog
op zijn zwakke gezondheid van elke deelneming
aan het actieve leven. Hij gaf alleen in een
manifest te kennen, dat hij de Engelsche re
geering en haar politiek van onderdrukking zou
gaan bestrijden, zoodra zijn krachten zulks toe
lieten.
In het voorjaar van 1930 zette hij een nieuwe
campagne op touw door een protestbeweging
te organisceren tegen het zoutmonopolie der
Engelsche regcering. Hij eiscLte voor zijn volk
het recht op, zélf het zout uit het zeewater te
mogen winnen. Ook nü weer kwam het tot een
heftige gisting in Indië, want duizenden zijner
volgelingen gingen tot zoutwinning over en in
tal van plaatsen kwam het tot bloedige bot
singen.
De beweging van de „non-violence", van de
„non-cooperationen van de boycot van En
gelsche weefsels herleefde eveneens, waardoor
de toestand nog ernstiger werd. De gevange
nissen vulden zich met duizenden mannen en
vrouwen, die de Engelsche wetten niet wilden
opvolgen en ten slotte werd ook Gandhi zelf
weer gevangen gezet. Deze gevangenschap was
evenwel van korten duur, want in Februari
1931 reeds werd hij vrijgelaten en kwam het
tusschen den Indischen leider en de Ejngelsche
regeering tot een verzoening.
Het Nationaal Indisch Congres nam op zich
er voor te zorgen, dat de ongehoorzaamheids-
campagne en de boycot van Engelsche waren
niet langer als politieke wapenen gebruikt zou
den worden. De Engelsche regeering stond toe,
dat de bewoners der kustplaatsen zelf zout
mochten winnen voor huiselijk gebruik en voor
den verkoop in hun woonplaatsen. Ook zouden
de politieke gevangenen, die geen geweld had
den aangewend, in vrijheid worden gesteld.
Een volledige oplossing van de Indische kwes
tie is daarmede echter niet verkregen. Het doel
der Nationalisten blijft: volkomen onafhankelijk
heid van Indië óók in zake van bestuur, finan
ciën, economie en verdediging. Zóóver is het
voorloopig nog niet, want zoowel in Engeland
als in de Engelsche kringen in Indië heeft men
scherpe critiek uitgeoefend op de getroffen over
eenkomst en het laat zich aanzien, dat er nog
heel wat strijd gestreden zal moeten worden,
eer Indië volkomen onafhankelijk van het moe
derland zal worden verklaard.
Gandhi zelf is in dit opzicht hoopvol gestemd
DOOR
K H. MARINUSSEN.
13)
•Bovendien, hoe pijnlijk ook, het was het beste,
dat moeder precies op de hoogte kwam. Ook
zij kon dit antwoord niet goedkeuren, wetende,
dat het hem iets toedichtte, dat in lijnrechten
strijd met de waarheid was.
Mevrouw Woldinga, den brief met gemengde
gevoelens lezend, keurde het antwoord dan ook
sterk af en drukte over den inhoud haar ver
ontwaardiging uit.
„Het is schandelijk van Dolf", klaagde zij.
„Maar 'k heb het gevreesd. Hij sprak in Rot
terdam in dezen geest ook al over jou, Frits,
'k Weet niet, hoe hij er bij komt, te meenen,
dat jij hem opzettelijk wilt tegenwerken."
,jNeem het nu niet te hoog op, Frits", waar
schuwde Lena. „De tijd zal komen, hopen we,
dat Dolf het verkeerde van zijn doen inziet."
Frits gaf er geen antwoord op. Hij was heftig
verontwaardigd en stak die verontwaardiging
ook niet onder stoelen of banken. Dat was
niet in overeenstemming met zijn impulsief ka
rakter.
Mevrouw Woldinga zuchtte diep. Zij kon
Frits geen ongelijk geven. Hij was in zijn recht.
De aantijgingen van Dolf waren beneden peil.
Maar aan den anderen kant werd het moeder
hart geslingerd door diep medelijden met den
afgedwaalden jongeling, die, mocht hij terecht
komen, ongetwijfeld dan zooi inzien, hoe on
juist hij zijn broeder had beoordeeld.
„Lena heeft toch gelijk, Frits," zeide zij op
zachten toon. „We mogen niet haatdragend zijn
en ook Dolf bij voorbaat vergeven."
„Ik zal mijn best doen, moeder, deze grie
vende bejegening te vergeten," antwoordde hij.
„Maar u moet niet van mij vergen, dat ik ac~
coord ga met uw beslissing. Ik meen, dat die
beslissing verkeerd is. Maar natuurlijk, u hebt
alleen te beslissen en als u meent, het te moe
ten doen, ik zal er mij bij neerleggen."
„Ik heb al gedacht," zeide zijn moeder, aar
zelend, „of ik nog niet eens den raad van Meu-
lemans zal vragen. Hij heeft met vader zoo
dikwijls over Dolf gesproken. Wat denk je
er van, Frits
„Ik vind het best, moeder, maar noodig is
het niet meer. Want ik kan u wel zeggen, dat
Meulemans denkt als u."
„Heb je er met hem over gepraat, Frits
„Ja, moeder. Heb je het nog niet verteld,
Lena
„Dat lag toch niet op mijn weg," zeide zij.
„Nu, man en vrouw is één," glimlachte hij
haar toe.
Zij zag zoo bleek. In haar toestand was heel
dit gedoe, door Dolf veroorzaakt, heel niet
geschikt voor haar.
„Ja, moeder. Ik sprak er met Meulemans
over en hij meende, tot mijn verbazing, dat u
Dolf naar Leiden moet laten gaan. Hij is er
van overtuigd, dat vader er ook zoo over
denken zou."
Mevrouw Woldinga haalde verlicht adem
Meulemans was iemand, in het bezit van een
bezonken levenswijsheid en hij had nog nooit
een ondoordacht advies gegeven.
Ook verheugde zij zich er over, dat Frits
eerlijk de meening van Meulemans meedeelde.
Hij had die best, zonder bepaald oneerlijk te
zijn, kunnen verzwijgen en haar afgeraden heb-
v?.n' met Meulemans te praten. Maar zóó was
hij niethij ging steeds recht door zee.
Ijouwens, van Dolf moest ook altijd het
zelfde worden gezegd. Diens optreden was
ook recht door zee. Hij dacht niet aan huiche
len verklaarde rondweg, dat hij zich niet vin
den kon in de levensbeschouwing van thuis
en dat hij daarom er niet aan denken kon,
discipel van de Vrije Universiteit te worden.
Het was zeer betreurenswaardig, het pijnde het
moederhart, maar ontkend kon toch niet wor
den, dat ook dót een door en door e e r 1 ij ke
handelwijze was.
Waar deze in den grond gelijke karakters
van Frits en Dolf botsten, moest de botsing
wel hevig zijn.
Zij kon alleen hopen en bidden, dat er niet
een pijnlijke verwijdering door zou ontstaan,
die de familieverhoudingen totaal vergiftigde.
Doch daarin vergiste zij zich. Bij het vertrek
der Rotterdammers uit Laarwoud gaf Frits te
kennen, dat hij geen wrok tegen Dolf koesterde,
hem zijn gedrag vergeven kon, maar hij bleef
bij zijn meening, dat het zijns inziens verkeerd
was, Dolf zijn zin te geven. Overigens, als Dolf
eens naar Laarwoud wilde komen in een van
zijn vacanties, hij was steeds welkom, al kon
Frits moeder niet de pertinente zekerheid ge
ven, dat er dan tusschen de broeders niet een
woordenstrijd zou ontstaan.
En daarvoor was mevrouw Woldinga nu
juist zoo bang. Frits zou allicht dien strijd niet
zoeken, maar wanneer Dolf raeeningen ver
kondigde tegen de opvatting van zijn broer,
dan kon deze niet zwijgen en was de strijd
ontbrand.
In dit opzicht behoefde zij zich echter niet
bevreesd te maken. Want Dolf deelde, eerst
per brief, en later nog eens mondeling, mede,
dat hij er niet aan dacht, naar Laarwoud te
gaan, om door Frits gekapitteld te worden. Als
Frits dan zoo onverdraagzaam wilde zijn zou
hij hem wel uit den weg blijven hij had hem
per saldo niet noodig.
Het was voor mevrouw Woldinga een voort
durend verdriet, te weten, dat de beide broe
ders in onmin met elkaar leefden, al gebood de
eerlijkheid haar dan ook, te| erkennen, dat
hier Dolf de schuldige was. Aan den anderen
kant bad Frits veel kunnen voorkomen, indien
hij wat soepeler "was opgetreden. Met kracht
en geweld, daarvan was zij diep overtuigd,
was met Dolf niets te bereiken.
Zij had slechts één wapen ter beschikking.
En dat was een machtig wapen. Het gebed
tot haar God. En als iemand wist, dat voor
den afgedwaalden zoon gebeden werd door
een moeder, dan was het Annie. Er ging geen
dag voorbij, of in het gebed aan tafel werden
Frits en Dolf, vooral de laatste, opgedragen
aan den troon der genade. En had moeder
dan ook nog niet het stille plekje op de slaap
kamer, waar Annie haar nooit storen wilde
Daar werd aangestormd op den troon der ge
nade
En dan daalden rust en vrede in de zielen
van mevrouw Woldinga en Annie een kind
van zooveel gebed kon niet verloren gaan.
Tóch was er geen sprake van gebedsverhoo-
ringzelfs niet van een sprankje.
De weken vergleden. Na de zoraervacantie
vertrok Dolf naar Leiden, waar hij ingeschre
ven was in de registers der Universiteit.
Hij ontmoette er studenten, gekomen uit de
kringen, waaruit ook hij afkomstig was en die
zich hun afkomst niet schaamden, maar in
een aparte vereeniging waren georganiseerd.
Geen moment dacht hij er aan, zich bij hen
aan te sluiten. Hij wilde radicaal breken met
het verleden en werd lid van het groote corps,
waar hij met lieden kennis maakte, die niet
waren opgevoed als hij en die hem weg-wijs
maakten op terreinen, die hij, krachtens op
voeding, had moeten mijden.
Toch dat, bemerkte mevrouw Woldinga tot
haar groote vreugde, kon hij zijn moeder steeds
recht in de oogen zien. Hij verluierde zijn tijd
niet, studeerde integendeel hard, verzuimde zoo
goed als geen enkel college en werd door de
professoren als een voorbeeld aan anderen ge
steld. Hij was «r zich goed bewust van, dat
vader hard had moeten ploeteren, om de jjremie
voor de studieverzekering te betalen en dat
hij had te woekeren met zijn tijd en gaven.
Wanneer hij er niet moest zijn, werd hij
op de studentensociëteit niet gezien, maar wel
op zijn kamer, gebogen over zijn boeken en
dictaten, of in het collegever trek, indrinkend
de wetenschap van het recht, die hem met volle
teugen gegeven werd.
Tot zijn eer moest worden gezegd, dat hij
een sober, ingetogen leven leidde, zoodat hij
bij zijn hospita, die niet voor het eerst studen
ten op kamers had en die van allerlei ervaring
spreken kon, zeer gezien was.
Hij was iemand met een vast, stalen karakter,
die zich niet van de wijs liet brengen en met
vasten tred zijn weg ging.
Alleen niet in de richting, hem door
zijn opvoeding gewezen. Op verzoek van zijn
moeder had Frits aan één der Leidsche predi
kanten een uitvoerigen brief geschreven, waarin
hij alle omstandigheden en ook het karakter
van Dolf had geschreven, met verzoek, indien
mogelijk, een wakend oog op hem te houden.
Frits Woldinga had aan het verzoek van
zijn moeder voldaan en zich uitstekend van zijn
taak gekweten, hoewel hij er niet de minste
verwachting van had. Dolf w a s nu eenmaal
op het verkeerde pad en zou daarvan niet af
te brengen zijn, te meer niet, als hij bespeurde
en dat moest hij tenslotte wel begrijpen,
daar hij zichzelf natuurlijk niet bij de kerk had
aangemeld dat van buitenaf de predikant
was gewaarschuwd. Hij zou ook wel begrijpen,
dat dit werk van Frits was en het zou de ver
houding niet beter maken. Frits had dan ook
even geaarzeld, om te schrijven en er met Lena
over gepraat. Zij had zijn bezwaar zeer goed
gevoeld, maar hem aangeraden, terwille van
moeder over dat bezwaar heen te stappen. Zij
was nu zelf moeder, al was het dan nog maar
van een flinke baby in de wieg, en besefte,
mogelijk nog veel meer dan haar stoere, ver
standelijke aangelegde man, hoe ontzettend moe
der lijden moest over het afdwalen van Dolf.
(Wordt vervolgd).
f