voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan No. 3972 ZATERDAG 15 JULI 1933 48ste JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON BRANDING EERSTE BLAD. Geen Judas-politiek of Petrus-allures. Op den Uitkijk. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAOEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 411e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Ik ben nlel gekomen om den vrede te brengen maar het zwaard. Dit woord van den Heiland, waarin Hij Zich niet laat zien als een weerloos lam, maar als iemand, die recht voor zich uitziet en Zijn vijanden moedig tegemoet treedt, is de reden waarom Zijn volge lingen op alle terreinen van het leven stelling nemen tegenover de ontbinden de machten De bewering als zou religie, gods dienst, een „Privatsache", een zaak, alleen het innerlijk van den mensch ra kende zijn, is door de wereldhistorie voldoende weerlegd, al zijn helaas vele christenen blijkens hun daden daar niet van overtuigd. De ongerijmdheid van deze bewering wordt daar het feit, dat iedere wereld beschouwing, als humanisme, Marxis me, liberalisme, fascisme enz., invloed uitoefenen op den gang van zaken in de wereld, reeds voldoende gelogen straft. Al deze religies, want zoo moeten ze beschouwd worden, al zouden we beter van .Ersatz" namaak-religies kunnen spreken, werken vormend of ontbindend op de persoonlijke, de maat schappelijke en staatkundige omstan digheden. Zou de christelijke wereld beschouwing een uitzondering maken De desolate toestand, waarin het volksleven verkeert, laat ons duidelijk zien van welk een groote beteekenis het denken van den mensch is en van werk groot belang de beantwoording is van de vraag naar den zin van het leven. De zin van het leven! Welk doel? Welke drijfveeren Waarom wor den wij geboren, waarom trouwen wij, waarom sterven wij Dat er niet veelmeer zelfmoorden gepleegd worden dan al geschieden, is een bewijs, dat de menschen nog iets van het leven of van den dood ver wachten en dus een antwoord weten op deze vragen. De ééne mensch laat zijn sporthemd zien, de ander zijn hooge hoed, een volgende zijn vrouw en kinderen, weer een ander zijn armoede of 'rijkdom, weer een volgende zijn vroomheid en flinkheid, kortom het Ego, het Ik van den mensch, is voor velen den norm geworden, die in dit leven beslissend is. Het egoïsme het antwoord op den zin van het leven Waar vindt men deze wereldbeschouwing niet Zoowel het kerkelijk, maatschappelijk, staatkundig, nationale en internationale leven is er van doortrokken en welk mensch is er van vrij te pleiten Elke christelijke actie op kerkelijk, maatschappelijk en staatkundig terrein, is er van doordrongen en geen grooter vijand voor het christendom is er te vinden. Vaak wordt door ons gezocht heel ver weg bij de Russen of iets dich terbij, bij menschen van een andere kerk, socialisten enz., maar wie be schouwt zichzelf als de grootste vijand? Natuurlijk zijn en kunnen de prin cipes van anderen verkeerd zijn, maar wie handelt er op kerkelijk, maatschap pelijk en politiek terrein met het be wustzijn zichzelf het meest tot last te zijn Het egoïsme bond op Hollandschen bodem in het laatst van de vorige eeuw in het liberalisme den strijd aan tegen een beginsel, dat de menschelijke per soonlijkheid, het eigen-Ik, niet voor opstelde, niet als norm wilde erkennen, maar allereerst vroeg, wat wil God dat wij doen zullen Niet, wat hebben wij onder gods dienst te verstaan, maar wat zijn Gods gedachten hierover? Niet, zijn wij ons zelf voldoende tot norm, maar welke normen, welke regelen heeft God voor het natuurlijk leven en het geestelijk leven gesteld De moderne idee, als zou de men schelijke persoonlijkheid een vrije ont wikkeling moeten hebben, heeft schip breuk geleden. Deze gedachte voert naar den chaos, de wereld is op weg om onder te gaan in het egoïsme, dat zich openbaart in Lenin's communisme, in Hitler's ras- sencultus, in het verdrag van Versail les, op Londen's economische confe rentie enz. Zullen wij onszelf overslaan Het is zoo gemakkelijk om anderer fouten in 't licht te stellen. Vooral wij Hollan ders hebben beginselen, die zich daar toe uitstekend leenen en een zekere trotsch vervult ons hart als wij zien, dat het meerendeel van ons volk af~ keerig is van uitspattingen, die bij onze Oosterburen en andere volkeren ge vonden worden. Wij kijken verder dan onze neuzen lang zijn, maar weten wij hoe lang onze neus is „Ik ben niet gekomen om den vrede te brengen maar het zwaardNiet de vrede, de zelfgenoegzaamheid en het farizeïsme, maar het zwaard 1 Elke christelijke actie, elke handeling van christenen, hetzij in het huisgezin, in het bedrijf, in de politiek, is van geen waarde en mist haar doel, indien de zelfovergave, de zelfvernietiging en de liefde tot den naaste ontbreekt. De strijd tegen ongeloof en revolu tie moet niet allereerst in het openbaar geschieden, op vergaderingen, op straat enz., de strijd tegen ongeloof en revo lutie beteekent niet een napraten van hetgeen anderen voor ons gezegd heb ben, evenmin mag hij ons verleiden tot de egoïstische ontvlambaarheid van een Petrus, die overal op invliegt en op het volgende oogenblik den haan driemaal hoort kraaien 1 Neen, de strijd tegen ongeloof en revolutie, is allereerst een persoonlijke levenshouding, welke Groen van Prin- sterer uitdrukte in de spreuk Al ga ik ook onder, als ik maar nuttig, als ik maar tot zegen ben geweest 1 i De gedachte, waarvan Christus' le ven, waarvan Gods komst op deze we reld sprak genade niets Slechts uit het niets werd het heelal, het iets, het Ego, het Ik, bracht ons ellende, het niets; genade het zwaard kan ons weer vreugde brengen en sluit in zich het eenige motief, waarom op kerkelijk, op maatschappelijk en poli tiek gebied door christenen actie kan worden verricht. Wij zijn dragers van een wereldver- nieuwende gedachte 1 Wij hebben het Licht in ons bin nenste, dat den egoïstischen hartstocht uit onze oogen brandt, zooals eens bij Paulus op den weg naar Damascus. I Geen baantjesjagerij, geen zelfzuch tige bijbedoeling mag ons beheerschen, geen Judas-politiek of Petrus-allures. De christen-gedachte brengt het zwaard voor het Ik, alleen „gekruisig den" doen den wil van God. God schiep uit niets het heelal, zoo wil Hij ook met hen, die zich door den Christus „niets" weten, een nieuwe wereld maken. In deze wereld, welke ondergaat in egoïstischen brand, zijn Gods gedach ten, neergelegd in de Schrift en in de historie der wereld, ons richtsnoer en alleen het hart, waarin Gods Geest liefde voor Hem en voor den mede- mensch bespeurt, is in staat om d e Christus-gedachte op alle ter rein en in welke omstandigheden van het leven ook te verbreiden „Ik ben niet gekomen om den vrede te brengen maar het zwaard" 1 De „non-coöperation", die den lsten Augus tus 1920 in werking zou treden, omvatte o.m. het afstand doen van alle titels en eereambten, het niet deelnemen aan de leeningen der Brit- sche regeering, het niet verschijnen bij officieele plechtigheden, het weigeren van elke burgerlijke of militaire betrekking en het niet bezoeken van de gouvernementsscholen. Duizenden Indiërs volgden deze voorschriften op, zoodat tal van rechtbanken geen zitting hielden, de universi teiten niet bezocht werden, de scholen gesloten en verschillende ambten onvervuld bleven. Gandhi zelf zond zijn ridderorden aan de En- gelsche regeering terug en vele hooggeplaatste personen volgden zijn voorbeeld. De „non-co- öperation" openbaarde zich dus in de praktijk als een actie van lijdelijk verzet, waaraan alle geweldmaatregelen vreemd waren, want Gandhi paste in zijn strijd tegen de Engelsche regeering j het beginsel der weerloosheid toe. 't Is de vraag of Gandhi de beteekenis en de gevolgen van zijn 1 handelingen wel geheel doorzien heeft. De pre- diking van het lijdelijk verzet, die zich uitte in de onthouding van alles wat met het openbare leven in verband stond, was in den grond der zaak een aansporing om zich te keeren tegen de bestaande maatschappelijke orde. De geweld- looze revolutie leidde op den duur tot ongehoor zaamheid aan de wet en het gezag, want Gan- j dhi ontketende onder de millioenenbevolking van Indië krachten, die hij tenslotte niet zou kunnen bedwingen. In dienzelfden tijd organiseerde hij de bewe- ging van de „Swadeshi", d.w.z. de beweging, die er op gericht was, Indië economisch onaf- 1 hankelijk te maken van het moederland. Hij eischte van al zijn aanhangers en volgelingen alle geweven stoffen, die in Engeland gafabri- ceerd werden, te boycotten en slechts die stof fen te dragen, welke op het oude Indische spin newiel vervaardigd werden. Door dezen maat regel meende hij Engeland zwaarder te kunnen treffen dan door de grootste militaire nederlaag het was een aanslag op de reusachtige textiel industrie, die tot nog toe in Indië een voornaam afzetgebied gevonden had. Met groote geestdrift werd de actie voor de „Swadeshi" gevoerd. Het spinnewiel of de „charka" werd als em bleem van deze economische beweging aange nomen en in Augustus 1921 verrezen in Bom bay groote brandstapels, waarop kostbare voor raden Engelsche weefsels ten aanschouwe van een juichende menigte aan de vlammen werden prijsgegeven. De „Swadeshi" werd door Gandhi echter niet enkel als een strijdwapen tegen En geland gebezigd. Zij beoogde nog iets anders. Zeventig procent van de Indiërs waren landbou wers, die gedurende vier maanden van het jaar werkeloos zijn. In den terugkeer tot het spin newiel en het weefgetouw nu zag Gandhi óók een middel om die werkeloosheid te bestrijden en de maatschappelijke welvaart te verhoogen. Wanneer de „Swadeshi" kon worden doorge voerd, zou er dus een tweeledig doel bereikt wordenIndië zou economisch onafhankelijk van het moederland worden en de sociale toe standen onder de Indische boerenbevolking zou den aanmerkelijk verbeteren. Dï praktijk wees evenwel uit, dat het gebezigde strijdmiddel niet doeltreffend was. Het spinnewiel bleek niet bij machte de moderne machines inet haar massa productie te verdringen. Naast den" strijd voor de economische onaf hankelijkheid voerde Gandhi tevens een kamp op het gebied der beschaving en ontwikkeling. Wij wezen er reeds op, dat hij de zedelijke her schepping van Indië tot stand wilde brengen langs de lijnen van het Indische denken. Hij was een vijand van de Westersche beschaving en achtte de Aziatische cultuur zeker niet van min der waarde en beteekenis dan die van Europa. Hij wilde zijn volk zooveel mogelijk behoeden voor de Westersche invloeden als loonslavernij, groot-indusCrie, de macht van het groot-kapitaal en niet het minst van de imperialistische poli tiek, die tot gruwelijke oorlogen voerde. Indië moest daarom geestelijk vrijgemaakt worden van Europeesche cultuur en dit doel trachtte hij te bereiken door de stichting van verschillende scholen, waar zuiver Indisch onderwijs werd gegeven. Ook in dit streven is Gandhi slechts Exceptioneel lage prijzen in dames- en kinderkleeding. Hoogstraat Spui - Rotterdam - Vlasmarkt J DOOR K. H. MARINUSSEN. 11) Wij smeekte. Zij zag hem als kleine jongen, vragend, om iets te mogen, waarin zij weinig trek had. Bijna was zij geneigd, toe te geven. Van zijn standpunt had hij gelijk; hij hoorde niet op de Vrije thuis; hij was een verklaard tegenstander van het beginsel der Vrije ge worden. En tóch k Moet er nog eens over denken, Dolf. Dit overvalt me. Wist ik maar, hoe vader daar over denken zou, maar Zij kon niet meer en snikte het uit. En hij zat bij, verlegen, als een schooljongen, die een verdiend standje ontvangt. ,,'k Moet er nog e'en's over denken. En er ook met Frits over praten.'' Dan weet ik het wel", voer Dolf heftj uit Frits, Ae de onverdraagzaamheid in eigen per soon is, zegt natuurlijk ,,neen" en dan durft u niet toestemmen. Als de beslissing bii Frits licit kan ik mijn biezen wel oprollen 1 M^ar u kunt hem wel zeggen, dat hij dan voortaan voor ml! een onbekende zal zijn. „Dolf J" De kreet snerpte door de kamer. Frits behoeft over mij niet den baas te spe len. Hij heeft het al genoeg gedaan. Ik ben het meer dan beu. Hij is mijn vader of moeder niet." ,,Hij is je oudere broer. Die het goed met 'je meent, Dolf. Net als wij. Ik verbied je, om zóó over Frits te spreken. Heb je dat ver staan Haar toon was nu krachtig. Hij oordeelde het pnder de gegeven omstandigheden raadzaam er niet tegen in te gaan. „Er is nog tijd genoeg", besloot zij. „Ik wil over je voorstel denken en er met Frits en Annie over spreken. We kunnen het dan wel schrijven. En laten we er nu niet meer over spreken. Het vermoeit me zoo." Even later kwam Annie opgewekt thuis. Maar aldra bespeurde zij, dat moeder en Dolf iets ge had hadden. Zij kon het wel raden. Moeder was geheel overstuur. Met moeite dwong zij zich, gewoon tegen Dolf te doen. Terwijl Dolf thuis was, deelde zij de slaap kamer met haar moeder. Maar ook in het slaap vertrek sprak deze niet, verzocht, om er niet over te spreken. Zij zeide alleen: „Dolf is ver loren, Annie, als God niet grijpt. Laten we toch voor den jongen bidden en niet hard tegen hem zijn." Eerst tegen den morgen viel zij in een lichte sluimering, óp van het peinzen. Maar een beslissing had zij genomen. HOOFDSTUK VI. De man, die alleen stond. „Het is niets meer of minder dan woordbreuk, moeder." Frits Woldinga had de courant, waarin hij zat te lezen, telkens wat lager doen zakken, luisterend naar zijn moeder, die vertelde in korte, afgebroken zinnen. Maar dan, toen hij genoeg wist, wierp hij het exemplaar driftig op de ta fel, uitroepend„Het is niets meer of minder dan woordbreuk, moeder." „Frits", waarschuwde Lena. „Dolf is alleen geschikt, om iemand razend te maken," riep hij weer uit. „We hebben nu altijd wat met hem. Maar dit is wel het toppunt. Wat is dat anders dan woordbreuk, moeder?" Den vorigen dag waren de Rotterdammers in Laarwoud gearriveerd. Het was mooi, vriezend maar niet snijdendkoud weer. Opgewekt ge stemd waren Annie en Lucie op bezoek gegaan een oude vriendin van eerstgenoemde, zoo dat mevrouw Woldinga en haar schoondochter alleen bleven, waarna even vier uur Frits het gezelschap was komen vermeerderen. Zijn moeder vond het toen het meest ge schikte oogenblik, om over Dolf te spreken. Wel was dat den vorigen avond even gebeurd, doch alleen in algemeene termen. Kort, min of meer vergoelijkend althans zoo vatte Frits het op sprak zij van Dolfs afdwaling, mededeelend, wat hij te berde had gebracht. Om dan tenslotte Leiden ter sprake te brengen. Waarop de heftige uitval van Frits volgde. „Woordbreuk Misschien is dat woord te sterk. Mlaar 'k heb Dolf wel gezegd, dat hij het vader anders beloofd had." „Hij mocht naar het Gymnasium en later in de rechten studeeren onder voorwaarde, dat hij naar de Vrije Universiteit zou gaan. Dolf heeft daarop zijn woord gegeven. Hij breekt het, als hij naar Leiden gaat. Dat is woordbreuk, moe der. Het is hard, om te zeggen. Maar het is de naakte waarheid. U hebt hem toch onmiddel lijk aan het verstand gebracht dat hij u niet met Leiden aan boord moet komen .jNeen, Frits, dat heb ik niet gedaan. „Hebt u dan toestemming verleend „Ook dat niet. 'k Heb hem gezegd, er over te zullen denken en met jou te zullen praten." „Moeder, ik begrijp heel goed, dat het lastig voor u is en ook heel moeilijk, om Dolf te weer streven, maar naar mijn vaste overtuiging is er slechts één houding mogelijk. U moet dat per tinent weigeren." „Ik geloof niet, dat het goed zou zijn, Frits." „Maar moeder, hoe k u n t u het zeggen f Moet ten aanzien van Dolf woordbreuk dan goed wor den gepraat 1" „Neen, woordbreuk is nooit goed te praten. Maar de omstandigheden zijn wel 'els anders dan vijf jaar geleden. Toen wisten we nog n:et, dat Dolf geheel zou wegzakken." „Ejr is nog veel schooljongensbravoure bij, moeder. Hij hoort en leest van alles en wjI dan in de contramine zijn." „Was dat waar, Frits. Dan was er nog ge gronde hoop. Maar er is geen sprake van bra voure. Dolf, hij is tenslotte al twintig jaar, heeft bewust de zijde van het ongeloof gekozen." „U kunt gelijk hebben, moeaer daar u met j hem hebt gesproken. Ik opperde slech's een ver onderstelling. Maar zelfs al was dat juist, dan veranderde ik nog niet van opin'e. Dolf heeft de voorwaarde van vader geaccepteerd. Dan moet hij die ook nakomen." „-Dolf gaat beslist niet naar de Vrije, Frits, Hij wil per sé naar Leiden of Utrecht. En als ik dat niet toesta, geeft hij de studie op." „Dat is dan voor z ij n verantwoording, moe der.. Dan moet hij dat maar doen." „Dat is een hard woord, Frits." „Zachte heelmeesters maken stinkende won den, moeder. De waarheid is meestal hard. Met uw goedvinden mag Dolf niet naar een openbare Universiteit. Toch al niet, maar zeker niet, nu hij vader zijn woord heeft gegeven." „Ik ben het niet met je eens, Frits. Ik geloof, dat Dolf toestemming hebben moet." „Hebt u die al gegeven „Ik zei toch daareven van niet'k Wilde eerst eens met jou praten, in de hoop steun te ontvangen." „Mbeder, u weet, dat ik u graag een genoe gen doe. Maar op dit punt moet ik met u van gevoelen verschillen. Dolf moet uw toestemming niet hebben.' „Was het niet beter, Frits, er eens een paar dagen over te denken?" vroeg Lena die alleen had toegeluisterd. „Je bent zoo spoedig klaar met je oordeel." „Dit is toch zoo klaar als wat, vrouwtje." „Voor moeder niet," wierp zij tegen. „Dat is verklaarbaar. Ik neem het moeder volstrekt niet kwalijk, dat zij Dolf terwille wil zijn. Maar u moet toch inzien, moeder, als Dolf met uw medewerking een openbare Uni versiteit bezoekt, hij in beginselen wordt in gewijd, die de onze niet zijn, ja, waar onze beginselen bewust en opzettelijk worden be streden. En dat, terwijl hij juist 200 een heel andere leiding noodig heeft." „Hij begeert die leiding niet, Frits. Geloof dat van mij. Het is een bespotting, een on- geloovige te zenden naar de Vrije Universi teit." „Ik weet dat niet, moeder. Juist door de kringen, waarin Dolf dan komt te verkeeren, bestaat de mogelijkheid, wat wij allen hopen en wat God geve, dat hij zijn dwaling inziet en op zijn schreden terugkeert. Wanneer u hem naar Leiden laat gaan, helpt u mee, hem die gunstige gelegenheid te ontnemen." Frits sprak met grooten nadruk, redeneerde, naar Lena meenen ging, niet onlogisch. En ook mevrouw Woldinga wankelde even. „Het is zoo moeilijk," zuchtte zij. „Ik had eigenlijk al beslist." „Dat heb ik al lang begrepen, moeder. U moet het natuurlijk weten. Ik zal u er nooit hard om vallen. Maar ik geloof, dat ik mijn meening zeggen mag. Ik ben er van overtuigd, dat vader precies zoo zou oordeelen." „Dat geloof ik juist niet, Frits. Vader zou met een bloedend hart toestemming hebben ver leend." ,,'t Was zoover nooit gekomen, moeder. Dolf zou niet gedurfd hebben, met zulk een voorstel te komen." „Och, dat kun je nu wel zeggen en je kiytf ook gelijk hebben, maar zoo is de toestarro nu eenmaal niet. Vader is er niet meer. 'k Heb slapelooze nachten gehad en mij moe gepeinsd over de vraag, hoe vader gehandeld zou heb ben. Maar tenslotte baat dat toch niet. Ik zag in, dat het onzin was, om mij dat af te vra gen. Daarom heb ik op de knieën geworsteld. En ik meen, dat mij licht geschonken werd. Ik moet Dolf toestemming geven en verder moe ten wij het aan God overlaten. Redeneeren met Dolf js niet meer mogelijk, Frits. Tante Kathe heeft het hem ronduit gezegd en zóó is het. Wij kunnen alleen bidden, of God hem genadig wil zijn." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1