a.s. :rs. 50, >sen 0P- sgen L UIT HET W0UKÜ J '9* men. f\ in Uil ÖOR- ÏHIIVES 8.S0 12.50 15.50 MEINK HOOGSTRAAT 147 ONDER REDACTIE VAN Prof. Dr. J. SEVERIJN, Utrecht; L. F. DUYMAER VAR TWIST, Den Haag; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen PREDIKBEURTEN WAAROVER WE LAZEN I fl II breeden1 lezerskring vin- rken tot verheldering en dcht. onze Gereformeerde >edig, tot het zingen van w-Testamentische kerk- )'R KOP ZETTEN. niet liefhebber zijn van 'n „fijne" fleschdat t bijzonder vroolijk zijn, elfeestje ietwat aange- eren, 'n hoogst enkele r bed worden gebracht" niet 'el erg iswat laag richzelven steeds te be- eggen wanneer anderen ïgen, lokken, verleiden, jang te gaan en niet te alcohol-invloed. Geheel- Dat is lastig, on- asheid, idiotisme. :hen „Redeneeren" f, zóó redeneeren noem >p zetten. T. v. S. i TOT 13 m/M. r TOT 13 m/M. versnellingen r TOT 13 m/M. versnellingen e uitvoering h1nerieën ïdschappen VOOR DEN ZONDAG 1 i OP ZONDAG 18 JUNI 1933 NED. HERV. KERK. Soinmelsdijk, vjn. 10 leesdienst en s av. 6,30 uur Ds. van Asch. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6,30 uur (Doop) Ds. Koolhaas van Charlois. Den Bommel, v.m. 9,30 Ds. van Ameide van Ouddorp en 's av. 6 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9,30 en s av. 6 uur Ds. Kleijne. Oude Tonge, v.m. 9,30 (H. A.) en 's av. 6 uur (Nabetr.) Ds. Verkerk. Nieuwe Tonge, v.m. 9,30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. van der Wal van Dirksland. Dirksland, v.m. Ds. van der Wal en s av. de heer Baart. Herkingen, vjn. 9,30 en 's av. 6 uur (o. t.) de heer Overweel. Melissant, v.m. en 's av. Ds. Bouw. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van Ameide. GEREF. KERK. Middelharnis, vun. 10 en 's av. 6,30 uur Ds. Zeilstra. f Stad aan 't Haringvliet, v.m. en s av. Ds. de Graaff. Den Bommel, vun. en n.m. Ds .Schaafsma. Ooltgensplaat, vm. 9,30 en 's av. 6 uur cand. Reenders van Leens. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van der Velden van Rotterdam. CHR. GEREF. KERK. Middelharnis, vun. 10 en 's av. 6,30 uur Ds. Laman. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, vun. 10 en 's av. 6,30 u. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. (Doop) Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9,30, n.m. 2 en s av 6 uur (o.t.) leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OlID-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur (o.t.) leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING KINDEREN GODS. Maar zooveien Heul aangenomen hebben dien heeft Hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, namelijk die in zijn naam gelooven. johannes 1 12- Degenen, die den Heere Christus aangenomen hebben met geloof, hebben veel voor boven degenen, die nog bui ten Christus leven, die de vernieuwing naar Gods beeld en de aanneming tot kinderen missen, T och ook menschen, ^maar die het beeld Gods verloren heb ben. De ellende van den mensch, zooals hij door den zondeval werd, geeft onze tijd zoo benauwend duidelijk te zien. Welk een beeld vertoont de tegen woordige wereld De diepe gezonken heid van den mensch, die zoo hoog eerst stond, teekent zich voor ons be sef aangrijpend scherp af. Zijn hooge afkomst verraadt zich ook nog wel. De hoogheid van den mensch is eeniger- xnate gebleven. Wellicht nooit zooals nu, wordt verstaan, wat het zeggen wil, dat God dent mensch tot Zijn beeld drager maakte, en hem heerschappij gegeven heeft over alle dingen. Niet alleen over het dier, zooals Psalm 8 zegt, maar over de krachten der natuur heerscht hij. lederen dag worden nieu we geheimen aan 't licht gebracht. Ont dekking op ontdekking volgt en ver baast de wereld. En toch, hoe hooger de mensch schijnt te klimmen, des te lager zinkt de mensch. Dat leert deze tijd van oeconomischen nood wel, dat diezelfde niensch een slaaf is. De krach ten der natuur, die hij aan zich onder wierp, knechten hem. De machine, die hij zelf vervaardigde, sleurt hem mee. Hoe ingewikkelder 't leven door veler lei uitvinding en voortuitgang werd, des te afhankelijker is de mensch ge worden. Hij gaat smartelijk gevoelen, dat hij ten spijt van alle triumf van we tenschap en techniek, niet bóven de dingen staat, maar er ónder. Dit is de druk, waaronder de mensch gebukt gaat. Dit is de ontgoocheling van dezen v°orah ontr^mt menigeen in onze dagen allen moed, om nog verder te leven. De mensch meende te beheerschen de dingen meester te zijn. En ziedaar' hij wordt door zijn eigen creaturen mee gesleept en her en derwaarts geworpen alle stuur ontglipt hem, alle vastigheid' alle zekerheid gaat te loor. Hoe mach teloos, hoe nietig, hoe ellendig is de mensch toch I Maar juist nu is het zoo noodig, zich als kind van God weer te herinneren, wat ons in Christus geschonken is, tot welk een bevoorrechten, gezegenden stand God ons verhief. Een kind van God is geen machteloos en stuurloos mensch. Hij kan iets. Hij heeft kracht in zich, om te staan ais een man. Een kind Gods wordt niet meegesleept in den stroom, maar staat als een rots. Van het kind Gods geldt„Een zee van ramp moog met haar golven slaan. Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan". Hoe dat komt? Wel, doordat hij Christus heeft aangenomen en daarmee de uitdelging van al zijn schulden heeft verkregen. En vergeving van zonden te hebben, dat geeft vroolijken moed, om het leven aan te durven. Zoo zwaar het stormen moge, Gods kind wortelt, als een eik, er te dieper om. Hij bezwijkt niet, omdat van onder zijn: eeuwige armen. En die, niet te overweldigen, sterkte komt voort uit het wegschuilen bij den Heere Christus in geloot, in het aannemen van den Heiland met overgegevenheid des harten. In de overtuiging: zonder Hem kan ik niet bestaan, kan ik niets doen. Het is deze diepe afhankelijkheid des geloofs, die hem zoo onafhankelijk maakt. Het is God te hebben tot een Vader, in de schuilplaats des Aller- hoogsten vertoeven en veilig zijn en sterk staan, trots veranderingen en be dreigingen rondom en in eigen leven, in de wetenschap: „De Heere is bij mij, ik zal niet vreezen: wat zal mij een mensch doen Hij is mijn Vader in Christus jezus. Hij zal mij met Hem alle dingen schenkenNiets zal mij scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus, onzen Heere. En daar is alle reden toe. Dat is geen inbeelding, geen aanmatiging, geen dwaze waan. Die den Heere Jezus heb ben aangenomen, dien heeft Hij macht gegeven, kinderen Gods te worden. Bij Goddelijke volmacht zijn ze tot kin deren Gods geproclameerd. Vorsten zonen, koningsdochteren werden het. Daarom hebben zij een zekere onaan tastbaarheid. Daarmee staan zij boven de dingen, hoe benauwend ze zijn mo gen, en niet er onder. Herinner u dat, leef daarbij. Denk aan uw heilig privilegie. Geef ze niet prijs, de voorrechten van den Chris tenstand. Leef niet beneden uw stand. Gij weet, wat U van God geschonken is. Gij werdt van kinderen des toorns tot kinderen Gods, van een kind des doods zijt gij erfgenaam des levens ge worden. En de Almachtige, die de tij den in Zijn hand heeft, en alle dingen beschikt, is Uw eigen Vader. Verblijd u daarin, verblijd u ten allen tijde Maar bewaar uw ootmoed onder het koningskleed, dat God u schonk. Het is alleen, om de verdienste van uw Mid delaar en Verlosser. Uw sterkte moogt gij nooit zoeken buiten Hem. Hoe meer gij het buiten uw Zaligmaker zoekt, des te meer verliest gij het gezicht op uw kindschap Gods en verdoft voor uw zielsoog de schittering van uw kroon. Maar van alle schepsel afzien en veel op Jezus zien, met een, van de zonde afgekeerd, hart, dat doet schooner in uw oog blinken het voorrecht van den gezegenden Christenstand, die God in 't aanzijn riep. Want op Jezus te zien, en Hem met heel het hart en met kinderlijk geloof aannemen, dat verheldert het oog, om te zien, wat u in Hem geschonken is en doet u met opgetogenheid uitroepen Geloofd zij God, die zijn genade Aan mij heeft groot gemaakt. En voor mijn welstand waakt. Zijn oog slaat mij in liefde gade. Hij wil mij heil bereiden, Mij in een vesting leiden. In het Christelijk Letterkundig Tijdschrift „Opwaartsche Wegen" maakt Roel Houwink enkele kantteekeningen bij de stellingen, die uitgeefster en redactie van „De Stem" als leid draad bij de beantwoording van hun enquête naar de houdbaarheid van het Humanisme voor de toekomst. De schrijver laat zien op welke gronden wij het Humanisme en het Christendom als twee onvereenigbai'e grootheden hebben te achten, „welker vermenging gedurende de laatste vier eeuwen aan de ontplooiing van het Christelijk geloof en aan zijn doorwerking in het maat schappelijk leven van het Westen onbereken bare schade heeft gedaan." De schrijver besluit dan met de volgende opmerkingen Hiermede is uit den aard der zaak de vraag naar de houdbaarheid van het humanisme 1 voor de toekomst nog niet beantwoord. De Christen bezit niet zooveel gevoel voor toe komstmuziek als de humanist; waarschijnlijk, omdat er somtijds een andere muziek in zijn ooren speelt, die aan alle „toekomst" een einde dreigt te maken Hij kan daarom hier minder gemakkelijk tot een uitspraak komen dan menig ander. Daarenboven weet hij, dat in deze wereld het onhoudbare het vaak het langste uithoudt en zoo is hij geneigd, of schoon hij ten volle van de onhoudbaarheid van het humanisme in verleden, heden en toe komst overtuigd is, toch niet te grif de vraag in negatieven zin te beantwoorden. Want het humanisme houdt er een mensch-beschouwing op na, die ons allen op het eerste gezicht meer dan plausibel in de ooren klinkt. Het neemt de tweespalt, die in ons wroet, niet al te zwaar op. „Dat wordt wel beter, ja dat gaat zelfs wel over", zoo ongeveer redeneert het, „wanneer wij maar vertrouwen hebben in den mensch en in de oneindige mogelijk heden van zijn geest". En dat lijkt alles heel wat aannemelijker dan het oordeel van Kierke gaard, dat deze tweespalt in ons wezen een „Krankheit zum Tode", een doodelijke ziekte is. Daarom maakt het humanisme nog zoon slechte kans voor de toekomst niet, tenzij En hier ligt het kritiek punt voor geheel de verdere ontwikkeling van deze geestesstroo- ming. Tenzij de werkelijkheid des levens zelf in den mensch het woord neemt, tenzij de mensch zelf aan den lijve en in het diepst van zijn hart ervaart, dat hij een ander is dan het wenschbeeld, dat het humanisme hem voorgespiegeld heeft. Dan, wanneer hij de onherroepelijkheid van zich uit van de twee spalt in zijn wezen ervaren heeft, zal hij rijp geworden zijn voor het verstaan van de Chris telijke mensch-beschouwing, die in het geloof aan den verlosser Jezus Christus haar einde vindt en die binnen haar grenzen geen andere dan menschelijke mogelijkheden kent. Of zulke dingen plaats zullen grijpen in zulk een omvang, dat het humanisme inder daad „voor de toekomst" onhoudbaar wordt, staat niet in onze macht. Wat wij kunnen, is zoo duidelijk en zoo scherp mogelijk „huma nisme" en „Christendom" scheiden, opdat al meerderen zich bewust worden van het a 1- t e r n a t i e f, dat hun verhouding bepaalt en opdat zij er het hunne toe bijdragen, dat de rose stuc-laag van humanistische denkbeelden en gedachtegangen, die de „ruwe" voegfen der christelijke Kerk bedekt, weder, zichtbaar wor den. Daartoe is veel arbeid noodig, niet het minst op het gebied der „schoone letteren" en dat der letterkundige kritiek. In het tijdschrift „Woord en Geest" lazen wij over Dagblad-evangelisatie in Japan Eén van de merkwaardige karaktertrekken van het Japansche volk is nieuwsgierigheid. De Japanner, die op den weg met een vreem deling een praatje maakt, vraagt waar deze heengaat, waarom hij daarheen gaat en wan neer hij daarheen gaat; dan vraagt hij naar zijn nationaliteit, zijn beroep en zijn leeftijd. De politie is ook heel sterk in het stellen van dergelijke vragen. Zelfs van den staats burger met het meest onbesproken gedrag wordt een uitgebreid register aangehouden. Het bureau van de dagblad-evangelisatie durfde dit voorbeeld niet volgen ten aanzien van de deelnemers. Toch bleek het ten slotte om verschillende redenen wenschelijk te zijn. De Japanners hebben er trouwens geen enkel bezwaar tegen. Integendeel, het schenkt hun vertrouwen in den ernst van het werk. Zoo werd aan alle deelnemers een vragen lijst gezonden, welke getrouw werd ingevuld en teruggezonden. Op deze wijze werd een waardevol overzicht verkregen van de per sonen, met wie men in correspondentie stond, en van de motieven, die hen bew.ogen hadden om contact met het Christendom te zoeken. Het aantal personen, dat zich gedurende 13 jaren met de New Life Hall in verbinding heeft gesteld, bedraagt meer dan 50,000. Aan iedereen is geschikte lectuur gezonden en, wanneer men aanneemt, dat ook de huisge- nooten daarvan kennis genomen hebben, dan mag men aannemen, dat meer dan een kwart millioen menschen op deze wijze iets van het Christendom heeft vernomen. Het aantal aanvragen om inlichtingen, dat op één advertentie inkwam, daalde nooit be neden 100; het grootste aantal was 549. In 1931 was het gemiddelde precies 200. Deze aanvragen kwamen uit geheel Oost- Azië, van Kamsjatka in het Noorden tot de Marshall- 'en Carolinen-eilanden in het Zui den. Zij kwamen uit iedere provincie van Japan, zoowel als uit Korea en Formosa. Van de 50,000 aanvragers hebben zich 4000 of 8 opgegeven voor het lidmaatschap. Hiervan is ongeveer een derde deel niet in de gelegenheid zich bij een kerk te voegen. Sedert de hervatting van het werk in 1924 werden uit de bibliotheek ruim 18,000 boeken uitgeleend, waarvan zeker 90 in niet-Chris- telijke gezinnen. Bij ons rijst terstond de vraag, of al deze boeken weer terugkwamen. Maar de Japanner is eerlijk. De boeken werden gezonden aan onbekende personen, over geheel Japan ver spreid, die zelf het port voor de terugzending moesten betalen. Rekent men dan nog met de mogelijkheid, dat er bij de post en enkele maal pakjes wegraken, dan is een aantal van minder dan 100 boeken, dat in 8 jaar is ver loren gegaan, wel buitengewoon klein. In Europa zou het grooter zijn. De schrijver, van wien de meeste boeken werden gevraagd, is Kagawa. Niet minder dan 2466 boeken van de 18,000 waren van zijn hand, dus bijna een zevende deel. Het meest gelezen is zijn levensroman in 3 deelen (waar van „Ga uit in de straten" het eerste deel is), n.l. 981 exemplaren. Hierop volgt Bunyans „Christenreize", die 379 maal werd uitge leend. De schrijver, die in populariteit op Kagawa volgen, zijn Generaal Yamamoera, commandant van het Leger des Heils in Japan (1000 exemplaren). Bijzonder populair is ook Papini's „Leven van Ghristus". De dagblad-evangelisatie heeft in Japan nog een groote taak. Het Japansche volk is thans in voortduren de beweging. Het Sjintoisme is bezig weg te zinken. Het Boedhisme als philosophie zal blijven bestaan, als godsdienst voor een volk zal het verdwijnen. Nationalisme en fascisme zijn de goden van dezen tijd. Maar ook die zullen verdwijnen om plaats te maken voor anderen. En de ziel van Japan zal eenzaam verder gaan; zij vindt geen rust en geen ver zadiging. Heeft hier niet het Christendom een kans Japan is een ontwikkeld volk. De pers heeft een groote vlucht genomen. De helft van het volk leest een courant, de andere helft weet van haar bestaan. Ligt hier niet een mogelijkheid, die het Christendom moet aangrijpen Japan heeft belangstelling voor godsdien stige vragen. De bladen nemen gaarne arti kelen over godsdienst op. Ook over het Chris tendom. Het is niet vreemd, in een Boedhis- tisch blad met Kerstmis een artikel over het Kerstfeest aan te treffen. Het Japansche volk vraagt ook naar de boodschap, die het Chris tendom te brengen heeft. Ligt dan hier niet een arbeidsveld met on gekende mogelijkheden BALKAN-COMMUNISTEN. Onder den titel „Onderaardsche Balkan" nam de Berliner Börsenzeitung onlangs een brief van haar correspondent te Belgrado op, waarin deze wees op het woelen der communisten in den Zuidoostelijken hoek van Eluropa, De schrijver wees er op, dat men niet kan spreken van een grootscheepsche openlijke cam pagne ter verbreiding van communistische denk beelden. Het gaat alles zoo veel mogelijk onder gronds. Maar af en toe komt het vuurtje door de oppervlakte heen branden en dan leest men berichten als deze: In Labich is een communis tische geheime drukkerij opgeheven. In Dalmatië werden eenige tientallen communisten gearres teerd. In de Bulgaarsche plaatsjes Grabowo, Roestsjoek en Sliwen, waar groote textiel- en lederfabrieken zijn, zijn groote stakingen uitge broken. In Sjoemen en Haskon hebben de scho lieren gestaakt. In Naussa (westelijk Macedonië) weigerde een soldaat tegen stakers op te treden; hij wierp zijn geweer weg en zijn kameraden volgden zijn voorbeeld. In het dorp Pontohomi Kosam werden boeren gearresteerd wegens het opvoeren van een verboden revolutionair too- neelstuk; de opstandige boeren konden eerst tot orde gebracht worden, nadat een groote troepen macht was verschenen; bij de verkiezingen in dit dorp kregen de communisten de meerderheid. In Roemenië volgt sinds October 1932 de eene staking op de andere, in Januari de groote sta king in Boekarest en Ploestie, waarbij ernstige straatgevechten werden gevoerd. Het communisme op den Balkan is niet meer zoo luidruchtig als in 1925, toen de kathedraal Sveta Nedelja te Sofia in de lucht vloog. Maar het is niet minder roerig. Moskou heeft zijn methoden gewijzigd, het heeft zich aangepast aan de omstandigheden. Af 'en toe komt er een onthulling en dan krijgt men even een besef van de groote activiteit, welke de communistische centrale ontwikkelt. Twee jaren geleden bleek, dat enkele hooge ambtenaren in Roemenië de mobilisatieplannen van hun land aan Moskou verkocht hadden. Ongeveer ter zelfder tijd verschenen in de Matin de herinneringen van den in ongenade gevallen bolsjewiek Bessedofsky. Die schreef, dat de sleutel van het Roemeensohe cijferschrift al een paar jaar bekend was in Moskou. Nu is weer wat nieuws ontdekt. Sinds e'en half jaar is er geen officieel telegram uit Boekarest naar de burgerlijke of militaire autoriteiten verzonden of het is ook aan de Russen medegedeeld. De lei der van de organisatie, die daarvoor zorgde, was een Bulgaar, die in Moskou zijn opleiding had gekregen op de spionnageschool. Hij was naar Berlijn geweest om zich verder in zijn vak te bekwamen en leverde toen in Boekarest zijn meesterstuk. Met hulp van vijf Bulgaarsche be ambten, die tot de „revolutionnaire organisatie van de Dobroedzja" behoorden, werden alle telegrammen van belang op het hoofdtelegraaf kantoor opgevangen, gefotografeerd en ont cijferd. Deze berichten werden dan per koerier of in brieven met onzichtbaren inkt geschreVen, naar Moskou gebracht, NIEUWE MESSIASSEN. Aan het blad van de „Deutsche Zeltinission" ontleenen wij het volgende Min of meer in het verborgen, is er in Tirol een heilsprediker werkzaam, die vooral onder de Duitsche jeugd aanhangers heeft gemaakt. Hij zet zijn leer uiteen in een boek genaamd: „In het Licht der Waarheid", dat in den ondertitel als „Graalboodschap" (niet te ver warren met de Roomsche Graalbeweging) wordt aangeduid. De prediker noemt zich Abdruschin en beweert een Indiër te zijn, waaraan men grootelijks twijfelt. Hij heeft een heele kolonie Duitschers, en wel uit ont wikkelde standen, om zich verzameld, en laat zich als den „Menschënzoon" vereeren, ter wijl hij tracht den persoon van den Zoon Gods van dien van den Zoon des menschen leer stellig te scheiden. Door zijn aanhangers wordt hij bijna als een Heiland aangezien. Deze wo nen voor een deel in gemeenschap met hem; velen zijn in Duitschland woonachig en komen jaarlijks of om het half jaar naar de met een geheimzinnigen sluier omgev/en, en in haar vorm aan mysteriën herinnerde graalsfeesten. Van den persoon van Abdruschin moet een sterke suggestieve kracht uitgaan, die in het bijzonder zooveel jonge menschen inneemt voor zijn persoon en leer, dat de „Graalbood schap" voor hen tot een absoluut levenscen trum wordt, waaraan al het andere onvoor waardelijk ondergeschikt wordt gesteld. Dat deze leer in groote mate Christelijke elemen ten bevat, mag geen aanleiding zijn, om te denken, dat dit mysterisch systeem, in welks middelpunt mensch'envergoding staat, iets met het Christendom te maken heeft. Ook in Jeruzalem is een „nieuwe Messias" opgestaan. Hij heet Elijahu en stamt uit Per- zië, waar hij een Zendingsschool bezocht heeft. Op kosten van deze Zending kw«at hij later naar Londen, studeerde in de medi«£nen en werd dokter. Daarna reisde hij n««r de Bedoeïnen, In Jeruzalem opende hij een Zie kenhuis, waarin Arabieren en Joden behandeld werden. Bij de Sephaidische Joden had hij groot vertrouwen. De Sjah van Perzië beriep hem tot zijn lijfarts. Nu is Dr. Elijahu weer naar Jeruzalem teruggekeerd. Op zijn paard gezeten, rijdt hij door de straten der stad, verkondigt overal, dat hij de Messias is, en houdt toespraken voor de vereeniging van alle drie godsdiensten, "s Vrijdags bezoekt hij de Moskee, op den Sabbat staat hij aan den klaagmuur, en 's Zondags bevindt hij zich in de Grafkerk. Ondertusschen verdeelt hij een door hem zelf vervaardigt boek, waarin hij zichzelf als den nieuwen Messias beschrijft. In het tijdschrift „Het Zoeklicht" lazen wij het volgende Verscheidene jaren geleden al, kon men op de frontpagina van een Russisch blad een af beelding zien van een Russisch werkman, met hoog opgestroopte mouwen en een grooten hamer in de hand; hij was bezig een ladder te beklimmen, die naar den hemel leidde. Onder de plaat stonden de woorden: „Ik heb de aardsche tronen reeds omgewenteld; ik ga den troon van God verbrijzelen. Wij kunnen niet nalaten ons af te vragen, of zijn ladder niet wat kort zal blijken. Zino- vieff, een afvallige Jood en één der bolsjewis tische groote geesten, pocht „Wij zullen ter rechter tijd met God afreke ning houden; wij zullen Hem in Zijn hemel bestormen en Hem overwinnen, waarheen Hij .ook vluchten mag; wij zullen Hem voor eeu wig onderwerpen." Misschien kan het zijn nut hebben deze bolsjewisten mede te deelen, dat zij zich niet ongerust behoeven te maken, als zij soms niet genoeg benzine hebben, om hun oorlogsplan nen tegen „den hoogsten hemel" te volvoeren God heeft beloofd Zelf naar de aarde te komen voor de afrekening Lunatcharski, commissaris van opvoeding, publiceerde het volgende „Wij haten de Christenen. Zelfs de besten onder hen moeten als ergste vijanden be schouwd worden. Zij prediken liefde en barm hartigheid ten opzichte van den naaste, wat strijdig is met onze principes. Christelijke liefde is een hinderpaal voor de ontwikkeling der Revolutie. Weg met de liefde voor den naaste. Wat wij noodig hebben is: de haat Wij moeten weten, hoe te haten, want dit alleen stelt ons in staat „het heelal te over winnen". Wij hebben afgedaan met de konin gen der aarde: laat ons nu afrekenen met den koning des hemels. Alle godsdienst is vergif. Het vertroebelt en doodt den' geest, den wil, het geweten. Wij moeten met den godsdienst een gevecht aan gaan op leven en dood. Onze taak is het, alle godsdiensten, alle soorten van moraal te ver nietigen." Comrade Solz, een hooge ambtenaar der Sovjets, verklaart „Geloof in God, hetzij op Joodsche of op Christelijke wijze, maakt den wil der menschen slap om te vechten. Alle goden zijn eenzelfde vergif. Wij moeten' allen, zonder pardon, den oorlog verklaren," fff I H I i t f I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 7