mantels
complets
japonnen
regenmantels
kindermantels
kinderjurken
dameshoeden
kinderhoeden
j
r -
ipf
Ziet de étalages
in onze passage
SPRUTOL
Uitsluitend prima artikelen van
dit seizoen.
erkoopingen.
Zomer
sproeten
Vijftig Jaar A.N.W.B.
ROTTERDAM: HEERENSTR. hoek PANNEKOEKSTR.
1mot
.■■■'.V
Zah-M? 11 h4*
Mhq 4**®**»»
Gam!»- dUl^p^deeM^'
Aantal in 1932 algegeven grensdocumenten
Triptieken 32,856
Carnets 6,863
Douanekaarten 4,569
Int. Rijbewijzen 34,078
Int. Wagenbewijzën 30,825
109,191
Nog op een ander gebied was de A. N. W. B.
pionier: dat van „veilig verkeer".
Begonnen met het populariseeren van de
wettelijke verkeersvoorschriften in een voor een
gewoon mensch begrijpelijken vorm, heeft de
Bond jaar op jaar op tal van manieren en met
groote geldelijke opofferingen het publiek, voor
al de jeugd, bekend trachten te maken met de
regels, waaraan het verkeer zich dient te onder
werpen. „Veilig Verkeer", thans een algemeene
leus, is oorspronkelijk denkbeeld van den A. N.
W. B„ die bijj de bevordering daarvan nog
steeds vooraan staat en blijft strijden voor een
verkeerswet en uniformiteit op het gebied der
verkeerswetgeving.
Ook dank zij zijn actie voor veilig verkeer,
mogen wij dezen Bond een sociale instelling
noemen, welke geprezen en gesteund dient te
worden door het gansche Nederlandsche volk.
Want zijn werk is sterk maatschappelijk,
nationaal en internationaal, beschamend en ont
wikkelend, practisch en ideëel. Zijn werk is
inderdaad een volksbelang.
Hulde en steun aan den 50-jarigen
A. N. W. B.I
We leven in een moeilijken tijd, waarvan ook
de A. N. W. B. de gevolgen ondervindt, evenals
zoovele andere vereenigingen.
Ten deele zijn deze gevolgen toe te schrijven
aan de veranderde mentaliteit der menschheid,
aan het verminderde maatschappelijk besef en
aan de toeneming van egoïsme en onverschil
ligheid, van zin naar genot.
Talloos velen zijn er nog, die wel in staat
zijn in deze benarde tijden te helpen nuttige
instellingen in stand te houden, maar niet schij-
nen te beseffen, dat negatief blijven een factor
is tot verdere verwording van land en volk.
Wie de maatschappij niet verder wil doen zin
ken en begrip heeft van de eischen, waaraan de
samenleving behoort te voldoen, zal ten volle
bereid moeten zijn offers te brengen om in
deze tijden te helpen, nuttige instellingen in
stand te houden.
Tot deze instellingen behoort ongetwijfeld de
A. N. W. B.
Nooit bij de pakken neer 1 is het devies van
den Bond. Moge het ieders devies worden, want
stilstaan en zich onttrekken aan den geineen-
schapsplioht is voor ieder, die zich hieraan uit
egoïsme of lakschheid schuldig maakt, een aan
klacht.
De A. N. W. B. moet de trotsch blijven van
het Nederlandsche volk. Zijn werk is een lands
belang, een belang voor iederen Nederlander.
En daarom steune men het Bondswerk en doe
men dit zoowel op moreele en ideëele als op
practische motieven.
Men doet het met geestdrift en met den aan
drang der overtuiging, dat iedere Nederlander
op den 50sten verjaardag van den Bond hem
op daadwerkelijke wijze een blijk dient te geven
van waardeering en genegenheid.
Hulde,prachtig 1
Maar steun daarbij.
Als de tienduizenden Nederlanders, die zich tot
dusver afzijdig hielden, er toe zouden kunnen
besluiten, spontaan en met overtuiging, zich te
scharen onder de vaan van den A. N. W. B.,
dan zal deze Bond, die in éénheid en eensgezind
heid, in onverzwakten arbeid en onbaatzuchtig
heid groot is geworden, dank zij zijn vrienden,
zich in Juli a.s. aan Nederland kunnen vertoo-
nen, krachtiger, actiever en veelzijdiger dan
ooit.
Dan zullen honderdduizend en wellicht meer
Nederlanders het jubileum van hun Bond kun
nen meevieren, daadwerkelijk of in gedachten
met de gerechtvaardigde voldoening, dat d i t
zooveel geprezen Bondswerk voor
een deel toch óók hun werk is!
DE ZEVEN STELLINGEN
WELKE Mr. DUYS AAN DE ROODE
PARTIJMUUR PLAKTE.
In den vorm van een documentatie van zeven
stellingen heeft de heer mr. J. E. W. Duys zijn
brochure doen verschijnen, getiteld: „Ter oriën
teering, eenige beschouwingen naar aanleiding
van enkele vragen van democratie".
Hier volgen de zeven stellingen
I. De Partij spreke zich duidelijk en klaar
uit, dat onder geen enkele voorwaarde
ooit van eenige samenwerking, verstand
houding, .Eenheidsfront" of wat dan ook
met Communisten sprake kan en zal zijn.
II. De Partij stelle een onderzoek in naar de
vraag, of de Communisten niet onder
zoodanigen invloed (resp. bevelen) staan
van een buitenlandsche Mogendheid (Rus
land) dat zij daardoor in een Nederlandsch
Parlement eigenlijk niet kunnen worden
getolereerd, tenzij duidelijk kome vast te
staan, dat zij eiken band, zoowel direct als
indirect met dien buitenlandschen Staat
hebben verbroken en Nederlandsche volks
vertegenwoordigers zijn, in staat in volle
onafhankelijkheid van buitenlandsche Mo
gendheden, Nederlandsche belangen te be
hartigen.
III. De Partij spreke het duidelijk uit en
brenge practisch haar optreden daarmede
in overeenstemming, dat zij tegenover het
Koningshuis in Nederland inneemt het
zelfde loyale standpunt als onze Zuster-
Partijen in Engeland, Denemarken, Zwe
den, enz.
IV. De Partij spreke zich duidelijk en klaar
uit hiérover, dat zij haar doel niet anders
dan met wettige middelen wenscht te be
reiken! en zich volkomen stelt op den
bodem der Legaliteit
V. De Partij spreke zich eveneens klaar en
onomwonden uit, dat zij het wettig gezag
steeds wenscht te eerbiedigen, zulks onder
geen 'enkel voorbehoud, dan zooals ook
vanzelfsprekend ieder (ook b.v. de Anti-
Revolutionaire Partij en alle burgerlijke
partijen) natuurlijk maakt.
VI. De Partij verklare uitdrukkelijk, dat wan
neer ons land in gevaar mocht komen, zij
onvoorwaardelijk achter de Regeering
staat wanneer het er om gaat die gevaren
van ons land af te weren of tot een
minimum te beperken. Elke gedachte aan
sabotage van mobilisatie of handelingen
van dergelijken aard, wanneer een oorlog,
ondanks al onze pogingen om dién te
keeren, eenmaal een feit is geworden,
worde door haar onherroepelijk en met
den meesten nadruk veroordeeld.
VII. De Partij benoame een commissie, teneinde
te onderzoeken ,of, gegeven de veranderde
internationale omstandigheden, het stand
punt van eenzijdige ontwapening nog
wel juist mag worden genoemd.
Woensdag 14 Juni, bij inzet en Woensdag
21 Juni, bij afslag, telkens des avonds 7 uur
(zomertijd) te Melissant, ter herberge van M.
van der Werf, van een huis, staande op> en
het eeuwigdurend recht van erfpacht aan den
grond, te Melissant aan den Nieuweweg, ka*
daster Sectie A no. 1533, groot 5 aren 68
centiaren of 37 R. V. M., behoorende tot de
nalatenschappen van wijlen den heer A. van
der Werf Senior en echtgenoote. Het perceel
is op 15 Augustus 1933 door den kooper in
gebruik te aanvaarden, en op Woensdag 21
Juni, 's avonds 7 uur (zomertijd) ter plaatse
bovengemeld, bij opbod in eene zitting van
een hypothecaire vordering, ten behoeve van
wijlen A. van der Werf en ten laste van Wil*
lem van der Werf, groot 1 4500.—, rentende
5 per jaar, sedert 1 Augustus 1931, waar*
voor tweede hypotheek op het pand van W.
van der Werf,
Notaris VAN DEN BERG.
Zaterdag 17 Juni, bij inzet en Zaterdag 24
Juni, bij afslag, telkens des avonds 6 uur
(zomertijd) te Ouddorp, in het Logement
Akershoek, van
I, Een perceel bouwland te Ouddorp in
den Springertpolder, kadaster Sectie A no.
922, groot 80 aren 50 centiaren of 1 Gemet
226 Roeden V. M., verhuurd tot 11 Nov. 1937
aan Anthony Tanis voor f 102,— per jaar;
II. Een perceel bouwland te Ouddorp,
op Preekhil, kadaster Sectie E No. 2798, groot
1.42.70 H.A. of 3 G. 32 R. V. M„ verhuurd
tot 11 November 1937, gedeeltelijk aan Anthony
Tanis voor f 90 57 per jaar en gedeeltelijk
aan Klaas Tanis Kz. voor f 87.80 per jaar,
in 2 koopen en combinatie. Ten verzoeke
van den neer J. van Waarde te Goedereede.
Notaris VAN DEN BERG.
Verkooping van ongeveer 28 Hectaren
(ongeveer 66 gemeten Rijnlandsche Maat)
grasgewas in 22 perceelen in den polder „De
Westplaat" te Sommelsdijk.
Op Woensdag 21 Juni 1933 des avonds 7
uur Zomertijd in het Hotel „Spee" te Som*
melsdijk.
Notaris VAN BUUREN.
Zaterdag 24 Juni, 's avonds 6 uur (zomer*
tijd) te Ouddorp, in het Logement Akershoek,
van 87 perceelen grasgewas en naët onder
Ouddorp en Goedereede.
Notaris VAN DEN BERG.
Op het gebied van het toerisme is de A. N.
W. B. universeel.
Beseffende, dat de wielrijder van vandaag
de motortoerist van vandaag de luchttoerist van
mobilist van vandaag de wandelaar van morgen,
de motortoerist van vandaag de lurhttoerist van
morgen, de ruitertoerist van vandaag de wiel
rijder van morgen men ga zoo maar voort
heeft hij zijn bakens naar alle richtingen ge
plaatst. 'Hij denkt en werkt voor alle toeristen
en weggebruikers en stelt voor hen uitgaven in
den vorm van kaarten, gidsen en voorwerpen,
inlichtingen op toeristisch en toeristisch-tech-
nisch gebied, reisplannen en grensdocumenten
beschikbaar.
De Bond interesseert zich voor het behoud
van natuurschoon en steunt op velerlei wijzen,
ook financieel, de pogingen om vernietiging van
natuurschoon tegen te gaan.
Over de grenzen,
De complete geschiedenis van de grensdocu
menten voor motorrijtuigen berust hier te lande
uitsluitend bij den A. N. W. B.-Toeristenbond
voor Nederland. Uit de grenspapieren, welke
hij aanvankelijk alleen aan de wielrijders ver
strekte, n.l. in den tijd, dat in ons land nog geen
of nagenoeg geen auto's werden gebezigd, zijn
de triptieken ontstaan ten behoeve van auto
mobilisten en motorrijders, dank zij het initiatief
van den A. N. W. B., en meer in 't bijzonder
van twee leden van zijn bestuur, n.l. de heeren
G. A. Pos en wijlen J. C. Burkéns, toen in
1897 het eerste wereldcongres van toeristen
bonden in Europa te Amsterdam en Brussel
werd gehouden, waarvan de oprichting van de
Ligue Internationale des Associations Touristes
(L. I. A. T.) in 1898 te Luxemburg het gevolg
is geweest. De heer Pos is van deze interna
tionale vereeniging permanent secretaris geweest
van het begin tot het uitbreken van den oorlog
in 1914.
In de plaats van de L. I. A. T. kwam na den
oorlog de A. I. T. tot stand, waarin alleen
toegelaten werden de toeristenbonden uit de
entente-landen.
Men sche'en aanvankelijk het eerste initiatief
van den A.N.W.B. in 1897 vergeten te zijn
Maar de Engelsche Automobile Association was
het niet vergeten; zij stelde toelating voor van
den A. N. W. B., op grond van zijn eervol en
verdienstelijk verleden, waartoe dan ook be
sloten werd.
De A. N. W. B. heeft toen ook van zijn nieu
wen zetel een dankbaar gebruik gemaakt om
ook de toelating te bevorderen van de toeristen
bonden in andere landen, welke toelating ge
leidelijk tot stand kwam.
Behalve het verstrekken van de benoodigde
papieren voor buitenlandsche reizën, is de reis-
inlichtingendienst, welke zoowel voor het bin
nenland als voor de geheele wereld reisplannen
opstelt en informaties verstrekt, een der be
langrijkste tukken van Bondsbemoeiïng ge
worden.
Van welke een groote beteekenis de reis-
inlichtingendienst en die der grensdocumenten
zijn geworden, blijkt wel uit het volgende
Verstrekte reisinlicbtingën in 1932
Autotochten16,657
Motortochten1,109
Fietstochten3,900
Wandel- en ruitertochten 2,182
Watertochten 1,427
Algemeen (trein- en bootreizen e.d.) 9,835
35,110
verdwijnen
door een pot
Bij alle drogisten.
Daarom is het onze plicht te luisteren naar
mannen, die ons vertrouwen hebben. En als dan
door één onzer grootste staatslieden gezegd
wordt, dat de nood van ons volk zeker niet
minder groot is, dan waarin we in 1914 ver
keerd hebben, dan moet ons dat toch wel iets
te zeggen hebben.
Mioge in de komende dagen iets van de ware
karaktergrootheid in ons volk, dat altijd aan
wezig is geweest, maar slechts als de storm
klok klept tot uiting komt, ook nu weer open
baar worden. UITKIJK.
m.
Timmeren aan den weg tot nut
van 't algemeen.
Zijn de belangstelling, zorgen, adviezen en
financieele offers op het gebied van aanleg en
onderhoud van wegen en rijwielpaden, het uit
zetten der wandelwegen, de kenteekens van de
verschillende BondsinstellingénBondshotels,
Bondscafé's, -noenzalen, -donkere kamers, -gara
ges, -rijwiel- en motorherstellers, -rijwielbewaar
plaatsen, -stallen, enz., reeds onder het „Tim
meren aan den weg" te rangschikken, het meest
spreken tot de massa de wegwijzers, welke ten
getale van meer dan 3500 langs de wegen zijn
geplaatst als betrouwbare en gewaardeerde
bakens voor den toerist, waarvoor in den loop
der jaren reeds een bedrag van meer dan
acht ton gouds als het ware in dén grond
werd gestoken ten gerieve van alle toeristen en
weggebruikers.
Men kan zeggen, dat ongeveer per 5 K.M.
kunstweg één zoo'n Bondvisitekaarfcje is ge
plaatst.
Dat er een wereldramp, de laatste oorlog,
noodig geweest schijnt te zijn, om vele menschen
tot de overtuiging te brengen van de onmis
baarheid der Bondswegwijzers, is wel hoogst
teleurstellend geweest, doch in zoover toch ook
weer verheugend, omdat juist in de oorlogsjaren
toen op last van onze regeering de borden van
de wegwijzers verwijderd moesten worden, pro-
centsgewijze de grootste toeneming van het le
dental van den A. N. W. B. viel te consta-
teeren. Toen gevoelde men aan den lijve wat
men miste, en drong bij velen het besef door,
dat de A. N. W. B. den steun van iedereen
waard is.
Soms, wanneer de afhankelijkheid onzer weg
wijzers al te duidelijke taal spreekt, gebeurt het
ook nu nog wel, dat men tot deze overtuiging
wordt gebracht. Dat is in kritieke oogenblikken,
wanneer de wegwijzers hun onmisbaarheid ten
duidelijkste demonstreeren en het zelfverwijt
wordt gewekt, dat men den A. N. W. B. met
al zijn goede zorgen voor dén' weggebruiker
niet eerder reeds daadwerkelijk steunde.
In den beginne ondervond de plaatsing der
wegwijzers wel eens moeilijkheden en tegen
werking.
Een héél sprekend voorbeeld
De Toeristenbond kan eens geen toestemming
krijgen voor het plaatsen van een wegwijzer in
een kleine gemeente, niettegenstaande de be
wegwijzering volgens het vaste systeem het
plaatsen van een wegwijzer op het betreffende
kruispunt noodzakelijk maakte. De Bond kon
alleen toestemming verkrijgen, wanneer men om
de gemeente heen een zeer bekend café zou
passeeren. Na lang wrijven en schrijven bleek
toen, dat de wethouder der gemeente eigenaar
van het café wasLater is het den Bond toch
gelukt, zijn zin te krijgen.
Ook wel werd op een aanvraag door den
veldwachter geantwoord: „Ik en de burgemeester
vinden het niet noodig"
Voor dergelijke toestanden komt men, wan
neer aan het plaatselijk inzicht de bewegwijze
ring zou worden overgelaten 1
ken, een dergelijk besluit te nemen, moest er
een candidaat tegenover die beide onderwijzers
gesteld kunnen worden, die minstens evengoed,
zoo niet beter was dan die beiden. En noch
Meulemans, noch de predikant wisten met zeker
heid, of er zoo iemand onder de sollicitanten
was.
Van één wist hij 't in elk geval zeker. Maar
die had juist niet gesolliciteerd.
„Kom binnen. Meulemans", noodde Annie.
„Wat waagt ge u door dit weer
„Ja, de zomer is voorbij, Annie. Maar van
een beetje regen is een boer niet bang, dat weet
je. Ik had een' boodschap, waar wat haast bij is.
Hebben jullie bezoek
„Neen, moeder en ik zitten alleen. Doe je jas
af, Meulemans. We branden den haard al en
't is binnen warm."
„Wat een koukleumen", lachte de boer. „Half
November gaan we pas stoken. Maar de jas
moet toch uit, want ze is nat."
Annie ging hem voor naar de huiskamer. Zij
vond het jammer, dat Meulemans gekomen was,
daar zij in de stellige meening verkeerde, dat hij
kwam praten over de ontruiming van de woning.
Had moeder nu haar zin maar gedaan en aan
het bestuur medegedeeld, dat het besluit genomen
was, in Rotterdam te gaan wonen, de volgende
maand' reeds. Dan hadden zij de eer aan zichzelf
gehouden en was Meulemans een min of meer
pijnlijke gang bespaard. Want zij kende den
rechtschapen man te goed, om niet te weten,
dat hij zijn boodschap vervelend vond.
De boer schudde „de juffrouw van den bo
venmeester" hartelijk de hand. Al menig uurtje
had hij, al of niet vergezeld van zijn vrouw,
in deze huiskamer vertoefd, met Woldinga om
het hardst dampend uit een lange, steenen pijp
en besprekend de belangen der school in het
bizonder en die van land en volk in het alge
meen.
Hij deed in het bezit van een politieken knob
bel voor Woldinga niet onder. Niet alleen in
spannende verkiezingsdagen, maar doorloopend
leefden die beiden mede en bij de overwinning
van Kuyper in 1901 waren zij even verheugd
geweest als bedroefd in 1905, toen het kabinet-
Kuyper viel, om plaats te maken voor een libe
raal ministerie.
Er was in deze huiskamer tusschen die bei
den heel wat afgepraat. Er waren vriendschaps
banden gelegd, hechter en sterker nog dan de
gewone, alledaagsche, daar beiden zich kinderen
Gods wisten.
Het plotselinge sterfgeval van Woldinga, die
zoo sterk leek, had Meulemans machtig aan
gegrepen. Met een stokkende stem had hij zijn
betuiging van leedwezen geuit en het was hem
moeilijk gevallen, aan de geopende groeve een
kort woord te spreken.
„Hoe gaat het, juffrouw vroeg hij met zijn
zware stern.
„Het gaat wel, Meulemans."
„Klem je vast aan de béioften Gods, die ja
en amen zijn. De meester, we mogen het vast
gelooven, juicht voor Gods troon, 't Is om er
jaloersch op te zijn. Hij had nog veel kunnen
doen, maar de Heere heeft het anders gewild,
't Zal zóó wel goed zijn, al begrijpen wij het
niet."
Hij zweeg even, om dan, op een vraag van
Annie, of hij een kop thee beliefde, bevestigend
te antwoorden.
„Ik zal zeggen', waarom ik in den laten avond
en ondanks dit weer kom aanloopen", zeide hij
plotseling. „Jullie moet weten, dat er haast bij
is."
Annie begreep niets van dien haast. Er was
toch nog geen >pvolger van vader benoemd en
zoo 5a, die kwam voorloopig toch nog niet?
Het hu's behoefde toch niet op stel en sprong
ontruimd le worden
„Jullie hebben natuurlijk de advertentie ge
zien voor een hoofd? Er zijn heel wat sollici
tanten. 't Wordt een moeilijk geval Over drie
dagen is de termijn vun inzénding afgesloten. We
verwachten nu geen brieven meer, al kan het
natuurlijk nog wel. Ik heb mij er over verbaasd
en ben teleurgesteld, dat Frits zich niet onder
de sollicitanten bevindt. Weten jullie er iets
van Zou hij geen idee hebben in Laarwoud
Met groote verbazing staarden moeder en
dochter den spreker aan: aan Frits hadden zij
geen oogenblik gedacht
„Of Frits in Laarwoud zou willen zijn?"
vroeg mevrouw Woldinga, bekomen van haar
verbazing. „Dat is wel zeker'Hij hield altijd
veel van het dorp en de menschen."
„Verleden jaar zeide hij nog, dat hij hier best
zijn leven als hoofd wilde slijten", vulde Annie
aan. „O, dat zou heerlijk zijn, voor Lena ook,
als Frits hier hoofd worden kon I"
„Waarom solliciteert hij dan niet vroeg
Meulemans, die veel schik had, zonder dat te
laten merken.
Mevrouw Woldinga zag Annie aan.
„Ja, dat weten we niet", antwoordde deze.
„Wij zelf hebben er nooit aan gedacht. Mis
schien Frits wel, maar er over geschreven heeft
hij niet."
„Als hij er over gedacht heeft", meende de
weduwe van 'het schoolhoofd, „heeft hij mis
schien niet durven solliciteeren, omdat hij zich
nog te jong acht."
„Dat zou dwaasheid zijn. We zijn allen jong
begonnen. Hij is nu vijf en twintig. Een mooie
leeftijd, om als 'hoofd hier op te treden. Vooral,
omdat hij Frits Woldinga heet. Hij is een echt
zoon van zijn vader."
„Ja, in Frits heb ik geen zorg. Als het Dolf
betrof, zoudt u er niet over praten."
„Dolf is nu eenmaal geen onderwijzer. Maar
Frits mag er zijn. Het spijt me, dat hij niet onder
de sollicitanten is. Natuurlijk kan zijn brief nog
komen. Hij heeft nog drie dagen den tijd. Maar
ik verwacht het nu niet meer."
„Neen, als Frits plan had gehad, zou hij
direct hebben geschreven. Dat Ligt in zijn ka
rakter", zeide mevrouw Woldinga.
„Zou Frits kans gemaakt hebben?" vroeg
Annie.
„Allicht méér kans dan die andere sollicitanten,
al weet ik dat natuurlijk niet met zekerheid.
Weet je, wat je doet, Annie Schrijf hem van
avond nog en meld hem uit mijn naam, dat zijn
kansen niet gering zijn, als hij plan heeft, om
te solliciteeren."
Vragend zag Annie haar moeder aan.
„Je kunt het in elk geval schrijven, Annie",
méende deze.
„Dat is dan afgesproken", hakte Meulemans
den knoop door. „Ik hoop, dat Frits het doet,
want ik zou hem graag hier zien. Ik meende
trouwens ook, dat hij veel van Laarwoud hield."
„Hij zal niet gedurfd hebben om zijn jeug
digen leeftijd", dacht zijn moeder.
„Als dat zoo is, laat 'hem die gedachte dan
op zij zetten. Hij zal hier een uitstekend hoofd
zijn. Ik hoop tenminste, dat hij dan benoemd
wordt. Natuurlijk weet ik niet met zekerheid,
hoe de andere bestuursleden er over denken,
maar dat zal wel wat meevallen. Het zou", ver
volgde hij, „voor jullie ook een mooie oplossing
zijn. Het huis is waarlijk groot genoeg, zoodat
jullie er konden blijVen wonen."
„Me dunkt, dat ik het nu maar zeggen moet,
Annie", polste mevrouw Woldinga haar dochter.
Annie knikte: natuurlijk, moeder had het aan
Meulemans reeds lang moeten zeggen; als voor
zitter van het schoolbestuur had hij er min of
meer recht op.
jHadden jullie al plannen vroeg Meule
mans. „Er was anders niets geen haast, hoor.
Een week vóór den bestemden tijd had je nog
wel een huis kunnen krijgen. Aan dit behoeft
niets te gebeuren. Het is keurig in de verf en
goed onderhouden."
„We hebben besloten, Laarwoud te verlaten,
Meulemans."
Hij keek er verbaasd van op, kon het voor
alsnog niet geloovén. Maar het zou wel wóar
zijn.
,JHoe komen jullie in eenen zoo tot dat be
sluit? Men zal er van opkijken in het dorp."
„We hebben het besluit niet pas genomen.
En ook niet plotseling. Frits keurde het ook
goed en vond het verstandig" verklaarde me
vrouw Woldinga. „We gaan naar Rotterdam,
't Idee is van mijn zuster uitgegaan, die ons
gaarne in Rotterdam heeft. Dat is voor haar
ook gezelliger. En dan is mijn voornaamste
motief, dat we dichter bij Dolf komen te wonen,
als die straks naar Amsterdam gaat. Mogelijk
komt hij dan geregeld thuis."
„Hm. Gaat Dolf naar de Vrije?"
„Natuurlijk. Dat was de voorwaarde van zijn
vader, indien hij in de rechten wilde studeeren.
En Dolf stemde er in toe. Vind je hem niet
geschikt voor de Vrije, Meulemans
„Zeker, zeker", haastte hij zich te zeggen.
„Natuurlijk behoort hij in dat milieu thuis. Ik
vroeg het alleen, omdat ik niet weet hoe Dolf
zelf er over denkt."
Opzettelijk, ook al omdat hij geen zekerheid
had, verzweeg Meulemans, dat Dolf zich op
het dorp wel eens anders uitgelaten had en te
kennén had gegeven, dat hij er niet aan dacht,
naar de Vrije Universiteit te gaan. Mogelijk
was dat bluf van hem geweest, daar toen zijn
vader nog leefde. Maar nu deze overleden was,
wat nu
„Dolf houdt zich natuurlijk aan de voorwaar
de, door zijn vader gesteld."
„Hij was Zondag niet thuis, wel?"
„Neen, een vriend van hem was jarig."
Dolf Woldinga bezocht in de nabije stad het
Gymnasium en kwam elke week van Zaterdag
tot Maandag naar huis.
„O, ik miste hem in de kerk. Wel, wel, gaan
jullie naar Rotterdam Dat spijt me. 'k Had je
gaarne hier zien blijven. Maar, goed beschouwd,
heb je gelijk, juffrouw, 't Is gezelliger, dicht
bij je zuster. En voor Dolf is het wel goed, zijn
moeder dicht bij zich te weten. Ejn als Frits
solliciteert en hij wordt benoemd, dan wordt
de band met het dorp toch niet geheel door
gesneden."
(Wordt vervolgd)