L UIT HET WOORD J
ONDER REDACTIE VAN
Prof. Dr. I SEVERIJN, Utrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; 0. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen
PREDIKBEURTEN
SS WAAROVER WE H
LAZEN
&a..^/—K- -v".'^^"~
r VOOR DEN ZONDAG
OP ZONDAG 28 MEI 1933
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 (H. A.) en's av. 6,30 uur
(Nabetr.) Ds. van Asch.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6,30 uur Prof.
Severijn van Utrecht.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. leesdienst en 's av.
Ds. Polhuijs.
Den Bommel, v.m. 9,30 leesdienst en 's av. o
uur (o.t.) Ds. Fokkema uit Amstelveen (extra
3-maandel. collecte voor de Kerk).
Ooltgensplaat, v.m. 9,30 Ds. J. Fokkema van
Amstelveen (bev. Ds. J. D. Kleijne) en n.m.
1 uur Ds. J. D. Kleijne (Intrede).
Oude Tonge, v.m. 9,30 leesdienst en s av. o
uur Ds. Verkerk.
Nieuwe Tonge, v.m. 9,30 leesdienst en s av.
6 uur Ds. Bouw van Melissant (Doop en
'beide diensten maandel. collecte).
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur (o. t.)
de heer Over weel.
Melissant, v.m. Ds. Bouw (maandel. collecte).
Stellendam, van. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, vm Ds. Verkerk van O-ude Tonge
(H. A.)
Guddorp, v.m. en n.m. Ds. van Ameide.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6,30 uur Ds.
Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds.
de Graaff.
Den Bommel, v.m. Ds. Schaafsma en n.m. lees-
dieiïst.
Ooltgensplaat, v.m. 9,30 leesdienst en n.m. 2
uur Ds. Schaafsma van Den Bommel.
Melissant, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
Lummel van Zuidland.
Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. van Lummel van
Zuidland.
CHR. GEREIF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6,30 uur Ds.
Laman.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6,30 u. leesd.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9,30, n.m, 2 en s av. 6 u. (o.t.)
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, geen dienst.
Van de overige gemeenten geen rpgaar.
STICHTELIJKE 0VERDENKIN8
GEHEVEN HANDEN.
Eo Hij leidde hen buiten tot
aan Bethanië, en Zijn handen
opheffende, zegende Hij hen.
Lucas 24 50.
De Heere heeft op tweeërlei wijze
afscheid genomen van Zijn discipelen.
Anders vóór Zijn dood en anders nu
met Zijn hemelvaart. En het is de
moeite waard, dat dubbele afscheid
nader te bezien, en het eerste met het
tweede te vergelijken. Wat was het
laatste woord, dat Jezus, voor Zijn dood
tot de discipelen zeide, als zij nog
bijeen waren met Hem Het was een
somber aischeidswoord „Voorwaar lk
zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht
allen aan Mij geërgerd zult worden
want er is geschreven: lk zal den
herder slaan, en de schapen der kudde
zullen verstrooid worden."
Daarmede geeft de Heere Zijn dis-
cipelenschaar wel een droevig afscheid,
Maar het is gekomen, zooals Hij ge
zegd had. Die ergernis en die ver
strooiing was er reeds, toen Jezus ge
vangen genomen werd, enkele uren
later, en de discipelen allen gevlucht
zijn, Hem verlatende.
Maar die ergernis en verstrooiing
werd tot algeheele verslagenheid en
verbijstering in het oogenbiik, waarin
de Heiland Zijn handen ophief, om er
de nagelen door te laten drijven, in
dat moment, waarin Zijn kruishout werd
opgericht voor aller oog.
Die eerste opheffing der handen was
den discipelen een verschrikking, een
ergernis, een volslagen verstrooiing.
Die geheven handen, genageld aan het
kruis, spraken voor hun verslagen zie
len van den vloek Gods op hun Meester-
rustende. De gehangene aan het hout,
was Gode een vloek! Toen deed dé
ergernis Zijn gansch en al ter aarde
stortend, werk. Over dezen steen des
aanstoots zijn ook Jezus' jongeren ge
struikeld. Volkomen werd toen de ver
strooiing zij verloren Hem, in Wien
zij hun eenheid en samenwerking ge
vonden hadden.
De Gezegende des Vaders aan het
vloekhout, het was niet in te denken,
niet door te denken, een kreet van
wanhopig verdriet en radeloosheid
kwam uit het diepst hunner ziel op,
nog ten derden dage klagend naklinkend
in den mond der Emmaüsgangers„En
wij hoopten, dat Hij degene was, die
Israël verlossen zou 1"
Dit was het afscheid vóór Zijn dood,
geheven handen, doorboorde handen
aan het kruis genageld, stille getuigen
van Gods vloek over den Middelaar.
En zie hier nu het tegenbeeld, de
pendant, als Jezus ten hemel vaart.
Hier zien wij weer de geheven handen.
Waarin nog de teekenen der nagelen
te zien zijn. Maar het is nu den dis
cipelen geen verschrikking meer, onder
die geheven handen te staan, en er
naar op te zien, veeleer een groote
vertroosting zich te mogen nederbui-
gen onder die geheven, nu zegenende,
handen. Nu is de ergernis, van te voren
weggenomen. Nu heeft hen de Heere
verklaard, hoe Hij in de eerste ophef
fing der handen de vervloeking, die
op hen lag, op Zich geladen heeft,
opdat Hij nu, met de tweede opheffing
der handen, hen allen met Zijn zegening
vervullen zou.
Nu is de verstrooiing geëindigd,
want Jezus, is de Goede Herder ge
bleken, die Zijn leven zet voor de
schapen, een Herder, die weerkeert,
om Zijn kudde bijeen te vergaderen.
Hun eenheid hebben zij nu terugge
vonden in Hem onder Zijn zegenende
handen buigen zij zich met groote
begeertgheid neder.
Immers, hoe overvloedig is de zegen,
die van deze doorboorde handen op
Zijn discipelen neerdruipt. De zegen
van Christus is de volledige vervanging
en opheffing van den vloek, die eerst
op den zondaar rustte. Een schat van
zegeningen verwierf de Heere voor de
Zijnen, door te dragen den vloek en
den toorn Gods over hun zonden.
Aanneming tot kinderen en erfge
namen, toegang tot den troon en het
heiligd m Gods, genade en vrede,
rechtvaardigheid en heiligheid, weder
ge oorte en bekeering, kennis en liefde,
sterkte en blijdschap, herschepping
naar ziel en lichaam, een weelde van
heinelsche gaven deelt de Heiland mee,
in de opheffing Zijner handen over de
gekochten door Zijn bloed.
Er staat in het volgende versdat
Hij hen zegende, terwijl Hij van hen
scheidde. Zoo hebben de discipelen
Jezus 't laatst gezien. Zoo zegenende,
Zijn handen geheven, moeten zij zich
Zijner altijd herinneren. Want van uit
den hemel nog immer de handen uit
breidende over de Zijnen, zendt Hij
overvloed van genade in Zijn gemeente
neer.
Deze uitgebreide handen, zegenend
geheven, zullen in gedachtenis blijven
bij de gemeente van Christus en bij
allen, die in Jezus hun Zaligmaker
hebben leeren kennen, zoodat ze de
vertroosting daarvan mogen ontvangen,
iederen dag.
De uitgebreide handen van Jezus,
zooals zij aan het kruishout genageld
werden, zijn wèl in gedachtenis ge
bleven, en zijn talloos malen uitgebeeld.
Maar veel meer nog moest ons steeds
weer de gestalte voor oogen staan van
den Heiland, zooals Hij het laatst gezien
is, de Heiland met de zegenend ge
heven handen. Want dit is Zijn werk
door de eeuwen heen.
Waarom de wereld veel meer ge
boeid v.ordt door de geheven handen,
aan het kruis geklonken Is het mis
schien, omdat ze daarin niet zieteigen
zonde, eigen vloek, eigen verwerpelijk
heid voor God
Hoemeer gij uw vloekwaardigheid
leert inzien, des te zaliger is het voor
uw ziel, onder die zegenend geheven
handen te buigen, en weg te schuilen
tegen den vloed van Gods verbolgen
heid. Wie onder die handen, om ge
nade smeekend, buigt, die zal gezegend
zijn, nu en in eeuwigheid.
I A-vr-m
In „De Wandelaar" lezen wij o.a. in een
artikel van H. I. over het koudwater-akwarium
„Willen we waterdieren in een aquarium in
gezonden, levenslustigen toestand houden, dan
dienen we te zorgen, dat het water, waarin
ze leven moeten, voor hen geschikt is en
«blijft, dat de factoren, die voor hun gezondheid
noodig zijn, aanwezig zijn en dat schadelijke
invloeden zooveel mogelijk ontbreken.
In de allereerste plaats dienen we te zor
gen, voor een voldoenden zuurstofvoorraad.
Zonder zuurstof geen ademhaling, dus ook
geen leven. In het water bevindt zich zuur
stof in opgelosten toestand, maar wanneer
veel visschien, in een beperkte hoeveelheid
water moeten leven, is die voorraad snel uit
geput, Wanneer een jongen zijn in een vrijen
middag gevangen stekeltjes, die 's avonds nog
zoo vroolijk in hun inmaakglas rondzwom
men, den volgenden morgen op onverklaar
bare wijze allemaal dood vindt, is hiervan
alleen zuurstofgebrek de oorzaak. Wanneer
het water arm aan zuurstof begint te worden,
gaan alle visschen naar boven, niet om, zoo
als meestal gezegd wordt, lucht te happen,
maar om de zuurstof uit de bovenste water-
lagen, die door diffusie vanuit de dampkrings
lucht eenigszins ververscht wordt, te gebrui
ken. Tot ook deze onvoldoende blijkt en de
verstikkingsdood volgt.
We moeten dus voor zuurstofverversching
zorgen, en voor overbevolking waken, voor
al in den zomer, wanneer het warmere water
minder opgeloste zuurstof kan bevatten dan
in den winter, als de watertemperatuur lager
is. In een aquarium, waarin veel visschen
moeten leven, kunnen we dan een doorluch-
tingsapparaat gebruiken, dat de lucht in kleine
belletjes in het water drijft, maar beter is
het niet te veel visschen bijeen in een bak
te doen en voor de zuurstofvoorziening de
natuurlijke producenten te gebruiken, de plan
ten. Deze zijn in elk aquarium onmisbaar, ook
in een kunstmatig doorgelucht, al was het
alleen maar uit aesthetische overwegingen.
Een plant haalt, als levend wezen, ook
adem, vermindert dus ook den zuurstofvoor
raad, die in het water aanwezig is. Maar veel
sterker dan deze ademhaling is de koolzuur-
assimilatie: het chlorophyl, het bladgroen,
neemt onder invloed van het licht koolzuur
gas op en geeft zuurstof af. Een groene,
levende plant brengt dus, bij voldoende be
lichting, versche zuurstof in het water en
onttrekt er koolzuurgas aan.
Dit is juist wat we noodig hebben, en
wanneer we nu maar zorgen, dat we ons
aquarium van voloende planten voorzien, dat
die planten voldoende licht hebben en krach
tig kunnen groeien, is ons aquarium in even
wicht, de kringloop is gesloten: de planten
geven zuurstof af, die voor de visschen een
onmisbare leven voorwaarde is, terwijl de vis
schen de planten van koolzuurgas voorzien."
In „De Christelijke Landarbeider" lazen wij
STERKE MANNEN.
We leven in een tijd, waarin men vraagt
naar sterke mannen. Naar zulke mannen, die
wat durven. Met al het bekoorlijke wat aan
zulke manrieni is, is er bij velen, die het daar
uitsluitend en alleen' van verwachten, toch
iets of misschien wel veel, dat op menschen-
vergoding lijkt.
Gelukkig als er sterke mannen zijn, die hun
kracht van God verwachten. Die zijn inder
daad sterk, omdat zij zichzelf zwak weten,
doch kracht en wijsheid van den Heere hun
God verkrijgende, durven ze alles trotseeren.
Zoo zien we een Luther strijden. Een Wil
lem van Oranje, d-eni Vader des Vaderlands.
En zulke strijders zijn er Gode zij dank nog.
Sterke mannen zijn er ook in onze ge
lederen. Eenvoudige mannen, met weinig ge
leerdheid en reuzen.
Zij zijn het, wier kracht niet school in vele
en groote woorden, niet in critiek op schier
alles, doch het was hun geven aan het werk
der christelijke vakbeweging, op zulk een
wijze, dat door hun optreden velen werden
gewonnen.
Zij zijn in alle omstandigheden vaandel
dragers gebleven. Zelfs in hun ouderdom
bleven ze met liefde medeleven.. Het was hun
een zaak des harten.
Het zijn die mannen en vrouwen, die be
grepen hebben, dat onze arbeidende stand
moet vereenigen onder eigen banier.
Die vanaf het begin, principieel de christe
lijke vakbeweging verdedigden en practisch in
die beweging getoond hebben krachtfiguren
te zijn.
Of het loon daalde of steeg. Of de bijdrage
hoog was of laag. Of de arbeid de verlangde
resultaten bracht of niet, zij bleven dezelfden,
de echte, vaste werkers.
Voorbeelden van trouw en toewijding.
Aan zulke sterke mannen is behoefte. Dat
maakt een beweging werkelijk krachtig.
We hebben allen ons georganiseerd in
eigen organisatie, daar willen we ons nu ook
voor geven. Zonder strijd geen overwinning.
Met vastberadenheid voortgewerkt; elkaar
versterken in dezen tijd en ieder die nog van
verre staat tot de christelijke vakbeweging
brengen, dat is ons aller plicht.
In het Hollandsch Familieblad „Eigen Haard"
wordt geschreven over het anti-semitisme in
Duitschland, naar aanleiding van het bij de
Hollandia-drukkerij te Baarn verschenen boek
van Ir. Egberts: „Het anti-semitisme critisch
bezien)."
De schrijver schetst hoe het Jodendom een
zeer vooraanstaande plaats in het economische
leven van West-Europa heeft ingenomen en
het blad wijst er verder op
„Ook in de politiek heeft «het tot dusver
zijn rol gespeeld, zooals uit de volgende blad
zijden' in het boek, gewijd aan „Het Joden
dom in de politiek" blijkt en bij zijn bespre
king over dit onderwerp bestrijdt de schrij
ver dadelijk de meening, als zoude anti-semi
tisme een „kapitalistische uitvinding zijn. Anti
semitisme, aldus de Russische Jood Salomon
Lourié, is niet ontstaan door tijdelijke of toe
vallige oorzaken, maar door deze of gene
eigenschappen, die het Joodsche volk steeds
eigen zijn. Daarom moet men verwerpen de
verklaring van het anti-smitisme uit toeval-
vallige economische, religieus of politieke
conjuncturen.
Er is hier echter een vicieuse cirkel. De
Jood is, door zijn verspreding over de geheele
wereld, internationaal. Hierdoor kwam het
Jodendom er dikwijls toe, om die partijen te
ondersteunen, die op het nationale minder
nadruk leggen, dat zijn dus de z.g. linksche
partijen. Verder is rechts dikwijls voor pro
tectie, links voor vrijhandel, wat den min of
meer internationalen Joodschen koopman meer
toelacht. En ten slotte vergete men niet, dat
rechts in Europa meest samenvalt met Chris
telijk, waardoor het begrijpelijk is, dat de
Jood in het einde niet zal stemmen voor de
partijen, die de autoriteit van een voor den
Jood valschen profeet erkennen.
Voegt men hier nu nog bij, dat vele Joden
blijkbaar in het Marxisme een zaakje zien,
waarin winst zit, dan blijkt uit het boven
staande, dat de steun, die dit Marxisme steeds
van vele Joden heeft ondervonden, logisch en
voor de hand liggend is. Over de vooraan
staande positie, die de Joden steeds in de
linksche en uiterst-linksche politiek hebben
ingenomen, volgen hieronder enkele bijzon
derheden.'
„Na deze uitweiding bespreekt hij dan het
Marxisme en het Jodendom. Toegevende, dat
er geen aanleiding is, Marx ten laste te leg
gen, dat hij het Marxisme zag als een middel,
om eigen voordeel of dat zijner rasgenoerten
na te jagen, wijst de schrijver er op, hoe de
oudere leiders van het Marxisme al dadelijk
voor een groot deel uit Joden bestonden
Lasalle, Bernstein, Kautsky en Adler. Wat
onzen tijd betreft, noemt hij namen als die
van Leon Blum, Rosenfeld, Millerand (een
halve Jood), Samuel Gom pers en Bela Kun.
Het sprekendste voorbeeld levert echter Rus
land. De Russische revolutionaire emigranten
voor den oorlog bestonden voor een groot
deel uit Joden. Toen kort na de omwenteling
in 1917 de befaamde trein met terugkeerende
bannelingen uit Zwitserland terugkeerde, wa
ren er van de 224 communisten in dezen
trein 170 Joden en een evenredig groot per
centage der latere leiders van de beweging,
die met de vestiging van de Sovjet-republiek
eindigde, behoorde tot het oude volk. Niet
oninteressant is het, te vernemen, dat de goed-
Russisch klinkende namen, die algemeen be
kend zijn, niet dan pseudoniem zijn: Trotzky
heet eigenlijk Bronstein, Zinovjev: Apfelbaum,
Kamenev: Rosenfelt, Litwinov: Fingelstein,
Sokolnikov: Brilliant, Beckharin: Rotstein,
Radek: Sobelson. „Voelt men", zoo vraagt
de schrijver, „zich nu niet verplaatst naar het
Beloofde Land Maar daarnaast heeft men
ook een groot aantal Joden, die althans
naar het schijnt geen Russische namen heb
ben aangenomen, zoo bijvoorbeeld de massa
moordenaar Uritskiy, (de latere vermoorde
leider van de Tsjeka), de eerste assistent
van Stalin Kaganovitch, de jurist Krilenko, de
leider van de G.P.Oe Riosenman, de gezant
te Parijs Dowkalewski, de vroegere gezant
te Berlijn Yoffe en anderen.
In den Raad van Volkscommissarissen wa
ren in 1931 blijkens het niet-anti-semitische
blad „Auf der Warte" van de 22 leden 17
Joden en het blad constateerde tot besluit:
In het algemeene zijn er onder de Sovjetleiders
34 Letten, 30 Russen, 12 Armeniërs, 10 Duit-
schers, doch447 Joden.
„Hoe afwijzend men moge staan tegenover
de beknotting van vrijwel alle rechten, die de
Duitsche Jood in onze dagen te verduren
heeft, met feiten en cijfers als waarvan hier
boven gewaagd werd voor oogen, is het be
grijpelijk, dat in een nationale beweging, die
het zich als plicht stelt een dam op te werpen
tegen' een wassenden vloed van marxisme en
communisme, het anti-semitisme tot uiting
komt. De wijze waaropdat is een andere
kwestie. Het Jodendom heeft zwaarder stor
men dan thans in Duitschland woeden het
hoofd geboden en daarmede het bewijs ge
leverd, dat geweldadige vervolging het niet
vernietigen kon, een waarheid, die hen, die
in onze dagen ginds den Jood negeeren, be
moeilijken en verjagen, tot nadenken moge
stemmen."
In het muziektijdschrift „Symphonia" lazen
wl) o.a. 't volgende over den componist Brahms,
wiens lOOen geboortedag wij den 7en Mei her
dachten
Het kan niet worden ontkend, dat de kunst
van Brahms niet direct tot de massa gaat.
Eerst later dringt hij daartoe door. Misschien
is dat óók één der oorzaken, dat jonge radi
cale musici hem soms zoo hevig afmaken. Zij
gunnen zich geen tijd en dat is voor Brahms
noodig. Aanvankelijk richt hij zich tot de
enkelen die hem begrijpen. En dan weet hij
te pakken en te boeien, mee te sleepen door
de groote lijn, door de groote diepte zijner
gedachten, door den adel en schoonheid zijner
melodiek, door het pittige en kernachtige van
zijn rhytme.
De fouten die zijn bestrijders zoo over
dreven sterk in hem afkeuren zijn misschien
aanwezig, echter zeer zeker niet in die mate
als zij beweren; zij wegen bovendien ten volle
op tegen zijn groote en goede hoedanigheden.
Laten wij dankbaar zijn, dat ons een kunste
naar als Brahms gegeven is om ons te doen
genieten van het vele mooie en schoone, dat
hij zoo ruimschoots geschonken heeft.
We lezen in het Chr. Weekblad „Pniël" het
volgende
UIT SATANSLAND.
In de stad Moskou staat nü nog ongeveer
tien procent der kerken ter beschikking van
de christenen. Maar nog slechts de helft daar
van kan vrijelijk gebruikt worden. In Ghar-
kow, de hoofdstad der Ukraine, zijn zeven
tig procent van alle kerken „geliquideerd".
In alle steden heeft men bij voorkeur de cen-
traal-gelegen kathedralen in de lucht laten
springen, afgebroken of voor andere doelein
den bestemd, in de dorpen overal waar meer
dan één kerk was de „overtollige" heilig
dommen weggedaan. Naar cèn zeer matige
berekening zijn thans in Rusland 50 procent
van alle kerken als zoodanig vernietigd.
Vooral de talrijke Duitsdie gemeenten zijn
zwaar getroffen, daar alle scholen door den
Staat zijn geconfiskeerd en in deze gemeenten
gewoonlijk kerk en school in één gebouw
samengevoegd waren. En hadden de gemeen
ten een eigen kerkje, dan is dat bijkans overal
haar afgenomen. In Zuid-Rusland zijn onge
veer 75 procent van alle godshuizen gesloten.
Een gemakelijk middel is: aan de gemeente
een onzinnig hooge belasting op te leggen.
Kan zij die niet betalen, dan wordt haar kerk
gebouw in beslag genomen. En altijd sterker
wordt deze stelselmatige onderdrukking, want
de tijd nadert, in het plan der Godloozen
vastgesteld, dat er in het geheele Russische
Rijk geen enkele kerk, geen enkel bedehuis
meer gevonden zal worden.
Millioenen christenen zijn eenvoudig ruw
weg vermoord. Millioenen zijn verbannen en
worden daar langzaam, maar zeker vermoord.
Eiken dag, elk uur worden er martelaren
gekweekt, daar waar de Satan zijn troon
heeft. Doch wie, die in Christus gelooft, is
niet vast verzekerd, dat de toekomst aan
Hem, en niet aan Satan met zijn aanhangers
behoort Laat ons niet ophouden dat onge
lukkige land in den gebede te gedenken en
te bidden da,t althans deze schande ons
vaderland bespaard blijve, waarvoor Engeland
en Duitschland niet terugschrikken, met deze
barbaarsche Regeering banden van vriend
schap en officieele betrekking aan te knoopen.
En laat ons onze stille eerbiedige bewondering
niet onthouden aan die menigte van marte
laren, die alleen om hun getuigenis van Jezus
door deze roode duivels zwaarder lijden te
verduren hebben dan ooit in de bloedige blad
zijden der kerkgeschiedenis werd opgeteekend.
G
MIJN HART IS ALS DE ZEE.
Mijn hart is als de groote zee,
In onrust bij bang storm getij,
Als al de golven zij aan, zij,
Aanstormen op de strakke reê.
Als nood en smart verdonk'ren 't zwerk
En vreugdezon schijnt uitgedoofd.
Als 't leed mijn laatste uitzicht rooft
En alles stuk slaat wreed, en sterk.
Mijn hart is als de groote zee,
Als 't golvenspel in kalmen loop.
Smaragdgroen in zijn blijdste hoop
In 't spiegelvlak van diepen vreê.
Spreek, Heiland, Koning van mijnjiart,
„Gij golven, effent u, Ik wil
Gij ruwe stormwind, zwijg, wees stil
In wanhoopsnacht van leed en smart.
(Pniël).
W. A. T HART.
HET JUISTE ANTWOORD.
Gedurende een tijd van geestelijke opwekking
in een der steden van Duitschland, waren som
mige kinderen genoodzaakt bij een der predi
kanten ter catechisatie te gaan. Deze predikant
v/as echter ongeloovig en dus ook een groot
vijand van de opwekking.
Bij de eerste catechisatie na de opwekking,
vroeg hij gramstorig ..Wie van ulieden is ook
bekeerd
Vijf der kinderen stonden op, terwijl de
anderen proesten van het lachen.
,,En vertel mij nu eens hoe dat gegaan is",
zeide de dominé. Schuchter antwoordde het eene
kind. dat hij zijn zonde had leeren gevoelen en
de Heere hem toen geholpen had om in Jezus
te gelooven en zijn hart met vrede had vervuld.
Geheel vertoornd wilde de predikant weten,
waarom het kind niet terstond met zijn be
zwaren tot hem was gekomen. „Omdat de Heere
Jezus zegtKomt allen tot Mij", was het juiste
antwoord.
Zie Psalm 8 vers 3.