L UIT HET WOORD J ONDER REDACTIE VAN Prof. Dr. I SEVERIJN, Utrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; 0. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen PREDIKBEURTEN SS WAAROVER WE H LAZEN &a..^/—K- -v".'^^"~ r VOOR DEN ZONDAG OP ZONDAG 28 MEI 1933 NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 (H. A.) en's av. 6,30 uur (Nabetr.) Ds. van Asch. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6,30 uur Prof. Severijn van Utrecht. Stad aan 't Haringvliet, v.m. leesdienst en 's av. Ds. Polhuijs. Den Bommel, v.m. 9,30 leesdienst en 's av. o uur (o.t.) Ds. Fokkema uit Amstelveen (extra 3-maandel. collecte voor de Kerk). Ooltgensplaat, v.m. 9,30 Ds. J. Fokkema van Amstelveen (bev. Ds. J. D. Kleijne) en n.m. 1 uur Ds. J. D. Kleijne (Intrede). Oude Tonge, v.m. 9,30 leesdienst en s av. o uur Ds. Verkerk. Nieuwe Tonge, v.m. 9,30 leesdienst en s av. 6 uur Ds. Bouw van Melissant (Doop en 'beide diensten maandel. collecte). Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur (o. t.) de heer Over weel. Melissant, v.m. Ds. Bouw (maandel. collecte). Stellendam, van. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, vm Ds. Verkerk van O-ude Tonge (H. A.) Guddorp, v.m. en n.m. Ds. van Ameide. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6,30 uur Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. Ds. Schaafsma en n.m. lees- dieiïst. Ooltgensplaat, v.m. 9,30 leesdienst en n.m. 2 uur Ds. Schaafsma van Den Bommel. Melissant, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van Lummel van Zuidland. Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. van Lummel van Zuidland. CHR. GEREIF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6,30 uur Ds. Laman. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6,30 u. leesd. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9,30, n.m, 2 en s av. 6 u. (o.t.) leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, geen dienst. Van de overige gemeenten geen rpgaar. STICHTELIJKE 0VERDENKIN8 GEHEVEN HANDEN. Eo Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. Lucas 24 50. De Heere heeft op tweeërlei wijze afscheid genomen van Zijn discipelen. Anders vóór Zijn dood en anders nu met Zijn hemelvaart. En het is de moeite waard, dat dubbele afscheid nader te bezien, en het eerste met het tweede te vergelijken. Wat was het laatste woord, dat Jezus, voor Zijn dood tot de discipelen zeide, als zij nog bijeen waren met Hem Het was een somber aischeidswoord „Voorwaar lk zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht allen aan Mij geërgerd zult worden want er is geschreven: lk zal den herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden." Daarmede geeft de Heere Zijn dis- cipelenschaar wel een droevig afscheid, Maar het is gekomen, zooals Hij ge zegd had. Die ergernis en die ver strooiing was er reeds, toen Jezus ge vangen genomen werd, enkele uren later, en de discipelen allen gevlucht zijn, Hem verlatende. Maar die ergernis en verstrooiing werd tot algeheele verslagenheid en verbijstering in het oogenbiik, waarin de Heiland Zijn handen ophief, om er de nagelen door te laten drijven, in dat moment, waarin Zijn kruishout werd opgericht voor aller oog. Die eerste opheffing der handen was den discipelen een verschrikking, een ergernis, een volslagen verstrooiing. Die geheven handen, genageld aan het kruis, spraken voor hun verslagen zie len van den vloek Gods op hun Meester- rustende. De gehangene aan het hout, was Gode een vloek! Toen deed dé ergernis Zijn gansch en al ter aarde stortend, werk. Over dezen steen des aanstoots zijn ook Jezus' jongeren ge struikeld. Volkomen werd toen de ver strooiing zij verloren Hem, in Wien zij hun eenheid en samenwerking ge vonden hadden. De Gezegende des Vaders aan het vloekhout, het was niet in te denken, niet door te denken, een kreet van wanhopig verdriet en radeloosheid kwam uit het diepst hunner ziel op, nog ten derden dage klagend naklinkend in den mond der Emmaüsgangers„En wij hoopten, dat Hij degene was, die Israël verlossen zou 1" Dit was het afscheid vóór Zijn dood, geheven handen, doorboorde handen aan het kruis genageld, stille getuigen van Gods vloek over den Middelaar. En zie hier nu het tegenbeeld, de pendant, als Jezus ten hemel vaart. Hier zien wij weer de geheven handen. Waarin nog de teekenen der nagelen te zien zijn. Maar het is nu den dis cipelen geen verschrikking meer, onder die geheven handen te staan, en er naar op te zien, veeleer een groote vertroosting zich te mogen nederbui- gen onder die geheven, nu zegenende, handen. Nu is de ergernis, van te voren weggenomen. Nu heeft hen de Heere verklaard, hoe Hij in de eerste ophef fing der handen de vervloeking, die op hen lag, op Zich geladen heeft, opdat Hij nu, met de tweede opheffing der handen, hen allen met Zijn zegening vervullen zou. Nu is de verstrooiing geëindigd, want Jezus, is de Goede Herder ge bleken, die Zijn leven zet voor de schapen, een Herder, die weerkeert, om Zijn kudde bijeen te vergaderen. Hun eenheid hebben zij nu terugge vonden in Hem onder Zijn zegenende handen buigen zij zich met groote begeertgheid neder. Immers, hoe overvloedig is de zegen, die van deze doorboorde handen op Zijn discipelen neerdruipt. De zegen van Christus is de volledige vervanging en opheffing van den vloek, die eerst op den zondaar rustte. Een schat van zegeningen verwierf de Heere voor de Zijnen, door te dragen den vloek en den toorn Gods over hun zonden. Aanneming tot kinderen en erfge namen, toegang tot den troon en het heiligd m Gods, genade en vrede, rechtvaardigheid en heiligheid, weder ge oorte en bekeering, kennis en liefde, sterkte en blijdschap, herschepping naar ziel en lichaam, een weelde van heinelsche gaven deelt de Heiland mee, in de opheffing Zijner handen over de gekochten door Zijn bloed. Er staat in het volgende versdat Hij hen zegende, terwijl Hij van hen scheidde. Zoo hebben de discipelen Jezus 't laatst gezien. Zoo zegenende, Zijn handen geheven, moeten zij zich Zijner altijd herinneren. Want van uit den hemel nog immer de handen uit breidende over de Zijnen, zendt Hij overvloed van genade in Zijn gemeente neer. Deze uitgebreide handen, zegenend geheven, zullen in gedachtenis blijven bij de gemeente van Christus en bij allen, die in Jezus hun Zaligmaker hebben leeren kennen, zoodat ze de vertroosting daarvan mogen ontvangen, iederen dag. De uitgebreide handen van Jezus, zooals zij aan het kruishout genageld werden, zijn wèl in gedachtenis ge bleven, en zijn talloos malen uitgebeeld. Maar veel meer nog moest ons steeds weer de gestalte voor oogen staan van den Heiland, zooals Hij het laatst gezien is, de Heiland met de zegenend ge heven handen. Want dit is Zijn werk door de eeuwen heen. Waarom de wereld veel meer ge boeid v.ordt door de geheven handen, aan het kruis geklonken Is het mis schien, omdat ze daarin niet zieteigen zonde, eigen vloek, eigen verwerpelijk heid voor God Hoemeer gij uw vloekwaardigheid leert inzien, des te zaliger is het voor uw ziel, onder die zegenend geheven handen te buigen, en weg te schuilen tegen den vloed van Gods verbolgen heid. Wie onder die handen, om ge nade smeekend, buigt, die zal gezegend zijn, nu en in eeuwigheid. I A-vr-m In „De Wandelaar" lezen wij o.a. in een artikel van H. I. over het koudwater-akwarium „Willen we waterdieren in een aquarium in gezonden, levenslustigen toestand houden, dan dienen we te zorgen, dat het water, waarin ze leven moeten, voor hen geschikt is en «blijft, dat de factoren, die voor hun gezondheid noodig zijn, aanwezig zijn en dat schadelijke invloeden zooveel mogelijk ontbreken. In de allereerste plaats dienen we te zor gen, voor een voldoenden zuurstofvoorraad. Zonder zuurstof geen ademhaling, dus ook geen leven. In het water bevindt zich zuur stof in opgelosten toestand, maar wanneer veel visschien, in een beperkte hoeveelheid water moeten leven, is die voorraad snel uit geput, Wanneer een jongen zijn in een vrijen middag gevangen stekeltjes, die 's avonds nog zoo vroolijk in hun inmaakglas rondzwom men, den volgenden morgen op onverklaar bare wijze allemaal dood vindt, is hiervan alleen zuurstofgebrek de oorzaak. Wanneer het water arm aan zuurstof begint te worden, gaan alle visschen naar boven, niet om, zoo als meestal gezegd wordt, lucht te happen, maar om de zuurstof uit de bovenste water- lagen, die door diffusie vanuit de dampkrings lucht eenigszins ververscht wordt, te gebrui ken. Tot ook deze onvoldoende blijkt en de verstikkingsdood volgt. We moeten dus voor zuurstofverversching zorgen, en voor overbevolking waken, voor al in den zomer, wanneer het warmere water minder opgeloste zuurstof kan bevatten dan in den winter, als de watertemperatuur lager is. In een aquarium, waarin veel visschen moeten leven, kunnen we dan een doorluch- tingsapparaat gebruiken, dat de lucht in kleine belletjes in het water drijft, maar beter is het niet te veel visschen bijeen in een bak te doen en voor de zuurstofvoorziening de natuurlijke producenten te gebruiken, de plan ten. Deze zijn in elk aquarium onmisbaar, ook in een kunstmatig doorgelucht, al was het alleen maar uit aesthetische overwegingen. Een plant haalt, als levend wezen, ook adem, vermindert dus ook den zuurstofvoor raad, die in het water aanwezig is. Maar veel sterker dan deze ademhaling is de koolzuur- assimilatie: het chlorophyl, het bladgroen, neemt onder invloed van het licht koolzuur gas op en geeft zuurstof af. Een groene, levende plant brengt dus, bij voldoende be lichting, versche zuurstof in het water en onttrekt er koolzuurgas aan. Dit is juist wat we noodig hebben, en wanneer we nu maar zorgen, dat we ons aquarium van voloende planten voorzien, dat die planten voldoende licht hebben en krach tig kunnen groeien, is ons aquarium in even wicht, de kringloop is gesloten: de planten geven zuurstof af, die voor de visschen een onmisbare leven voorwaarde is, terwijl de vis schen de planten van koolzuurgas voorzien." In „De Christelijke Landarbeider" lazen wij STERKE MANNEN. We leven in een tijd, waarin men vraagt naar sterke mannen. Naar zulke mannen, die wat durven. Met al het bekoorlijke wat aan zulke manrieni is, is er bij velen, die het daar uitsluitend en alleen' van verwachten, toch iets of misschien wel veel, dat op menschen- vergoding lijkt. Gelukkig als er sterke mannen zijn, die hun kracht van God verwachten. Die zijn inder daad sterk, omdat zij zichzelf zwak weten, doch kracht en wijsheid van den Heere hun God verkrijgende, durven ze alles trotseeren. Zoo zien we een Luther strijden. Een Wil lem van Oranje, d-eni Vader des Vaderlands. En zulke strijders zijn er Gode zij dank nog. Sterke mannen zijn er ook in onze ge lederen. Eenvoudige mannen, met weinig ge leerdheid en reuzen. Zij zijn het, wier kracht niet school in vele en groote woorden, niet in critiek op schier alles, doch het was hun geven aan het werk der christelijke vakbeweging, op zulk een wijze, dat door hun optreden velen werden gewonnen. Zij zijn in alle omstandigheden vaandel dragers gebleven. Zelfs in hun ouderdom bleven ze met liefde medeleven.. Het was hun een zaak des harten. Het zijn die mannen en vrouwen, die be grepen hebben, dat onze arbeidende stand moet vereenigen onder eigen banier. Die vanaf het begin, principieel de christe lijke vakbeweging verdedigden en practisch in die beweging getoond hebben krachtfiguren te zijn. Of het loon daalde of steeg. Of de bijdrage hoog was of laag. Of de arbeid de verlangde resultaten bracht of niet, zij bleven dezelfden, de echte, vaste werkers. Voorbeelden van trouw en toewijding. Aan zulke sterke mannen is behoefte. Dat maakt een beweging werkelijk krachtig. We hebben allen ons georganiseerd in eigen organisatie, daar willen we ons nu ook voor geven. Zonder strijd geen overwinning. Met vastberadenheid voortgewerkt; elkaar versterken in dezen tijd en ieder die nog van verre staat tot de christelijke vakbeweging brengen, dat is ons aller plicht. In het Hollandsch Familieblad „Eigen Haard" wordt geschreven over het anti-semitisme in Duitschland, naar aanleiding van het bij de Hollandia-drukkerij te Baarn verschenen boek van Ir. Egberts: „Het anti-semitisme critisch bezien)." De schrijver schetst hoe het Jodendom een zeer vooraanstaande plaats in het economische leven van West-Europa heeft ingenomen en het blad wijst er verder op „Ook in de politiek heeft «het tot dusver zijn rol gespeeld, zooals uit de volgende blad zijden' in het boek, gewijd aan „Het Joden dom in de politiek" blijkt en bij zijn bespre king over dit onderwerp bestrijdt de schrij ver dadelijk de meening, als zoude anti-semi tisme een „kapitalistische uitvinding zijn. Anti semitisme, aldus de Russische Jood Salomon Lourié, is niet ontstaan door tijdelijke of toe vallige oorzaken, maar door deze of gene eigenschappen, die het Joodsche volk steeds eigen zijn. Daarom moet men verwerpen de verklaring van het anti-smitisme uit toeval- vallige economische, religieus of politieke conjuncturen. Er is hier echter een vicieuse cirkel. De Jood is, door zijn verspreding over de geheele wereld, internationaal. Hierdoor kwam het Jodendom er dikwijls toe, om die partijen te ondersteunen, die op het nationale minder nadruk leggen, dat zijn dus de z.g. linksche partijen. Verder is rechts dikwijls voor pro tectie, links voor vrijhandel, wat den min of meer internationalen Joodschen koopman meer toelacht. En ten slotte vergete men niet, dat rechts in Europa meest samenvalt met Chris telijk, waardoor het begrijpelijk is, dat de Jood in het einde niet zal stemmen voor de partijen, die de autoriteit van een voor den Jood valschen profeet erkennen. Voegt men hier nu nog bij, dat vele Joden blijkbaar in het Marxisme een zaakje zien, waarin winst zit, dan blijkt uit het boven staande, dat de steun, die dit Marxisme steeds van vele Joden heeft ondervonden, logisch en voor de hand liggend is. Over de vooraan staande positie, die de Joden steeds in de linksche en uiterst-linksche politiek hebben ingenomen, volgen hieronder enkele bijzon derheden.' „Na deze uitweiding bespreekt hij dan het Marxisme en het Jodendom. Toegevende, dat er geen aanleiding is, Marx ten laste te leg gen, dat hij het Marxisme zag als een middel, om eigen voordeel of dat zijner rasgenoerten na te jagen, wijst de schrijver er op, hoe de oudere leiders van het Marxisme al dadelijk voor een groot deel uit Joden bestonden Lasalle, Bernstein, Kautsky en Adler. Wat onzen tijd betreft, noemt hij namen als die van Leon Blum, Rosenfeld, Millerand (een halve Jood), Samuel Gom pers en Bela Kun. Het sprekendste voorbeeld levert echter Rus land. De Russische revolutionaire emigranten voor den oorlog bestonden voor een groot deel uit Joden. Toen kort na de omwenteling in 1917 de befaamde trein met terugkeerende bannelingen uit Zwitserland terugkeerde, wa ren er van de 224 communisten in dezen trein 170 Joden en een evenredig groot per centage der latere leiders van de beweging, die met de vestiging van de Sovjet-republiek eindigde, behoorde tot het oude volk. Niet oninteressant is het, te vernemen, dat de goed- Russisch klinkende namen, die algemeen be kend zijn, niet dan pseudoniem zijn: Trotzky heet eigenlijk Bronstein, Zinovjev: Apfelbaum, Kamenev: Rosenfelt, Litwinov: Fingelstein, Sokolnikov: Brilliant, Beckharin: Rotstein, Radek: Sobelson. „Voelt men", zoo vraagt de schrijver, „zich nu niet verplaatst naar het Beloofde Land Maar daarnaast heeft men ook een groot aantal Joden, die althans naar het schijnt geen Russische namen heb ben aangenomen, zoo bijvoorbeeld de massa moordenaar Uritskiy, (de latere vermoorde leider van de Tsjeka), de eerste assistent van Stalin Kaganovitch, de jurist Krilenko, de leider van de G.P.Oe Riosenman, de gezant te Parijs Dowkalewski, de vroegere gezant te Berlijn Yoffe en anderen. In den Raad van Volkscommissarissen wa ren in 1931 blijkens het niet-anti-semitische blad „Auf der Warte" van de 22 leden 17 Joden en het blad constateerde tot besluit: In het algemeene zijn er onder de Sovjetleiders 34 Letten, 30 Russen, 12 Armeniërs, 10 Duit- schers, doch447 Joden. „Hoe afwijzend men moge staan tegenover de beknotting van vrijwel alle rechten, die de Duitsche Jood in onze dagen te verduren heeft, met feiten en cijfers als waarvan hier boven gewaagd werd voor oogen, is het be grijpelijk, dat in een nationale beweging, die het zich als plicht stelt een dam op te werpen tegen' een wassenden vloed van marxisme en communisme, het anti-semitisme tot uiting komt. De wijze waaropdat is een andere kwestie. Het Jodendom heeft zwaarder stor men dan thans in Duitschland woeden het hoofd geboden en daarmede het bewijs ge leverd, dat geweldadige vervolging het niet vernietigen kon, een waarheid, die hen, die in onze dagen ginds den Jood negeeren, be moeilijken en verjagen, tot nadenken moge stemmen." In het muziektijdschrift „Symphonia" lazen wl) o.a. 't volgende over den componist Brahms, wiens lOOen geboortedag wij den 7en Mei her dachten Het kan niet worden ontkend, dat de kunst van Brahms niet direct tot de massa gaat. Eerst later dringt hij daartoe door. Misschien is dat óók één der oorzaken, dat jonge radi cale musici hem soms zoo hevig afmaken. Zij gunnen zich geen tijd en dat is voor Brahms noodig. Aanvankelijk richt hij zich tot de enkelen die hem begrijpen. En dan weet hij te pakken en te boeien, mee te sleepen door de groote lijn, door de groote diepte zijner gedachten, door den adel en schoonheid zijner melodiek, door het pittige en kernachtige van zijn rhytme. De fouten die zijn bestrijders zoo over dreven sterk in hem afkeuren zijn misschien aanwezig, echter zeer zeker niet in die mate als zij beweren; zij wegen bovendien ten volle op tegen zijn groote en goede hoedanigheden. Laten wij dankbaar zijn, dat ons een kunste naar als Brahms gegeven is om ons te doen genieten van het vele mooie en schoone, dat hij zoo ruimschoots geschonken heeft. We lezen in het Chr. Weekblad „Pniël" het volgende UIT SATANSLAND. In de stad Moskou staat nü nog ongeveer tien procent der kerken ter beschikking van de christenen. Maar nog slechts de helft daar van kan vrijelijk gebruikt worden. In Ghar- kow, de hoofdstad der Ukraine, zijn zeven tig procent van alle kerken „geliquideerd". In alle steden heeft men bij voorkeur de cen- traal-gelegen kathedralen in de lucht laten springen, afgebroken of voor andere doelein den bestemd, in de dorpen overal waar meer dan één kerk was de „overtollige" heilig dommen weggedaan. Naar cèn zeer matige berekening zijn thans in Rusland 50 procent van alle kerken als zoodanig vernietigd. Vooral de talrijke Duitsdie gemeenten zijn zwaar getroffen, daar alle scholen door den Staat zijn geconfiskeerd en in deze gemeenten gewoonlijk kerk en school in één gebouw samengevoegd waren. En hadden de gemeen ten een eigen kerkje, dan is dat bijkans overal haar afgenomen. In Zuid-Rusland zijn onge veer 75 procent van alle godshuizen gesloten. Een gemakelijk middel is: aan de gemeente een onzinnig hooge belasting op te leggen. Kan zij die niet betalen, dan wordt haar kerk gebouw in beslag genomen. En altijd sterker wordt deze stelselmatige onderdrukking, want de tijd nadert, in het plan der Godloozen vastgesteld, dat er in het geheele Russische Rijk geen enkele kerk, geen enkel bedehuis meer gevonden zal worden. Millioenen christenen zijn eenvoudig ruw weg vermoord. Millioenen zijn verbannen en worden daar langzaam, maar zeker vermoord. Eiken dag, elk uur worden er martelaren gekweekt, daar waar de Satan zijn troon heeft. Doch wie, die in Christus gelooft, is niet vast verzekerd, dat de toekomst aan Hem, en niet aan Satan met zijn aanhangers behoort Laat ons niet ophouden dat onge lukkige land in den gebede te gedenken en te bidden da,t althans deze schande ons vaderland bespaard blijve, waarvoor Engeland en Duitschland niet terugschrikken, met deze barbaarsche Regeering banden van vriend schap en officieele betrekking aan te knoopen. En laat ons onze stille eerbiedige bewondering niet onthouden aan die menigte van marte laren, die alleen om hun getuigenis van Jezus door deze roode duivels zwaarder lijden te verduren hebben dan ooit in de bloedige blad zijden der kerkgeschiedenis werd opgeteekend. G MIJN HART IS ALS DE ZEE. Mijn hart is als de groote zee, In onrust bij bang storm getij, Als al de golven zij aan, zij, Aanstormen op de strakke reê. Als nood en smart verdonk'ren 't zwerk En vreugdezon schijnt uitgedoofd. Als 't leed mijn laatste uitzicht rooft En alles stuk slaat wreed, en sterk. Mijn hart is als de groote zee, Als 't golvenspel in kalmen loop. Smaragdgroen in zijn blijdste hoop In 't spiegelvlak van diepen vreê. Spreek, Heiland, Koning van mijnjiart, „Gij golven, effent u, Ik wil Gij ruwe stormwind, zwijg, wees stil In wanhoopsnacht van leed en smart. (Pniël). W. A. T HART. HET JUISTE ANTWOORD. Gedurende een tijd van geestelijke opwekking in een der steden van Duitschland, waren som mige kinderen genoodzaakt bij een der predi kanten ter catechisatie te gaan. Deze predikant v/as echter ongeloovig en dus ook een groot vijand van de opwekking. Bij de eerste catechisatie na de opwekking, vroeg hij gramstorig ..Wie van ulieden is ook bekeerd Vijf der kinderen stonden op, terwijl de anderen proesten van het lachen. ,,En vertel mij nu eens hoe dat gegaan is", zeide de dominé. Schuchter antwoordde het eene kind. dat hij zijn zonde had leeren gevoelen en de Heere hem toen geholpen had om in Jezus te gelooven en zijn hart met vrede had vervuld. Geheel vertoornd wilde de predikant weten, waarom het kind niet terstond met zijn be zwaren tot hem was gekomen. „Omdat de Heere Jezus zegtKomt allen tot Mij", was het juiste antwoord. Zie Psalm 8 vers 3.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 7