GIJ. SUIKEILIJDERS,. ie middellandsir. 49 Rolterdam EE1T HOEKJE VOOï? TTKOIË^T 2=Z2>TB Ingezonden Stukken. Voor de Vrouw. Voor de Jeugd, VERSTIJFD DOOR RHEUMATIEK. Liet alle tanden trekken. Maar de verbetering kwam door iets anders. We hebben juist mededeeling gekregen van een zeer' merkwaardig herstel van ernstige rheumatiek. De ernstige toestand van dezen man en den stap, die ten slotte leidde tot zijn herstel, heeft hij in den volgenden brief be schreven „Jaren lang leed ik aan rheumatiek. Ik had al mijn tanden laten trekken, maar ik merkte geen verbetering. Ejeni jaar geleden werd ik voor 14 weken opgenomen, zoo goed als ver stijfd. Toen ik thuis kwam, ging ik door met medicijnen nemen, maar ik begon toch weer achteruit te gaan. Een vriend van me liet mij JKruschen Salts probeeren en met vreugde kan ik nu constateeren, dat ik sinds dien tijd steeds vooruit ben gegaan. H. P. Geen middel kan blijvende verbetering bren gen van rheumatiek, tenzij het drie verschil lende werkingen verricht. Deze zijn a. neutra liseering van het kwaadaardig urinezuur, dat de pijn veroorzaaktb. verdrijving van het urine zuur uit het lichaam c. voorkoming van ver dere ophooping van urinezuur. De zes verschillende zouten in Kruschen nu verrichten alle drie genoemde functies. Twee der ingrediënten in Kruschen vormen het meest werkzame oplossingsmiddel van urinezuur, dat de medische wetenschap kent. Andere zouten in Kruschen hebben een aansporenden invloed op de afvoerorganen en helpen zoodoende om het opgeloste urinezuur langs dén natuurlijken weg te verwijderen. Weer andere zouten voor komen, dat voedselresten in de ingewanden zouden gisten en maken daardoor onmogelijk, dat er weer een teveel aan kwaadaardig urine zuur kan ontstaan. Dat is de oorzaak van de blijvende verbetering door „de kleine, dage- lijksche dosis". Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten a 0.90 'enl 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. (Adv.) Welke plaats zullen wij, opvoeders, in nemen in de jeugdherinneringen onzer kinde ren Ach nee ik bedoel nietzullen ze later wel over ons praten dan, als wij er niet meer zijn, maar als onze portretten aan hun muren hangen, zooals de portretten van onze ouders hangen aan de wanden van onze huis kamers. 't Lijkt me een zielig en triest gedoe er voor te moeten zorgen in je opvoeding, dat je kinderen je later niet gauw zullen vergeten zijn. Wat ik bedoel is ditZullen onze kinderém later kunnen zeggen Vader, Moeder, mijn leider, mijn onderwijzer hebben me leeren vechten ze hebben me geleerd de zonde, ook de liefste en mooiste zonde, de zonde, die, zooals ik een vriend eens 'hoorde zeggen, de zonde, die jong is en schoon, tóch zonde, tóch kwaad, tóch afschuwelijk te noe men Ze hebben me door hun eigen voor beeld, door hun eigen leven getoond, wat strijd is, ook wat overwinning is ook wat nederlaag is, ook wat wederopstanding en wat overwinningsheerlijkheid is Nog eenszullen onze kinderéns zoo over ons spreken, als wij er niet meer zijn Zie 'hier wordt aangeduid wat ik bedoel. Onze persoonlijkheid moet de inzet z ij n bij ons werk, als predikant, als onderwijzer. Dan komt het goed. En dan behoeven wij heusch niet te klagen over de opleidingen van eigen bodem Dan steken wij boven alle an dere landen uit UITKIJK. die genezing zoekt, vraagt gratis brochure „Kruiden geneeswijze Priester HAHON" Drogisterij Verwaal VEREENIGING CENTRALE VEILING VOOR GOEREE EN OVERFLAKKEE- JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 1932—-1933. Bij de samenvatting onzer werkzaamheden over het afgeloopen jaar moeten wij een nog somberder toon laten hooren dan het voor gaande jaar. We hadden zoo vurig gehoopt, dat dit jaar ons de verbeide opluchting zou brengen, doch het keerpunt is blijkbaar nog niet bereikt. Nog steeds dieper zakken wij in het moeras. De donkere wolken blijven zich nog altijd hoo- ger en hooger opstapelen. Het is niet te ver wonderen, dat men daaronder op den duur moe deloos wordt, doch het mag nimmer onverschil ligheid tengevolge hebben. Onze land- en tuinbouwers brachten met nieu we energie hun akkers in exploitatie en zagen met trots, hoe hunne met zooveel zorg gekweekte producten uitgroeiden tot een rijken oogst. Ech ter heeft men moeten ondervinden, dat een rijke oogst geen welvarend bedrijf verzekert. Een belangrijk deel van den oogst ligt nog op het land en de hoop, om dit nog tegen loonende prijzen af te zetten, hebben onze landbouwers reeds op ge ge Ven!. Het is voor den buitenstaander zeer gemakke lijk om moed in te spreken, doch om moed te houden is voor den getroffene minder gemak kelijk. Hij, die in de goede jaren prijs gesteld heeft op zijn financiën, is in staat geweest om een kleine spaarpot te vormen, om zijn inventaris te vernieuwen en te verbeteren, zijn veestapel op hooger peil te brengen, enz. enz., zoodat hij de eerste klappen wel heeft kunnen opvangen, doch tegëni een crisis, die thans den land- en tuinbouw teistert, is de meest zuinige, oppas sende, vlijtige werker niet opgewassen. Zijn reserve is uitgeput, zijn inventaris vraagt om onderhoud en vernieuwing, zijn bezittingen zijn tot op het uiterste bezwaard en belast, zoodat geen credieten meer aan hem worden verleend en toch moet hij verder, want zijn gezin vraagt iederen dag om verzorging. Het menschelijk vernuft, zoowel op technisch als op economisch gebied, heeft de productie weten op te voeren tot een hoogte, die nog nim mer is bereikt en bij dit resultaat ziet men alles bergafwaarts gaan. Ongetwijfeld reiken de Tarwewet, Zuivel- wet, Bietenwet, enz. ons de helpende hand. Ook werd het afgeloopen jaar den tuinbouw met 5,000,000 uit de schatkist gesteund, wat zeer zeker op prijs wordt gesteld, doch het blijven kwakzalversmiddelen, die lang niet voldoende zijn om den grootsten nood te lenigen. En wat zal het komende jaar ons brengen De vooruitzichten daarvoor zijn donker. Bijna alle grenzen worden hermetisch gesloten, waar door onze export ten gronde derigt te gaan. Bijna ieder land tracht het benoodigde voor mensch en dier in eigen land te produceeren. Ook wij zouden dezen weg kunnen bewan delen, ware het niet, dat wij voor verschillende grondstoffen op het buitenland waren aange wezen. Heeft er dus geen uitwisseling van onze producten plaats, dan zullen we heel veel moe ten ontberen. Invoer, waar geen uitvoer tegen over staat, is op den duur voor geen land be staanbaar. In de omzetcijfers van onze veiling komt de desolate toestand ook duidelijk tot uitdrukking. Hoewel de.aanvoer grooter was dan het vorige jaar, hebben we dit jaar voor 101,644,70 min der geveild. Geveild werd als volgt Diverse groenten 10,555,30 Zacht fruit 2,559,66 Appelen en peren, 42375 K.G. 4,234,73 Aardapelen, 1185843 K.G. 25,503,44 Diverse bessen, 14471 K.G. 3,846,11 Tomaten via veiling Rotterdam 12063 K.G. 1,103,46 Aardbeien 97986 K.G. 14,562,34 Eieren 799099 stuks 24,308,63 Uien 3930168 K.G. 120,983,78 Boter én kaas 429,78 Diverse producten 1,157,36 Totaal 209,244,46 In de samenstelling van ons Bestuur kwam dit jaar geen verandering. Aan de beurt van aftreding zijn de Heeren J. A. Slis, A. J. den Boer, G. C. van Schouwén en J. A. van Nieu- wenhuizen te Achthuizen. Het personeel bleef stationair, Aan hen past ons een woord van dank voor hun ijver en plichtsbetrachting, dit jaar betoond. Het ledental der vereeniging bedroeg 197 te gen 196 in het vorige jaar. Vergaderd werd door het dagelijksch bestuur 4 maal. door het Alg. Bestuur 6 maal, terwijl 1 maal in Algemeene Vergadering de leden bijeen kwamen. De vergaderingen kenmerkten zich door een prettige geest en een aangename samenwerking. De verstandhouding tusschen kooplieden en veiling liet niets te wenschen over. Alle koop lieden hebben regelmatig aan hunne verplich tingen voldaan, waarvoor wij hen van deze plaats gaarne een woord van dank brengen. Wij spreken de hoop uit, dat de handel en de veiling steeds naar nauwere samenwerking zul len streven en gezamentlijk een gereeden afzet voor onze producten te vinden. Op de kweekers rust de taak, om de pro ducten in hun eigen belang in prima conditie ten verkoop aan te bieden. Dit kan helaas van allen nog niet gezegd worden. Kregen we het vorige jaar op de Alg. Verg. nog een complimentje voor de behaalde winst met onzen tuin, ad. 196,36, dit jaar hebb'en de slagen van de crisis niet kunnen pareeren. De netto-opbrengst bedroeg slechts 45.82 en toch hebben wij niet minder ons best gedaan. De aanvoer van appelen en peren was dit jaar kleiner dan verleden jaar, doch de prijzen bewogen zich op hooger peil. Meer en meer ziet men door de kweekers de verschillende be^trijdiingsmidjdielen tegen allerlei onge»di|enbe toe te passen, wat niet alleen de productie ver hoogd, maar ook de kwaliteit van de vruchten ten goede moet komen. De aanvoer van zwarte bessen was ruim 7000 Kilo minder dan het vorige jaar, doch de op brengt was ruim 1000,— hooger. Het is goed merkbaar, dat verschillende kweekers tot rooij'ng van de struiken zijn overgegaan. De aardbeien» werden evenals het vorige jaar weer op dagveiling verkocht. Bij voldoenden aanvoer is deze methode verre te verkiezen bo ven het veilen in voorkoop. De gemiddelde prijs was ruim 5 cent per kilo hooger dan ver leden jaar. Enkele kweekers deelden ons mede, dat de winst weliswaar niet groot was, maar toch niet onbevredigend genoemd kon worden. Waar geen uitbreiding van kassenbouw op het eiland meer plaats vindt en in de bestaande kassen, die uitsluitend voor de druiventeelt be doeld zijn, geen tomaten meer kunnen worden gekweekt, wordt de aanvoer daarvan allengs kleiner. Lagen de prijzen 'het vorige jaar reeds verre beneden den kostprijs, dit jaar was de waardedaling nog grooter. 't Kwam zelfs voor, dat ze totaal onverkoopbaar waren. Het veilen van aardappelen in kisten neemt nog steeds toe. Wij waren genoodzaakt ons kistenmateriaal weer uit te breiden. Ruim 11000 kisten kochten wij dit jaar aan, zoodat we thans over een voorraad beschikken van ruim 28000 kisten. Hoe droevig of het ook dit jaar met de vroege aardappelprijzen gesteld was, hebben zij, die vroeg verkocht hebben, nog de hoogste prijzen gemaakt. Niemand had dan ook een dergelijke catastrofe verwacht, zooals we die thans meemaken. Het vervoer geschiedde wederom per vracht auto tot volle tevredenheid van kooper en vr- kooper. Jammer genoeg hebben we dit jaar weer moeten ervaren, dat enkele kooplieden en leden onzer vereeniging zich schuldig hebben gemaakt aan fustmisbruik. Ons Bestuur stelt zich voor, door het heffen van hooge boeten, daartegen met kracht op te treden en zal bij herhaling dergelijke koop lieden en kweekers desnoods van de veiling uitsluiten. Wij vertrouwen, dat de georganiseer de handel dergelijke practijken eveneens zal laken en zijn leden er op zal wijzen, om het ledige fust tén spoedigste terug te zenden, dit in het belang van beide partijen. Met de uien, het hoofdproduct onzer veiling is het in het laatst van de campagne slecht afgdloopen. Vóór Januari waren de prijzen redelijk te noemen, doch de half Januari intre dende vorst heeft alles bedorven. Deze heeft veroorzaakt, dat, met het oog op de groote aanwezig voorraad, niet voldoende is geruimd kunnen worden. Zoodra de dooi intrad, en de uien weer verhandelbaar waren, werden zoo danige hoeveelheden op de markt gebracht, dat de consumptie ze niet kon opnemen, met het gevolg, dat de prijzen met groote sprongen omlaag gingen. Nog e'en< vrij aanzienlijke hoe veelheid is zelfs onverkocht gebleven. Aan de hand van de gemiddelde opbrengstcijfers van het vorige jaar en van dit jaar hebben wij eens nagegaan, wat de prijsdaling van de uien voor ons eiland beteekent. We hebben n.l. berekend, dat de opbrengst van de uien dit jaar ongeveer één millioen gulden lager is dan het vorige jaar. Voegt men hierbij de minder- opbrengst van de aardappelen die, zuinig ge schat, op twee millioen gulden kan worden» gesteld, dan brengen beide producten drie mil- lien gulden minder op dan het vorige jaar. Dit beteekent een minderontvangst van 100.— per inwoner van Flakkee. Het behoeft zeker geen betoog, dat ieder, zoowel boer als niet-boer, dit aan den lijve zal voelen. De sorteeringsstations breidden zich uit met Dirksland en Herkingen. Oude Tonge daaren- tegei heeft in 't geheel geen uien aangevoerd, terwijl Ooltgensplaat verre beneden den aanvoer bleef van het vorige jaar. De stations veilden als volgtOuddorp 723.950 K.G., Goedereede 856,997 KG, Dirksland 917,272 K. G. Her kingen 490,545, KG., Middelharnis 887,081 K. G., Ooltgensplaat 53.900 K.G. Totaal 3.929,745 K.G. of 78,595 balen. Van een vlotte gebruikmaking van de sor- teeringssltatipnjs kunnen we heiaks nog niet spreken. Men hinkt nog altijd op twee gedachten, de kaai en de veiling. Blijkbaar kan men niet inzien, welk resultaat in de toekomst met de stations is te bereiken. •De groep „kat uit den boom kijkers" belem meren het streven van onze pioniers in hooge mate. Zij bevorderen immers, dat de handel zijn benoodigde kwantum altijd uit de hand kan koopen, waaruit volgt, dat de concurrentie op de veiling niet tot haar recht kan komen. Bij groote vraag, en niet voldoende aanbod uit de vrije hand, is het meermalen gebleken, dat de prijzen op de veiling de toon aangaven. Daarom roepen wij u toe: biedt elkaar de helpende hand en organiseert U in de sorteerstations. Ten slotte mogen wij niet onvermeld laten de verschillende proeven, die dit jaar zijn ge nomen met de aardappelkisten ten diénste van de uien. De abnormale regenval in den versche nen herfst maakte het bergen van de uien voor velen bijna ondoenbaar. Dag in dag uit moesten de uien worden omge werkt en nog wist men ze niet droog te krijgen. Hiervoor hebben onze kisten eëri goeden dienst bewezen. De uien werden nat in de kisten ge daan en op rijen van 5 hoog op het land gezet, alleen van boven met een oude zak afgedekt en 14 dagen later kon men ze veilen. Zoolang de voorraad kisten strekt, behoeft men dus zijn uien niet langer op het land te laten liggen, dan men zelf wenscht. Een andere proef werd genomen met de uien in kisten inplaats van in een ren te bergen. Omstreeks half September hebben 450 kisten op een stapel gezet en toe de winter ging na deren, de Noord- en Oostzijde met papier en stroo beveiligd. Toen de vorst intrad is de Zuid- én Westzijde eveneens met papier bevei ligd en het resultaat was schitterend. De uien waren kurkdroog en hadden hun oorspronkelijke kleur behouden. Op 24 Januari, midden in de strenge vorst, zijn ze binnen gehaald en onder trosmerk geveild. Er bleek slechts 4 krimp te zijn. Ook werd nog een proef genomen met de uien in kisten, inplaats van in zakken ter veiling aan te voeren. Hiermede voorkomt men, dat de uien tijdën's het vervoer en verladen beschadigd worden. 300 H.L. uien in kisten aangevoerd, tegen 300 H.L. in zakken, gaf bij het in kisten vervoeren 5 zakken minder tarra. Misschien kan een en ander aanleiding zijn, dat onze kisten ook voor uien tegen een matige huur kunnen worden gebruikt. Dit zou van grooten invloed zijn op de te heffen huur voor onze aardappelkisten. Ovei het algemeen draagt ons verslag een pessimistisch karakter, doch wij kunnen niet anders dan de feiten noemen zooals ze zijn. Ondanks alles, we moeten verder, al is het dan ook slechts met de eenige hoop, dat men in regeeringskringen bewust blijft, dat het ten gronde gaan van den land -en tuinbouw, het mede sleuren van andere groepen van onze bevolking tengevolge moet hebben. Ons land en tuinbouwbedrijf is nu éénmaal geen fabriek die bij tijdelijk gebrek aan afzet kan worden stopgezet. Met de vurige hoop, dat in 1933 het keerpunt van de crisis zal mogen worden bereikt, be sluiten wij ons 17e jaarverslag. DE SECRETARIS. CV copie vmn Ingezonden stukken, die niet ge- pl atst zijn, wordt niet teruggegeven. Buiten ver.mtwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Geachte Heer Uitkijk Meermalen vindt men in de „M. en S.bode" artikelen over het Openbaar Onderwijs, welke voorstanders van dat onderwijs naar de pen doen grijpen. Mij bekroop ook evenveel malen die lust, maar het onvruchtbare van zulk een rupliek inziend, heb ik aan die lust geen ge volg gegeven. Uw „op dén uitkijk" van 13 April j.l. noopt mij echter tot een protest. Want nu loopt het de spuigaten uit. Dat over het ge- heele land de roode onderwijzers op hun ach terste beenen hebben gestaan bij de Zwijger-her denking, is een pertinente leugen. Dat een deel der Katholieken ook op hun achterste beenen hebben gestaan, verzwijgt u. C. T. schrijft o.a. in het Kath. blad„Ons eigen blad" dingen over W. van O., zooals de op hun achterste beenen staande onderwijzers nooit hebben ge daan én hij komt tot de slotsom „omdat W. van O. dat alles deed, stel, te goeder trouw, maar dat was hij niet, kan geen consequent Kath. hem huldigen." In diverse Kath. bladen stonden waarschuwingen, in een ingezonden stuk in de Eindhovensche Courant b.v. ook, niet mee te doen. Nu hebben volgens U dus alle Katholieken, welke wel meededen, gehui cheld, zóoals (volgens U) ook de openbare onderwijzers, die zulks deden. Nietwaarde openbare onderwijzers op Flakkee verstaan de kunst, om op de volksgeest te speculeeren, de kunst van huichelen dus. Dat schrijft iemand, die zich Christen noemt, voor wien geschreven staatgij zult geen valsche getuigenis spreken. Aan de eer van de „enkele goede", welke U niet te na wilt spreken, is U verplicht, de namen te noemen van b.v. „die enkele goede", dan weet de rest, dat zij bij de bokken behoort en kan U tot bewijzen sommeeren. U schrijft „Hoe staat het met 'hun Vaderlandsche geschie denis op school Dat dit voor U ge'em vraag is blijkt uit Uw vervolgIk vrees, (vrees is een slechte raadgeefsterniet veel beter dan in de rest van ons land, waar de roode bond heel de hist, lijn bij de kinderen tracht uit te wisschen." Hebt U nooit gehoord, mijn heer Uitkijk, wat de heer van Ravensteijn, Inspecteur van het L. O. in het „roode" Am sterdam, zei van de Openb. Ond. in zijn in spectie, toen hij afscheid nam Dat was gansch andere taal. Maar die wist het niet, nietwaar U weet veel beter. Wat „men" zegt, vindt altijd gereeder geloof. Wat U doet, is het be lasteren van een corps toegewijde ambtenaren, en ongewild beschuldigt U rijks- en gemeentere- geering, alsook de rijksinspectie, van verre gaand plichtsverzuim. Dat velen klachten hebben over de Op. Sch. (U bedoeltde Openb. Onderw.) weten haar voorstanders ook wel. U hebt ze voor 't rapen. Zoo heb ik ze voor 't rapen van voorst, van Chr. Ond. over d a t onderwijs. Ze zullen zoo wat tegen elkaar opwegen. Lood om oud ijzer.- Maar wat, zegt dat De beginselen van het Openbaar Onderwijs zijn onaantastbaar. Deugt het Christendom soms niet, omdat zoovele chris tenen niet deugen Mijnheer Uitkijk, de Openb. Onderw. van Flakkee (ik reken mijzelf er ook nog bij) wachten op de publicatie van hun namen. Nu niet er omheen draaien, hoor Namen noemen. Dat gebiedt de aard en de ernst van uw beschul diging. In afwachting, met dank aan de Redactie voor de plaatsing Eindhoven. S. J. RIEfNKS. Nog maar kort geleden is dn ons land een boekenweek gehouden. Misschien heeft menige vrouw er geen oogenblik aandacht aan geschon ken. Ik kan het me begrijpen, het voorjaar is een drukke tijd voor de huisvrouw. En lezen wordt vaak beschouwd als een luxe, die men zich bij 't minste of geringste kan ontzeggen. Ik zou er wellicht ook niet over gedacht hebben om er over te schrijven in ons hoekje, als een klein voorval me er niet toe gebracht had, om in m'n eentje te gaan mediteeren van welk een ontzaglijk nut het lezen kan zijn voor de kinderen en vooral de grootere jongens en meisjes. Ik begin al met direct te zeggen, dat ik zeer wel weet, dat lang niet alle lezen veel nut af werpt. Er is lezen e n lezen. Ook bij de kin deren. Er is ook 't niet lezen. Vooral bij de kinderen. Dat is te begrijpen, die zijn in de periode om het te leeren. Natuurlijk bedoel ik hiermee niet het lezen, dat in de eerste en tweede klas geleerd wordt. Dat laat men maar veilig in de handen van 't onderwijzend personeel, hun is 't goed toe vertrouwd. Misschien zal men bij een brekebeen wel eens hand- en spandiensten moeten bewijzen. Doch dat is niet het lezen leeren dat ik bedoel. Nee, als de kinderen zoo een jaar of acht negen worden, dan kan dat andere lezen leeren beginnen, en dan hebben ze in school al menig boekte verwerkt. Het is heel gewoon, dat de jongens 'en meisjes op dien leeftijd er zelf nog niet veel zin in hebben. Ze spelen en dollen liever. Natuurlijk, daar zijn ze jong voor. Het gebeurt wel, dat zoo'n kleine student of studente eigener be weging naar een 'boek grijpt en van 't lezen houdt, doch regel is 'het niet. Moeder vertelt dan vol trots eerst: „Die jongen van mijn, die houdt van lezen". Later gaat dat wel weer eens veranderen in de klacht: „Als die van mijn een boek in handen heeft, dan krijg je d'r niks van gedaan". Ja, die kwade kans 'beloopt men wel, vooral als er nooit van eenige leiding of gezag bij Moeder sprake is. Als er echter zoo'n jongen of meisje van acht a negén' jaar niet naar een boek omziet, dan zegt die andere Moeder vaak: „Die van mijn moet niks van lezen hebben, die ravot liever", en dan is 't er mee klaar. Meestal hoort men er dan achter: „Ze moeten op school toch al zooveel leeren tegenwoordig", of: „ze be grijpen d'r toch niks van al dat gelees." Dat is. klahr en dat is gemakkelijk. Denk nu niet, dat ik wil, dat eikendag als de kinderen uit school komen, Moeder zegt: daar ligt een boek en 't is een mooi boek, ga nou eerst maar eens wat zitten lezen. Daar kwam niet veel van terecht. De liefde tot lezen werd er zeker niet door aangekweekt. Als de kinderen er zelf niet van houden, dan moet Moeder te hulp komen. Natuurlijk Moeder weer, maar daar is men dan ook Moeder voor. Als men eens ziet hoe veel tijd er aan 't huis en de meubelen wordt besteed en terecht ook, dan moet er toch ook, al is 't maar een enkel uurtje per week, af kunnen voor de kinderen. Die zijn toch wel van meer belang nog. Er zijn tegenwoordig van die aardige kinder boeken, het is een genot om te zien over welk een rijkdom we tegenwoordig beschikken. Rijen leuke jongens- en meisjesboeken zijn er. Moeder komt dan heel gauw met de nuchtere opmer king: „Maar die kunnen we toch niet koopen". Dat hoeft gelukkig ook niet. Heel veel scholen hebben tegenwoordig zelf een aardig bibliotheek je. Dat geeft 'bovendien deze rust, dat we weten, dat de kinderen goede lectuur krijgen. En dan met onderling uitleenen kan men ook al aardig mee vooruit. Hoewel aan dat laatste systeem gevaren 'en bezwaren zijn verbonden. Als Moeder nu eens een keertje begint met zoo'n „erg mooi boekje" voor te lezen, dan vinden ze dat fijn. Want al houden ze zelf niet van lezen, luisteren naar voorlezen, dat doen ze allemaal wondergraag. Dat is toch niet moeilijk voor Moeder of voor Vader. Zoo één keertje in de week. Als dat eens een paar keertjes gebeurt en Moeder moet om des tijds wille net blijven steken als 't zoo „erg mooi" is, wel tien tegen één, dat ze zelf naar 't boek grijpen en zelf gaan lezén. Dat is 't begin. Ze zijn dan ineens nog geen harts tochtelijke lezers geworden. Dat hoeft ook niet. De lust tot lezen moet groeien. Is een boek eens wat moeilijk of heeft het niet dadelijk vat op de kinderen, als men zelf weet, dat het een aardig en goed boek is, dan is het voor de ouderen een klein kunstje om een jongen of meisje even op weg te helpen. Evéni iets vertellen van de held of heldin of hoe dan ook. Zeg niet dadelijk: o, dat is te moeilijk, laat maar liggen. De trage lezers of lezeresjes zijn er gauw genoeg bij om dat met heel neuswijs gezicht te herhalen en te zeggen: „Dat kan ik toch nog niet begrijpen, iik ga maar liever spe len of wat dan ook". Als ze er eenmaal „inzitten" en 't heeft de aandacht gepakt, dan zijn ze er zelf blij mee, dan vinden ze 't prachtig. Zoodoende leeren ze meteen hun. hersens weer eens wat meer gebruiken. Er moet, als ze e'entmaal aan 't lezen zijn, ook groei komen in de geestelijke grootte van hun lectuur. Ze hoeven en moeten zelfs niet altijd lezen, maar een klein poosje moet er toch steeds aan gespandeerd worden. Vanzelf zal er in den winter meer tijd aan gegeven kunnen worden dan in den zomer. In den zomer moeten ze maar zooveel mogelijk genieten van de buitenlucht. Maar in den winter, als 't buiten vaak al te bar is om er te vertoeven, dan moet 't fortuin binnen gezocht worden, en dan kan zeker wel tijd voor lezen overschieten. Lezen helpt de kinderen dan zelf vooruit en ze leeren ook eens rustig te zijn zonder door anderen bezig ge houden te worden en ze hinderen niemand met luidruchtigheid of gedrein. Daarnaast blijft er tijd genoeg over voor knutselarijtjes, teekenen, spelen of wat dan ook. Als 't begin er maar is, dan willen de kin deren graag verder en grijpen ze naar al wat leesbaar is dn hun bereik. Dan gaan ook de gevarén en bezwaren zich doen gevoelen. Het bezwaar, dat ze te veel tijd aan lezen besteden, dat noodig werk er voor blijft wachten. Dat bezwaar is verre van denk beeldig. Nog erger, ja een gevaar is, dat ze rijp en groen door elkaar lezen. Dat ze verslinden wat niet voor hen geschikt is. Dat kan men zeer gemakkelijk hebben als er onderling wordt uit geleend. Doch dan moeten Vader en Moeder op hun post zijn. Ze moeten controleeren én wat niet geschikt is eenvoudig uit hun huis wegdoen of wegsluiten, of als 't geleend is zelf terug bren gen. „Ach", zei eens iemand, „ze lezen 't toch, 'k laat ze d'r gang maar gaan". Maar dat is een practijk, die geheel uit den booze is. Men moet steeds oplettend zijn, altijd maar oppassen. Dan kan het toch wel eens gebeuren, dat er wat ongeschikts tusschendoor glipt. Zeker, wie is altijd getrouw en volmaakt én vaak zijn er ook leeskansen, die de ouders niet weten. Zoo in de pauzen in school. Maar op die eene kwade kans moet men honderd gelegenheden om gees telijk gif te weren, niet laten voorbijgaan. Dan staat er tegenover deze negatieve zijde dit positieve, dat men moet trachten leiding te geven aan den smaak van de jongens en meisjes. Er is zooveel moois, prettigs en interessants, dat ze kunnen en mogén lezen. Probeer ze zoo te leiden, dat ze daar smaak in krijgen. Helpt ze toch. Het is moeilijk, maar niet onmogelijk. Niettegenstaande ik dit groote bezwaar vast niet orderschat. en het een gevaar blijf achten, dat ze al lezende ongeschikte lectuur krijgen, acht ik het voordeel van lezen van zóó groot nut, dat ik niet genoeg kan zeggen: leer ze lezen. Daar liggen bergen van geestelijke schatten zoo maar in tal van boeken voor 't grijpen. Als ze dan van die opgeschoten jongénis en meisjes worden, maakt het zoo groot verschil uit of ze hun verloren oogenblikjes met lectuur of niet hebben doorgebracht. Het is zoo'n ver schil of je ze als holle vaten veel lawaai hoort maken over dingen, die niet van het minste belang zijn, of dat ze op hun manier ook eens kunnen vertellen dat ze wat weten. Vaak leeft bij sommigen, of liever bij velen, deze verkeerde gedachte, dat alleen de school de gewenschte kennis kan bijbrengen. Maar dat is absoluut niet waar. Zeker, ik prefereer de schoolopleiding boven zoo zelf maar leerém; de school brengt meer systeem in het verkrijgen van kennis, meer orde in het kennis-bezit. Maar lang niet ieder kan en hoeft ook geen school opleiding te hebben boven de veertien jaar. Daarom hoeft men toch geen leeghoofd te zijn. Met lezen kan men veel bereiken. En ik vind het aardiger, dat een jong meisje ook eens over wat anders praat, dan een mooi japonnetje of lollige jongens. Daar zijn toch zulke mooie andere terreinen, waarover ook haar blik kan gaan. JE|ri een jongen hoeft dan niet altijd over straten en wegen te slenteren of 's winters ais een zoutzak bij de kachel te zitten staren of kwetteren over vermeende of werkelijke on- rechten hem in zijn jonge leven al aangedaan of ook wel 'bluffen op avonturen, waarvoor eigenlijk geen held'entmoed noodig is. Ook voor de jongens zijn er kansen genoeg om eens wat meer te weten te komen. Dan wordt het leven' rijker en dieper voor hen. Over één ding moet ik 't nog hebben. Dat is, dat ook niet alle lezen den geest verrijkt. Wat en hoe wordt er gelezen? Een goed geschreven verhaal zal ons wel géeni kennis in feiten en beginselen nog altijd bijbrengen, toch kan dit ons leeren de schoon heid van 'het gewone leven te zien. Door de wijze van beschrijving kunnen we iets rijker worden in woordkeus of zegswijze. Dan heeft het ons toch ook geholpen. Doch er is ook een zinloos doorvliegen van allerlei goedkoope romans en avontuurlijke ver halen. Zulk een lezen baat niets, maar verarmt, want het ontrooft tijd, die we nuttiger hadden kunnen besteden. Het doodt den tijd, zegt men wel eénls. Mlaar dat mag niet .Tijd as iets, wat ons in 't leven afgepast is toegemeten en die mogen en moeten we niet verslingeren aan zulk een manier van onzin verslinden. 'Eerst moeten vader en moeder toezien en bij het grooter worden moeten onze jongens en meisjes zelf leeren toezien op wat ze lezén. Ja, er is goed en kwaad te duchten van het lezen. Maar het voordeel kan o zoo groot zijn en het kwaad kan worden geweerd. Hoe beter ze leeren lezen hoe meer ze al legende leeren begrijpen, des te beter zullen ze ook den Bijbel kunnen begrijpen en wat daar over is geschreven. Dat is een voordeel van 't leeren: lezen dat al het andere overtreft. Doch wie geen smaak kan krijgen in het lezen, zal er ook niet licht toe komen eens iets over -den Bijbel te lezen. En de kennis daarover is van zoo geheel eenige beteekenis in het leven. Ja, het is een goed ding te zorgen dat reeds de jonge peuters van acht en negen jaar, smaak in lezen krijgen. CORRESPONDENTIE. Mevr. K. te O. Uw zending in goede orde ontvangen. Mevr ,K. te O. Aan uw adres is een zen ding patronen weggestuurd. M'n beste nichtjes en neefjes! Dezen keer verwacht ik booze gezichten. Geen gezellig vooruitzicht hé. Maar ik waag het er op. Jullie krijgen nu maar eens een heel heel klein stukje van ons hoekje. O, wat zul len jullie mopperen. Maar weet je wat ik zeg Hoe dikwijls heb ik jullie, vooral als het briefjesweek was, jullie het allergrootste deel gegeven. O, zoo dikwijls 1 En nu moeten jullie eens tevreden zijn met een klein hapje. Ik heb nu al een inzending voor onzen wed strijd ontvangen. Wat e'en vluggerd hé Maar die dacht zeker, er is na den laatsten tijd zoo veel over geschreven, dat raakt later soms weer zoek Dat is verstandig, maar ik denk dat de anderen het netjes opbergen, het later weer eens overlezen, en dan aan 't schrijven gaan. En dat is ook goed. Hoe staan de zaken in de nieuwe klas Gjoed zekerIk vind het fijn, dat jullie alle maal zijn overgegaan. Ja ik heb een knappe raadselfamilie. Nu maar weer dapper aan den slag, zoodat het eerste rapport in de nieuwe klas, ook weer schitterend is. Zoo, nu gaan jullie maar aan 't mopperen, als je 't nu maar niet schrijft, dan is t goed. Een volgfenide keer jullie weer een groote beurt. Allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 2