li
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
even
FEUILLETON
X
No. 3956
ZATERDAG 20 MEI 1933
48ste JAARGANG
O
ugdig.
h
orade
i uur.
Toorne
akkee.
EERSTE BLAD.
Simeï's zonde.
Op den Uitkijk.
ra
mans 10.55 per Klbus
NAAR HET LICHT
li
1
1
1
~r
P~6H per 100
50 K.G.
^DAPPELEN.
den waren de
Brielsche ei-
blauwe 1,70
let.; Zeeuwsche
02; red star
p—-25 ct., alles
I dito 12—1334
flVERSEN.
(Opgaaf van
1300 kg. blauw,
|1. geel 40-55
Aangevoerd
pndering.
len stukje
I knap je
sschend,
goed
j zittend
fijsverte-
worden,
ïheid en
ermijde-
behoeft
geremd
(zuivere
[Spearmint
maak), g
cent.
X
baan
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. j
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f !.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
4-Sle stukhen voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Het orgaan van de Chr. Dem. Unie
schrijft
„Terwijl wij dit schrijven heeft het
allen schijn, alsof de pogingen van den
man, die bij de jongste stembusactie met
zooveel ophef werd aangeprezen als de
hoop van het Vaderland, nog niet eens
in sté.at is een aanvang te maken met
zijn reddingswerk."
En even verder heet het
„Wij kunnen niet anders doen dan
ons hierover verheugen."
Bedoeld wordt hier, dat Dr. Colijn
nog niet eens in staat is om een parle
mentair Kabinet te vormen. Dat wordt
vj. hem als een grief aangerekend, dat zou
- zijn eigen schuld zijn, en dat de man,
die in de verkiezingsdagen door velen
werd aangewezen als de man, die het
vaderland redden zou 1
We hebben ons wel eens afgevraagd
of de politiek sommige menschen hééle-
maal uitschudt tot ze geen greintje fat
soen meer in hun lichaam hebben
Men moet toch al wel heel vèr ge
zakt zijn beneden het normale peil van
fatsoen om zóó te kunnen schrijven en
dan toch nog bovendien den naam
„Christelijk" hoog in top te blijven
voeren.
De „Chr." Democraten hebben eerst
alles gedaan wat ze maar konden om
de positie der Antirev. partij te ver
zwakken, en zijn dus mee de schuldigen,
dat het zware werk het zwaartste
wat een politicus te doen kan krijgen
blijkbaar i) mislukt, en achteraf
v. schreeuwt men als een kwajongen het
uit, dat het gelukkig mislukt is en
dat Dr. Colijn zelf hiervan de oorzaak
is.
„Hij is nog niet eens in staat een aan
vang te maken met het reddingswerk",
roepen de Chr. democraten smalend.
Alsof dat de schuld van Dr. Colijn
of de A. R. partij zou zijn.
Het is gemeen zóó het volk te
bedriegen en menschen, wie God een
zware taak op de schouders heeft gezet,
zóó in den weg te gaan staan.
En dat heet allemaal nog „Christe
lijk".
Welke geest zit er toch in die duizen
den, die hun stem op dit soort menschen
hebben uitgebracht
Is men ziende blind geworden Ze
zijn ons een psychologisch raadsel.
Van communist en socialist kan dit
verwacht worden, maar dat „Christe
nen" zóó met blindheid geslagen zijn,
dat ze, waar land en volk op den rand
van den afgrond staan, nog graag mee
helpen om nog een duwtje toe te geven,
daar kunnen we niet bij.
En toch ze zijn er altijd al wel
geweest.
Reeds David had z'n Simei', die hem
met stof en steenen wierp, en onze
groote Prins Willem van Oranje had
zijn Datheen, die hem in den weg stond
om 's Heeren zaak te volbrengen.
En ook in onze latere landspolitiek
hebben we ze gekend, dat elkander be
nauwen van Juda en Efraïm.
Dr. Kuyper heeft het ondervonden in
de Staalman-actie.
Waarom zal het Dr. Colijn bespaard
worden
Later doet de geschiedenis weer
recht
Als Salomo op den troon zit, doet
Simei' een onvoorzichtige daad en zegt
Salomo: Gij weet al de boosheid, die
uw hart weet, die gij aan mijn vader
David gedaan hebt, daarom heeft de
Heere uwe boosheid op uw hoofd doen
wederkeeren
Ook een Datheen heeft op zijn ziek
en sterfbed bitter berouw gehad en zijn
werk zélf te licht bevonden.
Van héél de actie-Staalman is geen
spoor overgebleven en ook Van Houten
zal als een waardelooze komeet ergens
in het luchtledige verdwijnen.
Zulke Simeï's zonden verteren zich
zelf, dragen de vloek der ontbinding in
zich.
Maar ze doen, zoo lang ze paratisee-
ren, véél kwaad, verleiden vele zwak
ken, houden de goede zaak tegen, zijn
bovenal oorzaak, dat de wereld lacht
en spot
Het is een treurig verschijnsel, dat
zich vóóral in ons landje voordoet.
De middelpuntvliedende kracht is bij
ons groot. Ook dat is heel onze lands-
historie door zoo geweest.
Totdat God ons in diepe rampen
onderdompelt en de nood hoog stijgt
Dan komt er weer even samenbin
ding, een zoeken naar wat bijeen hoort.
Dan werd er weer om Oranje geroepen,
die eerst verguisd was.
Zoo zijn we.
Waarom zal het in 1933 anders zijn
De mensch leert moeilijk 1
Maar moge er dan ook onder hen,
die één zijn, veel gebeds zijn voor land
en volk en voor den man, die op zoo
zware post geroepen werd.
Dat is thans meer dan ooit noodig.
Als we dit schrijven weten we nog niet
of de laatste opdracht aan Dr. Colijn geslaagd is.
Het is een specifiek HolJandsche gewoonte
te mopperen op alles wat van eigen erve komt.
Het moet bij ons buitenlandsch product zijn,
wil het goed wezen. „Made in Engeland" zet
er pas het keur op.
Tot de gekste dingen heeft dit al aanleiding
gegeven.
't is gebeurd dat zuiver Hollandschc produc
ten uit ons land uitgevoerd werden naar Enge
land, daar van een Engelsche verpakking voor
zien werden, het Engelsche cachet„Made in
Engeland" goed zichtbaar opgcstempeld kreeg,
en toen weerons dienbaar landje werd in
gevoerd, waar het met graagte boven eigen
product gekocht werd, omdat hetin Enge
land was geweest en dus zooveel duurder be
taald moest worden.
Is het wonder dat wij wel eens de Chineezen
van Europa genoemd zijn Wij hebben het er
naar gemaakt.
Er schijnt langzamerhand onder de voortdu
rende propaganda in ons land van eigen fa
brikanten en leveranciers wel eenige verbetering
in te komen.
Ook diverse organisaties, vooral vrouwenbon
den, spannen zich er voor, het eigen Hollandschc
product, dat heusch niet minder en in vele ge
vallen veel beter is, er bij ons volk in te
krijgen.
Ook is het te danken aan den nood der tij
den, dat de bestellingen op groote schaal, als
van schepen, machine, brugmateriaal, enz. bin
nen ons land blijven, en voorzoover wij het
buitenland noodig hebben, toch eigen fabrikan
ten en industriën niet gepasseerd worden maar
hun deel in de winst ontvangen.
Maar wij moeten met deze resultaten nog
niet tevreden zijn. Wij zijn hier nog maar aan
het begin van een goeden weg, die tot het eind
gevolgd moet worden.
Ook op ander terrein vertoonen wij echter
die aardsch domme trek om exotisch goed beter
te achten dan wat van eigen bodem komt, zeer
tot vermaak natuurlijk van het buitenland, dat
er ons om uitlacht
Ik bedoel hier b.v. op geestelijk terrein.
Dezer dagen kreeg ik er twee frappante staal
tjes bijna tegelijk van onder de oogen.
In een kerkelijk blad werd zeer geklaagd over
de treurige opleiding van predikanten hier te
lande.
De opleiding was veel te kort en veel te
eenzijdig. Dan Duitschland
Daar was het nog eens wat anders Ver
schillende kerkengroepen eischën veel langere
opleiding. We konden er een voorbeeld aan
nemen.
Misschien is het waar dat Duitschland een
langere predikantsopleiding heeft.
Maar is ze ook beter
Als we letten wat zooal de resultaten voor
de kerk in Duitschland zijn en wat wij er van
zien in ons landje, dan kunnen wij toch heusch
niet naar de Duitsche toestanden op kerkelijk
gebied gaan verlangen, ook al houden wij er
rekening mee dat in Duitschland de toestanden
anders zijn en de regeering een verkeerden druk
op de kerken daar heeft uitgeoefend en nog
uitoefent.
Trouwens buitenlandsche theologen komen
wel in ons land om er nog wat vandaan te
halen. We kunnen wat dat betreft het buiten
land nog wel iets leeren. Als theologisch volk
komen we gelukkig niet achteraan en de ker
kelijke toestanden, de predikanten, de bediening
der ambten, hoe veel gebreken ook, hoe met
zonde bevlekt, is in vele opzichten heel wat
beter, heel wat schriftuurlijker, heel wat mensch-
kundiger ook, dan het buitenland te zien geeft.
Ook op schoolgebied las ik dezer dagen een
stukje dat in dezelfde toonaard gesteld was.
De opleiding tot onderwijzer deugde niet. Die
was te kort, te eenzijdig, te onpractisch, moest
op breedere basis komen, enz. enz.
Daarbij werd ditmaal naar Amerika als het
ideale opleidingsoord verwezen.
Amerika had hoogescholen voor onderwijzers.
Daar werd tot onderwijzer opgeleid door nie
mand minder dan door „professoren."
Ik weet van Amerika weinig af. Maar ik
weet toch wel dit, dat wij met die hooge titels
uit het buitenland heel erg voorzichtig moeten
zijn. Men is daar soms op wonderlijk spoedige
manier dokter en „prof." Maar je moet de din
gen niet op de keper gaan beschouwen
Staat het er met onze onderwijzersopleiding
in Nederland zoo slecht bij in vergelijking met
andere landen
Ik geloof er niets van.
Het is hier ook weer het oude liedje Buiten
landsch product is je ware. „Made in Enge
land". „Made in Germany „Made in U. S.
A." enz.
Als het maar uit het buitenland komt. Er
moet een vreemd etiket opzitten. Wanneer wij
onze jonge kweekelingen naar Amerika konden
sturen en ze daar onderwijs doen geven door een
Hollandsch-Amerikaansche „prof", uit HoIIand-
sche leerboeken met Amerikaansche „omslag" en
ze dan afgestoomd straks weer met gejuich
binnen konden halen, dan waten ze pas capabel
voor de klas
Zóó is inderdaad de geest onder menigeen
onder ons.
Dwaz'edi die wij zijn.
Mopperaars f
Ontcerders van eigen erve.
Net als de kleine kinderen. Die vinden de
boterham bij buurvrouw ook véél lekkerder
dan bij moeder thuis.
Maar wij zijn toch geen kleine kinderen
meer
Werkelijk ook op onderwijsgebied mogen wij
gerust ons hoofd flink rechtop op den nek
dragen. De vergelijkende resultaten met het
buitenland wijzëu wel uit, dat wij in ons landje
JtHILTtRTZtlfT
UW HUIS
MAAR. GEBRUIKT
X-OEDf
- VERF
eh MOCIE KLEURE
fTWlElHCUWER
ON/.E PRIMA
LAKVERF
beter dan andere,
snel drogend
hooge glans
GOED GEVULDE BUSSEN
in geen enkel opzicht achteraan komen en in
menig opzicht het buitenland ver vooruit zijn.
Wat trouwens*wel mag ook als wij zien de
geweldige cijfers die onze regeering voor het
onderwijs voteert.
En ten slotte.
Laten wij ons toch nooit blind staren op een
methode, op een systeem, op een duur van
opleiding.
Het zit 'm tenslotte daar niet in.
Het zit in heel wat anders.
Niet wat de predikant, niet wat de onder
wijzer weet, geeft in de eerste plaats den
doorslag, maar wat hij i s.
Daar komt het allereerst op aan.
Is er liefde tot schapen bij den predikant,
is er 1 i e f d e tot de kinderen die den onderwij
zer zijn toevertrouwd.
Deze vraag is ten slotte allesbeheerschend
Anders zou het er vroeger bij onze oude
schoolmeesters met hun slechte hulpmiddelen,
hun gebrekkige leermethoden toch wel bedroe
vend uitgezien moeten hebben 7
Gelukkig daar komt het primair niet op aan.
De persoon, de mensch die voor de taak ge
steld wordt, daar komt het op aan, die geeft
den doorslag, die bebeerscht de resultaten die
het werk kronen moeten.
Dit trof mij deze week in een onzer onder
wijzersbladen
Ik zou graag e'ens met U gaan praten over
onze omgang met onze kinderen. Over de
persoonlijke omgang tusschen aan de eene
zijde ouders en onderwijzers, aan de andere
zijde onze jongens en meisjes. Ik hoef toch
zeker niet te vertellen, dat in die persoonlijke
omgang, in de wijze waarop wij tot onze
kinderen spreken, waarop wij hen behandelen,
waarop wij met hen meeleven, dat in die
geheele omgang een machtig stuk opvoeding
ligt We zijn er immers allen van overtuigd,
dat ons voorbeeld en de manier waarop wij
voor onze kinderen leven, een groote, vaak
een levenslange indruk op hen maaktAls
we volwassen personen over hun jeugd hooren
spreken, wat nemen Vader en Moeder in die
herinneringen dan een groote plaats in Zoo
hoe? zullen onze kinderen later ook
over hun jeugd spreken.
DOOR
J. VAN DEN BCSCH.
25)
Het was daar ,dat langzaam, heel langzaam,
de troost kwam; de vrede, die alle verstand te
boven gaat
Daar was zooveel leedDaar stiervën
zooveel natiënten, verzoend met God
Daar waren zooveel bloedverwanten, die wel
smart kenden over het geleden verlies, maar die
deze manmoedig droegen, wetend, dat het God
was, Die sloeg
Daar waren de gesprekken met andere ver
pleegsters, onder wie er waren, die Jezus be
zaten als haar Borg en Zaligmaker
Daaf waren de weinige vrije uurtjes ,dat ze
op haar kamertje zat, lezend in haar Bijbeltje....
Dat ze briefwisseling met de Avenue Concordia
hield-De 'hneven, die zij ontving, spraken
steeds meer van GodsvertrouwenZoo
werkte God op alle mogelijke wijze Zijn Raad
'en welbehagen toch uit
XXXI.
De jaren verliepen
Edom was in den smeltkroes gelouterd, al
hadden lijden en smart niet nagelaten, sporen
achter te laten, niet zoozeer op haar gelaat,
maar op karakter en omgang.
Zij was stil geworden, toegankelijk voor an-
derer leed, maar zwijgend over wat haar In der
jaren loop was wedervaren.
Haar medeverpleegsters wisten van niets. Zij
sprak ook nooit van vroeger tijden. Wilde een,
die het meest vertrouwelijk met haar was, zon
der onbescheiden te zijn, er eens over beginnen,
dan kreeg die ge'en kans.
Dat vroegere leven was een leven zonder
God
Daarna kwam de catastrophe in de zaak;
het bedrog van haar vader, zoo opzienbarend
in Middelburg.
Het liefste legde zij daarover maar een sluier.
En over het vervolg: het overlijden van moe
der, heto verlijden van Douwe, och, zij sprak
er liever maar niet over. Dan werden maar
wonden opengereten.
Ze had nu vrede met God. En vrede in het
hart
God had haar een levenstaak gegeven, die
zij met opgewektheid vervulde. In het zieken
huis was zij gezien: bij doktoren, verpleegsters
en patiënten, geacht en bemind.
En verslagenheid heerschte er, toen op zekeren
avond één der dagzusters de dokter hoorde vra
gen aan Edom: „Zuster Jansen, ik heb dringend
uw hulp noodig. Maar 'buiten het ziekenhuis.
Wilt u helpen 'k Heb er met de directie over
gesproken. Die vindt 't goed", en Edom ant
woordde: „Als het noodig is, dokter, wil ik
altijd helpen". Waarop de dokter weer zei: „Dat
wist ik wel. Mijnheer Van der Mandere in de
Laan van Meerdervoort is t.b.c.-patiënt. Hij zal
sterven. Maar hulp is er noodig."
XXXII.
Het uitgaansplannetje was dus vastgesteld
en Meta van der Mandere verheugde zich bij
voorbaat al over het fietstochtje, al zou het
dan maar kort zijn: over Koudekerke, Middel
burg en Vlissingen.
Helder stond de zon aan den hemel, toen
Edom 'en Meta den boulevard afpeddelden
en den> weg naar Koudekerke insloegen.
..Is t ver?" vroeg Meta. „Ik bedoel naar
Koudekerke."
„Neen, een klein half uurtje als we rijden,
zooals nu. Mooi is het hier, niet
rachtig zei Meta. „Ik heb nooit geweten,
dat Zeeland zoo mooi is."
„Maar nu is Walcheren het mooiste eiland",
was Edom 5 antwoord, „Dat zul je de volgende
dagen wel eens zien, als we verder gaan, naar
Zoutelande, Domburg en Oranje zon."
,,'t Is toch wel fijn, dat u hier zoo goed be
kend bent, juf. Hebt u ook nog kennissen 7"
„Och, ik ben al zooveel jaar uit Middelburg.
Men zal mij niet meer kennen."
„Nou, dat weet ik nog niet. Of u moest heel
veel veranderd zijn."
„In ieder geval heel wat ouder geworden".
En veel leed ondervonden, dacht ze. Maar dat
zei ze niet.
Zij had ook geen gelegenheid, om nog weer
antwoord te geven, want Meta's achterband
klapte met een geweldige plof.
De beide meisjes sprongen van haar fietsen.
Het bleek, dat Meta's band in een spijker was
gereden. Daar stonden ze nu
„Doorloopen tot Koudekerke," besliste Edom.
„En daar den band doen repareeren."
Voor e'en der huisjes aan den weg stond een
man. Hij zag de beide dames en begreep in wat
moeilijkheden ze verkeerden. Hij trad op haar
toe en vroeg in goed Hollandsch, waaruit Edom
opmaakte, dat 'hij, zooal geen Zeeuw, toch geen
Walchersche boer was „Wil ik de dames even
helpen? 'k Heb meer een band gelapt."
„O, als u wil," zei Meta. „Dat is aardig
van u."
De man pakte het rijwiel en reed het op het
erfje vóór zijn woning, op een steenen stoepje
de fiets ondersteboven zettend.
„De dames kunnen wel even rusten zoolang",
zei de man. „Ik zal mijn vrouw vragen, u een
glas melk te geven. Indien u trek hebt ten
minste."
„Geitenmelk vroeg Meta en haar oogen
glinsterden.
Edom lachte en de man ook.
„Nou, als u graag geitenmelk lust, kunt u die
wel krijgen."
,,'k Heb ze nooit geproefd," zei Meta, maar
wel gehoord, dat de kleine boeren hier op Wal
cheren ze veel drinken."
„Ze zijn er wel," zei de man en keek Edom
belangstellend aan.
Daarop ging hij naar binnen .vroeg zijn vrouw
twee glazen geitenmelk te brengen, haar toefluis
terende „Kijk de oudste van die twee dames
eens goed aan. Die komt me zoo bekend voor.
E|n toch kan ik haar niet thuis brengen."
Hij keerde terug en begon aan het rijwiel te
werken, gereedschappen nemend uit een kistje,
dat uit een bergplaats was gehaald. Weer keek
de man Edom aan en schudde het hoofd.
Naar buiten kwam nu een korte, dikke vrouw,
met in iedere hand een glas melk.
„Goeie morgen, dames", sprak ze monter.
„Hier is melk. Die zal wel smaken. Malheur
met de fiets
Op het hooren van haar stem, keek Edom
snel op, haar onderzoekend aanziend. Ook de
vrouw vestigd even doordringend het oog op
haar, om dan weer naar Meta te staren. Maar
weer keek zij op naar Edom.
„Juffrouw Edom", zei de vrouw, tot aller
grootste verbazing van Meta, „juffrouw Edom,
waarom kleurt u zoo Ge hebt u toch niets te
verwijten en ik u ook niet."
Ze greep beide haar handen. „Wat ben ik
blij u nog eens te zien. Hoeveel jaren is dat
al geleden
„Zestien jaar, Anna", zei Edom haar warm
de hand drukkend. „En dat is je man. O, nu
herken ik hem wel. Maar jullie zijn zoo veran
derd."
,,U ook, juffrouw Edom".
„Ja, dat is zoo. En ook ouder geworden".
„Is u nooit meer hier geweest?" vroeg de
vrouw.
„N,een, nooit weer", antwoordde Edom. „En
dat was ook maar het beste."
„Ja", zei de vrouw peinzend. Meer niet.
Maar Edom begreep hoe zij dacht aan den
tijd, dat deze vrouw dienstbode was in het
ouderlijke huis in de Lange Delfttoen zij ver
loofd was met een tuinman van een villa in de
buurt.
„Anna is vroeger dienstbode bij mama ge
weest" legde zij aan Meta uit.
En Meta was tevreden, drentelde een oogen-
blik later, omdat ze begreep, dat die twee nog
wat wilden praten, beleefdheidshalve naar den
fietsenmaker, om een praatje te maken. De
vrouw noodigde Edom binnen.
„Mevrouw, uw moe, is al heel gauw over
leden, nietwaar Ik hoorde het. Diezelfde week
trouwde ik".
„Ja, mama heeft de smart niet lang over
leefd.".
„Maar ze kreeg het toen ook veel beter, juf
frouw Edom zei de vrouw.
„Ja, zoo is het", antwoordde Edom over
tuigd.
De oude dienstbode keek haar aan, met een
onuitgesproken vraag op de lippen.
,,'t Is een zware weg geweest, Anna, maar
het is sinds jaren in orde."
De vrouw begreep haar. Soms zijn niet veel
woorden noodig. „'t Is in orde". Dat was vol
doende
„Gode zij dank", zei ze. „Ik wist dat me
vrouw uw moe steeds voor u bad".
„Dat deed ze, ik weet het ook. Haar gebed
is verhoord. Maar het was een zware weg,
Anna."
„Voor den een is de weg zwaar, voor den
ander niet. Het is Gods vrijmachtig welbehagen."
De vrouw sprak eenvoudig, in haar heerlijk
geloofsleven van het platteland, waar men steeds
gevoelt zoo afhankelijk van God te zijn. Zij
vroeg geen nadere bijzonderheden, maar begon
over zichzelf te praten.
Haar man trad nu binn'en.
„Ziezoo, dat is afgeloopen/'zei hij.
„Het is aardig van u", merkte Meta op en
keek Edom aan.
„Ik dacht onmiddellijk u meer te hebben ge
zien," zei de man tot Edom. „Toen ik mijn
vrouw hoorde spreken met u, herkende ik u.
Het is ook al zoo lang geleden, dat ik in de keu
ken in de Lange Delft kwam J"
„Ja", antwoordde Edom. „Zestien jaar".
„Wat 'n tijd. Nou, moeder, ik moet weg, hoor.
Pie ter zal wel uitkijken".
(Wordt vervolgd).