GRATIS Antire volutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES Opening der Herv. School te Stellendam. 1 PAK RINSO FEUILLETON No. 3951 WOENSDAG 3 MEI 1933 48ste JAARGANG Rede Ds. C. van der Wal van Dirksland. „Ondanks de tegenstanders". NAAR HET LICHT Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. %lie »i«ak*«©« voor tie Redactie bestemd, Advartentiën en verdere Administratie fraaco toe te zenden aan de Uitgevers SOCIALSTISCHE STRIJDMETHODEN. De staking in IJmuiden duurt nog steeds voort. De roode vakbeweging terroriseert den goeden gang van zaken reeds maandenlang. Steeds strengere politievoorschriften moeten genomen worden om de steeds dreigender wordende roode strijdlust te kunnen weerstaan. In de woningen van de werkwilligen is het onveilig, men werpt vuilnisemmers, flesschen carbileum enz. door de ramen. Intusschen trekt men maar steun uit de IJmuider fedaratiekas 1 Thans meldt 't bestuur der IJmuider federatie in een circulaire, dat het besloten heeft den boycot van vischzaken als strijdmiddel te aan vaarden. Het hoofdbestuur van den Centralen Bond van den' modernen transportarbeidersbond, waarbij de IJmuider Federatie is aangesloten, heeft ook reeds overleg gepleegd met het bestuur van den modernen transportarbeidersbond in België, in verband met de mogelijkheid, om den boycol van visch tot België uit te breiden. Onder dezen boycot vallen niet alleen visch- handelaars, maar ook andere winkeliers, die aan dc werkwillige visschers leveren. Wanneer men den socialist over den Joden- boycot in Duitschland hoort, verafschuwt hij dit, maar hij ziet er niet tegen op om zelf de fas cistische strijdmethoden te gebruiken voor de bereiking van zijn doel. De geperfectioneerde boycot, die de IJmuider Federatie van plan is toe te passen, is geheel afgekeken van de nationaal-sicialistische boycot actie tegen de Joden in Duitschland. Men schreeuwt zijn keel heesch voor de vrij heid, de democratie, maar als de sociaal-demo cratie en de aan haar nauw verbonden moderne vakbeweging de democratische vrijheid ook hier te lande om hals willen brengen, kunnen zij geen betere tactiek volgen dan thans in IJmuiden. Men vraagt zich af: kan een overheid derge lijke acties, die aan vele winkeliers hun broodje ontnemen, tolereeren DE ROOMSCH-KATHOLIEKEN OVER DE COALITIE, In „De Maasbode" (R.K.) wordt op de vruchtbaarheid gewezen van de coalitie bij bijna elke principieel^ kwestie tegenover de beweringen van de liberale pers. Het blad zegt o.a. „Want ontkend kan toch niet worden, dat de zenuw van het christelijk beginsel de katho lieken en protestanten bindt. Dit is een waar- beid, welke boven de confessioneele geschillen uitgaat. Wil men nu werkelijk beweren, dat een man als professor Eerdmans ons, katholie ken, nader staat dan prof. Slotemaker de Bruine? Wij zijn van meening, dat juist nu, onder het opdringen van de revolutionairen de be lijders van het evangelie zich moeten aaneen sluiten om de Nederlandsche beschaving, die in haar wezen en oorsprong christelijk is, te be schermen, ook door middel van de staatsmacht." Helaas wordt dit door vele protestanten niet voldo'ende gevoeld. Zullen zij het eerst aan den lijve moeten ondervinden, dat eendracht macht maakt DE 1 MEIDAG TE ZAANDAM. De socialisten in Zaandam willen de baas blijven, hoewel rood in de laatste jaren van wege de slechte gemeente-politiek, die daar ge voerd is, zeer snel achteruit is geloopen. Vrijdagavond namen zij een raadsbesluit om d'en 1 Mei tot officieelen feestdag te verheffen, hetwelk met 10 stemmen tegen en 12 stemmen voor (ook de communist en de O.S.P.'er stem den voor) aangenomen werd. Aan de hand van den uitslag van de ver kiezingen kan gezegd worden, dat de S.D.A.P. slechts op 8 zetels kan rekenen bij de eerst volgende gemeenteraadsverkiezing. Zij steunen dus niet meer op de meerderheid van de be volking. De Regeering heeft Zatedagavond nog bericht aan de gemeente Zaandam, dat zij dit raads besluit geschorst heeft. Rood dacht de Regeering te vlug af te zijn, de Regeering was echter nog vlugger. Het besluit van de Regeering kunnen we toejuichen. Vrijdagavond vond de openingsplechtigheid plaats van de nieuwe Hervormde School te Stellendam in het kerkgebouw van de Ned. Herv. Gem. aldaar. Er was slechts matige belangstelling. Ds. C. van der Wal van Dirksland, de consulent van Stellendam, beklom allereerst den kansel en opende de bijeenkomst op de gebrui kelijke wijze. Nadat spr. Psalm 33 gelezen had, merkte hij op, dat dezen avond stilgestaan zal worden bij de heuglijke gebeurtenis van de opening van de nieuwe school. Elke Christelijke school heeft eerr historie. Zien wij op den strijd en den tegenstand, die wij moesten overwinnen, dan is er heden e'eni reden te meer tot blijdschap, dat de school er thans staat en volgende week in gebruik genomen wordt. Gaarne wilde spr. deze blijdschap bij vernieuwing belichten aan de hand van Gods Woord. Spr. las zijn tekstwoorden in Ps. 90 vers 15, 16 en 17. Het moge U vreemd zijn .aldus spr., dat ik U Ps. 90 las. Deze Psalm immers spreekt voor ons menschen niet van blijdschap, maar van droefheid. Zij spreekt niet van den ingang, maar van den uitgang van den mensch. Het is de psalm der vergankelijkheid. Toch zouden wij onrecht doen, wanneer wij haar alleen maar de psalm der vergankelijkheid noemden.. Zij geeft meer dan een weemoedige stemming. Wij doen dan onrecht aan dezen psalm en aan het leven van de Christelijke gemeente. Het leven van de Kerk is eigenlijk nooit alleen vergankelijkheid. Het kan niet eindigen met den somberen toon van vergankelijkheid. De wereld staat met het leven aan den af grond, in tegenstelling met de Kerk. De Kerk leert niet de donkerte van het leven weg te doezelen. De Kerk, Gods Woord idealiseert nooit de werkelijkheid, de zonde De Kerk zet de werkelijkheid op de juiste plaats door schuld te belijden. Dan eerst opent zich voor die Kerk een lichtend verschiet. De wereld heeft leed achter zich en donker heid voor zich. De Kerk leeft in donkerheid, maar naar het licht. Deze psalm is niet alleen de vertolking van het feit der vergankelijkheid, maar brengt ook gedachten des vredes. Door het gebed en dc donkere wolken heen is aan het eind een licht uitstralend naar be neden. De psalm eindigt met een toon van vrede, die ons weldadig aandoet. De Kerk grijpt in haar gebed naar een nieuwe toekomst en ziet in den dag doorbrekend licht. Ook vandaag is het voor ons doorbrekend licht. Jaren van druk zijn achter ons. U allen zijt bekend met al dat getob. Thans hebben wij een nieuwe school. Moge dit de aanvang zijn van een: nieuw tijdperk, waarin onze arbeid rustig en gestadig onder het licht van Gods zegen moge voortgaan. In dezen psalm is niet alleen een tegenstelling tusschen licht en donker, er is ook nog een andere tegenstelling: het werk Gods en het werk onzer handen. „Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden en bevestig Gij het werk onzer handen, ja het werk onzer handen, bevestig dat." Daar is onderscheid, geen scheiding van het werk Gods eenerzijds en het werk der menschen anderzijds. Deze psalm wijst ons op de vergankelijkheid, d.w.z., dat ons werk losgeraakt van Gods werk het merkteeken der vergankelijkheid draagt. Daar kleeft ook aan onzen arbeid die oorzaak der vergankelijkheid, n.l. de zonde. Ons werk afgedacht van Gods werk kan niet bestaan. De zonde is het beginsel van de af braak. We mog'eni dan scholen bouwen, maar dragen dan het beginsel van de afbraak in ons om. Als God de eindstreep zal zetten onder de geschiedenis van deze school, dan zou er niets anders dan puin overblijven. Het Jicht kan alleen door onze zonden heen dringen als God Zijn werk volbrengt in ons werk. De psalm ziet de eeuwige dingen Gods door dringen door de tijdelijke, Gods werk volbrengen door het werk van menschen. Als wij alleen maar naar beneden blijven zien, dan heeft deze Psalm alleen maar een sprake van verschrikking. Als wij door genade leeren opzien naar God en Zijn werk, zien wij het volle licht doorbreken. Dan worden wij door Hem geheiligd, beves tigd en vastgemaakt. Dat werk van ons gaat dan uit boven de vergankelijkheid van dit leven en dan komt de arbeid in onze school in eeuwig- heidslicht te staan. Wij van onze zijde brengen niets mee dan vergankelijkheid. Wanneer echter iets van ons werk de vergan kelijkheid overleeft en blijft in eeuwigheid, dan rust Gods genade op ons werk. Wanneer Hij dc eindrekening maakt, moet er iets overblijven, dat ingaat in de eeuwigheid. Dit is het kenmerkend onderscheid tusschen de openbae school en de christelijke school. De openbare school maakt scheiding tusschen ihet werk van onze handen en het werk Gods. Bij het christelijk onderwijs is dit één. Alles wat wij doen is gebrekkig, zondig en daarom meenen wij, dat wij God noodig hebben. Ons ideaal is, dat God onzen arbeid gebruikt als instrument in Zijne hand. Wij zijn dan niets anders dan knechten. Moge bet personeel van deze school ook zoo zijn werk doen in het besef van: ik kan het werk niet bevestigen. Heere, wilt gij het vast maken Opdat deze bede uitwerke boven de vergankelijkheid. We zullen dezen arbeid neer leggen voor den troon der genade in den naam van den Zoon van Gods eeuwig welbehagen, die gezegd heeft: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet." Alleen in Zijn Naam kunnen we ons werk opdragen. Alleen in Chris tus kan dezen arbeid gezien worden. Spr. eindigde met de bede: Heere, bevestig het werk onzer handen, ja bevestig dat tot ie de advertentie op pag.4 grootmaking van Uw nooit genoeg volprezen Naam De gemeente zong daarop Ps. 90 de beide laatste verzen. Vervolgens beklom de voorzitter van het bestuur, de heer W. Bouman, het spreek gestoelte. De volgende maand, aldus spr., zal het 4 jaren geleden zijn, dat aan den Raad deze ge meente een verzoek werd gericht om medewer king tot de stichting van een bijzondere school. Er is nadien veel gebeurd, waaraan wij maar liever niet gedenken. Toch is er ook ontzettend veel, waaraan wij met genoegen terugdenken. Op te halen alles wat met dezen schoolstrijd in verband heeft gestaan, alle onaangenaam heden, die wij ondergaan hebben, te releveeren, lust ons niet. Thans is er een bede in ons hart, waadoor wij stille mogen zijn. Soli Deo Gloria 1 Tot hiertoe heeft Hij ons geholpen. Was de strijd niet aangenaam, alzoo hebben wij ook mogen. ondervinden om met het woord van den Psalmist te getuigen, dat indien de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs de bouw lieden arbeiden. Nimmer hadden wij zoover kunnen komen, als wij nu zijn gekomen, als Hij niet geholpen had. Den Hoogen God alleen zij de eer. De Heere is ons nabij geweest in onzen strijd 1 Onze zeer geachte consulent heeft ons zoo juist gewezen op het doel van het onderwijs. Moge de jeugd van onze gemeente onderwijs ontvangen, dat vruchten afwerpt voor de eeu wigheid. Dat moet het hoogste verlangen in het onderwijs blijven uitmaken. Dat deze arbeid steeds gericht zij naar de eeuwigblijvendc waarheid, opdat dan de jeugd mag opgroeien in de vreeze des Heeren. Moge daartoe het onderwijzend personeel be kwaam gemaakt worden. Moge de onderwijzers het steeds bedenken, dat de Heere de gemeente van Stellendam gezegend heeft met deze school en dat zij tegenover deze school, die uit zooveel gebeden is geboren geworden, een heilige, hooge roeping hebben. Mogen zij in lengte van dagen hun krachten steeds aan deze school geven. Het is mij opgedragen, aldus spr., om tot allen, die hun krachten en gaven gegeven hebben om de stichting van deze school in de hand te werken, hartelijk te danken. In de allereerste plaats U, Weledelgeboren Heer Brandsma, Inspecteur van het Lager On derwijs. Wij stellen het op zeer hoogen prijs, dat wij U in het avonduur in ons midden mogen hebben. De Stellendamsche schoolzaak heeft U ontzaglijk veel werk gekost. LIw arbeid DOOR J. VAN DEN BOSCH. 20) „Dan zult ge Hem ook vinden en voor altijd behouden", zei hij warm. „Gij wilt mij misschien later wel eens meer vertellen", ging hij daarop vragend voort. „Ik ken u nog wel heel kort, maar ik bemerk, dat ge u neemt het mij niet kwalijk steun behoeft. En ik wil u helpen." ,.Ja, ik heb steun noodig. Ik sta alleen op de wereld. Hier beb ik niemand in huis. Dat heb ik wei gemerkt. En dat geeft zoon leegte." Hij hoorde snikken in haar woorden door klinken "Kom mijn moeder bezoeken", zei hij warm. „Ik zal heth aar vertellen. En zij zal u behan delen, alsof ge haar eigen- kind waart. Dan kunt ge ook kennis maken met mijn zusje. Ik zeg altijd zusje glimlachte hij, „maar ze is de twintig al gepasseerd. Bij mijn moeder vindt ge, wat ge zoekt." „Ik zal komen", zei ze. „Ik voelde mij hier zoo eenzaam, niettegenstaande de goedheid van Johan. Maar nu blijkt toch weer, dat God qoed is. Reeds den eersten avond leert Hij mij u kennen." Het was Douwe onverklaarbaar, waarom hij over haar woorden zoo verheugd was. Hij glimlachte. „O, maar ik zit altoos in Amsterdam", sprak hij, „Maar bij mijn moeder moogt ge komen, zooveel ge wilt. Ge gaat ook maar met haar naar de kerk. Want hier gaat niemand. Johan wel eens met mij. Maar toch niet geregeid. Dus deze week komt u Avenue Concordia 24a enfin, Johan weet het wel, natuurlijk. Ik zal het moe zeggen." „O, ik dank u. Ik vind het heerlijk, zoo gauw reeds kennissen te zullen maken, die leven in den geest van moe." Van haar vader sprak zij niet. Douwe Wie renga was natuurlijk niet zoo onbescheiden, verdere vragen te stellen. Maar hij begreep wel, dat er meer achter schuilde. Hij begon over Rotterdam te spreken. En als twee oude bekenden zetten zij daarna het gesprek over alles en nog wat voort. Hij be merkte, dat zij goed ontwikkeld was en zeer beschaafd in haar optreden. Johan bleef lang weg. Met opzet, dacht Douwe, waarschijnlijk wel terecht. Maar eindelijk kwam hij dan toch. En de avond was om, eer zij er erg in hadden. Edom was wat moe van de reis en de emotie en verliet d^ heeren, opzoekend haar slaap kamer. XXII. Edom had geheel haar hart uitgestort en vol medelijden keek mevrouw Wierenga haar aan. Vóór haar zat een1 moederloos meisje. En ook een vaderloos kind. Want de vader was het land ontvlucht en zou niet weerkeeren. Het kind stond alleen op de wereld Het droevig-eenvoudig verhaal had haar zóó aangegrepen, dat zij Edom naar zich toetrok en moederlijk kuste. „Kom maar hier, zooveel je wilt, hoor", zei ze. „Want aan de Wijnhaven zal je het ook eenzaam hebben. De Van Veldens leven alleen voor hun plezier en genoegen. Zij komen nooit hier, behalve dan Johan. Zij zullen het niet prettig vinden, dat je hier komt, maar, kind, laat je dat nooit weerhouden. Je hebt steun noodig. En ik wil die, met Gods hulp, voor je zijn. Vind je het goed, dat we 's Zondags samen naar de kerk gaan Ja O, dat is in orde." Daarna praatte zij heel gezellig over haar zoon, van wien zij zooveel genoegen beleefde. Hij had altijd hard gewerkt en over korten tijd zou hij, als de Heere het wilde, klaar zijn en dan spoedig een pastorie betrekken. Hij wilde dan zijn moeder meenemen, doch zij vond beter van niet. Zij had altijd in Rotterdam gewoond; zij was een geboren Rotterdamsche. En allicht zou hij op een dorp predikant worden. Dat zou tenslotte nog wel te overkomen zijn. Maar natuurlijk zou hij toch een vrouwtje zoeken, al zei hij wel, dat hij voorloopig daar niet aan dacht, en dan was het toch niet aardig, als zij ook in huis was. Als het niet dringend noodig is, moet een schoonmoeder niet bij jonggetrouw den in huis, oordeelde zij. Die moeten het knus jes hebben. Edom luisterde met welgevallen naar haar. Haar zachte stem herinnerde haar aan die van Douwe. Ook haar gelaat had veel van het zijne weg. Edom was geheel op haar gemak, alsof zij Douwe's moeder al jaren kende. Zoo e'envoudig praatte zij over alles. Edom verwonderde er zich over, dat zij niet over haar zieletoestand sprak. Douwe zou het zijn moeder toch wel hebben verteld. Maar dat deed zij niet; met opzet niet. Zij wilde niet forceeren. Edom moest eerst het kleine gezin maar eens goed kennen. Er zou nog gelegenheid genoeg zijn, om ernstige ge sprekken te voeren. Mevrouw Wierenga keek op de klok. „Half vijf", zei ze. „Nog 'n oogenblik en dan komt Bertha. Douwe heeft je zeker wel verteld, dat zij onderwijzeres is?" En op het ontkennend schudden van Edom: „Neen Hé, dat is wel wonder, want hij loopt weg met zijn zusje, zooals hij haar altijd noemt." Toen ging zij van Bertha vertellen. En dat alles op zoo onopgesmukte wijze, dat Edom haar al kende, zonder haar te hebben gezien. Zij kreeg een weldadig gevoel 'en had da overtuiging, dat in dit klein gezin in volkomen harmonie werd geleefd en de leden van het gezin elkaar als op de handen droegen. Op de trap klonken stappen en een oogenblik later trad Bertha binnen, sprekend het evenbeeld van Douwe. Zij liep op Edom toe, spontaan. „U is zeker Edom Jansen Douwe heeft me van u verteld. U hebt het zeker met moedertje wel kunnen vinden. Dat moedertje wint de har ten van ieder. Hè, moeder." Zij sloeg de armen om haar moeder en zoende •haar, dat het klapte. En dan: „Is Douwe niet thuis Neen O, wat een galante ridder Dus hij heeft u niet eens voorgesteld Snap-je-nou, dat die het vol gend jaar dominee is? Nou, hij zal wel in het achterland terecht komen. Ik heb het hem al voorspeld, 't Is zijn verdiende loon." „Bertha, Bertha", berispte mevrouw. Maar Edom had reeds direct gemerkt, dat alles gekheid was. De ondergrond was een toon van liefde en waardeering voor den ouderen broer. Het meisje ging naast Edom zitten en spoedig waren die drie in een druk gesprek gewikkeld. Edom kon het er best vinden en zeer noode stond zij op, cwn te vertrekken. Het was vijf uur. „Blijf hier eten", noodigde Bertha, haar moe der aanziend. „Mij best", zei deze. „Direct komt Douwe." „Laat ik dat niet doen", zei Edom. „Tante weet er niets van „Dat is niks. Ik telefoneer haar even, hier in de buurt", loste Bertha de zwarigheid op. „Neen, toch niet. Ik ben er nog zoo kort. Ik moet half zes dineeren." „We zullen niet aanhouden, Bertha", zei mevrouw Wierenga. „Als God wil, komen er nog meer dagen. Dus (tot Edom) dus Zondag ga je mee naar de kerk. Bertha komt je wel halen." „Heel graag, mevrouw", zei Edom. „Doe u de groeten aan uw zoon, als bij thuis komt Bertha bracht haar naar de tram. „Je kunt net op tijd zijn", zei ze. „Je weet het immers wel „O ja, vanmiddag ben ik ook met de tram „Vroeg tante niet, waar je heengingt?" „Ik had het gezegd", zei Edom. „En ze vond het goed." De tram arriveerde en Edom reed tot dicht bij de Wijnhaven, om juist op tijd aan het diner te zijn. Er was een gast, die haar werd voorgesteld als Jonkheer Van Reigersberg. Zij keek even later naar Johan. Deze knip oogde en lachte spottend. Tóen wist Edom genoeg. Hij was de pretendent voor Willy, die zeer opgewekt was. XXIII. Edom had het niet gemakkelijk bij de Van Veldens. Willy negeerde haar ongeveer geheel. Haar slaapkamer grensde aan die van Edom, maar nooit wipte zij, als andere meisjes doen, eens over, om een praatje te maken. Edom bleef vriendelijk voor haar, al viel het niet altijd gemakkelijk. Vaak worstelde zij in het gebed, des avonds op haar kamer. Want tante, hoewel niet, zooals Willy, be hield toch afstand. Edom at tenslotte toch maar genadebrood, vond tante inwendig. Haar vader was toch maar een bankroetier. Daar moest toch rekening mee worden gehouden. Nu was het waar, dat moest ze toch ook haar man nazeggen, het meisje was de eenvoud zelf. Zij liet zich op niets voorstaan en was een flinke hulp in de huishouding. Beter, dacht haar man, maar hij wachtte zich wel het hardop te zeggen beter dan Willy, die 's morgens lang op bed lag en overdag piano speelde, inkoopen deed of uitging E(n daarom was tante aardig verzoend met Edom's komst. Als het zoo bleef, wel, dan ging het best. Zij weigerde volstandig mee uit te gaan. Niet alleen, omdat zij nog in den rouwtijd over haar moe was, maar voornamelijk van wege haar godsdienstige manier, zooals tante zich uitdrukte. (Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1