Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eiïanden. GIJ, SUIKEBLIJDERS, 1e middeliandstr. «9 Rotierdam IN HOC SIGNO VINCES DE UITSLAG. FEUILLETON No. 3950 ZATERDAG 29 APRIL 1933 48ste JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. NAAR HET LICHT Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1. bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIIKE NUMMERS 5 CENT. 1 UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAQEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. *TÏ« sfwklteia voor de Redactie bestemd, Advertesitlën en verdere Administratie, franco toe te «etude» aam de Uitgevers Dankbaar zijn we met dezen uitslag, als we letten op de winst, die onze partij door Gods genade gemaakt heeft. Verrassende winst leverde verschil lende plaatsen op. Natuurlijk moeten we dezen toevloed van stemmen met eenige nuchterheid beschouwen. Onze partijleider heeft het vertrou wen van vele landgenooten, ook buiten ons partijverband en de economische nood zal velen er toe gedrongen hebben hem hun stem te geven. Zien we den uitslag breeder dan de kring van eigen partij, dan is er niet veel reden tot optimisme. Roomsch- Kath. en Chr. Hist, gingen achteruit en derhalve werd de basis voor een sterk coalitie-kabinet hierdoor ver zwakt. En wil men Dr. Colijn als de man, die het nu doen moet in een nieuw ministerie, dan zal hij toch steun moeten hebben in een sterke rechtsche meer derheid. Misschien kan die er echter nu toch zijn, doordat de Chr. Hist, uit deze ver kiezingen iets geleerd hebben en hun ingenomen standpunt sedert 1925 en 1929 voor wat betreft de steun aan een parlementair rechtsch kabinet, wijzigen. Ze kunnen nu toch wel dit geleerd heb ben, dat hun thaiffi aangeilltaien hou ding niet die waaraeering vindt bij hun kiezerscorps als waarop ze-waarschijn lijk gehoopt hebben. Enfin, de naaste toekomst zal hier licht moeten brengen. Een donkere kant aan deze verkie zingen is de groei van de radicale ele menten. Als het communisme groeit ten koste van de S.D.A.P., moeten we ons daar niet in verheugen. Evenmin ligt er eenig voordeel in, dat de S.G.P. haar getal zetels behield en de C.D.U. er één verkreeg. Er blijkt uit, dat er nog altijd duizen den menschen zijn, die verwachting hebben van kleine malcontente groepjes in de Kamer. En dat in dezen meer dan ernstigen tijd, nu er een dringend beroep op ons volk gedaan is om geen gehoor te geven aan de speculatieve demagogie van de structieve elementen, die niet anders kunnen dan afbreken, critiseeren, maar tot opbouw volstrekt impotent zijn. De tijd zal ook hun veel moeten leeren. Moge het dan niet te laat zijn. Intusschen, wij danken onzen God voor een man als Colijn, die van zijn schouders en opwaarts nog boven het volk uitsteekt en gelukkig, ondanks veel wat tegenhoudt, ons volk en land nog tot zegen gesteld wordt. Moge hij de kracht vinden in de naaste toekomst iets te doen voor de vreeselijke economisch-geestelijke nood waarin ons volksleven gebracht is. Een gewichtige week ligt er voor ons land achter ons. Op het oogenblik, dat ik dit schrijf, is de uitslag van de verkiezingen nog niet bekend, maar hoe ze uitvallen, van groot gewicht zijn ze in elk geval Er hangt zooveel van af Het is opmerkelijk hoe weinig dit eigenlijk nog bevroed wordt. Duizenden zijn er, die de ver kiezing van onze volksvertegenwoordiging met de grootste onverschilligheid laten passeeren en alleen zich van hun stemplicht kwijten en dan nog hoè omdat de wet ze er toe verplicht. Daartegenover staat en gelukkig maar ook dat de verkiezingsstrijd dit jaar met veel grooter animo gevoerd werd dan vorige ver kiezingen het geval geweest is. Vooral verschillende kleine partijtjes hebben zio^heftig geweerd om een zetel Je winnen of om er één bij te krij$in. *Het is de groote schaduwzijde van onze even redige vertegenwoordiging, waaraan weinig te doen zal zijn. Ook in ander opzicht is deze week gewichtig geweest. We hebben de Prins Willem-herden king gevierd. En we mogen wel zeggen, dat dit heel het land door op waardige wijze is gebeurd. Er klopt nog een warm Oranje-hart in menig Neder lander. In zulke dagen komen de goede tendenzen, die er zijn in ons volkskarakter, naar boven en krijgen we nieuwe dankenstof, omdat nog zoo veel gegeven is boven andere volkeren rondom. Een bizondere plaats in de Oranje-herdenking neemt ongetwijfeld in de Oranje-herdenking van Maandagavond in Den Haag. Dr. Colijn, gene raal Roëll en Prof. Wisse hebben toen ge sproken velen zullen deze redevoeringen, die door de radio werden doorgezonden, tot zelfs in Amerika toe, hebben beluisterd. „Vier uwe vierdagen", waarschuwde de pro feet van den ouden dag het verbondsvolk. Dat woord geldt ook voor onze dagen en voor ons volk. Een volk, dat een streep door zijn historie haalt, is als volk onherroepelijk ten doode op geschreven. Een volk, dat zijn verleden ver loochent, heeft geen toekomst. In dit licht gezien wordt het allermiserabelst optreden van vele onderwijzers aan openbare scholen nog ellendiger. De openbare school heet z.g. de „nationale" school, maar een nationaal feit, zooals de Prins Willem-herdenking toch bij uitnemendheid is, mag in de openbare school niet gevierd worden. Het gaat in onze dagen wel ver. Het zijn allemaal symptomen van één en hetzelfde ziektebeeld. Onze tijd is door en door ziek. De verderfelijke theorieën, een anderhalve eeuw lang onder het volk gebracht, geven over vloedige vrucht. Een der ergste ziekteverschijnselen van onzen tijd is wel, dat er geen eerbied voor het gezag meer is. Natuurlijk een rechtstreeks uitvloeisel van de Fransche Revolutie, welke de leer bracht, dat alle gezag uit den mensch zelf opkomt. Dat moet onherroepelijk leiden tot volstrekte bande loosheid. Want als het gezag uit den mensch zelf op komt, berust het gezag bij den sterkste. En duldt men dus dat gezag zoolang boven zich als men niet bij machte is zelf het gezag in han den te krijgen. En in dien tussch'en'tijd doet men natuurlijk alles om dat met dwang opgelegde gezag zooveel mogelijk te sabotceren en te ondermijnen. Dat zien we in onzen tijd dan ook dag in dag- uit voor onze oogen gebeuren. En de openbare .schelen, waar de roode onder wijzers blijkbaar een zeer groot element vor men, worden er de dupe van en de ziel van het volkskind wordt dag in dag uit verwoest. Want het gezagsbegrip is een zedelijk be grip, een fundamenteel beginsel, waar een volk niet builen kan, omdat in het gezagsprincipe de waarachtige volksvrijheid besloten ligt. Gezag en vrijheid staan in relatie tot elkander, en waar het gezag wordt ondergraven, maakt de vrijheid plaats voor bandeloosheid en in het eind voor tyrannic. Het is goed, dat we in onze eigen kringen deze dingen telkens weer zeggen en propageeren. Want het gaat hier om de hoogste goederen van ons volksleven. De kwestie is, dat velen de dingen niet meer in hun juiste verband zien. Onkunde speelt hier ook al een groote rol. en daardoor worden duizenden een gemakkelijke prooi voor allerlei politieke avonturiers. Maar waar groote volksgroepen worden los geweekt van het Woord Gods, daar moet het die richting uitgaan. Christenen, menschen die dicht bij den Bijbel leven, worden vaak door ongeloovigen uitge maakt voor dompers, menschen, die met de nachtschuit komen, sukkelaars, wien het licht ontbreekt. Maar wie onder de menschen komt, merkt eiken dag, dat de grootste onkunde, de meeste kortzichtigheid en bekrompenheid wordt gevon den niet bij menschen, die hun Bijbel kennen, maar bij hen, die met den Bijbel spotten. De Christen heeft een breeden universeelen blik. Hij betrekt heel de wereld 'binnen zijn visie en legt het zwaartepunt centraal, waar het liggen moeten waardoor alle dingen in hun juiste ver houdingen komen te staan. Bovendien heeft hij menschenkennis, want Gods Woord geeft hem inzicht in de ziel van den mensch, hij heeft zin voor taal en stijl 'en beeldspraak en symboliek en didhtkunst. Daardoor kan de welsprekendheid van overigens zeer eenvoudige en ongeletterde menschen U soms als een blijde verrassing treffen. Stel daartegenover de onbijbelsche mensch, die van den Bijbel niet anders afweet dan dat Kaïn met een vrouw getrouwd moet zijn. die volgens het Bijbelverhaal zelf niet bestond, die voorts ook iets afweet van Biliam's ezel en van de walvisch van Jona. Gij kent die typen wel. Praat er maar eens een oogenblik mee en gij ontstelt over de grenzelooze oppervlakkigheid en onkunde, de benauwende smalheid van blik. Het kan ook niet anders. De natuurlijke mensch betrekt alles op zichzelf, hij vindt tenslotte al leen zichzelf en het zijne belangrijk genoeg en legt het zwaartepunt van zijn wereld in zijn eigen persoon. Trouwens heel de wereldhistorie is er het klaar bewijs van, dat waar het Christendom niet zijn zegenrijken invloed uitoefent, de menschheid verzinkt in de zwartste duisternis en diepste onkunde. Een zegen zijn daarom onze Christelijke scho- l'en, waar de Bijbel de centrale plaats inneemt en het kind er aan gewend wordt alle ding te bezien in het licht van het Woord van God. Ouders, bedenkt deze dingen en verstaat Uw roeping. Het geldt in de eerste plaats Uw kind. en daarna ook het welzijn van heel ons volk. Een volk gaat verloren, omdat het geen ken nis heeft, maar het wordt behouden, omdat het op de geboden des Heeren acht geslagen heeft. UITKI1K. die genezing zoekt, vraagt gratis brochure „Kruiden geneeswijze Priester HAMON" Drogisterij Verwaal CHRIST. VERDRAAGZAAMHEID EN WILLEM VAN ORANJE. Autoriteit de ziel van het staatsleven. Dr. H. C o 1 ij n hield ter herdenking van Willem van Oranje in het Concertgebouw te Amsterdam, waar de Koningin ook aanwezig was, een rede, waarvan wij hieronder een ge deelte laten volgen Daarin allereerst ligt 's Prinsen beteekenis, dat hij de grondvester onzer nationale onafhan kelijkheid is geweest. Oranje, de staatsman, die, andere ver vooruit, politieke vrijheid, gewetensvrijheid en Christe lijke verdraagzaamheid als richtsnoer voor zijn beleid had gekozen en die slechts door omstan digheden, welke hij niet meer beheerschen kon, tegen het einde van zijn leven gedwongen werd, zich neer te leggen bij minder milde gedragslijn. Oranje, de krijgsman, die, ofschoon als zoo danig niet tot de meest begaafden behoorend, toch den moed toonde met saamgeraapte benden zich te stellen tegenover het beste leger en den bekendsen veldheer van zijn tijd. Een waarachtig vorst, in zijn onbaatzuchtig heid, die hem de schitterende voorstellën deed afwijzen, die hem gedaan werden indien hij de Nederlandsche zaak wilde verlaten. Strijder, wiens voorzichtigheid en behoed zaamheid slechts door zijn volhardingsvermogen geëvenaard werd. In de latere levensjaren man van geloofskracht te midden van toch ook wel veel kleingeloovig- faeid; martelaar, in het eind, voo de zaak waar aan hij zich gegeven had. Het praalgraf in de Delftsche kerk is, zoo heet het daar in marmer gegrift, opgericht ter eeuwi ge nagedachtenis aan zijne verdiensten. Maar het Nederlandsche volk van de 20e eeuw zou de beteekenis van dezen grootsten der Oranje vorsten niet naar waarde schatten, indien het bleef bij dat* door de vaderen opgerichte praal graf met zijn ontroerend inschrift. Indien het geen besef bleek te hebben van hetgeen dat leven en die verdiensten ook voor onzen tijd te zeggen hebben. De krakeelen in eigen boezem, die Oranje zooveel Jast bezorgden, behooren nog tot de dagelijksche plagen in ons volksleven. De verdraagzaamheid jegens andersdenkenden, waarvan Oranje de profeet was, ze gaat ook nu in de wereld nog wel eens schuil. Wat liefde tot en toewijding aan het Vader land in een menschenleven beteekenen kunnen, van hem kunnen we het leeren, al is zijn con ceptie van den omvang van het vaderland een andere geweest dan de onze thans nog zijn kan. Zoo dorpsche geest onder ons vaak den ho rizon verengt en wij, om slechts dit eene te noemen, de beteekenis van een koninkrijk der Nederlanden van 70 millioen zielen zoo zelden met geestdrift in ons opzuigen, dan wéér kun nen we ons wenden tot Oranje, die nooit, ook niet in de donkerste uren, in zijn gedachten ontrouw werd aan zijn breeder ideaal -welks vervulling toen binnen de grenzen der mogelijk heden lag en die met een scherpen blik heeft vooruit gezien, dat een te beperkt grodgebied en een te geringe 'bevolking op den duur den politieken achteruitgang van een zelfs mach tigen handelsstaat tengevolge moest hebben. Wanneer wij in onzen tijd de aftakeling aan schouwen van de autoriteit in den staat, dan denken we aan dat voor alle eeuwen fundamen teel woord, dat Oranje, vlak voor zijn dood, aan de Staten van Holland richtte, waarvan de strekking is, dat de autoriteit de ziel, het gezag, de grondslag van het staatsleven is. Zoo is het nu evenals drie ert een halve eeuw geleden. Door het trekken van die twee lijnen: autori teit bij de regeering en saamwerking met hen, die het volk vertegenwoordigen, heeft de eerste Willem reeds den weg gewezen naar verhou dingen, die ook in latere eeuw het meest ge- ei gend zouden blijken het belang van land en volk het best te dienen. Geen volk, door welke moeilijkheden ook om ringd en door welke zorgen ook gedrukt, be- DOOR J. VAN DEN BOSCH. 19) „Jawel, hij speelt prachtig piano en heeft daardoor Willy's hart gestolen. Alleen belieft hij niet alles te spelen. Papa mag geweldig graag disputeeren met hem. Maar ik verzeker je, hij staat z'n mannetje Papa legt het altijd af en zegt dan maar: we worden het toch niet eens. Dat is het gemakkelijkst, hé Douwe heb ik Zaterdagavond nog gesproken op de Hoog straat. Misschien is 'hij nog in de stad. Het is zoo n fideele kerel. Zoo gaan er geen derti'en in een dozijn." Edom vond Johan een gezellig prater en lang niet dom. Het deed haar goed, dat hij over Douwe zoo geestdriftig sprak, hoewel zij hem toch niet kende. Ze begreep, wat Douwe was. Ja, een fideele kerel, volgens Johan. "Maar voor haar -beteeende dat: een Christen XXI. Er werd gescheld. Een oogenblik later kwam het meisje binnen. „Mijnheer Wierenga", diende zij aan. Johan sprong op. „Wel, wel", riep hij, „nèt zitten we over hem te praten, 'Edom. Laat binnen, laat gauw binnen". Dit tot het dienstmeisje, die glimlachend verdween. „Douwe Wieringa, Edom. Wel, dat kan niet mooier uitkomen." De aangekondigde, een rijzige jonge man, trad al heel spoedig binnen, ietwat luidruchtig ver welkomd door Johan, die opgesprongen en hem tegemoet gesneld was. „Wel kerel, daar doe je goed aan. 't Is al lang geleden, dat je hier bent geweest." „Drukke studie, man." Dan, vragend naar Edom opziend, die opgestaan was, keek hij vervolgens Johan verwijtend aan. „O, dat is waar ook. Ik moet conventioneel zijn. -Mag ik je even voorstellen: Mej. Edom Jansen. mijnheer Douwe Wieringa, theolo gisch candidaat aan de Vrije Universiteit te Amsterdam." Het kwam er zoo plechtig uit, dat Edom even moest lachen. Ook Douwe Wierenga deed het. Ejn toen was het ijs gebroken. De student nam bij het tweetal plaats, infor- meerend naar de familieleden Ze waren allemaal uit, ratelde Johan, Dat was wel eens fijn. Nooit had hij Douwe alleen hier m huis aangetroffen. Gelukkig behoefde hij nu voor Willy geen piano te spelen en met papa met te discussieeren over allerlei mogelijke en onmogelijke onderwerpen. Nu konden ze ge drieën eens rustig over alles en nog wat praten. „Over alle mogelijke en onmogelijke onder werpen viel Douwe Wierenga hem in dc rede. „Zooals je wiilt. Maar geen discussie. We zul len zedig naar je luisteren. Want je bent onze meerdere", zei Johan koddig. TerJuiks keek Edom den student aan. Hij had een sympathiek gezicht. Zijn oogen keken helder uit de kassen. Hij was geheel op zijn gemak, leunend in de fauteuil. Toen sloeg ihij zijn oogen naar haar op en zag haar doordringend aan, alsof hij in haar ziel wilde lezérii. Even sloeg zij de hare neer, maar om hem dan onmiddellijk vast aan te zien. "*ai U ^ier nog nooit ontmoet", zei hij. „Als klein meisje heb ik hier wel eens ge logeerd", was haar antwoord. „Maar het is reeds lang geleden. Goed herinner ik het mij niet meer. t Is eigenaardig, hoe gauw we verqeten", ging hij voort. „Maar aan den anderen kant is het merkwaardig, dat we dingen, die ons heb ben aangegrepen, of die ons heel aangenaam waren, zoolang in ons geheugen bewaren. Ik herinner mij nog levendig als de dag van gister en het is toch al twintig jaar geleden dat ik aan de hand van mijn vader, naar den dokter ging, om een heel kleine operatie te ondergaan. Andere zaken vergeet nïen allicht, maar zoo iets niet." Hij redeneerde heel gewoon, had nog niets bijzonders gezegd. En toch voelde Edom sym pathie voor hem. Waarom wist zij niet. Was het zijn eerlijk, openhartig uiterlijk Of zijn klankvolle stem Even stokte het gesprek. Tot Johan vroeg: „Ga je weer gauw naar Amsterdam „Ik blijf Zondag over. Want Zondag is moe jarig. Dan was ik van plan, Dinsdag weer te vertrekken." ,,'t Is hard werken, zeker „Och ja, ik heb altijd hard gewerkt. Maar ik zal toch blij zijn, als ik mijn doel heb be reikt. 't Is voor moe, zooals je weet, een gelde lijke opoffering, waarvoor ik niet genoeg dank baar kan zijn." Edom voelde de warmte, die in zijn woorden lag, en de liefde voor zijn moeder. En zij dacht aan haar eigen moeder. ,,'t Is heerlijk als men nog zoo over moeder spreken kan", zei ze met gesmoorde stem. Hij begreep onmiddellijk. „U hebt uw moe verloren vroe hij, met meelevenden, medelijdenden klank in zijn stem. „Moe is vier dagen geleden begraven", ant woordde zij. „Daarom bén ik hier." Hij maakte er, hoewel ten onrechte, uit op, dat zij dan een wees zou zijn en keek in haar smal, bleek gelaat. „Ik kan me voorstellen, dat u veel geleden hebt", zeade 'hij. „Dat weet niemand", was haar antwoord. Tranen sprongen in haar oogen. „God weet het", zei hij plots zeer ernstig. „God weet het. Hij wil die smart lenigen." „Soms heb ik God zoo dicht bij mij", klaagde zij. „En dan is Hij zoover van mij af." Johan luisterde roerloos toe. Menigmaal had hij een gesprek onder vier oogen met Douwe Wierenga gehad. Deze had hem dan verteld van zijn heerlijke belijdenis, hem verteld van Jezus Christus en Dien gekruist. Johan's gemoed was wel ontvankelijk voor indrukken, maar flink wortel had het gestrooide zaad nog niet gescho ten, althans Douwe had het nooit bemerkt, hoe hij er ook op lette. Johan was altijd de vroolijke, opgewekte jongen. Maar bezat hij levensdiepte Douwe had het zoo graag geconstateerd. Hij leerde nu reeds, wat moeilijk later zijn ambt zijn zou. „God is een wonderlijk God", dacht hij. Johan kénde hij al jaren, zonder te durven zeggen: hij heeft Jezus gevonden. En nu maakt hij kennis met mej. Jansen, een familielid, die hij nog nooit had gezien of gesproken. En hij bemerkt, dat zij een zoekende ziel is. Of liever: een ziel, die nu bezit, dan weer gemis voelt. Maar toch een ziel, die smachtend naar God verlangt. Belangstellend, zonder dat ze het bemerkte, want Edom kijkt star voor zich uit, zag hij haar aan. Dan herinnerde hij zich haar laatste woorden: „Soms heb ik God zoo dicht bij mij. En dan is Hij weer zoover van mij af." „God is altijd dicht bij ons", zei hij plots. En zij wendde het hoofd naar hem op. „God is altijd dicht bij ons. Miaar dn onze vreeze, in onze kleingeloovigheid, denken we soms, dat Hij vèr weg is." „En wat moeten we dan doen?" vroeg zij. „Bidden", zei hij. „Bidden. Alleen door het gebed voelen wij Zijn gemeenschap." Zij moest het beamen. Had zij het zelf niet ondervonden, in den vooravond nog, op haar slaapkamer, toen zij knielde en om kracht vroeg, toen zij plots dacht aan die predlikatie over de zielen, die Gods verborgen omgang vinden? Ja, de student had gelijk. Haar vraag was overbodig geweest. Zij wist het, had het zelf ervaren. Alleen door het ware, oprecht gebed, wordt God gevonden. Het was stil, 'n oogén- blik. Douwe Wierenga wilde meer zeggen. Maar heilige schroom weerhield hem. Datzelfde was het geval met Edom. Zij wilde haar hart uitstorten, maar durfde niet. Hij was haar toch vreemd En toch toch voelde zij zich onweerstaanbaar tot hem aangetrokken, zij kon niet verklaren, waarom. Zoo graag had zij op dat oogenblik met hem alleen willen' zijn, om uit te spreken van haar verdriet en smart. Hij, als aanstaand predikant, zou haar woorden van troost kunnen toevoegen, zou haar het goede pad kunnen wijzen. Maar dan dacht ze opeens weer: dat hééft hij reeds gedaan. Alleen door gebed verkrijgen wij God Er werd op de deur geklopt. Het meisje kwam binnen en zei: „Mijnheer, u wordt aan de telefoon geroepen." Johan stond op en liep de kamer uit. Edom voelde heur hart kloppen. Er was toch geen reden voor „Hebt ge God nog niet gevonden?" vroeg hij op den man af. „Ik weet het niet", stamelde zij. „Ik weet het niet. Soms denk ik van wel. Ejn dan weer, dat het niet zoo is. Ik geloof: hier in huis is God niet bij mij." „O ja", zei hij overtuigend. „De geheele familie hier is ongeloovig Johan zonder ik uit, die is op dat punt verbazend gesloten, maar daarom is God hier wel. Hij is letterlijk overal. Als kinderen leerden we immers al: „Op bergen en in dalen, ja, overal is God". Néén, dat behoeft voor u geen bezwaar te zijn. Het komt er maar op aan, dat ge Hem oprecht zoekt." „Dat doe ik", zei ze vast. En hij wist, dat ze waarheid sprak. 'Het verheugde hem. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1