Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eiïanden.
GIJ, SUIKEBLIJDERS,
1e middeliandstr. «9 Rotierdam
IN HOC SIGNO VINCES
DE UITSLAG.
FEUILLETON
No. 3950
ZATERDAG 29 APRIL 1933
48ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
NAAR HET LICHT
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1. bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIIKE NUMMERS 5 CENT. 1
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAQEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
*TÏ« sfwklteia voor de Redactie bestemd, Advertesitlën en verdere Administratie, franco toe te «etude» aam de Uitgevers
Dankbaar zijn we met dezen uitslag,
als we letten op de winst, die onze partij
door Gods genade gemaakt heeft.
Verrassende winst leverde verschil
lende plaatsen op.
Natuurlijk moeten we dezen toevloed
van stemmen met eenige nuchterheid
beschouwen.
Onze partijleider heeft het vertrou
wen van vele landgenooten, ook buiten
ons partijverband en de economische
nood zal velen er toe gedrongen hebben
hem hun stem te geven.
Zien we den uitslag breeder dan de
kring van eigen partij, dan is er niet
veel reden tot optimisme. Roomsch-
Kath. en Chr. Hist, gingen achteruit
en derhalve werd de basis voor een
sterk coalitie-kabinet hierdoor ver
zwakt. En wil men Dr. Colijn als de
man, die het nu doen moet in een nieuw
ministerie, dan zal hij toch steun moeten
hebben in een sterke rechtsche meer
derheid.
Misschien kan die er echter nu toch
zijn, doordat de Chr. Hist, uit deze ver
kiezingen iets geleerd hebben en hun
ingenomen standpunt sedert 1925 en
1929 voor wat betreft de steun aan een
parlementair rechtsch kabinet, wijzigen.
Ze kunnen nu toch wel dit geleerd heb
ben, dat hun thaiffi aangeilltaien hou
ding niet die waaraeering vindt bij hun
kiezerscorps als waarop ze-waarschijn
lijk gehoopt hebben.
Enfin, de naaste toekomst zal hier
licht moeten brengen.
Een donkere kant aan deze verkie
zingen is de groei van de radicale ele
menten.
Als het communisme groeit ten koste
van de S.D.A.P., moeten we ons daar
niet in verheugen.
Evenmin ligt er eenig voordeel in,
dat de S.G.P. haar getal zetels behield
en de C.D.U. er één verkreeg.
Er blijkt uit, dat er nog altijd duizen
den menschen zijn, die verwachting
hebben van kleine malcontente groepjes
in de Kamer.
En dat in dezen meer dan ernstigen
tijd, nu er een dringend beroep op ons
volk gedaan is om geen gehoor te geven
aan de speculatieve demagogie van de
structieve elementen, die niet anders
kunnen dan afbreken, critiseeren, maar
tot opbouw volstrekt impotent zijn.
De tijd zal ook hun veel moeten
leeren.
Moge het dan niet te laat zijn.
Intusschen, wij danken onzen God
voor een man als Colijn, die van zijn
schouders en opwaarts nog boven het
volk uitsteekt en gelukkig, ondanks veel
wat tegenhoudt, ons volk en land nog
tot zegen gesteld wordt.
Moge hij de kracht vinden in de
naaste toekomst iets te doen voor de
vreeselijke economisch-geestelijke nood
waarin ons volksleven gebracht is.
Een gewichtige week ligt er voor ons land
achter ons.
Op het oogenblik, dat ik dit schrijf, is de
uitslag van de verkiezingen nog niet bekend,
maar hoe ze uitvallen, van groot gewicht zijn
ze in elk geval
Er hangt zooveel van af
Het is opmerkelijk hoe weinig dit eigenlijk nog
bevroed wordt. Duizenden zijn er, die de ver
kiezing van onze volksvertegenwoordiging met
de grootste onverschilligheid laten passeeren en
alleen zich van hun stemplicht kwijten en dan
nog hoè omdat de wet ze er toe verplicht.
Daartegenover staat en gelukkig maar ook
dat de verkiezingsstrijd dit jaar met veel
grooter animo gevoerd werd dan vorige ver
kiezingen het geval geweest is.
Vooral verschillende kleine partijtjes hebben
zio^heftig geweerd om een zetel Je winnen of
om er één bij te krij$in.
*Het is de groote schaduwzijde van onze even
redige vertegenwoordiging, waaraan weinig te
doen zal zijn.
Ook in ander opzicht is deze week gewichtig
geweest. We hebben de Prins Willem-herden
king gevierd.
En we mogen wel zeggen, dat dit heel het
land door op waardige wijze is gebeurd. Er
klopt nog een warm Oranje-hart in menig Neder
lander.
In zulke dagen komen de goede tendenzen,
die er zijn in ons volkskarakter, naar boven en
krijgen we nieuwe dankenstof, omdat nog zoo
veel gegeven is boven andere volkeren rondom.
Een bizondere plaats in de Oranje-herdenking
neemt ongetwijfeld in de Oranje-herdenking van
Maandagavond in Den Haag. Dr. Colijn, gene
raal Roëll en Prof. Wisse hebben toen ge
sproken velen zullen deze redevoeringen, die
door de radio werden doorgezonden, tot zelfs
in Amerika toe, hebben beluisterd.
„Vier uwe vierdagen", waarschuwde de pro
feet van den ouden dag het verbondsvolk.
Dat woord geldt ook voor onze dagen en
voor ons volk.
Een volk, dat een streep door zijn historie
haalt, is als volk onherroepelijk ten doode op
geschreven. Een volk, dat zijn verleden ver
loochent, heeft geen toekomst.
In dit licht gezien wordt het allermiserabelst
optreden van vele onderwijzers aan openbare
scholen nog ellendiger.
De openbare school heet z.g. de „nationale"
school, maar een nationaal feit, zooals de Prins
Willem-herdenking toch bij uitnemendheid is,
mag in de openbare school niet gevierd worden.
Het gaat in onze dagen wel ver.
Het zijn allemaal symptomen van één en
hetzelfde ziektebeeld.
Onze tijd is door en door ziek.
De verderfelijke theorieën, een anderhalve
eeuw lang onder het volk gebracht, geven over
vloedige vrucht.
Een der ergste ziekteverschijnselen van onzen
tijd is wel, dat er geen eerbied voor het gezag
meer is. Natuurlijk een rechtstreeks uitvloeisel
van de Fransche Revolutie, welke de leer bracht,
dat alle gezag uit den mensch zelf opkomt. Dat
moet onherroepelijk leiden tot volstrekte bande
loosheid.
Want als het gezag uit den mensch zelf op
komt, berust het gezag bij den sterkste. En
duldt men dus dat gezag zoolang boven zich
als men niet bij machte is zelf het gezag in han
den te krijgen. En in dien tussch'en'tijd doet men
natuurlijk alles om dat met dwang opgelegde
gezag zooveel mogelijk te sabotceren en te
ondermijnen.
Dat zien we in onzen tijd dan ook dag in
dag- uit voor onze oogen gebeuren.
En de openbare .schelen, waar de roode onder
wijzers blijkbaar een zeer groot element vor
men, worden er de dupe van en de ziel van het
volkskind wordt dag in dag uit verwoest.
Want het gezagsbegrip is een zedelijk be
grip, een fundamenteel beginsel, waar een volk
niet builen kan, omdat in het gezagsprincipe de
waarachtige volksvrijheid besloten ligt. Gezag
en vrijheid staan in relatie tot elkander, en waar
het gezag wordt ondergraven, maakt de vrijheid
plaats voor bandeloosheid en in het eind voor
tyrannic.
Het is goed, dat we in onze eigen kringen
deze dingen telkens weer zeggen en propageeren.
Want het gaat hier om de hoogste goederen
van ons volksleven.
De kwestie is, dat velen de dingen niet meer
in hun juiste verband zien. Onkunde speelt hier
ook al een groote rol. en daardoor worden
duizenden een gemakkelijke prooi voor allerlei
politieke avonturiers.
Maar waar groote volksgroepen worden los
geweekt van het Woord Gods, daar moet het
die richting uitgaan.
Christenen, menschen die dicht bij den Bijbel
leven, worden vaak door ongeloovigen uitge
maakt voor dompers, menschen, die met de
nachtschuit komen, sukkelaars, wien het licht
ontbreekt.
Maar wie onder de menschen komt, merkt
eiken dag, dat de grootste onkunde, de meeste
kortzichtigheid en bekrompenheid wordt gevon
den niet bij menschen, die hun Bijbel kennen,
maar bij hen, die met den Bijbel spotten.
De Christen heeft een breeden universeelen
blik. Hij betrekt heel de wereld 'binnen zijn visie
en legt het zwaartepunt centraal, waar het liggen
moeten waardoor alle dingen in hun juiste ver
houdingen komen te staan. Bovendien heeft hij
menschenkennis, want Gods Woord geeft hem
inzicht in de ziel van den mensch, hij heeft zin
voor taal en stijl 'en beeldspraak en symboliek
en didhtkunst. Daardoor kan de welsprekendheid
van overigens zeer eenvoudige en ongeletterde
menschen U soms als een blijde verrassing
treffen.
Stel daartegenover de onbijbelsche mensch,
die van den Bijbel niet anders afweet dan dat
Kaïn met een vrouw getrouwd moet zijn. die
volgens het Bijbelverhaal zelf niet bestond, die
voorts ook iets afweet van Biliam's ezel en van
de walvisch van Jona. Gij kent die typen wel.
Praat er maar eens een oogenblik mee en gij
ontstelt over de grenzelooze oppervlakkigheid en
onkunde, de benauwende smalheid van blik.
Het kan ook niet anders. De natuurlijke mensch
betrekt alles op zichzelf, hij vindt tenslotte al
leen zichzelf en het zijne belangrijk genoeg en
legt het zwaartepunt van zijn wereld in zijn
eigen persoon.
Trouwens heel de wereldhistorie is er het
klaar bewijs van, dat waar het Christendom
niet zijn zegenrijken invloed uitoefent, de
menschheid verzinkt in de zwartste duisternis
en diepste onkunde.
Een zegen zijn daarom onze Christelijke scho-
l'en, waar de Bijbel de centrale plaats inneemt
en het kind er aan gewend wordt alle ding te
bezien in het licht van het Woord van God.
Ouders, bedenkt deze dingen en verstaat Uw
roeping. Het geldt in de eerste plaats Uw kind.
en daarna ook het welzijn van heel ons volk.
Een volk gaat verloren, omdat het geen ken
nis heeft, maar het wordt behouden, omdat het
op de geboden des Heeren acht geslagen heeft.
UITKI1K.
die genezing zoekt, vraagt
gratis brochure „Kruiden
geneeswijze
Priester HAMON"
Drogisterij Verwaal
CHRIST. VERDRAAGZAAMHEID
EN WILLEM VAN ORANJE.
Autoriteit de ziel van het staatsleven.
Dr. H. C o 1 ij n hield ter herdenking van
Willem van Oranje in het Concertgebouw te
Amsterdam, waar de Koningin ook aanwezig
was, een rede, waarvan wij hieronder een ge
deelte laten volgen
Daarin allereerst ligt 's Prinsen beteekenis,
dat hij de grondvester onzer nationale onafhan
kelijkheid is geweest.
Oranje, de staatsman, die, andere ver vooruit,
politieke vrijheid, gewetensvrijheid en Christe
lijke verdraagzaamheid als richtsnoer voor zijn
beleid had gekozen en die slechts door omstan
digheden, welke hij niet meer beheerschen kon,
tegen het einde van zijn leven gedwongen werd,
zich neer te leggen bij minder milde gedragslijn.
Oranje, de krijgsman, die, ofschoon als zoo
danig niet tot de meest begaafden behoorend,
toch den moed toonde met saamgeraapte benden
zich te stellen tegenover het beste leger en den
bekendsen veldheer van zijn tijd.
Een waarachtig vorst, in zijn onbaatzuchtig
heid, die hem de schitterende voorstellën deed
afwijzen, die hem gedaan werden indien hij de
Nederlandsche zaak wilde verlaten.
Strijder, wiens voorzichtigheid en behoed
zaamheid slechts door zijn volhardingsvermogen
geëvenaard werd.
In de latere levensjaren man van geloofskracht
te midden van toch ook wel veel kleingeloovig-
faeid; martelaar, in het eind, voo de zaak waar
aan hij zich gegeven had.
Het praalgraf in de Delftsche kerk is, zoo heet
het daar in marmer gegrift, opgericht ter eeuwi
ge nagedachtenis aan zijne verdiensten. Maar
het Nederlandsche volk van de 20e eeuw zou
de beteekenis van dezen grootsten der Oranje
vorsten niet naar waarde schatten, indien het
bleef bij dat* door de vaderen opgerichte praal
graf met zijn ontroerend inschrift. Indien het
geen besef bleek te hebben van hetgeen dat
leven en die verdiensten ook voor onzen tijd te
zeggen hebben.
De krakeelen in eigen boezem, die Oranje
zooveel Jast bezorgden, behooren nog tot de
dagelijksche plagen in ons volksleven.
De verdraagzaamheid jegens andersdenkenden,
waarvan Oranje de profeet was, ze gaat ook
nu in de wereld nog wel eens schuil.
Wat liefde tot en toewijding aan het Vader
land in een menschenleven beteekenen kunnen,
van hem kunnen we het leeren, al is zijn con
ceptie van den omvang van het vaderland een
andere geweest dan de onze thans nog zijn kan.
Zoo dorpsche geest onder ons vaak den ho
rizon verengt en wij, om slechts dit eene te
noemen, de beteekenis van een koninkrijk der
Nederlanden van 70 millioen zielen zoo zelden
met geestdrift in ons opzuigen, dan wéér kun
nen we ons wenden tot Oranje, die nooit, ook
niet in de donkerste uren, in zijn gedachten
ontrouw werd aan zijn breeder ideaal -welks
vervulling toen binnen de grenzen der mogelijk
heden lag en die met een scherpen blik heeft
vooruit gezien, dat een te beperkt grodgebied
en een te geringe 'bevolking op den duur den
politieken achteruitgang van een zelfs mach
tigen handelsstaat tengevolge moest hebben.
Wanneer wij in onzen tijd de aftakeling aan
schouwen van de autoriteit in den staat, dan
denken we aan dat voor alle eeuwen fundamen
teel woord, dat Oranje, vlak voor zijn dood,
aan de Staten van Holland richtte, waarvan de
strekking is, dat de autoriteit de ziel, het gezag,
de grondslag van het staatsleven is. Zoo is het
nu evenals drie ert een halve eeuw geleden.
Door het trekken van die twee lijnen: autori
teit bij de regeering en saamwerking met hen,
die het volk vertegenwoordigen, heeft de eerste
Willem reeds den weg gewezen naar verhou
dingen, die ook in latere eeuw het meest ge-
ei gend zouden blijken het belang van land en
volk het best te dienen.
Geen volk, door welke moeilijkheden ook om
ringd en door welke zorgen ook gedrukt, be-
DOOR
J. VAN DEN BOSCH.
19)
„Jawel, hij speelt prachtig piano en heeft
daardoor Willy's hart gestolen. Alleen belieft
hij niet alles te spelen. Papa mag geweldig
graag disputeeren met hem. Maar ik verzeker
je, hij staat z'n mannetje Papa legt het altijd
af en zegt dan maar: we worden het toch niet
eens. Dat is het gemakkelijkst, hé Douwe heb
ik Zaterdagavond nog gesproken op de Hoog
straat. Misschien is 'hij nog in de stad. Het is
zoo n fideele kerel. Zoo gaan er geen derti'en
in een dozijn."
Edom vond Johan een gezellig prater en lang
niet dom. Het deed haar goed, dat hij over
Douwe zoo geestdriftig sprak, hoewel zij hem
toch niet kende. Ze begreep, wat Douwe was.
Ja, een fideele kerel, volgens Johan. "Maar voor
haar -beteeende dat: een Christen
XXI.
Er werd gescheld. Een oogenblik later kwam
het meisje binnen.
„Mijnheer Wierenga", diende zij aan.
Johan sprong op.
„Wel, wel", riep hij, „nèt zitten we over
hem te praten, 'Edom. Laat binnen, laat gauw
binnen". Dit tot het dienstmeisje, die glimlachend
verdween.
„Douwe Wieringa, Edom. Wel, dat kan niet
mooier uitkomen."
De aangekondigde, een rijzige jonge man, trad
al heel spoedig binnen, ietwat luidruchtig ver
welkomd door Johan, die opgesprongen en hem
tegemoet gesneld was.
„Wel kerel, daar doe je goed aan. 't Is al
lang geleden, dat je hier bent geweest."
„Drukke studie, man." Dan, vragend naar
Edom opziend, die opgestaan was, keek hij
vervolgens Johan verwijtend aan.
„O, dat is waar ook. Ik moet conventioneel
zijn. -Mag ik je even voorstellen: Mej. Edom
Jansen. mijnheer Douwe Wieringa, theolo
gisch candidaat aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam."
Het kwam er zoo plechtig uit, dat Edom even
moest lachen. Ook Douwe Wierenga deed het.
Ejn toen was het ijs gebroken.
De student nam bij het tweetal plaats, infor-
meerend naar de familieleden
Ze waren allemaal uit, ratelde Johan, Dat
was wel eens fijn. Nooit had hij Douwe alleen
hier m huis aangetroffen. Gelukkig behoefde hij
nu voor Willy geen piano te spelen en met papa
met te discussieeren over allerlei mogelijke en
onmogelijke onderwerpen. Nu konden ze ge
drieën eens rustig over alles en nog wat praten.
„Over alle mogelijke en onmogelijke onder
werpen viel Douwe Wierenga hem in dc
rede.
„Zooals je wiilt. Maar geen discussie. We zul
len zedig naar je luisteren. Want je bent onze
meerdere", zei Johan koddig.
TerJuiks keek Edom den student aan. Hij
had een sympathiek gezicht. Zijn oogen keken
helder uit de kassen. Hij was geheel op zijn
gemak, leunend in de fauteuil.
Toen sloeg ihij zijn oogen naar haar op en
zag haar doordringend aan, alsof hij in haar
ziel wilde lezérii. Even sloeg zij de hare neer,
maar om hem dan onmiddellijk vast aan te zien.
"*ai U ^ier nog nooit ontmoet", zei hij.
„Als klein meisje heb ik hier wel eens ge
logeerd", was haar antwoord. „Maar het is
reeds lang geleden. Goed herinner ik het mij
niet meer.
t Is eigenaardig, hoe gauw we verqeten",
ging hij voort. „Maar aan den anderen kant is
het merkwaardig, dat we dingen, die ons heb
ben aangegrepen, of die ons heel aangenaam
waren, zoolang in ons geheugen bewaren. Ik
herinner mij nog levendig als de dag van gister
en het is toch al twintig jaar geleden dat
ik aan de hand van mijn vader, naar den dokter
ging, om een heel kleine operatie te ondergaan.
Andere zaken vergeet nïen allicht, maar zoo
iets niet."
Hij redeneerde heel gewoon, had nog niets
bijzonders gezegd. En toch voelde Edom sym
pathie voor hem. Waarom wist zij niet. Was
het zijn eerlijk, openhartig uiterlijk Of zijn
klankvolle stem
Even stokte het gesprek. Tot Johan vroeg:
„Ga je weer gauw naar Amsterdam
„Ik blijf Zondag over. Want Zondag is moe
jarig. Dan was ik van plan, Dinsdag weer te
vertrekken."
,,'t Is hard werken, zeker
„Och ja, ik heb altijd hard gewerkt. Maar
ik zal toch blij zijn, als ik mijn doel heb be
reikt. 't Is voor moe, zooals je weet, een gelde
lijke opoffering, waarvoor ik niet genoeg dank
baar kan zijn."
Edom voelde de warmte, die in zijn woorden
lag, en de liefde voor zijn moeder. En zij dacht
aan haar eigen moeder.
,,'t Is heerlijk als men nog zoo over moeder
spreken kan", zei ze met gesmoorde stem.
Hij begreep onmiddellijk.
„U hebt uw moe verloren vroe hij, met
meelevenden, medelijdenden klank in zijn stem.
„Moe is vier dagen geleden begraven", ant
woordde zij. „Daarom bén ik hier."
Hij maakte er, hoewel ten onrechte, uit op,
dat zij dan een wees zou zijn en keek in haar
smal, bleek gelaat.
„Ik kan me voorstellen, dat u veel geleden
hebt", zeade 'hij.
„Dat weet niemand", was haar antwoord.
Tranen sprongen in haar oogen.
„God weet het", zei hij plots zeer ernstig.
„God weet het. Hij wil die smart lenigen."
„Soms heb ik God zoo dicht bij mij", klaagde
zij. „En dan is Hij zoover van mij af."
Johan luisterde roerloos toe. Menigmaal had
hij een gesprek onder vier oogen met Douwe
Wierenga gehad. Deze had hem dan verteld
van zijn heerlijke belijdenis, hem verteld van
Jezus Christus en Dien gekruist. Johan's gemoed
was wel ontvankelijk voor indrukken, maar flink
wortel had het gestrooide zaad nog niet gescho
ten, althans Douwe had het nooit bemerkt, hoe
hij er ook op lette. Johan was altijd de vroolijke,
opgewekte jongen. Maar bezat hij levensdiepte
Douwe had het zoo graag geconstateerd. Hij
leerde nu reeds, wat moeilijk later zijn ambt
zijn zou.
„God is een wonderlijk God", dacht hij.
Johan kénde hij al jaren, zonder te durven
zeggen: hij heeft Jezus gevonden. En nu maakt
hij kennis met mej. Jansen, een familielid, die
hij nog nooit had gezien of gesproken. En hij
bemerkt, dat zij een zoekende ziel is. Of liever:
een ziel, die nu bezit, dan weer gemis voelt.
Maar toch een ziel, die smachtend naar God
verlangt.
Belangstellend, zonder dat ze het bemerkte,
want Edom kijkt star voor zich uit, zag hij haar
aan.
Dan herinnerde hij zich haar laatste woorden:
„Soms heb ik God zoo dicht bij mij. En dan
is Hij weer zoover van mij af."
„God is altijd dicht bij ons", zei hij plots. En
zij wendde het hoofd naar hem op. „God is
altijd dicht bij ons. Miaar dn onze vreeze, in
onze kleingeloovigheid, denken we soms, dat
Hij vèr weg is."
„En wat moeten we dan doen?" vroeg zij.
„Bidden", zei hij. „Bidden. Alleen door het
gebed voelen wij Zijn gemeenschap."
Zij moest het beamen. Had zij het zelf niet
ondervonden, in den vooravond nog, op haar
slaapkamer, toen zij knielde en om kracht vroeg,
toen zij plots dacht aan die predlikatie over de
zielen, die Gods verborgen omgang vinden?
Ja, de student had gelijk. Haar vraag was
overbodig geweest. Zij wist het, had het zelf
ervaren. Alleen door het ware, oprecht gebed,
wordt God gevonden. Het was stil, 'n oogén-
blik.
Douwe Wierenga wilde meer zeggen. Maar
heilige schroom weerhield hem.
Datzelfde was het geval met Edom. Zij wilde
haar hart uitstorten, maar durfde niet. Hij was
haar toch vreemd En toch toch voelde zij
zich onweerstaanbaar tot hem aangetrokken, zij
kon niet verklaren, waarom. Zoo graag had zij
op dat oogenblik met hem alleen willen' zijn,
om uit te spreken van haar verdriet en smart.
Hij, als aanstaand predikant, zou haar woorden
van troost kunnen toevoegen, zou haar het goede
pad kunnen wijzen.
Maar dan dacht ze opeens weer: dat hééft
hij reeds gedaan.
Alleen door gebed verkrijgen wij God
Er werd op de deur geklopt.
Het meisje kwam binnen en zei: „Mijnheer,
u wordt aan de telefoon geroepen."
Johan stond op en liep de kamer uit.
Edom voelde heur hart kloppen. Er was
toch geen reden voor
„Hebt ge God nog niet gevonden?" vroeg
hij op den man af.
„Ik weet het niet", stamelde zij.
„Ik weet het niet. Soms denk ik van wel. Ejn
dan weer, dat het niet zoo is. Ik geloof: hier
in huis is God niet bij mij."
„O ja", zei hij overtuigend. „De geheele
familie hier is ongeloovig Johan zonder ik
uit, die is op dat punt verbazend gesloten,
maar daarom is God hier wel. Hij is letterlijk
overal. Als kinderen leerden we immers al:
„Op bergen en in dalen, ja, overal is God".
Néén, dat behoeft voor u geen bezwaar te zijn.
Het komt er maar op aan, dat ge Hem oprecht
zoekt."
„Dat doe ik", zei ze vast. En hij wist, dat
ze waarheid sprak. 'Het verheugde hem.
(Wordt vervolgd).