HiAS
blue BAND
BLUE BAND
FEUILLETON
Aduerleert in dtl Blad
BEÏtEKEMT
muiiir
Woensdag 26 April 1933. Mo. 3949
TWEEDE BLAD.
MAAR HET LICHT
Uit de Pers.
Ferkoopingen*
IN unr-cj(;NO WSES
OVER RIJKDOMMEN, DIE
OPGESTAPELD LIGGEN.
DOOR A. VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH
In verband met de aanstaande Boekenweken
schrijft deze bekende schrijfster ons
Ik heb ze nog gekend de menschen die
niet lezen konden. Ik herinner me nog den stoe-
ren, flinken man, een reus van een kerel die
alleszins bekwaam was voor zijn werk en dage
lijks heel wat arbeid verzette, en een goed stuk
brood voor zijn vrouw en kinderen verdiende.
]e kon zoo prettig met hem praten over zijn
werk, de paarden, de vrachten, de goede
en kwade tijden. Hij kon niet lezen of schrijven.
Dan was er een boerinne weer heel er
gens anders vandaan, zoo appetijtelijk als die
er uitzag met haar blonde haren en roode
opgepoetste koonen en de mooie lichtblauwe
oogen. Ze bracht meer van het boerenbedrijf
terecht dan ik, met al mijn leerjaren het ooit
zou kunnen; ze kon karnen en melken, ze hield
het melkgerij zuiver en frisch en het was on-
geloofelijk wat ze met die paar handen verzette.
Ze klaagde nooit, ze nam het leven aan zoo
als het kwam en werken, dat ze kon en dat ze
deed, en ze beschikte over een dosis gezond
verstand. Haar veestapel was er een voorbeeld
van.
Ik heb toen wel eens heel verstolen gedacht
„is het niet dwaas om de menschen allemaal
zooveel geleerdheid en wetenschap te willen
bijbrengen, wekken, we niet allerlei begeerten
op bij de menschheid, dien ooit gestild wordt....
ook niet kan worden Is het eenvoudige leven
met zijn poëzie en stille geneugten niet verkies
lijker dan het zich geestelijk bezig houden en
vermoeien met vele zaken Is het wel de be
doeling. dat wij, menschen, een gezichtveld zul
len hebben, dat zich uitstrekt over de geheele
aarde van de stratosfeer tot in de diepten
der zeeën? Is men niet gelukkiger met zijn
koei'eni en paarden, met zijn ploeg en met de
wederwaardigheden van het stukje grond waar
op men woont
Ik ben niet de eenigste, die voor een oogen-
blik wel eens zoo iets gedacht heelt. Ik ben in
goed gezelschapnog wel in dat van den
pastoor uit het boek van de Scharten-Antinks
„de jeugd van Francesco Campana
De pastoor komt langs het huisje van den
ouden MinoHij heeft hooren vertellen, dat
deze er over denkt, zijn kleinzoon Cechino tc
laten leeren.
De pastoor vindt het heelemaal onnoodig. Hij
gaat het Mino zeggen.
Zoo vergenoegd zit deze voor zijn deur op
de steenen bank op het terrasje voor zijn huis
in de zonnige schaduw van den grooten. kron-
kelknoestigen moereiboom.
Mino zat in zijn rose katoenen hemd en las
zijn krantje.
De pastoor vraagt of het waar is, dat de
jongen naar de stad zal gezonden worden om
verder te leeren.
Mino zegt voorzichtig, dat hij er wel over
denkt. De pastoor verheit een waarschuwende
stem en zegt „het is alleen maar de vraag,
of zoo'n vracht geleerdheid gelukkiger maakt.
Wat moet hij aanvangen met al die wetenschap
Als hij weet wat ieder weet hoe hij koper-
sulphaat op zijn druiven moet spuiten en zijn
moestuin en vee verzorgen wat doe je dan
met den verderen ballast
„Veel weten", antwoordt grootvader, „is rijk
dom.. Ik heb maar zoo eens een en ander ge
lezen, wat ik krijgen kon of eris koopen. Dik
wijls .begrijp ik het niet of half. Ik ben maar
een oüde domoor, maar dat ben ik dan toch te
weten-gekomen, hoe mooi 't moet zijn dat alles
Wel te weten en te begrijpen. Ik kijk maar door
een kiertje van de deur. En daarachter zal mijn
Céchino, alles zien wat er te zien valt
Wat heeft die oude Mino dat eigenlijk goed
gezegd, wat heeft hij het goed begrepen, wat
missen de menschen die niet lezen willen of niet
lezen k.unnen toch een boel. Is het niet precies
zoo, dat-telkens een deur opengaat en door het
binnentreden van die deur het leven al rijker
en.mooier wordt?
.IkiAees de „roep der velden" de man en
de vrouw, die niet lezen, staan voor de gesloten
deur; zeker, ze weten allerlei te vertellen van
het yopr en tegen van het bedrijf, maar weten
ze Ook yan de rapunzels, van de veronica's,
de egctlskop en de lischdodde, de wederik en
DOOR
J. VAN DEN BOSCH.
„Hoor eens, Edom", zei oom. „Wat je daar
even- deedt, doen we hier niet. Maar jij bent
natuurlijk volmaakt vrij, dat spreekt vanzelf.
Ais je maar niet vergt, dat wij het doen."
,/t Is nog zoo kwaad niet", merkte Johan
langs, zijn neus weg op.
„Stil", zei tante, inderdaad boos.
Edom had een kleur gekregen. Zij bevond
zich in eten moeilijke positie. „Volhouden", zei
een sfcem van binnen.
„O heden", spotte Willy, „daar wordt Johan
vroom."
„Nou klaar", zei oom.
Toen was alles stil.
Tante keek op de klok.
,/t Is bijna kwart vóór zeven", zei ze.
„Moet je dan vanavond uit vroeg haar
man.
„Man, zeur toch niet. Je moet notabene mee.
t Is\töch soirée bij Zimmermann."
„O ja, da's waar. Verontschuldig mij maar.
Ik heb geen tijd."
..Das natuurlijk onzin", zei tante boos.
„Hoe kan u dat nu zeggen, Papa", riep Willy
uit. moet toch bij Zimmermann zijn. 't Zou
een. ibeleediging zijn."
i,Ik zeg, dat ik niet kan", antwoordde oom.
„Ik ben vier dagen weg geweest en moet noodig
naar het kantoor. Dat eeuwige uitgaan van
jullie altijd."
„Steek in je zak", zei Johan en keek naar
Willy,,:die zoo nijdig werd als een spin.
',,D'r wordt je niks gevraagd", snibde zij terug.
de kattenstaarten, en de driekleurige viooltjes,
die onder het sneeuwkleed groeien? Een dichte
deur sluit de natuur af, als ge er niet van ge
lezen hebt; een dichte deur ook voor de dieren
wereld, als ge u niet hebt laten vertellen van
de kraaien, de uilemoeders en de gaaien, de
olifanten en de kameelen.
Ik hoor praten over de menschen1, moeilijK
zijn ze om te begrijpen, moeilijk ook je zelf om
er iets uit wijs te worden. Daar sla ik boeken
over menschkunde op, over karakterkennis, ik
denk hier bijzonder aan de werken van Künkel,
wat een rijkdom 1 Ach, Minowat heb je het
goed gezien, ik begin mezelf een heel klein
beetje te begrijpen, ik zie dat ik waken moet
voor geestelijke vergroeiing.
Daar zijn de paedagogische boeken heelt
iemand me ooit zoo goed kunnen duidelijk ma
ken, hoe geduldig ik zijn moet met een kind, dat
zich moeizaam doorvecht naar het groote leven
Daar was een roman, die een ongelukkig hu
welijk behandelde. Vroeger heb ik dat zoo hard
veroordeeld, nu begin ik te begrijpen, wat er
geleden en gestreden wordt een rijkdom aan
menschenkennis en aan erbarmen heb ik achter
die deur verzameld, die openging toen ik het
boek ter hand nam.
Vaak hebb'en wij, Europecërs, een groote
dosis misplaatst gevoel van eigenwaarde on be
trekking tot de oostersche volken. Nu ze boeken
de wereld inzenden, vangen we aan te begrijpen,
wat totaal andere mentaliteit ze hebben en hoe
ze zich stooten aan onze lompe gedragingen en
handelingen, hoe leelijk ze ons vinden, met onze
spitse gezichten, ronde oogen en puntige neu
zen. Hoe anders loop je na het lez'en van zoo n
boek in een land, de je vreemd is, rond nu
met een ootmoedig hart, dat openstaat om ie
leeren en te luisteren. Die wijsheid heb je ver
zameld, achter de deur die openging na het
lezen van de boeken van oostersche schrijvers.
Ik ben misschien iemand, die een vervelend,
saai leven heeft wat nood Met een boek
reis ik naar de meest interessante landen, ik heb
de meest avontuurlijke ontmoetingen, ik hoor
en zie de mooiste dingen; met de kleine Johannes
ga ik op zwerftochten en ik kom terug uit het
land der faitasie verrijkt, versterkt, bemoedigd.
„Maar er zijn ook slechte boeken", bijt iemand
me toe, „onzegbaar is het kwaad dat door ze
gedaan is. Ze hebben het jonge bloed in brand
gezet, de verbeelding met obscene tafereelen
verhit, de prikkellectuur heeft hun zin voor de
verrijking van hun geest bedorven.
Zeker zijn er slechte boeken, hoe arm maken
ze de menschen door hen gaat geen enkele
deur open, slechts die eene naar de wereld van
de sexueele afdwalingen. Het is voor die men
schen alsof de natuur niet roept, de zon niet
schijnt, de wetenschap niet noodt, de historie
niet bestaat, alsof ze te gronde moeten gaan.
aan ziekelijke overspanning na oververzadiging
van hetgeen de mensch ten zege was bedoeld..
Maar die soort boeken kunnen we boycotten,
we kunnen ze zelf uit onze woonkamers houden,
als ze zich aandienen in een artistiek gewaad.
Ik voel voor een boekenweek, ik ben blij,
als dankbare menschen eens uitspreken wat
boeken voor ze zijn, wat rijkdom en vreugde ze
in hun levteni gebracht hebben. Ik hoop, dat
wij. die lezen kunnen en boeken kunnen koopen.
dit groote voordeel op prijs stellen en niet ver
geten zullen anderen ook van die zegening te
laten gemeten.
Ik loop dezer dagen langs den weg. Een ar
beider, die op het oogen'blik vrijen tijd heeft,
houdt me staande. „Als je nou nog eens een
boekje voor me hebtzegt hij eenigszins
verlegen.
„Ja zeker, heb ik een boekieIk haal hem
een roman van de beste soort ik weet, dat
wat Mino zegt, waar is en dat je met vreugde
de deur, die voor een ander vaak op een kier
staat, een krachtigen duw moet geven opdat
ook hij kan verzamelen al wat er aan rijkdom
achter opgestapeld ligt.
DE MOED OM DE WAARHEID TE i
ZEGGEN.
Wat Dr. Colijn zegt over dezen
verkiezingsstrijd.
Het is in den grond een bemoedigend ver
schijnsel, dat in deze tijden van druk eni van
spanning de verkiezingsstrijd onder ons met zoo
veel opgewektheid is gevoerd. Onze ver gade-
„Neen, ik zèg wat", zei Johan.
E|dom voelde zich onbehagelijk in deze om
geving. Hoe was het mogelijk, dat kinderen
zoo n mond aan talfel durfden open zetten. Zij
had het nooit gewaagd, al was zij dan twintig
jaar geweest. Maar hier zag men er niets in.
En hoe onlief was men dan nog tegenover el
kaar 1 Van Johan was het toch ook niet goed.
Zij zou het hem eens zeggen, nam zij zich voor.
Tante twistte nog met oom.
Dan ga je morgen maar wat vroeg naar het
kantoor. Je behoort mee te gaan naar Zimmer
mann. En daar is het mee uit."
„Laten we dan maar niet langer twisten.,
Tegenover vrouwen moet een man het toch;
altijd afleggen. Niet Edom?"
„Als hij onmannelijk is", dacht Edom, maar
zei het niet.
„Ik weet het niet, oom", antwoordde ze.
„Jij bent nog het verstandigst", zei oom, die
al weer in een goed humeur was geraakt. „Jij
bent en blijft neutraal en zegt niets. Dan heb
je ook niet veel te verantwoorden. Maar apro
pos, eet je wel
„Ik heb nog niet veel trek, oom", zei Edom.
„O, dat is waar ook. Hoe kan ik zoo dom
zijn 1 Enfin, dat komt wel."
Een oogenblik was het stil.
„En Willy vroeg hij daarop. „Blijf jij van
avond thuis
„Ik geloof vast, dat papa slaapt. Of anders
suft."
„Dank je", antwoordde oom. „Hoe bedoel
je dat
„Wel, ik ga toch meer naar de Zimmer-
manns
„O". Meer zei papa niet,
„Natuurlijk", zei Johan. „Die kale jonkheer
is er immers ook. U mag wel een oogje in het
zeil houden, papa."
„Jij btent een onverdragelijke jongen", riep
Willy, zeer boos. „Je hebt er niets mee te
maken, wat ik doe."
„Intusschen merk je, dat ik op de hoogte
ringen waren druk bezocht; drukker dan wij ooit
beleefden. Ook was de geest voortreffelijk.
Voor nog enkele maanden slechts werden er
ook onder ons meerderen gevonden, die over
liepen van critiek. Niets deugde er. Maar reeds
in Febr. kwam de keer en na de Deputaten-
vergadering van 9 Maart was de geest te eenen-
male omgeslagen. Warmte en bezieling namen
de plaats in van kilheid en dorheid. En de
geestdrift uit onzen besten tijd werd ook nu
weer gevonden.
Waaraan is dit nu toe te schrijven Is het
wijl we zoo rijke beloften bij deze stembus
aflegden
Dat kan het niet zijn, want wij onthielden
ons angstvallig van het doen van voorspiegelin
gen, waarvan we wisten, dat ze onvervulbaar
waren. We bepaalden ons tot het trekken van
enkele richtlijnen voor het beleid, dat naar
ons inzicht in de komende jaren behoorde ge
voerd te worden. Ook verheelden we niet, dat
het pad, dat het Nederlandsche volk te betreden
zou hebben, een zeer doornig pad zou zijn; dat
offers gebracht zouden moeten worden, grooter
dan vroeger ooit. En evenimin verzwegen wij
onzen wil, om mede te werken aan al datgene
wat noodig was om land en volk voor verder
wegzinken te behoeden.
En toch klom de belangstelling en de warm
te in onze gelederen met den dag.
Of was dit misschien juist daarom? Op
die vraag meenen we een bevestigend antwoord
te mogen geven. Bij herhaling hebben we voor
heen gezegd, dat de gezonde zin van een groot
deel van ons volk op den duur luisteren
zou naar hen, die den moed hadden het de
waarheid te zeggen. Tijdelijk mag men het
oor neigen naar politieke kwakzalvers, die voor
elke kwaal dadelijk het geneesmiddel bij de
hand hebben, naar de mannen, die geen moei
lijkheden zien of ze niet willen zien, maar
in het eind triomfeert de waarheid.
WAT IS NEDERLANDSCH PRODUCT
De propaganda „Koopt Nederlandsch pro
duct" is nog in vollen gang. Over de mogelijke
resultaten dient het oordeel dus nog te worden
opgeschort. Toch make men zich van die uit
komsten geen overdreven verwachtingen.
Al jaren sta ik midden in de toegepaste pro
paganda voor Nederlandsch fabrikaat. En door
ben", zei Johan. „Papa mag wel opletten. Want
om papa is het te doen
„Hou je mond, vlegel", schreeuwde tante
heesch. „Je moest je schamen. Je hebt het hoog
ste woord, 't Is of je geen opvoeding genoten
hebt."
„Stil", zei oom. „Altijd dat geruzie-zoek. En
overigens, Johan, van jou heb ik geen waar
schuwing noodig. Willy is oud en wijs genoeg."
Hiermede was het afgeloopen.
Er werd geen woord meer gesproken, tot
het maal afgeloopen was. Toen stonden allen op.
„We gaan nog even in den salon", zei tante.
„En dan wordt het tijd, om te kleeden. De
avond is zoo om, door dat late eten."
Edom voelde uit diie woorden, hoe in den
grond onwelkom zij hier was. Tante vond het
zelfs verschrikkelijk, voor die ééne keer wat
later te eten
XX.
„Ruimte verkwikt", zei Johan, nadat hij de
deur had gesloten, „k kom uit den salon", zei
hij verder, „zit je liever hier
„Ik vond het zoo vervelend, alleen daar te
zitten."
„Dat is ook zoo. Nu, ik ben klaar met mijn
werk, en kom je gezelschap houden. Als het
mag tenminste, want, volgens Willy, ben ik geen
prettig gezelschap."
Edom wilde een opmerking maken, maar
wachtte er mee. Straks zou de gelegteniheid wel
komen.
„Voorloopig komen ze niet thuis", zei Johan,
nonchalant in een fauteuil vallend. „Mag ik een
sigaret van je rocken
„Om mij wel", zei Edom. Zij moest even
lachen.
„Waarom lach je vroeg hij.
„Dat weet ik zoo niet", zei ze.
„Dat is dom", vond Johan. „Als ik lach, dan
weet ik, waarom ik het doe. Enfin, ieder z'n
meug. Zeg, je vond het zeker niet prettig aan
tafel?" vroeg hij dan plots, haar recht in de
het helpen aanbrengen van een kleine 1000
raambiljetten (verkleinde uitgave van het groote
biljet, dat door geheel Nederland is aangeplakt)
bij winkeliers in gteheel ons land, nam ik aan
de thans gevoerde propaganda een werkzaam
aandeel. Op grond hiervan moge ik mij dus
alleszins tot oordeelen bevoegd achten. Miin
oordeel luidt nu, zoolang voor het publiek niet
duidelijk te onderscheiden is, wat 'Nederlandsch
is en wat niet, van het slagen van de „Koopt
Nederlandsch product-propaganda" niet mag
worden gesproken. Aan de hand van rapporten,
die voor elk werkelijk belangstellende gaarne
ter inzage zijn, en ook op grond van hetgeen
hieronder nog volgt, kom ik tot dat oordeel.
Door dumpingprijzen van buitenlandsche pro
ducten laten verscheidene Nederlandsche firma's
zich verleiden deze te koopen en te verpakken.
Dit verpakte product zal dus goedkooper zijn,
dan dat van geheel Nederlandsch fabrikaat.
Bovendien is er voor de Nederlandsche fabri
kant nog een tweede nadeel dat veel fnuikender
is. Het blijkt namelijk, dat de kwaliteit van deze
buitenlandsche producten in vele gevallen slech
ter is dan het Nederlandsche fabrikaat. Het
buitenlandsche product wordt altijd aangeboden
in een verpakking met Nederlandsche tekst be
drukt. En gewoonlijk is die tekst zoo opgesteld,
dat de kooper(ster) en ook de winkelier denkt
te doen te hebben met een product van zuiver
Nederlandsche oorsprong (vele voorbeelden zijn
hiervan te vinden in mijn rapporten)De minder
waardige kwaliteit van die buitenlandsche arti
kelen brengen dus niet alleen het product in
kwestie in discrediet, maar doen bij de kooper
(ster) de gedachte opkomen, dat de Nederland-
sclie industrie niet in staat schijnt te zijn een
prima product te leveren
Het vorenstaande is van zoo groot belang,
dat de Regeering hier moet ingrijpen, wil zij
hare propaganda niet krachteloos maken. Ook
de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrou
wen dringt bij de Regeering op duidelijke onder
scheiding aan, wat Nedeilandsch is en wat niet
W. M. HARTMAN.
Scheveningen, Harstenhoekplein 11.
oogen kijkend.
„Prettig?" herhaalde zij vragend.
„Ja, prettig. Ik zag het aan je gezicht, dat
je het niet prettig vondt. Maar zoo is het niet
altijd, hoor. Maar vanavond kon ik niet laten,
flink de waarheid te zeggen. Ik vind het niet
lief en verbazend onbeleefd, jou alleen boven
te laten. Willy zat piano te spelen, 't Is schan-,
de. Of vind jij daar niets onbeleefds in
In den grond moest Edom hem gelijk geven.
De ontvangst was zeer onhartelijk en onbeleefd
geweest.
Maar zij ontweek een rechtstreeksch ant
woord.
„Och, 't is alles nog zoo vreemd voor Willy
en voor jullie allen", verontschuldigde zij.
„Juist omdat het nog zoo vreemd is, moesten
zij beleefder zijn", ze>i hij heftig. „Maa je hebt
gelijk. Ik had het niet moeten vragen. Je vindt
mij misschien ook wel vervelend. Maar ik kan
het niet helpen. Ik kan niet hebben, dat jij zoo
behandeld wordt. Ik wed, dat Willy over je
droevig verlies met geen woord heeft gerept,
is het wel
Ejdom schudde van neen. tegen haar bedoeling
overigens. Maar het had haar ook zoo diep
gegriefd.
„Neen, dat dacht ik wel", ging hij voort. „Zij
denkt alleen maar aan uitgaan en pret maken.
Dat was een beweging, niet, aan tafel, met dien
„kalen jonkheer". Maar 't is om uit je vel te
springen. Willy is verzot op hem en mama stijft
haar, want een jonkheer tot schoonzoon krijgen,
nietwaar dat is wat. Maar mijnheer geeft niets
om haar. Hij weet echter, dat papa geld heeft
en daarom maakt hij Willy druk het hof. Want
hij zit tot over zijn ooren in de schuld. Is dat
niet verschrikkelijk? Willy loopt haar verderf
met open armen tegemoet. Ik heb het haar ge
zegd, eerlijk en oprecht. Want ik weet heel veel
van dien sinjeur. Maar zij wil niet naar mij
luisteren en beklaagt zich bij mama, die mij dan
de ooren wascht. Papa is ook op de hoogte.
Hij zag liever niet, dat 'het tot een verloving
EEN HOOGE KUNST.
Wij lezen in het boek der boeken, dat David
voor de Ark danste, en wij halen dit enkel aan
om er aan te herinneren, dat oudsher met het
begrip dans de begrippenwaardigheid en geeste
lijke 'beteekenis kon worden verbonden. Onze
eigen tijd staat daar helaas al heel ver van af.
Men zou over den dans lang en veel kunnen
schrijven en in zulke schrifturen zou ongetwij
feld moeten worden gewezen op allerlei onge-
wenschte kanten, die er aan den modernen dans
zijn en ook op de verwording en verdwazing
waaraan de danskunst de laatste jaren heeft
blootgestaan. Ieder heeft gehoord van de weer
zinwekkende vertooningen waarboe de tijdrecord-
dans allengs is verworden. Misschien minder
weerzinwekkend, maar toch zeker nog veel dwa
zer is wat een paartje te Los Angeles zich kort
geleden heeft veroorloofd. Het waren Betty en
Benny Fox. Deze malle jongelieden dansten
56^2 uur aan een stuk. Op zichzelf natuurlijk al
dwaas genoeg, zij het nog niet zoo erg als andere
paartjes zich vroeger wel hebben „uitgedanst".
Maar het merkwaardige, men mag wel zeggen
het krankzinnige van het geval was dit, dat de
dansvloer niet grooter was dan 75 centimeter
in diameter en was aangebracht op een paal.
Betty en Benny hebben het op hun ooievaars
nest, naar wij reeds zegden, 56J/£ uur uitgehou
den. Het heet, dat zij in dien tijd geen oogen
blik rust hebben genomen. De bespottelijke en
niet ongevaarlijke vertooning vond plaats op een
markt, en trok uit de aard der zaak veel bekijks.
OPGRAVING VAN EEN ANTIEK SCHIP.
In 't museum te Gothenburg is het z.g. Gal-
tabeck-schip opgesteld, dat vijf jaar geleden te
Galtabeck in de buurt van Varberg opgegraven
werd, na vermoedelijk ongeveer 2000 jaar in
de aarde bedolven te zijn geweest. Het schip
is ongeveer 14 M. lang, uit eikenhout gebouwd
en prachtig van vorm. De restauratie is met de
grootste zorgvuldigheid uitgevoerd. Zoo is het
met eikenhouten bouten geklonken. Het schip
was ongetwijfeld zeewaardig en kon een be
hoorlijke vracht vervoeren. Het is voorzien van
een mast, zoodat het door zeilkracht voortbe
wogen kon worden, doch ook was het gemaakt
om met behulp van riemen voortbewogen te
worden. De vondst van het schip is vooral daar
om belangrijk geweest, omdat thans het bewijs
verkregen is, dat de scheepvaart verscheidene
eeuwen vroeger in de Scandinavische landen
ontwikkeld was dan tot nu toe werd aange
nomen, terwijl ook de scheepsbouwnijverheid
vroegtijdig een hoogen graad van ontwikkeling
moet hebben gehad.
Op Vrijdag 21 April 1933, veiling en
Op Vrijdag 28 April 1933, afslag, beide
dagen 's avonds 7 uur te Sommelsdijk, in
Hotel Spee. van
1 93.30 H A. (4 gem 231 roeden S maat)
Bouwland tc'Sommelsdijk, in den polder Sint
Christoffel, kad S'cfie D no 292. Dadelijk
te aanvaarden. Toebehoorende aan den heer
L D. Kastelein te Sommelsdijk
Notaris VAN DER SLUYS.
Op Woensdag 3 Mei 1933 's nam. 3 uur te
Dirksland, in de zaal Odeon, veilingen
Op Woensdag 10 Mei 1933 's nam 3 uur te
Dirksland in de zaal van J. Vermeulen, af'
slag van
a. 3 73 60 HA (8 gem. 41 roeden V. maat)
Bouwland te Dirksland, in polder Dirksland,
in den Zuidhoek kad. Sectie C, nos. 236,
237. 238 en 239.
Verhuurd tot blootschoof 1934 aan den heer
Corns. Both Pzn te Dirksland voor f 506,40
den hoop en per jaar; en
b IS^^4 H.A (34 gem. 242 roeden V.maat)
Bouwland, Weg en Watering, te Melissant,
(vroeger Onwaard), in den polder Kraaijenisse,
zijnde de 2e kavel van dien polder, kad. Sectie
C, nos 158 tot en met 167.
Verhuurd tot blootschoof 1935 aan den heer
Jac. Buth te Dirksland, voor f 2088,40 den
hoop en per jaar, plus restitutie der grond
en polderlasten
In diverse perceelen en combinaties.
Ten verzoeke van de Erven van wijlen Mej.
D. A, Werner te 's Graven hage.
Notaris VAN DER SLUYS.
BOUWEN NIET BREKEN.
Wanneer er een verbetering voorgesteld wordt
is het alleen juist haar niet aan te nemen1, wan
neer men iets beters oppert.
Het is nooit verstandig niets te doen.
Uit „Succes".
Moeilijkheden zijn als distels. Hoe steviger
men ze aanpakt, hoe minder ze prikken.
Uit „Succes".
Gewoonte is een blinde wegwijzer.
Uit „Succes".
kwam. Maar het komt er wel van, let maar eens
op. Papa heeft niets in te brengen."
„Zouden we nu niet over iets anders praten
vroeg Edom. „Je vertelt me in éénen alle fa
miliegeheimen
Dat laatste kwam er ietwat guitig uit, maar
was toch eigenlijk bedoeld als een zachte terecht
wijzing, als hoedanig Johan die ook voelde.
„Och", zei hij gul. „In de eerste plaats be
hoor je voortaan tot ons huisgezin. En overigens:
je zondt het heel gauw bemerken, dat het hier
niet altijd pays en vreê is."
„Dat is wel mogelijk. Maar ik geloof toch
niet, dat je er goed aan doet, zóó te handelen,
als je aan tafel deedt. Was dat geen gebrek aan
eerbied tegenover je ouders
Hij keek haar verwonderd aan.
„Je btent anders dan anderen", zei hij, „ten
minste dan alle onze vrienden en kennissen. Je
lijkt Douwe wel."
„Douwe?" vroeg Edom, niet begrijpend.
„O ja, hoe kon ik zoo dom zijn", vervolgde
hij. „Van hem heb je natuurlijk nooit gehoord.
Hij is een neef van mijn moe en mijn beste
vriend, al is hij dan zes jaar ouder. Hij is pas
vijf-en-twintig geworden, een kerel met een hart
van goud, die het oprecht meent. Hij studeert
aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en is
het volgend jaar dominee, Gereformeerd domi
nee. Zijn moeder is weduwe en woont hier in
Rotterdam, een lief mensch; het heugt mij niet,
wanneer zij bier is geweest. Mama mag haar
niet. Mama moet van vrome praatjes niets heb
ben. Zij meenten er toch niets van, zegt zij.
Maar daar kom ik tegen op. Want Douwe
meent het wel. En zijn moeder ook."
„Komt hij wel eens hier?" vroeg Edom.
Iemand, die voor dominee studeerde, wilde zij
wel eens spreken. Misschien kon hij haar wat
op weg helpen.
(Wordt vervolgd).
Blue Band heeft reeds gedu
rende een reeks van jaren
haar bijzonderen naam ge
handhaafd door den mach-
tigsten factor „kwaliteit".
De „Blue Band-kwaliteit"
versch gekarnd wordt be
reid uit de allerbeste
grondstoffen en de aller
fijnste roomboter. Besef wat
het zeggen wil: Een groot
kwaliteits-verschi) en slechts
een klein prijsverschil
tegenover andere soorten.
Vtrsch gekarnd me* 40°/o allerfijnste Roomboter onder Rijkscontrole