HiAS blue BAND BLUE BAND FEUILLETON Aduerleert in dtl Blad BEÏtEKEMT muiiir Woensdag 26 April 1933. Mo. 3949 TWEEDE BLAD. MAAR HET LICHT Uit de Pers. Ferkoopingen* IN unr-cj(;NO WSES OVER RIJKDOMMEN, DIE OPGESTAPELD LIGGEN. DOOR A. VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH In verband met de aanstaande Boekenweken schrijft deze bekende schrijfster ons Ik heb ze nog gekend de menschen die niet lezen konden. Ik herinner me nog den stoe- ren, flinken man, een reus van een kerel die alleszins bekwaam was voor zijn werk en dage lijks heel wat arbeid verzette, en een goed stuk brood voor zijn vrouw en kinderen verdiende. ]e kon zoo prettig met hem praten over zijn werk, de paarden, de vrachten, de goede en kwade tijden. Hij kon niet lezen of schrijven. Dan was er een boerinne weer heel er gens anders vandaan, zoo appetijtelijk als die er uitzag met haar blonde haren en roode opgepoetste koonen en de mooie lichtblauwe oogen. Ze bracht meer van het boerenbedrijf terecht dan ik, met al mijn leerjaren het ooit zou kunnen; ze kon karnen en melken, ze hield het melkgerij zuiver en frisch en het was on- geloofelijk wat ze met die paar handen verzette. Ze klaagde nooit, ze nam het leven aan zoo als het kwam en werken, dat ze kon en dat ze deed, en ze beschikte over een dosis gezond verstand. Haar veestapel was er een voorbeeld van. Ik heb toen wel eens heel verstolen gedacht „is het niet dwaas om de menschen allemaal zooveel geleerdheid en wetenschap te willen bijbrengen, wekken, we niet allerlei begeerten op bij de menschheid, dien ooit gestild wordt.... ook niet kan worden Is het eenvoudige leven met zijn poëzie en stille geneugten niet verkies lijker dan het zich geestelijk bezig houden en vermoeien met vele zaken Is het wel de be doeling. dat wij, menschen, een gezichtveld zul len hebben, dat zich uitstrekt over de geheele aarde van de stratosfeer tot in de diepten der zeeën? Is men niet gelukkiger met zijn koei'eni en paarden, met zijn ploeg en met de wederwaardigheden van het stukje grond waar op men woont Ik ben niet de eenigste, die voor een oogen- blik wel eens zoo iets gedacht heelt. Ik ben in goed gezelschapnog wel in dat van den pastoor uit het boek van de Scharten-Antinks „de jeugd van Francesco Campana De pastoor komt langs het huisje van den ouden MinoHij heeft hooren vertellen, dat deze er over denkt, zijn kleinzoon Cechino tc laten leeren. De pastoor vindt het heelemaal onnoodig. Hij gaat het Mino zeggen. Zoo vergenoegd zit deze voor zijn deur op de steenen bank op het terrasje voor zijn huis in de zonnige schaduw van den grooten. kron- kelknoestigen moereiboom. Mino zat in zijn rose katoenen hemd en las zijn krantje. De pastoor vraagt of het waar is, dat de jongen naar de stad zal gezonden worden om verder te leeren. Mino zegt voorzichtig, dat hij er wel over denkt. De pastoor verheit een waarschuwende stem en zegt „het is alleen maar de vraag, of zoo'n vracht geleerdheid gelukkiger maakt. Wat moet hij aanvangen met al die wetenschap Als hij weet wat ieder weet hoe hij koper- sulphaat op zijn druiven moet spuiten en zijn moestuin en vee verzorgen wat doe je dan met den verderen ballast „Veel weten", antwoordt grootvader, „is rijk dom.. Ik heb maar zoo eens een en ander ge lezen, wat ik krijgen kon of eris koopen. Dik wijls .begrijp ik het niet of half. Ik ben maar een oüde domoor, maar dat ben ik dan toch te weten-gekomen, hoe mooi 't moet zijn dat alles Wel te weten en te begrijpen. Ik kijk maar door een kiertje van de deur. En daarachter zal mijn Céchino, alles zien wat er te zien valt Wat heeft die oude Mino dat eigenlijk goed gezegd, wat heeft hij het goed begrepen, wat missen de menschen die niet lezen willen of niet lezen k.unnen toch een boel. Is het niet precies zoo, dat-telkens een deur opengaat en door het binnentreden van die deur het leven al rijker en.mooier wordt? .IkiAees de „roep der velden" de man en de vrouw, die niet lezen, staan voor de gesloten deur; zeker, ze weten allerlei te vertellen van het yopr en tegen van het bedrijf, maar weten ze Ook yan de rapunzels, van de veronica's, de egctlskop en de lischdodde, de wederik en DOOR J. VAN DEN BOSCH. „Hoor eens, Edom", zei oom. „Wat je daar even- deedt, doen we hier niet. Maar jij bent natuurlijk volmaakt vrij, dat spreekt vanzelf. Ais je maar niet vergt, dat wij het doen." ,/t Is nog zoo kwaad niet", merkte Johan langs, zijn neus weg op. „Stil", zei tante, inderdaad boos. Edom had een kleur gekregen. Zij bevond zich in eten moeilijke positie. „Volhouden", zei een sfcem van binnen. „O heden", spotte Willy, „daar wordt Johan vroom." „Nou klaar", zei oom. Toen was alles stil. Tante keek op de klok. ,/t Is bijna kwart vóór zeven", zei ze. „Moet je dan vanavond uit vroeg haar man. „Man, zeur toch niet. Je moet notabene mee. t Is\töch soirée bij Zimmermann." „O ja, da's waar. Verontschuldig mij maar. Ik heb geen tijd." ..Das natuurlijk onzin", zei tante boos. „Hoe kan u dat nu zeggen, Papa", riep Willy uit. moet toch bij Zimmermann zijn. 't Zou een. ibeleediging zijn." i,Ik zeg, dat ik niet kan", antwoordde oom. „Ik ben vier dagen weg geweest en moet noodig naar het kantoor. Dat eeuwige uitgaan van jullie altijd." „Steek in je zak", zei Johan en keek naar Willy,,:die zoo nijdig werd als een spin. ',,D'r wordt je niks gevraagd", snibde zij terug. de kattenstaarten, en de driekleurige viooltjes, die onder het sneeuwkleed groeien? Een dichte deur sluit de natuur af, als ge er niet van ge lezen hebt; een dichte deur ook voor de dieren wereld, als ge u niet hebt laten vertellen van de kraaien, de uilemoeders en de gaaien, de olifanten en de kameelen. Ik hoor praten over de menschen1, moeilijK zijn ze om te begrijpen, moeilijk ook je zelf om er iets uit wijs te worden. Daar sla ik boeken over menschkunde op, over karakterkennis, ik denk hier bijzonder aan de werken van Künkel, wat een rijkdom 1 Ach, Minowat heb je het goed gezien, ik begin mezelf een heel klein beetje te begrijpen, ik zie dat ik waken moet voor geestelijke vergroeiing. Daar zijn de paedagogische boeken heelt iemand me ooit zoo goed kunnen duidelijk ma ken, hoe geduldig ik zijn moet met een kind, dat zich moeizaam doorvecht naar het groote leven Daar was een roman, die een ongelukkig hu welijk behandelde. Vroeger heb ik dat zoo hard veroordeeld, nu begin ik te begrijpen, wat er geleden en gestreden wordt een rijkdom aan menschenkennis en aan erbarmen heb ik achter die deur verzameld, die openging toen ik het boek ter hand nam. Vaak hebb'en wij, Europecërs, een groote dosis misplaatst gevoel van eigenwaarde on be trekking tot de oostersche volken. Nu ze boeken de wereld inzenden, vangen we aan te begrijpen, wat totaal andere mentaliteit ze hebben en hoe ze zich stooten aan onze lompe gedragingen en handelingen, hoe leelijk ze ons vinden, met onze spitse gezichten, ronde oogen en puntige neu zen. Hoe anders loop je na het lez'en van zoo n boek in een land, de je vreemd is, rond nu met een ootmoedig hart, dat openstaat om ie leeren en te luisteren. Die wijsheid heb je ver zameld, achter de deur die openging na het lezen van de boeken van oostersche schrijvers. Ik ben misschien iemand, die een vervelend, saai leven heeft wat nood Met een boek reis ik naar de meest interessante landen, ik heb de meest avontuurlijke ontmoetingen, ik hoor en zie de mooiste dingen; met de kleine Johannes ga ik op zwerftochten en ik kom terug uit het land der faitasie verrijkt, versterkt, bemoedigd. „Maar er zijn ook slechte boeken", bijt iemand me toe, „onzegbaar is het kwaad dat door ze gedaan is. Ze hebben het jonge bloed in brand gezet, de verbeelding met obscene tafereelen verhit, de prikkellectuur heeft hun zin voor de verrijking van hun geest bedorven. Zeker zijn er slechte boeken, hoe arm maken ze de menschen door hen gaat geen enkele deur open, slechts die eene naar de wereld van de sexueele afdwalingen. Het is voor die men schen alsof de natuur niet roept, de zon niet schijnt, de wetenschap niet noodt, de historie niet bestaat, alsof ze te gronde moeten gaan. aan ziekelijke overspanning na oververzadiging van hetgeen de mensch ten zege was bedoeld.. Maar die soort boeken kunnen we boycotten, we kunnen ze zelf uit onze woonkamers houden, als ze zich aandienen in een artistiek gewaad. Ik voel voor een boekenweek, ik ben blij, als dankbare menschen eens uitspreken wat boeken voor ze zijn, wat rijkdom en vreugde ze in hun levteni gebracht hebben. Ik hoop, dat wij. die lezen kunnen en boeken kunnen koopen. dit groote voordeel op prijs stellen en niet ver geten zullen anderen ook van die zegening te laten gemeten. Ik loop dezer dagen langs den weg. Een ar beider, die op het oogen'blik vrijen tijd heeft, houdt me staande. „Als je nou nog eens een boekje voor me hebtzegt hij eenigszins verlegen. „Ja zeker, heb ik een boekieIk haal hem een roman van de beste soort ik weet, dat wat Mino zegt, waar is en dat je met vreugde de deur, die voor een ander vaak op een kier staat, een krachtigen duw moet geven opdat ook hij kan verzamelen al wat er aan rijkdom achter opgestapeld ligt. DE MOED OM DE WAARHEID TE i ZEGGEN. Wat Dr. Colijn zegt over dezen verkiezingsstrijd. Het is in den grond een bemoedigend ver schijnsel, dat in deze tijden van druk eni van spanning de verkiezingsstrijd onder ons met zoo veel opgewektheid is gevoerd. Onze ver gade- „Neen, ik zèg wat", zei Johan. E|dom voelde zich onbehagelijk in deze om geving. Hoe was het mogelijk, dat kinderen zoo n mond aan talfel durfden open zetten. Zij had het nooit gewaagd, al was zij dan twintig jaar geweest. Maar hier zag men er niets in. En hoe onlief was men dan nog tegenover el kaar 1 Van Johan was het toch ook niet goed. Zij zou het hem eens zeggen, nam zij zich voor. Tante twistte nog met oom. Dan ga je morgen maar wat vroeg naar het kantoor. Je behoort mee te gaan naar Zimmer mann. En daar is het mee uit." „Laten we dan maar niet langer twisten., Tegenover vrouwen moet een man het toch; altijd afleggen. Niet Edom?" „Als hij onmannelijk is", dacht Edom, maar zei het niet. „Ik weet het niet, oom", antwoordde ze. „Jij bent nog het verstandigst", zei oom, die al weer in een goed humeur was geraakt. „Jij bent en blijft neutraal en zegt niets. Dan heb je ook niet veel te verantwoorden. Maar apro pos, eet je wel „Ik heb nog niet veel trek, oom", zei Edom. „O, dat is waar ook. Hoe kan ik zoo dom zijn 1 Enfin, dat komt wel." Een oogenblik was het stil. „En Willy vroeg hij daarop. „Blijf jij van avond thuis „Ik geloof vast, dat papa slaapt. Of anders suft." „Dank je", antwoordde oom. „Hoe bedoel je dat „Wel, ik ga toch meer naar de Zimmer- manns „O". Meer zei papa niet, „Natuurlijk", zei Johan. „Die kale jonkheer is er immers ook. U mag wel een oogje in het zeil houden, papa." „Jij btent een onverdragelijke jongen", riep Willy, zeer boos. „Je hebt er niets mee te maken, wat ik doe." „Intusschen merk je, dat ik op de hoogte ringen waren druk bezocht; drukker dan wij ooit beleefden. Ook was de geest voortreffelijk. Voor nog enkele maanden slechts werden er ook onder ons meerderen gevonden, die over liepen van critiek. Niets deugde er. Maar reeds in Febr. kwam de keer en na de Deputaten- vergadering van 9 Maart was de geest te eenen- male omgeslagen. Warmte en bezieling namen de plaats in van kilheid en dorheid. En de geestdrift uit onzen besten tijd werd ook nu weer gevonden. Waaraan is dit nu toe te schrijven Is het wijl we zoo rijke beloften bij deze stembus aflegden Dat kan het niet zijn, want wij onthielden ons angstvallig van het doen van voorspiegelin gen, waarvan we wisten, dat ze onvervulbaar waren. We bepaalden ons tot het trekken van enkele richtlijnen voor het beleid, dat naar ons inzicht in de komende jaren behoorde ge voerd te worden. Ook verheelden we niet, dat het pad, dat het Nederlandsche volk te betreden zou hebben, een zeer doornig pad zou zijn; dat offers gebracht zouden moeten worden, grooter dan vroeger ooit. En evenimin verzwegen wij onzen wil, om mede te werken aan al datgene wat noodig was om land en volk voor verder wegzinken te behoeden. En toch klom de belangstelling en de warm te in onze gelederen met den dag. Of was dit misschien juist daarom? Op die vraag meenen we een bevestigend antwoord te mogen geven. Bij herhaling hebben we voor heen gezegd, dat de gezonde zin van een groot deel van ons volk op den duur luisteren zou naar hen, die den moed hadden het de waarheid te zeggen. Tijdelijk mag men het oor neigen naar politieke kwakzalvers, die voor elke kwaal dadelijk het geneesmiddel bij de hand hebben, naar de mannen, die geen moei lijkheden zien of ze niet willen zien, maar in het eind triomfeert de waarheid. WAT IS NEDERLANDSCH PRODUCT De propaganda „Koopt Nederlandsch pro duct" is nog in vollen gang. Over de mogelijke resultaten dient het oordeel dus nog te worden opgeschort. Toch make men zich van die uit komsten geen overdreven verwachtingen. Al jaren sta ik midden in de toegepaste pro paganda voor Nederlandsch fabrikaat. En door ben", zei Johan. „Papa mag wel opletten. Want om papa is het te doen „Hou je mond, vlegel", schreeuwde tante heesch. „Je moest je schamen. Je hebt het hoog ste woord, 't Is of je geen opvoeding genoten hebt." „Stil", zei oom. „Altijd dat geruzie-zoek. En overigens, Johan, van jou heb ik geen waar schuwing noodig. Willy is oud en wijs genoeg." Hiermede was het afgeloopen. Er werd geen woord meer gesproken, tot het maal afgeloopen was. Toen stonden allen op. „We gaan nog even in den salon", zei tante. „En dan wordt het tijd, om te kleeden. De avond is zoo om, door dat late eten." Edom voelde uit diie woorden, hoe in den grond onwelkom zij hier was. Tante vond het zelfs verschrikkelijk, voor die ééne keer wat later te eten XX. „Ruimte verkwikt", zei Johan, nadat hij de deur had gesloten, „k kom uit den salon", zei hij verder, „zit je liever hier „Ik vond het zoo vervelend, alleen daar te zitten." „Dat is ook zoo. Nu, ik ben klaar met mijn werk, en kom je gezelschap houden. Als het mag tenminste, want, volgens Willy, ben ik geen prettig gezelschap." Edom wilde een opmerking maken, maar wachtte er mee. Straks zou de gelegteniheid wel komen. „Voorloopig komen ze niet thuis", zei Johan, nonchalant in een fauteuil vallend. „Mag ik een sigaret van je rocken „Om mij wel", zei Edom. Zij moest even lachen. „Waarom lach je vroeg hij. „Dat weet ik zoo niet", zei ze. „Dat is dom", vond Johan. „Als ik lach, dan weet ik, waarom ik het doe. Enfin, ieder z'n meug. Zeg, je vond het zeker niet prettig aan tafel?" vroeg hij dan plots, haar recht in de het helpen aanbrengen van een kleine 1000 raambiljetten (verkleinde uitgave van het groote biljet, dat door geheel Nederland is aangeplakt) bij winkeliers in gteheel ons land, nam ik aan de thans gevoerde propaganda een werkzaam aandeel. Op grond hiervan moge ik mij dus alleszins tot oordeelen bevoegd achten. Miin oordeel luidt nu, zoolang voor het publiek niet duidelijk te onderscheiden is, wat 'Nederlandsch is en wat niet, van het slagen van de „Koopt Nederlandsch product-propaganda" niet mag worden gesproken. Aan de hand van rapporten, die voor elk werkelijk belangstellende gaarne ter inzage zijn, en ook op grond van hetgeen hieronder nog volgt, kom ik tot dat oordeel. Door dumpingprijzen van buitenlandsche pro ducten laten verscheidene Nederlandsche firma's zich verleiden deze te koopen en te verpakken. Dit verpakte product zal dus goedkooper zijn, dan dat van geheel Nederlandsch fabrikaat. Bovendien is er voor de Nederlandsche fabri kant nog een tweede nadeel dat veel fnuikender is. Het blijkt namelijk, dat de kwaliteit van deze buitenlandsche producten in vele gevallen slech ter is dan het Nederlandsche fabrikaat. Het buitenlandsche product wordt altijd aangeboden in een verpakking met Nederlandsche tekst be drukt. En gewoonlijk is die tekst zoo opgesteld, dat de kooper(ster) en ook de winkelier denkt te doen te hebben met een product van zuiver Nederlandsche oorsprong (vele voorbeelden zijn hiervan te vinden in mijn rapporten)De minder waardige kwaliteit van die buitenlandsche arti kelen brengen dus niet alleen het product in kwestie in discrediet, maar doen bij de kooper (ster) de gedachte opkomen, dat de Nederland- sclie industrie niet in staat schijnt te zijn een prima product te leveren Het vorenstaande is van zoo groot belang, dat de Regeering hier moet ingrijpen, wil zij hare propaganda niet krachteloos maken. Ook de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrou wen dringt bij de Regeering op duidelijke onder scheiding aan, wat Nedeilandsch is en wat niet W. M. HARTMAN. Scheveningen, Harstenhoekplein 11. oogen kijkend. „Prettig?" herhaalde zij vragend. „Ja, prettig. Ik zag het aan je gezicht, dat je het niet prettig vondt. Maar zoo is het niet altijd, hoor. Maar vanavond kon ik niet laten, flink de waarheid te zeggen. Ik vind het niet lief en verbazend onbeleefd, jou alleen boven te laten. Willy zat piano te spelen, 't Is schan-, de. Of vind jij daar niets onbeleefds in In den grond moest Edom hem gelijk geven. De ontvangst was zeer onhartelijk en onbeleefd geweest. Maar zij ontweek een rechtstreeksch ant woord. „Och, 't is alles nog zoo vreemd voor Willy en voor jullie allen", verontschuldigde zij. „Juist omdat het nog zoo vreemd is, moesten zij beleefder zijn", ze>i hij heftig. „Maa je hebt gelijk. Ik had het niet moeten vragen. Je vindt mij misschien ook wel vervelend. Maar ik kan het niet helpen. Ik kan niet hebben, dat jij zoo behandeld wordt. Ik wed, dat Willy over je droevig verlies met geen woord heeft gerept, is het wel Ejdom schudde van neen. tegen haar bedoeling overigens. Maar het had haar ook zoo diep gegriefd. „Neen, dat dacht ik wel", ging hij voort. „Zij denkt alleen maar aan uitgaan en pret maken. Dat was een beweging, niet, aan tafel, met dien „kalen jonkheer". Maar 't is om uit je vel te springen. Willy is verzot op hem en mama stijft haar, want een jonkheer tot schoonzoon krijgen, nietwaar dat is wat. Maar mijnheer geeft niets om haar. Hij weet echter, dat papa geld heeft en daarom maakt hij Willy druk het hof. Want hij zit tot over zijn ooren in de schuld. Is dat niet verschrikkelijk? Willy loopt haar verderf met open armen tegemoet. Ik heb het haar ge zegd, eerlijk en oprecht. Want ik weet heel veel van dien sinjeur. Maar zij wil niet naar mij luisteren en beklaagt zich bij mama, die mij dan de ooren wascht. Papa is ook op de hoogte. Hij zag liever niet, dat 'het tot een verloving EEN HOOGE KUNST. Wij lezen in het boek der boeken, dat David voor de Ark danste, en wij halen dit enkel aan om er aan te herinneren, dat oudsher met het begrip dans de begrippenwaardigheid en geeste lijke 'beteekenis kon worden verbonden. Onze eigen tijd staat daar helaas al heel ver van af. Men zou over den dans lang en veel kunnen schrijven en in zulke schrifturen zou ongetwij feld moeten worden gewezen op allerlei onge- wenschte kanten, die er aan den modernen dans zijn en ook op de verwording en verdwazing waaraan de danskunst de laatste jaren heeft blootgestaan. Ieder heeft gehoord van de weer zinwekkende vertooningen waarboe de tijdrecord- dans allengs is verworden. Misschien minder weerzinwekkend, maar toch zeker nog veel dwa zer is wat een paartje te Los Angeles zich kort geleden heeft veroorloofd. Het waren Betty en Benny Fox. Deze malle jongelieden dansten 56^2 uur aan een stuk. Op zichzelf natuurlijk al dwaas genoeg, zij het nog niet zoo erg als andere paartjes zich vroeger wel hebben „uitgedanst". Maar het merkwaardige, men mag wel zeggen het krankzinnige van het geval was dit, dat de dansvloer niet grooter was dan 75 centimeter in diameter en was aangebracht op een paal. Betty en Benny hebben het op hun ooievaars nest, naar wij reeds zegden, 56J/£ uur uitgehou den. Het heet, dat zij in dien tijd geen oogen blik rust hebben genomen. De bespottelijke en niet ongevaarlijke vertooning vond plaats op een markt, en trok uit de aard der zaak veel bekijks. OPGRAVING VAN EEN ANTIEK SCHIP. In 't museum te Gothenburg is het z.g. Gal- tabeck-schip opgesteld, dat vijf jaar geleden te Galtabeck in de buurt van Varberg opgegraven werd, na vermoedelijk ongeveer 2000 jaar in de aarde bedolven te zijn geweest. Het schip is ongeveer 14 M. lang, uit eikenhout gebouwd en prachtig van vorm. De restauratie is met de grootste zorgvuldigheid uitgevoerd. Zoo is het met eikenhouten bouten geklonken. Het schip was ongetwijfeld zeewaardig en kon een be hoorlijke vracht vervoeren. Het is voorzien van een mast, zoodat het door zeilkracht voortbe wogen kon worden, doch ook was het gemaakt om met behulp van riemen voortbewogen te worden. De vondst van het schip is vooral daar om belangrijk geweest, omdat thans het bewijs verkregen is, dat de scheepvaart verscheidene eeuwen vroeger in de Scandinavische landen ontwikkeld was dan tot nu toe werd aange nomen, terwijl ook de scheepsbouwnijverheid vroegtijdig een hoogen graad van ontwikkeling moet hebben gehad. Op Vrijdag 21 April 1933, veiling en Op Vrijdag 28 April 1933, afslag, beide dagen 's avonds 7 uur te Sommelsdijk, in Hotel Spee. van 1 93.30 H A. (4 gem 231 roeden S maat) Bouwland tc'Sommelsdijk, in den polder Sint Christoffel, kad S'cfie D no 292. Dadelijk te aanvaarden. Toebehoorende aan den heer L D. Kastelein te Sommelsdijk Notaris VAN DER SLUYS. Op Woensdag 3 Mei 1933 's nam. 3 uur te Dirksland, in de zaal Odeon, veilingen Op Woensdag 10 Mei 1933 's nam 3 uur te Dirksland in de zaal van J. Vermeulen, af' slag van a. 3 73 60 HA (8 gem. 41 roeden V. maat) Bouwland te Dirksland, in polder Dirksland, in den Zuidhoek kad. Sectie C, nos. 236, 237. 238 en 239. Verhuurd tot blootschoof 1934 aan den heer Corns. Both Pzn te Dirksland voor f 506,40 den hoop en per jaar; en b IS^^4 H.A (34 gem. 242 roeden V.maat) Bouwland, Weg en Watering, te Melissant, (vroeger Onwaard), in den polder Kraaijenisse, zijnde de 2e kavel van dien polder, kad. Sectie C, nos 158 tot en met 167. Verhuurd tot blootschoof 1935 aan den heer Jac. Buth te Dirksland, voor f 2088,40 den hoop en per jaar, plus restitutie der grond en polderlasten In diverse perceelen en combinaties. Ten verzoeke van de Erven van wijlen Mej. D. A, Werner te 's Graven hage. Notaris VAN DER SLUYS. BOUWEN NIET BREKEN. Wanneer er een verbetering voorgesteld wordt is het alleen juist haar niet aan te nemen1, wan neer men iets beters oppert. Het is nooit verstandig niets te doen. Uit „Succes". Moeilijkheden zijn als distels. Hoe steviger men ze aanpakt, hoe minder ze prikken. Uit „Succes". Gewoonte is een blinde wegwijzer. Uit „Succes". kwam. Maar het komt er wel van, let maar eens op. Papa heeft niets in te brengen." „Zouden we nu niet over iets anders praten vroeg Edom. „Je vertelt me in éénen alle fa miliegeheimen Dat laatste kwam er ietwat guitig uit, maar was toch eigenlijk bedoeld als een zachte terecht wijzing, als hoedanig Johan die ook voelde. „Och", zei hij gul. „In de eerste plaats be hoor je voortaan tot ons huisgezin. En overigens: je zondt het heel gauw bemerken, dat het hier niet altijd pays en vreê is." „Dat is wel mogelijk. Maar ik geloof toch niet, dat je er goed aan doet, zóó te handelen, als je aan tafel deedt. Was dat geen gebrek aan eerbied tegenover je ouders Hij keek haar verwonderd aan. „Je btent anders dan anderen", zei hij, „ten minste dan alle onze vrienden en kennissen. Je lijkt Douwe wel." „Douwe?" vroeg Edom, niet begrijpend. „O ja, hoe kon ik zoo dom zijn", vervolgde hij. „Van hem heb je natuurlijk nooit gehoord. Hij is een neef van mijn moe en mijn beste vriend, al is hij dan zes jaar ouder. Hij is pas vijf-en-twintig geworden, een kerel met een hart van goud, die het oprecht meent. Hij studeert aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en is het volgend jaar dominee, Gereformeerd domi nee. Zijn moeder is weduwe en woont hier in Rotterdam, een lief mensch; het heugt mij niet, wanneer zij bier is geweest. Mama mag haar niet. Mama moet van vrome praatjes niets heb ben. Zij meenten er toch niets van, zegt zij. Maar daar kom ik tegen op. Want Douwe meent het wel. En zijn moeder ook." „Komt hij wel eens hier?" vroeg Edom. Iemand, die voor dominee studeerde, wilde zij wel eens spreken. Misschien kon hij haar wat op weg helpen. (Wordt vervolgd). Blue Band heeft reeds gedu rende een reeks van jaren haar bijzonderen naam ge handhaafd door den mach- tigsten factor „kwaliteit". De „Blue Band-kwaliteit" versch gekarnd wordt be reid uit de allerbeste grondstoffen en de aller fijnste roomboter. Besef wat het zeggen wil: Een groot kwaliteits-verschi) en slechts een klein prijsverschil tegenover andere soorten. Vtrsch gekarnd me* 40°/o allerfijnste Roomboter onder Rijkscontrole

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 5