GIJ, SUIKERLIJDERS,
ie midd8liandsir.ii9 Roiterdam
fad!
Hnc-SÏÏïNOWSES
Zaterdag 15 April 1933.
No- 3946
TWEEDE BLAD
De wereld is gewaarschuwd
Dr. H. COLIJN te Dirksland.
Terug naar de geestelijke bronnen
van ons voorgeslacht.
Enorme drukte.
EEN FILM.
5
schuur be-
d door J.
zijn eigen-
ll'en, werd
te verhoor
lis af. De
h dan ook
:hte op de
nietwaar?"
niet ge-
een com-
elijk nooit
en bleef
brand af
en ander
larin ver-
d. Daarin
ld gesticht
motieven
het dorp,
weg, en
n vestigen
den avond
oopte dan
en wonen.
had hij
de schuur,
hebben, in
van waar
e het dan
de burge-
>pgesloten,
dat deze
en geven.
en daar-
r-commis-
ens schuur
>rand hem
paarden
verbrande
sekerd.
van ver-
ehalve de
van 300
ïtuige, dat
Er had
Ooltgens-
gevormd
?n dit co-
hoe ben
m te ont-
sChi'en, ge
jogde met
yeest door
verdachte,
onschuld
ils getuige
voor den
zoon in
kwartier
jdstip, dat
le hij ech-
kon ook
iet gedaan
en zuster
-straatd ui-
bracht
verdachte,
door zijn
ïgsvatbaar
of het
jgestie zijn
d, gaf dr.
t dit on-
verklarin-
F. Hoef-
eheel be-
dat sinds
imzinnige
den. Spr.
aar, door
ngenis te
g stelling
mag niet
met zijn
gevaar
achtte
en heeft
doen.
Het was gisteren een groote dag voor Anti
revolutionair Flakkee. In alle plaatsen had men
éénzelfde plan en het verloop van den dag
stond in het teeken van Dr. "Colijn's komst naar
Dirksland.
Trams, autobussen, auto's, fietsen en beenen
wagens werden des middags in het werk gesteld
om naar Dirksland te snorren. Omstreeks vier
uur was het geronk van motoren in Dirksland
niiet van de lucht. Het was een drukte van
jewelste. Tegen half vijf stond
een groote menschenmenigte
te wachten voor de ijzeren hekken, die toegang
verschaffen tot de Ned. Herv. Kerk. De politie
macht was versterkt om de orde te handhaven
en het verkeer te regelen, terwijl de regelings-
sommissie. die onder de wakkere leiding stond
van den heer Potter, zich tot taak had gesteld
de kaarten te controleeren en het regelen van
de plaatsen in het kerkgebouw.
Klokslag half vijf werden de deuren geopend
om kwart voor vijf was het kerkgebouw tot
aan de uiterste hoeken bezet, velen moesten zich
met een staanplaats getroosten .alles was letter
lijk in een minimum van tijd afgeladen en
we durven wel zeggen, dat had men de
beschikking gehad over een gebouw, dat nog
tweemaal zoo groot was geweest dan nog
had alles tot de nok toe gevuld geweest.
Er heerschte een echte toogdaggeest onder
de aanwezigen. Strijdpsalmen en nationale lie
deren, als „Hoe zalig is het volk", „Gij toch,
Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht",
het „Wilt heden nu treden" en last not least,
het aloude „Wilhelmus" werden
uit volle borst
en met bezieling gezongen.
In het Koor had de fa. Dammelse uit Maas
sluis een lulidspreker-installatie aangebracht, ook
daar was alles mudvol en werd de tijd, die nog
scheidde van de komst van Dr. Colijn, op de
zelfde wijze doorgebracht als in de Kerk.
Inmiddels was de man, om wien dit alles ging,
op het hoofd in Middelharnis met de tramboot
van 4 uur gearriveerd.
Dr. Colijn werd verwelkomd door de bur
gemeesters Donkersloot en Visscher en den heer
Dijkers, den secretaris van de Hulpcentrale. Ook
groette de heer Colijn vele van zijn Flakkeesche
vrienden, die uit belangstelling naar het hoofd
waren gekomen om den leider te verwelkomen op
dezen stralenden lentedag.
Ook de jeugd liet zich niet onbetuigd. Een
jongetje in onze nabijheid wees zijn vriendje
met de vinger naar Dr. Colijn wijzend aan
„Kijk ólie meneer met die gele jas aan, dat is
nou de Minister!"
De nieuwsgierigheid van het publiek kon
maar voor korten tijd bevredigd worden, want
de heeren stapten onmiddellijk in de auto en
burgemeester Visscher stuurde den wagen in
snelle vaart naar Dirksland, waar Dr. Colijn
zijn öntrek nam in de woning van den Bur
gemeester.
Even half zes trad de heer Colijn het kerk
gebouw binden.
Burgemeester Donkersloot betrad de
kansel en verzocht de vergadering te zingen
fs. 68 10, -waarna hij uit de Schrift jas Ps 92
en voorging in gebed.
In zijn openingswoord noemde de heer Don
kersloot het een groote eer, dat hij als vice-
vom-zitter van de Hulpcentrale Zijn Exc. Dr.
Se VU6" J\arteliik welkom toe mocht roepen,
v. spr" niet ontzF'et zijn drukken
arbeid in de steek te laten om de moeilijke reis te
1 "Sdden des lands naa; Flakkee
Wij verwachten, Excellentie, dat U binnenkort
Minister zult worden en al zult U dan geen
Master van Waterstaat worden, kunnen we
toch met nalaten om U te verzoeken bij den
Minister van Waterstaat invloed uit te oefe-
nen, opdat wc
een betere communicatie
van het eiland zullen krijgen! (Vroolijkheid)
Wij zijn hier gekomen om Uw bevel te ver
nemen, wij zijn hier gekomen niet alleen om U
te hooren, maar ook om eenparig getuigenis af
te leggen van onze onwankelbare trouw aan
de antirevolutionaire beginselen en haar anti
revolutionairen leider. Hoe zeer wij ook ver
heugd zijn, dat Lf in ons midden is, toch is ons
hart' met diepen weemoed vervuld, wij zijn
treurig gestemd, omdat op de plaats van dezen
spreker niiet staat onze oude vriend Warnaer.
Op 't oog'enlblik kan hij telefonisch deze ver
gadering op zijn ziekenkamer volgen, zoodat hij
naar ons luistert. Wij brengen hem de hartelijke
groeten over van het Antirev. volk van Flak
kee en we hopen, dat hij spoedig weer de
leiding van de Hulpcentrale op zich zal kunnen
nemert om ons nog meer dan voorheen voor
te gaan in den strijd, wat ook naar de begeerte
van zijn hart is.
Tenslotte, Excellentie Colijn, de vergadering
(is niet hier gekomen om mij te hooren, maar U
Vervolgens betreedt Dr. Colijn het spreek
gestoelte. De vergadering applaudiseert wanneer
de spreker op den kansel verschijnt, waarna
deze om stilte w'enlkt.
Geachte vergadering, aldus de heer Colijn,
ik dank u voor dat welkom, dat ge mij door
handgeklap toeroept. Ik zou u echter gaarne
willen verzoeken, ook al mocht ik daartoe in
mijn rede aanleiding geven, het applaudiseeren
in een kerkgebouw na te laten, aangezien ik dat
Liever niet 'heb.
Het is wel onder bijzonder moeilijke en druk
kende omstandigheden, dat het Nederlandsche
volk ditmaal ter stembus wordt geroepen, om
daar te getuigen van het inzicht, van de wijze
waarop land en volk bestuurd moeten worden,
aldus ving spr. aan.
Gesproken moet worden van moeilijke om
standigheden, nu de gansche wereld zich bevindt
in een toestand van diep-insnijdende omkeerin
gen, die zich openbaren in de verhoudingen
tusschen de volken der aarde, van
diep-insnijdende omkeeringen
in de stoffelijke welvaart, van diep-insnijdende
omkeeringen in het staatsbestel in verschillende
landen der aarde.
Over deze drie veschijnselen van crisis wilde
spr. iets zeggen in verband met de aanstaande
verkiezingen.
Vijftien jaren is het nu geleden1, dat na den
grooten wereldoorlog de wapenen gestreken'
werden en de volkeren dezer wereld smachtten
naar bevestiging van den vrede op betere basis
als tot nu toe gevonden werd. De Volkenbond
is opgericht en een conferentie aangaande de
bewapening vting 7 jaren geleden aan.
Als wij het verloop van deze jaren overzien
en wij ens afvragen, wat er van dit alles ge
worden is, dan moet ons oordeel niet anders
dan teleurstellend luiden. Instede van grooter
toenadering schijnt de verwijdering steeds groo
ter te worden. Instede van een groeiend onder
ling vetrouwen der volkeren, groeit het wan
trouwen met den dag. Instede van een afneming
van de spanning tusschen de volken zien we
de spannüng in het volkeren]even steeds toe
nemen.
Een land als Japan, één van de grootmach
ten der aarde, zien we den Volkenbond ver
laten.
De spanning tusschen Engeland en Rusland
wordt steeds sterker.
Overal om ons heen begint men zich niet zon
der bezorgdheid af te vragen, waar dit alles in
de toekomst toe voeren zal.
Daar is het oorlogsgevaar in het verre Oos
ten en de Zuid-Amerikaansche landen, maar ook
in Europa is er reden tot zorg, hoe de ont-
wfikkeling der dingen verder zal gaan. En al
zijn we als Nederland niet direct bij deze zaken
betrokken, toch wordt ook bij ons de terugslag
van dergelijke uitbarstingen gevoeld.
Met het tweede crisis-verschijnsel inzake het
economische leven staat ons land echter in
direct contact.
Om een juist inzicht te krijgen, aldus spr.,
is het noodiig stil te staan bij den toestand van
twintig jaren geleden.
Voor het jaar 1914 was het economische
wereldbeeld zoo, dat hier in het westen van
Europa met een klein aantal volken van niet
meer dan 250 tot 300 millioen zielen, de heele
industrieele werkzaamheid geconcentreerd was.
Er was nog een ander dentram, de Vereenfigde
Staten, maar die werkten alleen voor zelfvoor
ziening. Dat blijkt wel hieruit, dat de Vereenig-
de Staten slechts 5 van het algemeen wereld
verkeer uitmaakten.
t West-Europa leverde voor de rest van de
wereld, als geheel Azië, geheel Australië, ge
heel Afrika en Zuid-Amerika.
Al deze landen betrokken van West-Europa
alle producten van industrieelen aard en voer
den daarvoor aan de grondstoffen om die pro
ducten te vervaardigen, nevens grove voedings
middelen als granen, die Europa zelf niet vol
doende voortbracht.
Dit was de toestand voor den wereldoorlog.
Het was voor de welvaart een zeer zwakke
basis, te gelooven, dat de rest van de wereld
altijd maar genoegen zou nemen om de fa-
brieksproducten in Europa te koopen. Vijftig
jaar geneden heeft een Duitsch econoom reeds
gewaarschuwd, dat men er rekening mee moest
houden, dat de rest van de wereld zelf wel eens
industrieën kon gaan stichten.
Indien' de wereldoorlog er dan ook niet ge
weest was, dan had over een periode van een
halve, wellicht een heele eeuw de rest van de
wereld zich geleidelijk aan van Europa ver
wijderd. Dan had Europa den tijd gehad zich
geleidelijk aan de veranderde omstandigheden
aan te kunnen passen.
Dat alles nu, wat over een periode van een
eeuw had moeten geschieden, heeft plaats ge
vonden in enkele jaren. Dat heele proces heeft
ach afgespeeld van 1914 tot 1924. In die tien
jaren tijd is die ingrijpende wijziging in het
economische leVen ingetreden, die de ontwrich-
ing m het leven geroepen heeft, waar we nu
getuige van zijn
hefft West-E(Uropa gedaan?
!en e F^venstaande had men toen nog
maar een wegWanneer toen Europa gevoeld
had, dat het z3ch als een eenheid had aanéén
te sluiten, dan zou er nog heel veel kwaad
voorkomen zijn geworden.
Hierin heeft Europa echter juist de tegen
overgestelde politiek gevoerd.
ling te vergemakelljken. Ze behoort niet als
regelaar op te treden en kan niet zeggen tot een
boer: ploeg dat stuk grasland om tot akker
land De overheid kan nimmer het risico van
de gevolgen op zich nemen, maar kan bijv. wel
Dr. COLIJN TIJDENS ZIJN REDEVOERING
In plaats van een aaneengesloten afzonder
lijk Europa tegenover de rest van de wereld,
heeft m'en de afsnoering van de verschillende
landen nog verder toegespitst. Het is met name
aan dit laatste te wijten, dat de toestand in
Europa zoo ernstig is geworden.
Men kan echter riiet zeggen, dat de wereld
niet gewaarschuwd is
Spr. herinnerde aan
de waarschuwingen
van een Engelsch econoom en wees in dit ver
band op de rede, die spr. hield in 1922 in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin hij
het beeld en het verloop van de huidige crisis
reeds geteekend heeft.
Van 1927 af had spr. telkenmale in ver
gaderingen met de meest bekende Engelsche
economen daarop ge,wezen en elke conferentie,
waarvan spr. de leiding was toevertrouwd, had
hij aangegrepen om de waarschuwing te doen
hooren.
Voor het laatst is dit geweest in 1932 te
Genève op de conferentie, welke door wijlen
Briand geleid werd, waar spr. alle ministers
van buitenlandsche zaken onder zijn gehoor had
en waar hij voor 't laatst den waarschuwenden
vinger opgeheven heeft. Ik heb toen gezegd,
aldus spr., dat de wijzers van de wereldklok
op 5 minuten voor middernacht stonden en dat
wanneer nu niet dadelijk met krachtige hand
ingegrepen werd, zich in Europa binnen zes
maanden ernstige dingen zouden afspelen. Dit
is ook uitgekomen, nog sneller dan ik kon ver
wachten. Eerst kregen wij de financieele ineen
storting van Oostenrijk, toen de groote finan
cieele moeilijkheden in Duitschland en ten slotte
de val van het Engelsche Pond, hetgeen vooral
voor ons land ernstige gevolgen heeft gehad.
Nederland was op dit stuk uitermate gevoe
lig. Heel onze economische politiek van de laat
ste 50 jaren is afhankelijk van den afzet van
onze producten in het buitenland. Nederland
was te beschouwen als
een groote tuin
temidden van groote rijken. Vooral onze bodem
producten zijn afhankelijk van het buitenland.
In 1922 vertegenwoordigden onze bodempro
ducten een waarde van 100 millioen gulden.
Daarvan werd K afgezet aan het buitenland.
Hetzelfde is ook tot op zekere hoogte het
geval met onze industrie en ons transportwezen.
Ik kwam vanmorgen nog langs de Waalhaven.
Het was een troosteloos beeld
Elke groote haven in Europa is een repetitie
van hetgeen ik zag in de Waalhaven. Onze
schepen hebben nagenoeg geen emplooi meer.
omdat de uitwisseling der goederen tot stilstand
komt.
De Nederlandsche vlag, die eertijds op elke
zee, in elke haven gerien werd, moet thans wor
den gestreken, en van dat alles leefden onze
koopsteden Amsterdam en Rotterdam, binnen
vaart, handel, Rijnvaart en ook onze andere
vervoermiddelen moeten de gevolgen daarvan
ondergaan.
Al de peilers, waarop onze volkswelvaart
rust, zijn in dit crisisproces aangetast.
Wat moet er aan gedaan worden
Men kan de vraag stellen: zou het niet wen-
schelijk zijn geweest wanneer de afhankelijkheid
minder groot was geweest en de productie meer
ingesteld was op de nationale behoeften
Er 4s reden om een bevestigend antwoord te
geven op deze vraag, maar toch mag men daar
uit niet afleiden, dat onmiddellijk aangestuurd
wordt op de algeheele omkeering van de eco
nomische productie, met name wat betreft de
bodemproductie.
Er wordt veel om geroepen, maar men mag
niet vergeten, dat dit pad zeer doornig zijn zal.
Spr. gaf een enkel voorbeeld.
De boterproductie bedraagt 90 millioen K.G.
Ons land gebruikt Hier zelf 45 millioen K.G.
van; de andere helft gaat naar het buitenland.
Nu gaat het toch niet zoo heel gemakkelijk door
de helft grasland in akkerbouwland om te laten
zetten. Want niet overal kan dat zonder groote
schade gebeuren. Bovendien is daarmee de zui
velindustrie gemoeid en in de zuivelfabrieken
zijn groote kapt talen belegd.
Wanneer men dat doet, zal de helft op de
zuivelfabrieken afgeschreven moeten worden.
De zaak wordt wel eens makkelijker voor
gesteld dan ze is.
Spr. wees in dit verband er op, dat hij thans
vrijheid kon vinden om het Verkiezingsmanifest
van de A.R. Partij te bespreken. De partij kiest
voor beide methoden. We moeten blijven wer
ken met alle kracht, die in ons lis, om de gren
zen weer open te krijgen, opdat onze producten
hun weg weer kunnen vinden, omdat we dan
het economisch apparaat zooveel mogelijk nog
in stand houden;. Daarnaast is noodzakelijk de
omstelling van de bodemproductie, want tien
tallen millioen guldens moet Nederland betrek
ken van het buitenland, wil de productie ren
dabel zijn.
In zooverre behoort de overhead die omstel-
het telen van andere producten zoo profijtelijk
mogelijk maken, zoodat de landbouwer zelve
zijn voordeel er in ziet en hem dan in de ge
legenheid stelt, wanneer hij dit zelf wen-
schelijk eischt, zijn grasland sin bouwland om
te zetten.
De Anti-Rev. Partij geeft aan
twee duidelijke richtlijnen,
waarlangs de staatkunde zich zal hebben te
bewegen. Men kan echter geen bijzonderheden
aangeven. De man, die op dit moment kan
zeggen wat er op economisch gebied over zes
maanden moet geschieden, is te vergelijken met
de figuur op het Amstelveld te Amsterdam
Kakadorus. (Vroolijkheid)
Niemand 'is daartoe in staat. Wat wc nu
goed vinden, keuren we over zes maanden mis
schien af.
De bijzonderheden moeten niet worden vast
gesteld voor de verkiezingen, maar moeten van
oogenblik tot oogenblik worden vastgesteld.
Dat is de eenige, eerlijke politiek
Intusschen werken de nadeelige gevolgen in
de eerste plaats wel op het terrein van de
financiën. Wanneer de welvaart naar beneden
gaat, begint het volksinkomen eveneens sterk te
dalen. In vergelijking met jaar 1929 is het volks
inkomen zeker reeds 40 waarschijnlijk is
dit thans reeds 45 gedaald. Dat beteekent,
dat van elke 100 gulden inkomen nu nog maar
55 over zijn.
En het laagste punt is nog niet bereiikt
De daling van het volksinkomen laat ook
haar invloed gelden op de daling van het in
komen van de publieke kassen. De inkomsten
van Rijk en gemeenten zijn een stuk volks
inkomen. Wanneer dat sterk daalt, dan heeft
dit tot gevolg, dat de inkomsten van de pu
blieke Lichamen sterk dalen.
Spr. toonde dit aan met een enkel cijfer.
Het inkomen in 1929 bedroeg 100. daavan
kreeg de Staat én vijfde. Van die 100 kreeg
het Rijk er dus 20. Het volk behield dan
nog 80. Wanneer die 100 echter gedaald
zijn tot 55. dan ontvangt het Rijk eveneens
één vijfde, wat dan niet is 20, maar 11,
terwijl de uitgaven 20 blijven en het volk
niet 80, zooals in 1929, maar slechts 44
overhoudt.
Wanneer men nu zegt, dat de Staat toch die
20 moet hebben, vastgesteld lin den eersten
tijd, dan zeg ik u, dat kun gij wel verlangen,
maar wanneer 't volksinkomen van 100 op 55
is gevallen en de Staat toch 20 opeischt, dat
er dan voor het volk maar overblijft 35 in
plaats van 80 in 1929.
Men kan in die richting
niet ongelimiteerd
doorgaan. Spr. kwam vervolgens tot de Rijks
financiën. Het tekort voor het Rijk bedroeg in
1932: 60 a 70 millioen gulden. Toen 1933 voor
de deur stond, deelde de Minister van Finan
ciën mede, dat het tekort voor dit jaar begroot
werd op 150 millioen gulden.
Allerlei maatregelen werden genomen om die
klove te overbruggen: door inkrimpting van de
uitgaven en door het invoeren van nieuwe hef
fingen. Nu zou men zeggen, dat het tekort voor
1934 kleiner moest zijn dan in 1933: de uitgaven
zijn verminderd en de inkomsten verhoogd
het verschil moet nu kleiner worden
Toen ik mijn Deputatenrede schreef, raamde
ik het tekort 1934 op 120 millioen. Nu een
maand later moet ik aan de hand van nauw
keurig cijfermateriaal tot de conclusie komen,
dat ik dit bedrag moet verhoogen tot 160 mil
lioen gulden.
Dat is de toestand van de Nederlandsche
financiën, als gevolg van de economlische in-
zinking.
Elke voorspiegeling, alsof men de gaten zou
kunnen stoppen door altijd maar te blijven put
ten uit een afnemend volksinkomenen, is niets
anders dan demagogie, waarin geen grein waar
heid meer 'is te onderkennen.
Spr. merkte vervolgens op, dat ook die te
korten niet kunnen blijven bestaan.
Elke Staat, die tientallen millioenen boven
de begrooting werkt, loopt tenslotte vast. De
gevolgen zijn dan nog veel erger, want dan is
het geheele volk er mee gemoeid.
We hebben het gezien in België, waar de
franc van 50 op 7 cent vfiel en daardoor ieder,
die gespaard had, zijn bezit tot één zevende
zag verminderd. Evenzoo in Frankrijk, waar
de franc van 50 op 10 cent viel en men zijn
beziet vier vijfde zag afnemen.
Dat is tenslotte nog het ergste niet, hoewel
het hard is voor hen, die hun heele leven lang
geploeterd hebben om te kunnen zorgen voor den
ouden dag, opdat zij den dag der grijsheid met
eere in kunnen gaan.
De noodzakelijkheid van het evenwicht her
stellen spreekt hieruit wel het sterkste, dat
juist de allerzwaksten het ergste worden ge
troffen.
Naast de inzinking van de Rijks- en gemeente
kassen is er nog een zeer ernstig probleem: de
„MAAS"-NYMPHEN
Onlangs werd, hier op dit eiland
Door een Groene-Kruis-bestuur
De noodzaak'lijkheid besproken
Van een „ongelukken-uur".
Van een cursus in verbandleer,
Ademhaling enzoovoort,
En wat verder bij zoo'n „Eerste-
Hulp-bij-ongelukken" hoort.
Men verspreidde circulaires
„Kent Uw plichtDoet allen mee 1"
En men noodigde ter filme
Alle leerlingen in spé.
En die waren er bij bosjes,
Vast besloten tot de daad.
Zooals 't meestal, met wat nieuw is,
Op de wereld eenmaal gaat.
Weldra vulden ze het zaaltje
Waar de rolprent draaien zou,
Waar men den E.H.B.O.-ers
Al vast iets vertoonen wou
Over beenbreuk, gasverstikking,
Hoe men 't best een drenk-ling redt.
Of, met primitieve midd'len
E'en gebroken arm vast „zet".
En de film gaf steeds wat anders
De E. H. B. O.-erij
Rolde bloed'rig en afgrijs'lijk
Het cursiistenoog voorbij.
Eensklaps toonde zij een landman,
Wien een been werd afgemaaid,
En toen moest al even plots'ling
't Licht worden aan gedraaid.
Een toekomstig menschenredder
Schrok van die gebeurtenis
Zoo geweldig, dat hij bibb'rend,
Siddïend flauw gevallen is.
Toen de man was weggedragen
En met zorg werd bijgebracht,
Ging men verder, tot de rol
Weer e'en schokkend ong'luk bracht.
En toen moest alweer het licht op,
Weer lag een curs'ist in zwijm,
En weer ondervond een leerling
Van den Hoffmann het geheim.
Iemand, die er bij geweest is,
Heeft mij dit verhaal verteld
En hij heeft er geen bezwaar in,
Dat 'k 't in dit hoekje meld,
Als ik er dan maar niet bij zeg
In welk dorp het is geschied,
„Want", zoo dacht hij, „dan vertrouwt men
„Daar de „eerste helpers" niet,
„En geen sterv'ling zal zich wagen
„Aan een ongeluk of zoo
„En dan wordt het een werklooze,
„Stemp'lende B. H. B. O.
(Nadruk verboden)HAKATE.
die genezing zoekt, vraagt
gratis brochure „Kruiden
geneeswijze
Priester HAMON"
Drogisterij Verwaal
werkloosheid. Reeds 400,000 werkloozen heeft
Nederland. Óok dit is een ernstig financieel
probleem. In 1932 bedroegen de uitgaven hier
voor 218 millioen gulden en wanneer het aantal
blijft zal dit bedrag in 1933: 250 millioen gulden
zijn. Dat beteekent elke week een uitgave van
5 millioen gulden. Dat alles moet door heffingen
komen van het volk, wier inkomen zoo sterk
reeds dalende is. De financieele zijde van deze
zaak is niet de ergste, de moreele kant is heel
wat erger.
In het buitenland heb ik meermalen persoon
lijk menschen van 29, 30 jaren oud ontmoet,
die nog nimmer één uur nuttigen arbeid ver
richt hebben. Denkt u eens even in, wat dat
beteekentAltijd tot lediggang, tot nietsdoen
gedoemd geweest te zijn van zijn jongelingsjaren
af tot op den vollen mannelijken leeftijd 1
Dénlkt u eens even in wat dat beteekent voor
den persoon, voor het gezin, voor de volks
kracht. voor haard van
revolutionaire bewegingen.
Daarom ken ik geen ernstiger probleem als de
werkloosheid naast 't financieele probleem en de
hoofdtaak van Regeering en Kamer ligt op
het terrein, dat ik Hier in enkele woorden heb
geschetst.
Uit die nood, die allerwege heerscht, uit de
bedreiging en spanning, die de werkloosheid
ten gevolge heeft, uit die persoonlijke ontred
dering, die ontevredenheid verwekt, uit de al
maar zwaarder wordende belastingheffing, uit
dit alles ontstaat een toestand, die steeds meer
aanleiding geeft tot gisting en uitbarstingen
ten gevolge heeft als enkele weken geleden in
de wateren van den Indischen Archipel heeft
plaats gevonden.
Toen één van de gezagsorganen, althans een
gedeelte daarvan, openlijk in verzet kwam te
gen de Overheid, aan wien men zich vrijwillig
had onderworpen.
Een tweede voorbeeld noemde spr. de gebeur
tenissen van de laatste weken in een naburig
land aan de Oostgrens.
In dat alles hebben we niet te zien indidenten,
maar symptomen, die wij-zen op een algemeene
ziekte, die de wereld aangetast heeft. We heb
ben daarin te zien de voortrillingen van een
naderende worsteling, we hebben daarin te be
luisteren de dreunende voetstappen van de
krachten der ontbinding.
Nu is dit het eigenaardige, dat men1 in alle
landen instinctief begint te gevoelen, dat er
(iets hapert aan het huidige regeeringsstelsel.
Precies weten ze niet wat het is, en wat men
wil. Het is alsof men instinctief aanvoelt, dat
er iets niet in orde is.
Men mist zekeren vasten gang door het leven
bij de Overheid, die juist in dezen tijd bij uit
stek noodig is. Niet omdat men de gevaren! van
deze tijden niet zien zou. De waarheid wordt
wel gezien, maar de moed ontbreekt. Krachtige
maatregelen zijn onaangenaam. De moderne de
mocratie deinst terug. Ze mist de geestkracht
om naar die waarheid te handelen. Er fts vrees
voor de verantwoordelijkheid. Men durft geen
ja en geen neen zeggen. Dat is het kenmerk:
Koopt bij gelijken prijs en kwaliteit
Product van Nederlandsche Nijverheid.
Gij dient hiermee uw eigen land
En zet werkloosheid aan den kant.