GIJ, SUIKERLIJDERS, ie midd8liandsir.ii9 Roiterdam fad! Hnc-SÏÏïNOWSES Zaterdag 15 April 1933. No- 3946 TWEEDE BLAD De wereld is gewaarschuwd Dr. H. COLIJN te Dirksland. Terug naar de geestelijke bronnen van ons voorgeslacht. Enorme drukte. EEN FILM. 5 schuur be- d door J. zijn eigen- ll'en, werd te verhoor lis af. De h dan ook :hte op de nietwaar?" niet ge- een com- elijk nooit en bleef brand af en ander larin ver- d. Daarin ld gesticht motieven het dorp, weg, en n vestigen den avond oopte dan en wonen. had hij de schuur, hebben, in van waar e het dan de burge- >pgesloten, dat deze en geven. en daar- r-commis- ens schuur >rand hem paarden verbrande sekerd. van ver- ehalve de van 300 ïtuige, dat Er had Ooltgens- gevormd ?n dit co- hoe ben m te ont- sChi'en, ge jogde met yeest door verdachte, onschuld ils getuige voor den zoon in kwartier jdstip, dat le hij ech- kon ook iet gedaan en zuster -straatd ui- bracht verdachte, door zijn ïgsvatbaar of het jgestie zijn d, gaf dr. t dit on- verklarin- F. Hoef- eheel be- dat sinds imzinnige den. Spr. aar, door ngenis te g stelling mag niet met zijn gevaar achtte en heeft doen. Het was gisteren een groote dag voor Anti revolutionair Flakkee. In alle plaatsen had men éénzelfde plan en het verloop van den dag stond in het teeken van Dr. "Colijn's komst naar Dirksland. Trams, autobussen, auto's, fietsen en beenen wagens werden des middags in het werk gesteld om naar Dirksland te snorren. Omstreeks vier uur was het geronk van motoren in Dirksland niiet van de lucht. Het was een drukte van jewelste. Tegen half vijf stond een groote menschenmenigte te wachten voor de ijzeren hekken, die toegang verschaffen tot de Ned. Herv. Kerk. De politie macht was versterkt om de orde te handhaven en het verkeer te regelen, terwijl de regelings- sommissie. die onder de wakkere leiding stond van den heer Potter, zich tot taak had gesteld de kaarten te controleeren en het regelen van de plaatsen in het kerkgebouw. Klokslag half vijf werden de deuren geopend om kwart voor vijf was het kerkgebouw tot aan de uiterste hoeken bezet, velen moesten zich met een staanplaats getroosten .alles was letter lijk in een minimum van tijd afgeladen en we durven wel zeggen, dat had men de beschikking gehad over een gebouw, dat nog tweemaal zoo groot was geweest dan nog had alles tot de nok toe gevuld geweest. Er heerschte een echte toogdaggeest onder de aanwezigen. Strijdpsalmen en nationale lie deren, als „Hoe zalig is het volk", „Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht", het „Wilt heden nu treden" en last not least, het aloude „Wilhelmus" werden uit volle borst en met bezieling gezongen. In het Koor had de fa. Dammelse uit Maas sluis een lulidspreker-installatie aangebracht, ook daar was alles mudvol en werd de tijd, die nog scheidde van de komst van Dr. Colijn, op de zelfde wijze doorgebracht als in de Kerk. Inmiddels was de man, om wien dit alles ging, op het hoofd in Middelharnis met de tramboot van 4 uur gearriveerd. Dr. Colijn werd verwelkomd door de bur gemeesters Donkersloot en Visscher en den heer Dijkers, den secretaris van de Hulpcentrale. Ook groette de heer Colijn vele van zijn Flakkeesche vrienden, die uit belangstelling naar het hoofd waren gekomen om den leider te verwelkomen op dezen stralenden lentedag. Ook de jeugd liet zich niet onbetuigd. Een jongetje in onze nabijheid wees zijn vriendje met de vinger naar Dr. Colijn wijzend aan „Kijk ólie meneer met die gele jas aan, dat is nou de Minister!" De nieuwsgierigheid van het publiek kon maar voor korten tijd bevredigd worden, want de heeren stapten onmiddellijk in de auto en burgemeester Visscher stuurde den wagen in snelle vaart naar Dirksland, waar Dr. Colijn zijn öntrek nam in de woning van den Bur gemeester. Even half zes trad de heer Colijn het kerk gebouw binden. Burgemeester Donkersloot betrad de kansel en verzocht de vergadering te zingen fs. 68 10, -waarna hij uit de Schrift jas Ps 92 en voorging in gebed. In zijn openingswoord noemde de heer Don kersloot het een groote eer, dat hij als vice- vom-zitter van de Hulpcentrale Zijn Exc. Dr. Se VU6" J\arteliik welkom toe mocht roepen, v. spr" niet ontzF'et zijn drukken arbeid in de steek te laten om de moeilijke reis te 1 "Sdden des lands naa; Flakkee Wij verwachten, Excellentie, dat U binnenkort Minister zult worden en al zult U dan geen Master van Waterstaat worden, kunnen we toch met nalaten om U te verzoeken bij den Minister van Waterstaat invloed uit te oefe- nen, opdat wc een betere communicatie van het eiland zullen krijgen! (Vroolijkheid) Wij zijn hier gekomen om Uw bevel te ver nemen, wij zijn hier gekomen niet alleen om U te hooren, maar ook om eenparig getuigenis af te leggen van onze onwankelbare trouw aan de antirevolutionaire beginselen en haar anti revolutionairen leider. Hoe zeer wij ook ver heugd zijn, dat Lf in ons midden is, toch is ons hart' met diepen weemoed vervuld, wij zijn treurig gestemd, omdat op de plaats van dezen spreker niiet staat onze oude vriend Warnaer. Op 't oog'enlblik kan hij telefonisch deze ver gadering op zijn ziekenkamer volgen, zoodat hij naar ons luistert. Wij brengen hem de hartelijke groeten over van het Antirev. volk van Flak kee en we hopen, dat hij spoedig weer de leiding van de Hulpcentrale op zich zal kunnen nemert om ons nog meer dan voorheen voor te gaan in den strijd, wat ook naar de begeerte van zijn hart is. Tenslotte, Excellentie Colijn, de vergadering (is niet hier gekomen om mij te hooren, maar U Vervolgens betreedt Dr. Colijn het spreek gestoelte. De vergadering applaudiseert wanneer de spreker op den kansel verschijnt, waarna deze om stilte w'enlkt. Geachte vergadering, aldus de heer Colijn, ik dank u voor dat welkom, dat ge mij door handgeklap toeroept. Ik zou u echter gaarne willen verzoeken, ook al mocht ik daartoe in mijn rede aanleiding geven, het applaudiseeren in een kerkgebouw na te laten, aangezien ik dat Liever niet 'heb. Het is wel onder bijzonder moeilijke en druk kende omstandigheden, dat het Nederlandsche volk ditmaal ter stembus wordt geroepen, om daar te getuigen van het inzicht, van de wijze waarop land en volk bestuurd moeten worden, aldus ving spr. aan. Gesproken moet worden van moeilijke om standigheden, nu de gansche wereld zich bevindt in een toestand van diep-insnijdende omkeerin gen, die zich openbaren in de verhoudingen tusschen de volken der aarde, van diep-insnijdende omkeeringen in de stoffelijke welvaart, van diep-insnijdende omkeeringen in het staatsbestel in verschillende landen der aarde. Over deze drie veschijnselen van crisis wilde spr. iets zeggen in verband met de aanstaande verkiezingen. Vijftien jaren is het nu geleden1, dat na den grooten wereldoorlog de wapenen gestreken' werden en de volkeren dezer wereld smachtten naar bevestiging van den vrede op betere basis als tot nu toe gevonden werd. De Volkenbond is opgericht en een conferentie aangaande de bewapening vting 7 jaren geleden aan. Als wij het verloop van deze jaren overzien en wij ens afvragen, wat er van dit alles ge worden is, dan moet ons oordeel niet anders dan teleurstellend luiden. Instede van grooter toenadering schijnt de verwijdering steeds groo ter te worden. Instede van een groeiend onder ling vetrouwen der volkeren, groeit het wan trouwen met den dag. Instede van een afneming van de spanning tusschen de volken zien we de spannüng in het volkeren]even steeds toe nemen. Een land als Japan, één van de grootmach ten der aarde, zien we den Volkenbond ver laten. De spanning tusschen Engeland en Rusland wordt steeds sterker. Overal om ons heen begint men zich niet zon der bezorgdheid af te vragen, waar dit alles in de toekomst toe voeren zal. Daar is het oorlogsgevaar in het verre Oos ten en de Zuid-Amerikaansche landen, maar ook in Europa is er reden tot zorg, hoe de ont- wfikkeling der dingen verder zal gaan. En al zijn we als Nederland niet direct bij deze zaken betrokken, toch wordt ook bij ons de terugslag van dergelijke uitbarstingen gevoeld. Met het tweede crisis-verschijnsel inzake het economische leven staat ons land echter in direct contact. Om een juist inzicht te krijgen, aldus spr., is het noodiig stil te staan bij den toestand van twintig jaren geleden. Voor het jaar 1914 was het economische wereldbeeld zoo, dat hier in het westen van Europa met een klein aantal volken van niet meer dan 250 tot 300 millioen zielen, de heele industrieele werkzaamheid geconcentreerd was. Er was nog een ander dentram, de Vereenfigde Staten, maar die werkten alleen voor zelfvoor ziening. Dat blijkt wel hieruit, dat de Vereenig- de Staten slechts 5 van het algemeen wereld verkeer uitmaakten. t West-Europa leverde voor de rest van de wereld, als geheel Azië, geheel Australië, ge heel Afrika en Zuid-Amerika. Al deze landen betrokken van West-Europa alle producten van industrieelen aard en voer den daarvoor aan de grondstoffen om die pro ducten te vervaardigen, nevens grove voedings middelen als granen, die Europa zelf niet vol doende voortbracht. Dit was de toestand voor den wereldoorlog. Het was voor de welvaart een zeer zwakke basis, te gelooven, dat de rest van de wereld altijd maar genoegen zou nemen om de fa- brieksproducten in Europa te koopen. Vijftig jaar geneden heeft een Duitsch econoom reeds gewaarschuwd, dat men er rekening mee moest houden, dat de rest van de wereld zelf wel eens industrieën kon gaan stichten. Indien' de wereldoorlog er dan ook niet ge weest was, dan had over een periode van een halve, wellicht een heele eeuw de rest van de wereld zich geleidelijk aan van Europa ver wijderd. Dan had Europa den tijd gehad zich geleidelijk aan de veranderde omstandigheden aan te kunnen passen. Dat alles nu, wat over een periode van een eeuw had moeten geschieden, heeft plaats ge vonden in enkele jaren. Dat heele proces heeft ach afgespeeld van 1914 tot 1924. In die tien jaren tijd is die ingrijpende wijziging in het economische leVen ingetreden, die de ontwrich- ing m het leven geroepen heeft, waar we nu getuige van zijn hefft West-E(Uropa gedaan? !en e F^venstaande had men toen nog maar een wegWanneer toen Europa gevoeld had, dat het z3ch als een eenheid had aanéén te sluiten, dan zou er nog heel veel kwaad voorkomen zijn geworden. Hierin heeft Europa echter juist de tegen overgestelde politiek gevoerd. ling te vergemakelljken. Ze behoort niet als regelaar op te treden en kan niet zeggen tot een boer: ploeg dat stuk grasland om tot akker land De overheid kan nimmer het risico van de gevolgen op zich nemen, maar kan bijv. wel Dr. COLIJN TIJDENS ZIJN REDEVOERING In plaats van een aaneengesloten afzonder lijk Europa tegenover de rest van de wereld, heeft m'en de afsnoering van de verschillende landen nog verder toegespitst. Het is met name aan dit laatste te wijten, dat de toestand in Europa zoo ernstig is geworden. Men kan echter riiet zeggen, dat de wereld niet gewaarschuwd is Spr. herinnerde aan de waarschuwingen van een Engelsch econoom en wees in dit ver band op de rede, die spr. hield in 1922 in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin hij het beeld en het verloop van de huidige crisis reeds geteekend heeft. Van 1927 af had spr. telkenmale in ver gaderingen met de meest bekende Engelsche economen daarop ge,wezen en elke conferentie, waarvan spr. de leiding was toevertrouwd, had hij aangegrepen om de waarschuwing te doen hooren. Voor het laatst is dit geweest in 1932 te Genève op de conferentie, welke door wijlen Briand geleid werd, waar spr. alle ministers van buitenlandsche zaken onder zijn gehoor had en waar hij voor 't laatst den waarschuwenden vinger opgeheven heeft. Ik heb toen gezegd, aldus spr., dat de wijzers van de wereldklok op 5 minuten voor middernacht stonden en dat wanneer nu niet dadelijk met krachtige hand ingegrepen werd, zich in Europa binnen zes maanden ernstige dingen zouden afspelen. Dit is ook uitgekomen, nog sneller dan ik kon ver wachten. Eerst kregen wij de financieele ineen storting van Oostenrijk, toen de groote finan cieele moeilijkheden in Duitschland en ten slotte de val van het Engelsche Pond, hetgeen vooral voor ons land ernstige gevolgen heeft gehad. Nederland was op dit stuk uitermate gevoe lig. Heel onze economische politiek van de laat ste 50 jaren is afhankelijk van den afzet van onze producten in het buitenland. Nederland was te beschouwen als een groote tuin temidden van groote rijken. Vooral onze bodem producten zijn afhankelijk van het buitenland. In 1922 vertegenwoordigden onze bodempro ducten een waarde van 100 millioen gulden. Daarvan werd K afgezet aan het buitenland. Hetzelfde is ook tot op zekere hoogte het geval met onze industrie en ons transportwezen. Ik kwam vanmorgen nog langs de Waalhaven. Het was een troosteloos beeld Elke groote haven in Europa is een repetitie van hetgeen ik zag in de Waalhaven. Onze schepen hebben nagenoeg geen emplooi meer. omdat de uitwisseling der goederen tot stilstand komt. De Nederlandsche vlag, die eertijds op elke zee, in elke haven gerien werd, moet thans wor den gestreken, en van dat alles leefden onze koopsteden Amsterdam en Rotterdam, binnen vaart, handel, Rijnvaart en ook onze andere vervoermiddelen moeten de gevolgen daarvan ondergaan. Al de peilers, waarop onze volkswelvaart rust, zijn in dit crisisproces aangetast. Wat moet er aan gedaan worden Men kan de vraag stellen: zou het niet wen- schelijk zijn geweest wanneer de afhankelijkheid minder groot was geweest en de productie meer ingesteld was op de nationale behoeften Er 4s reden om een bevestigend antwoord te geven op deze vraag, maar toch mag men daar uit niet afleiden, dat onmiddellijk aangestuurd wordt op de algeheele omkeering van de eco nomische productie, met name wat betreft de bodemproductie. Er wordt veel om geroepen, maar men mag niet vergeten, dat dit pad zeer doornig zijn zal. Spr. gaf een enkel voorbeeld. De boterproductie bedraagt 90 millioen K.G. Ons land gebruikt Hier zelf 45 millioen K.G. van; de andere helft gaat naar het buitenland. Nu gaat het toch niet zoo heel gemakkelijk door de helft grasland in akkerbouwland om te laten zetten. Want niet overal kan dat zonder groote schade gebeuren. Bovendien is daarmee de zui velindustrie gemoeid en in de zuivelfabrieken zijn groote kapt talen belegd. Wanneer men dat doet, zal de helft op de zuivelfabrieken afgeschreven moeten worden. De zaak wordt wel eens makkelijker voor gesteld dan ze is. Spr. wees in dit verband er op, dat hij thans vrijheid kon vinden om het Verkiezingsmanifest van de A.R. Partij te bespreken. De partij kiest voor beide methoden. We moeten blijven wer ken met alle kracht, die in ons lis, om de gren zen weer open te krijgen, opdat onze producten hun weg weer kunnen vinden, omdat we dan het economisch apparaat zooveel mogelijk nog in stand houden;. Daarnaast is noodzakelijk de omstelling van de bodemproductie, want tien tallen millioen guldens moet Nederland betrek ken van het buitenland, wil de productie ren dabel zijn. In zooverre behoort de overhead die omstel- het telen van andere producten zoo profijtelijk mogelijk maken, zoodat de landbouwer zelve zijn voordeel er in ziet en hem dan in de ge legenheid stelt, wanneer hij dit zelf wen- schelijk eischt, zijn grasland sin bouwland om te zetten. De Anti-Rev. Partij geeft aan twee duidelijke richtlijnen, waarlangs de staatkunde zich zal hebben te bewegen. Men kan echter geen bijzonderheden aangeven. De man, die op dit moment kan zeggen wat er op economisch gebied over zes maanden moet geschieden, is te vergelijken met de figuur op het Amstelveld te Amsterdam Kakadorus. (Vroolijkheid) Niemand 'is daartoe in staat. Wat wc nu goed vinden, keuren we over zes maanden mis schien af. De bijzonderheden moeten niet worden vast gesteld voor de verkiezingen, maar moeten van oogenblik tot oogenblik worden vastgesteld. Dat is de eenige, eerlijke politiek Intusschen werken de nadeelige gevolgen in de eerste plaats wel op het terrein van de financiën. Wanneer de welvaart naar beneden gaat, begint het volksinkomen eveneens sterk te dalen. In vergelijking met jaar 1929 is het volks inkomen zeker reeds 40 waarschijnlijk is dit thans reeds 45 gedaald. Dat beteekent, dat van elke 100 gulden inkomen nu nog maar 55 over zijn. En het laagste punt is nog niet bereiikt De daling van het volksinkomen laat ook haar invloed gelden op de daling van het in komen van de publieke kassen. De inkomsten van Rijk en gemeenten zijn een stuk volks inkomen. Wanneer dat sterk daalt, dan heeft dit tot gevolg, dat de inkomsten van de pu blieke Lichamen sterk dalen. Spr. toonde dit aan met een enkel cijfer. Het inkomen in 1929 bedroeg 100. daavan kreeg de Staat én vijfde. Van die 100 kreeg het Rijk er dus 20. Het volk behield dan nog 80. Wanneer die 100 echter gedaald zijn tot 55. dan ontvangt het Rijk eveneens één vijfde, wat dan niet is 20, maar 11, terwijl de uitgaven 20 blijven en het volk niet 80, zooals in 1929, maar slechts 44 overhoudt. Wanneer men nu zegt, dat de Staat toch die 20 moet hebben, vastgesteld lin den eersten tijd, dan zeg ik u, dat kun gij wel verlangen, maar wanneer 't volksinkomen van 100 op 55 is gevallen en de Staat toch 20 opeischt, dat er dan voor het volk maar overblijft 35 in plaats van 80 in 1929. Men kan in die richting niet ongelimiteerd doorgaan. Spr. kwam vervolgens tot de Rijks financiën. Het tekort voor het Rijk bedroeg in 1932: 60 a 70 millioen gulden. Toen 1933 voor de deur stond, deelde de Minister van Finan ciën mede, dat het tekort voor dit jaar begroot werd op 150 millioen gulden. Allerlei maatregelen werden genomen om die klove te overbruggen: door inkrimpting van de uitgaven en door het invoeren van nieuwe hef fingen. Nu zou men zeggen, dat het tekort voor 1934 kleiner moest zijn dan in 1933: de uitgaven zijn verminderd en de inkomsten verhoogd het verschil moet nu kleiner worden Toen ik mijn Deputatenrede schreef, raamde ik het tekort 1934 op 120 millioen. Nu een maand later moet ik aan de hand van nauw keurig cijfermateriaal tot de conclusie komen, dat ik dit bedrag moet verhoogen tot 160 mil lioen gulden. Dat is de toestand van de Nederlandsche financiën, als gevolg van de economlische in- zinking. Elke voorspiegeling, alsof men de gaten zou kunnen stoppen door altijd maar te blijven put ten uit een afnemend volksinkomenen, is niets anders dan demagogie, waarin geen grein waar heid meer 'is te onderkennen. Spr. merkte vervolgens op, dat ook die te korten niet kunnen blijven bestaan. Elke Staat, die tientallen millioenen boven de begrooting werkt, loopt tenslotte vast. De gevolgen zijn dan nog veel erger, want dan is het geheele volk er mee gemoeid. We hebben het gezien in België, waar de franc van 50 op 7 cent vfiel en daardoor ieder, die gespaard had, zijn bezit tot één zevende zag verminderd. Evenzoo in Frankrijk, waar de franc van 50 op 10 cent viel en men zijn beziet vier vijfde zag afnemen. Dat is tenslotte nog het ergste niet, hoewel het hard is voor hen, die hun heele leven lang geploeterd hebben om te kunnen zorgen voor den ouden dag, opdat zij den dag der grijsheid met eere in kunnen gaan. De noodzakelijkheid van het evenwicht her stellen spreekt hieruit wel het sterkste, dat juist de allerzwaksten het ergste worden ge troffen. Naast de inzinking van de Rijks- en gemeente kassen is er nog een zeer ernstig probleem: de „MAAS"-NYMPHEN Onlangs werd, hier op dit eiland Door een Groene-Kruis-bestuur De noodzaak'lijkheid besproken Van een „ongelukken-uur". Van een cursus in verbandleer, Ademhaling enzoovoort, En wat verder bij zoo'n „Eerste- Hulp-bij-ongelukken" hoort. Men verspreidde circulaires „Kent Uw plichtDoet allen mee 1" En men noodigde ter filme Alle leerlingen in spé. En die waren er bij bosjes, Vast besloten tot de daad. Zooals 't meestal, met wat nieuw is, Op de wereld eenmaal gaat. Weldra vulden ze het zaaltje Waar de rolprent draaien zou, Waar men den E.H.B.O.-ers Al vast iets vertoonen wou Over beenbreuk, gasverstikking, Hoe men 't best een drenk-ling redt. Of, met primitieve midd'len E'en gebroken arm vast „zet". En de film gaf steeds wat anders De E. H. B. O.-erij Rolde bloed'rig en afgrijs'lijk Het cursiistenoog voorbij. Eensklaps toonde zij een landman, Wien een been werd afgemaaid, En toen moest al even plots'ling 't Licht worden aan gedraaid. Een toekomstig menschenredder Schrok van die gebeurtenis Zoo geweldig, dat hij bibb'rend, Siddïend flauw gevallen is. Toen de man was weggedragen En met zorg werd bijgebracht, Ging men verder, tot de rol Weer e'en schokkend ong'luk bracht. En toen moest alweer het licht op, Weer lag een curs'ist in zwijm, En weer ondervond een leerling Van den Hoffmann het geheim. Iemand, die er bij geweest is, Heeft mij dit verhaal verteld En hij heeft er geen bezwaar in, Dat 'k 't in dit hoekje meld, Als ik er dan maar niet bij zeg In welk dorp het is geschied, „Want", zoo dacht hij, „dan vertrouwt men „Daar de „eerste helpers" niet, „En geen sterv'ling zal zich wagen „Aan een ongeluk of zoo „En dan wordt het een werklooze, „Stemp'lende B. H. B. O. (Nadruk verboden)HAKATE. die genezing zoekt, vraagt gratis brochure „Kruiden geneeswijze Priester HAMON" Drogisterij Verwaal werkloosheid. Reeds 400,000 werkloozen heeft Nederland. Óok dit is een ernstig financieel probleem. In 1932 bedroegen de uitgaven hier voor 218 millioen gulden en wanneer het aantal blijft zal dit bedrag in 1933: 250 millioen gulden zijn. Dat beteekent elke week een uitgave van 5 millioen gulden. Dat alles moet door heffingen komen van het volk, wier inkomen zoo sterk reeds dalende is. De financieele zijde van deze zaak is niet de ergste, de moreele kant is heel wat erger. In het buitenland heb ik meermalen persoon lijk menschen van 29, 30 jaren oud ontmoet, die nog nimmer één uur nuttigen arbeid ver richt hebben. Denkt u eens even in, wat dat beteekentAltijd tot lediggang, tot nietsdoen gedoemd geweest te zijn van zijn jongelingsjaren af tot op den vollen mannelijken leeftijd 1 Dénlkt u eens even in wat dat beteekent voor den persoon, voor het gezin, voor de volks kracht. voor haard van revolutionaire bewegingen. Daarom ken ik geen ernstiger probleem als de werkloosheid naast 't financieele probleem en de hoofdtaak van Regeering en Kamer ligt op het terrein, dat ik Hier in enkele woorden heb geschetst. Uit die nood, die allerwege heerscht, uit de bedreiging en spanning, die de werkloosheid ten gevolge heeft, uit die persoonlijke ontred dering, die ontevredenheid verwekt, uit de al maar zwaarder wordende belastingheffing, uit dit alles ontstaat een toestand, die steeds meer aanleiding geeft tot gisting en uitbarstingen ten gevolge heeft als enkele weken geleden in de wateren van den Indischen Archipel heeft plaats gevonden. Toen één van de gezagsorganen, althans een gedeelte daarvan, openlijk in verzet kwam te gen de Overheid, aan wien men zich vrijwillig had onderworpen. Een tweede voorbeeld noemde spr. de gebeur tenissen van de laatste weken in een naburig land aan de Oostgrens. In dat alles hebben we niet te zien indidenten, maar symptomen, die wij-zen op een algemeene ziekte, die de wereld aangetast heeft. We heb ben daarin te zien de voortrillingen van een naderende worsteling, we hebben daarin te be luisteren de dreunende voetstappen van de krachten der ontbinding. Nu is dit het eigenaardige, dat men1 in alle landen instinctief begint te gevoelen, dat er (iets hapert aan het huidige regeeringsstelsel. Precies weten ze niet wat het is, en wat men wil. Het is alsof men instinctief aanvoelt, dat er iets niet in orde is. Men mist zekeren vasten gang door het leven bij de Overheid, die juist in dezen tijd bij uit stek noodig is. Niet omdat men de gevaren! van deze tijden niet zien zou. De waarheid wordt wel gezien, maar de moed ontbreekt. Krachtige maatregelen zijn onaangenaam. De moderne de mocratie deinst terug. Ze mist de geestkracht om naar die waarheid te handelen. Er fts vrees voor de verantwoordelijkheid. Men durft geen ja en geen neen zeggen. Dat is het kenmerk: Koopt bij gelijken prijs en kwaliteit Product van Nederlandsche Nijverheid. Gij dient hiermee uw eigen land En zet werkloosheid aan den kant.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 3