De meg des uerderls Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. FEUILLETON ZATERDAG 8 APRIL 1933 48ste JAARGANG t EERSTE BLAD. POLITIEKE REVUE NAAR HET LICHT No. 3944 liks )OS kg. gd en H, pe« op en in en ;n* ktf lar ar» in* it- ;m n« :rs ot r0, ro, m ot to, n» 60 24 25 :n e< ir n g- ig e» IS ■e el k t. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8 50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan. Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Het Handelsblad schreef eenigen tijd geleden „De ordenende macht van de nieuwe maatschappij die ons door roode en rose idealisten wordt afgeschilderd als een heilstaat, waar alles rationeel door een vaderlijke centrale macht zal zijn geregeld voor ieders welvaart, en waar, dank zij een stel vernuftige reglementen de menschelijke ambities en complexen evenals de nukken der natuur, zullen worden gekanaliseerd in uitsluitend harmonisch loopende beddingen, dat groote wonder is, zooals bekend, vol gens onze communisten reeds aardig op weg te worden verwezenlijkt in Rus land. Hoe ver deze „ordening" zich uit strekt, hebben onze lezers kunnen ont waren in het volgende bericht, dat in onze rubriek Buitenland werd afge drukt, maar dat wij om zijn instructieve •waarde, hier nog eens willen herhalen „De volkscommissaris van gezondheid heeft een nieuwe regeling gepubliceerd voor het verkenen van tandheelkundige hulp aan de bevolking. Het eerst moeten geholpen worden arbeiders van de belangrijke takken van in dustrie: de metaalindustrie, de machinefabrie ken, mijnbouw en de chemische industrie; daarna de arbeiders van de andere takken van industrie. Zijn die groepen geholpen en hou den de tandartsen vrijen tijd over, dan komen de handelsbedienden en ambtenaren aan de beurt. Deze regeling wordt getroffen, omdat er gebrek is aan tandartsen en geneesmid delen. Het Handelsblad voegt hier aan toe „Uit een oogpunt van machine-on derhoud is dit inderdaad de logische consequentie van rationeele bedrijfs- leiding. De belangrijkste onderdeden in het producten-werktuig genieten de voorkeur. De rest kan nog wat verder uitslijten, aleer de boel breekt en de machine geheel onklaar raakt. De be langrijkheid der machinedeelen daalt in graden. En voor de rekenmachines komt de reparatie pas aan de beurt als alle andere machines zijn geolied en gesmeerd. Of, om op het bericht terug te komen, wie kiespijn heeft en bij den tandarts komt, zal eerst moeten bewij zen van welke machine hij een onder deel uitmaakt. Daarvan zal afhangen of zijn stekende kies vandaag, of mor gen, over veertien dagen of „als er eens tijd is" zal worden geplombeerd of ge trokken. Wij staan in bewondering voor zooveel „planmatigheid". Maar als wij kiespijn hebben gaan we toch liever ergens heen waar een mensch nog eigen rechten en kansen heeft, be halve die welke hem door de vaderlijke centrale worden toebedeeld of onthou den. We zouden zoo zeggen wij kun nen deze „Planwirtschaft" missen als kiespijn". Wij begrijpen heel goed dat het Han delsblad met dezen vorm van „Plan wirtschaft" volstrekt niet kan meegaan. Het liberalisme zou haar eigen be staan vernietigen, wanneer het dezen weg opging. Toch moet zij niet al te erg met deze wenschen van socialisten en communis ten de spot drijven. Het drijven naar deze onzinnige staatsalmacht is logische consequentie van het revolutie-beginsel. De revolutie maakt alles onderge schikt aan het algemeen staatsbelang. De waarborgen voor individueele vrij heid werd door de revolutie-theorie absoluut ondergraven. Iets hiervan hebben we gezien in de vorige eeuw. In de schoolstrijd werd onder het li berale regime niet het minst acht gesla gen op de rechten der minderheden, die men liever onderdrukte dan te geven waarop ze persoonlijk recht hadden. Het staatsbelang bracht nu eenmaal mee, dat we ééne nationale school had den en daaraan had ieder zich te onder werpen. Later kregen we hetzelfde met de vaccinedwang. Het liberalisme had uit gevonden dat vaccinatie noodzakelijk verweermiddel was tegen een bepaalde ziekte, dus werd geen acht geslagen op de consienties der onderdanen. Staats belang gaat vóór alles. Het is het beginsel der revolutie dat hier spreekt. Principieel staan liberalisme, socia lisme en communisme hier volstrekt op één lijn. Er is verschil in graad, meer niet. Liberalisme zegt op een bepaald punt: stop Socialisme gaat verder en wil dan halt houden. Maar het communisme zoekt 't einde, de consequentie, de volle doorwerking der revolutie in alle levensverhouding. Maar de weg is één en dezelfde. En het liberalisme der vorige eeuw heeft dezen weg gebaand. Het is de weg die zijn oorsprong heeft in de Revolutie-idee en het is een gevaarlijken weg, want hij helt af naar de diepte, waar de bolsjewisten de lei ding krijgen en het leven tot een hel gemaakt wordt Het volksleven is slechts door één ding voor het afglijden op dien weg der revolutie te behoeden. Dat is de beginselen van het kwaad te wederstaan. Wanneer onze vaderen in de vorige eeuw dit verstaan hadden en meer ge luisterd hadden naar de waarschuwen de stem van Groen van Prinsterer, wa ren wij in onze dagen nooit zoo ver weg geweest op dien heilloozen weg. Want wat waren de beginselen van dit kwaad Dit allereerst: de loochening van de souvereiniteit Gods over al het gescha pene. Aanvaardt men de normen van Gods wet niet meer voor geheel het leven als wetgevend, bindend, dan moet er toch een andere souvereiniteit voor in de plaats geschoven worden. Want gezag, norma, moet er zijn. Daar aan is niet te ontkomen. Welnu de revolutie predikte de volkssouvereiniteit, het gezag van den mensch, zich realiseerend in de massa, d.i. de helft plus één. Deze geeft aan wat de norm zal zijn, de wet, de bin dende regel, waaraan ieder zich te on derwerpen heeft. En natuurlijk leidt dat in zijn consequenties tot brute staats almacht, tyrannie van enkelen die de macht op een bepaald oogenblik heb ben over de bevolking. Het moge langs trappen van geleidelijkheid gaan li beralisme, socialisme, communisme, maar onverbiddelijk voert het tot ty- ranniseering in uiterste consequenties. Alleen wanneer men volkssouvereini teit verwerpt en de souvereiniteit Gods aanvaardt heeft men waarborg tegen de hellemacht. Want dan belijdt men dat alle macht uit God is, en dat alle aardsche som vereiniteit afgeleide souvereiniteit is. Dat dus geen schepsel onbeperkte macht heeft, maar slechts lastdrager is en lastvolbrenger is van Hem, uit Wien, door Wien en tot Wien alle dingen zijn. Dat beginsel houdt in zich, dat er voor elke aardsche macht grenzen ge steld zijn. Dat er dus geen onbeperkte staats macht is. Maar dat ook de staatsmacht ter reinen heeft te eerbiedigen als territoir waarop zij geen voet zetten mag. Dat is allereerst de consequentie, de persoonlijke vrijheid, het huisgezin, de kerk en zoovele levenskringen die aan eigen wetten te gehoorzamen hebben. Het liberalisme heeft hier nooit aan gewild. Het heeft den voet op den weg der revolutie, der volkssouvereiniteit, gezet en nu schrikt het terug van de consequenties en zegt die te kunnen missen „als kiespijn." Ja, maar het liberalisme heeft toch de revolutiewind in zijn dagen van on beperkte heerschappij gezaaid en het zal de storm der revolutie moeten maai en. Want in het systeem der revolutie past geen persoonlijke vrijheid, geen sferen van gezin en kerk en onderwijs en maatschappelijk leven. Ieder mensch is slechts een nummer in het productieproces en wanneer het staatsbelang het meebrengt worden de kerken omgebouwd tot fabriek of bios coop, net naar de behoefte het op een bepaald oogenblik vraagt. En als het staatsbelang het meebrengt, wordt de Zondag afgeschaft en krijgt de mensch om de tien dagen een vacantie- dag of geen vacantiedag van den op permachtige die Staat heet. En als het staatsbelang het meebrengt worden hem zijn kinderen ontnomen en in staatsopvoedingsgestichten opgevoed. En als het staatsbelang het meebrengt wordt zijn concientiekreet in bloed ge smoord. Dat is de consequentie van den weg waarop het liberalisme eens den voet des ongeloofs gezet heeft. En wij zijn óók in ons landje veel verder dien weg op dan menigeen ver moedt. Er is nog terugkeer van dien dwaal weg des verderfs mogelijk. DE MAAS-ECHO Wat een drukte, wat een leven, in zoo'n stad als Rotterdam Wat een woelen, werken, streven hier staan alle spieren stram 1 Menschen dringen en passeeren. Of zoo niet ze hoopen sa&m Dorpelingen kunnen leeren, Dat ze nietig zijn voortaan In 't massale ligt de stuwkracht. D' enkeling voelt zich hier klein. Hij, die aan deez' waarheid twijfelt, moet beslist uitzinnig zijn l Boven het massale druischen schalt een stem: „De Maas-echo terwijl bei je ooren suizen van 't geschreeuw van den bravo 1 Wel wat moet me dat beduiden, Waarom blijft het volk hier staan O, 't is één van Stalins luiden, die de aandacht vraagt voortaan 1 Zie hem loopen in grijs linnen, rijbroek, laarzen, jockeypet 1 Men zou vragen: „wat verzinnen toch deez' heeren van Sowjet?" Om zijn hals een roode stropdas. Om z'n middel een breede riem, waaraan 't is om van te proesten hangt een stok mandau misschien Onder 't kleppie gluipen oogen. Om den bleeken, grooten mond speelt de grijnslach van de logen. Hier waart sluw de satan rond 1 't Al doet denken aan tirannen, van 't verderven nimmer moe Hij, wiens lust is moorden, bannen, vormt de cel voor „Gepeoe 1 „Links" heeft wel den spot gedreven met 't onnoozel stembusvee I Maar ook dra zal men 't beleven, dat „Links" volgen moet <-* gedwee Want als straks de tijden rijp zijn, om te grijpen naar de macht 1 Zoo zal „Links" te lóat ervaren, dat zij zélf deez' „h e i 1 s t a at" bracht 1 Want het zijn de minderheden, die ontkeet'nen een terreur l Hier bevestigt het verleden, dat een h e 1 staat voor elks deur J. A. KLERK DE MEESTER. Mdhs, 8 April 1933. (Nadruk verboden). Als er is een leven naar den Woorde Gods. Ook straks als wij met God en onze consciëntie alléén staan zullen in de afzondering van het stemhokje. DOOR J. VAN DEN BOSCH. 15k Ook van Lapidoth vernamen zij niets. Hij kwam haar niet bezoeken. Wel wisten zij, dat hij enkele dagen na de vlucht van haar man en vader in Middelburg was teruggekeerd. Maar dat hij reeds weer was vertrokken, om geheel af te zijn van het meisje, met wie hij schan dalig had gespeeld, wisten zij niet. ÏJ?* bankroet raakte langzamerhand bij het publiek in het vergeetboek, uitgezonderd bij de gedupeerden, van wie er velen totaal beroofd waren van hun spaarpenningen. Plots werd; echter aller belangstelling weer gewekt. Want de mare ging door het stadje, dat mevrouw Jansen was overleden. Algemeen had men er medelijden mee, want men besefte nu wel, dat ook zij behoorde tot hen, die door den ibankier bedrogen waren. Het gerucht werd spoedig bevestigd. Edom was inderdaad een wees Vader verdwenéni, om niet weer terug te keerenmoeder plotseling overleden.....". De schok had mevrouw Jansen geknakt. Sinds -de bekentenis van haar man op dien 'avond, dat zij op hem wachtte, vermoedend, dat hij in kennelijken staat zou thuis komen, terwijl hij integendeel nuchter was, sinds die bekentenis was zij de oude niet meer. Het plan van haar man, om Edom aan Lapidoth uit te huwelijken, had haar nog meen aangegrepen, terwijl zijn vlucht haar al heel spoedig op het ziekbed wierp, waarvan zij niet meer opstond. Hartverscheurend was de smart van Edom, staande bij het ziekbed. Mevrouw Jansen, die haar spoedig einde voelde naderen, had zeer veel moeite haar te troosten. Zij liet niet na, haar dochter te wijzen op den Grooten Heelmeester van alle smart, op Jezus Christus. In het stille ziekenvertrek knielde Edom aan het bed harer moeder. En het was deze, die in een innig smeekgebed haar eenig vader- en straks moederloos kind, aan Gods trouwe Vader handen aanbeval. En het was op dat moment, dat Edom iets gevoelde van het geloof harer moeder, die on danks het feit, dat haar dochter eenzaam ach terbleef, blijmoedig naar den hemel ging, ont bonden van alle aardsche leed en smart, om eeuwig te zingen voor Gods troon Maar dat beteekenide vooralsnog niet, dat het meisje ge heel voor Jezus was gewonnen. Dat geschiedde op den avond na de begrafe- nins van het stoffelijk overschot, dat in alle stilte en eenvoud was ter aarde besteld. Uit Rotterdam was een oom overgekomen, een halfbroeder van haar moeder, die Edom nauwelijks kende. Zij had in haar smart troost bij hem gezocht. Maar hij kon haar niet troos ten. Hij deed het met banale woordjes, die niet tot haar hart spraken, waarvan zij op dat moment walgde. Oom, ontdekte ze, stond mijlenver van het geloof van haar moeder af, gesteld, dat hij nog geloof bezat. En teleurgesteld wendde zij zich af, om des avonds, toen het al donker was, het huis als het ware uit te sluipen Zij wilde alleen zijn met haar smart. Waar kon zij troost vinden? Ejn zij liepEn zij dwaalde langs de stra ten, schuw uitwijkend voor voorbijgangers, die naar niet kennéride, verbaasd haar nastaarden, bereikte de Stationsstraat. Waar ging zij heen Zij wist het niet. Zij nam de richting van het kerkhof. De brug over het kanaal had zij achter den rug. Daar iag het station, verlaten, Slechts enkele lichten brandden. Over een half uur zou de laatste trein uit Holland binnendaveren. Ze dacht: als vader daar nu eens mee terug kwam Maar dan lachte zij. Het was een schrille, bijna hysterische lach.... Dat was natuurlijk onmogelijk. Die kwam niet weer En moeder kwam niet weer En daar stond zij nu alleen op de wereld Haar oom O, zij wist het niet. Zij had een afkeer van hem. Waarom Ja waarom Zij had bij hem den troost gezocht, dien haar vrome moeder met haar zachte, warme stem en liefdevollen blik haar schonk. En zij vond bij hem geen troost. Alleen banale woordjes, woorden zonder werkelijken inhoud. Ze was nog jong, had oom gezegd. Zij moest er zich overheen zetten, over het verdriet. Zij moest met hem naar Rotterdam gaan. Daar was vertier. Zij moest haar niet overgeven aan haar smart. Dat was niet goed voor een jong meisje. Een mensch kon nu eenmaal niet blijven leven. Zij huiverde er van, terwijl zij het station rechts liet liggen en den weg naar het kerkhof insloeg. Wat moet ih daar doen? dacht ze. Wat moet ik daar doen, op het kerkhof Moeder kreeg ze er niet mee terug. Tot haar gaan Ja, tot haar gaan. Maar op een andere manier dan zoo. Ook maar sterven Dat was het eenvoudigste. Ze stond stil aan den kant van het kanaal. Vaag doemde ginds de meelfabriek op. Op enkele schepen brandde nog in den nacht een lichtje. Het was stil Ja, was het sterven maar niet het beste Moeder maar volgen. Dat was het eenvou digste Toen volgde daar een niet te beschrijven strijd. Moeder volgen? Ze zou moeder niet volgen, o, zij wist het. Ze ging zóó van moeder af. Hoorwat was dat Dat was de stem van moeder. Eenige dagen geleden sprak zij het uit, tot haar snikkende dochter, die aan haar bed stond: „Als ge strijd hebt, als ge niet weet, wat te doen, er is maar één middel: bidden." Bidden Daar aan den Kanaaloever stond in den laten avond eén jong meisje. Hoog boven haar welfde zich het firmament, bezaaid met duizenden sterren. Zij keek omhoog Zij vouwde de handen En zij stamelde Daarna keerde Edom Jansen op haar schre den terug. XVII. Aan de Wijnhaven te Rotterdam woonde oom. Hij was zakenman, had het steeds zeer druk en kon zich met niets anders dan met zijn zaken bemoeien, naar hij meende. Zijn vrouw moest dan maar zorgen, dat thuis alles reilde en zeilde. Of dat alles wel naar wensch ging, och, hij liet er zich niet aangelegen liggen. Hij was op het kantoor, op de beurs of zat „tussch'en de wielen". In Duitschland kwam hij heel vaak. Zijn vrouw vond dat steeds zeer prettig, want op iedere reis bracht hij iets mee, wat haar zeer welkom was. Want in den kring harer vriendinnen wilde zij schitteren, boven alles uit. Eerst dan was zij in haar element. En Willy, zij heette Wilhelmina, maar werd Willy genoemd, ging aardig haar moeder ach terop. Daarbij kwamen Alfred en Johan. De eerste was student in Leiden. Student zijn, vond Edom's oom, dat was je ware. Hij had geen academische vorming ge had. En nu was hij er wel gekomen, ja, vier dubbel gekomen, naar hij zich uitdrukte, maar een wetenschappelijke opleiding was toch maar Je ware. Alfred, over enkele jaren terugkomende met den Meesterstitel, zou dan in de zaak. Dat stond „gekleed". Dat was ook goed voor een flinke zaak, een rechtskundig adviseur te bezitten. Alfred vond het ook uitstekend, dat studee- ren, of, liever en beter gezegd, dat student-zijn. Want voor hem beteekende student-zijn nog niet studeeren Op en top „stud" was-ie. Al leen werkte hij niet. Werken was, vond-ie, voor de dommen. De „ouwe" was er goed voor. Die zag op geen cent. En wel was hij zoo ver standig te begrijpen, dat het kruikje zoolang te water zou gaan, tot het brak, maar hij oor deelde, dat, als die tijd kwam, de raad ook wel zou komén). Dan zou hij maar hard aan het werk gaan. Maar voorloopig stonden alleen genieten en uitgaan op zijn programmaEen mensch is maar éénmaal jong, philosopheerde hij. De „ouwe" had nog steeds niet de minste aanmerking gemaakt, wat betreft de studie. Wel mopperde hij zoo nu en dan over de be dragen, die zoonlief hem vroeg, maar deze wist hem altijd wel tot geven te bewegen. Een stu dent, zoon van een rijk, eerste klas zakenman te Rotterdam, moest toch goed voor den dag komen. Éénmaal had de „ouwe", zoo betitelde zoon lief zijn Pa altijd, geweigerd zijn schulden te betalen. Maar brutaal was Alfred toen naar Ma gegaan. En Ma had direct betaald. Zij vond het niets aardig van Pa, haar lieVen jongen geld te weigeren (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1