N >P f Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. FEUILLETON 1 No. 3942 ZATERDAG 1 APRIL 1933 48ste JAARGANG EERSTE BLAD. Wedersta de beginselen van het kwaad. De Grondlegger van onze Onafhankelijkheid POLITIEKE REVUE NAAR HET LICHT S*. iscorpo- ook op d werd opium- gelegen- derland, ;ist, be- i terug- en-ver- AAL. vraagt ijn met d onzer :oe, dat elaas is ;n wor- erleden ont- men op )edenkt, odig is, ind was vij door ordende Boven den om et werk itgezoTL. ange na f kwar- ar som- en dik- ontvan- odig is r de be iederen zijn wij guldens pgelegd eend te uchtere geven. erk van aid roemde en deze dat dit >ben.— te ma- ïilderen chterin) —9 uur. uur en oorheen Fruit 131 t 70 K.O. Bankier niddag» rdxm. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÊN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING lOcent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan, Advertentlgn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Atie stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, trance toe te eenden aan de Uitgevers We hebben reeds meermalen op de nauwe geestesverwantschap tusschen S.D.A.P. en de Communisten gewezen. Dezer dagen is het weer eens helder aan den dag gekomen hoe nauw ver want deze partijen eigenlijk wel zijn. Een onzer dagbladen wees op het feit, dat de S.D.A.P. getracht ^xeeft samenwerking te krijgen met de com munisten inzake gemeenschappelijke propaganda tegen de burgerlijke par tijen. Net als in Duitschland gebeurt, waar het optreden van de Nat. Soc., die de Soc. democraten in den hoek gedreven hebben, ook de socialisten en commu nisten bij elkaar gebracht heeft, althans is dat de bedoeling geweest van de hee- ren sociaal-democraten. Ivfcar de communisten willen er niet veel Van weten. Moskou heeft de zaak in studie ge nomen en het bevel gegeven, dat er wel samenwerking mag komen, maar langs de roode leiders in de S.D.A.P. heen. Feitelijk moeten die aan den kant gezet worden. Wat te begrijpen is. Moskou moet de leiding houden. Maar tot dat offer zijn de sociaal democraten voorloopig nog niet bereid. Wat van hun zijde ook weer te be grijpen is, want gingen ze op die voor waarde in, dan zou er spoedig van de S.D.A.P. niet veel meer te vinden zijn en was heel de roode beweging binnen korten tijd bij het communisme onder gebracht. Dus gaan de socialisten voorloopig maar weer dapper aan het schelden op de communisten. De roode pers is weer één en al strijdlustigheid tegen al wat communistisch is. Een geestesgesteldheid, die psycho logisch heel goed te begrijpen is. Wanneer de onderhandelingen over compagnonschap afgebroken zijn, wordt de concurrentie met nieuw élan en scherper strijd gevoerd dan te voren. Maar de concurrenten handelen bei den in hetzelfde artikel en daarom heb ben ze zoo'n hekel aan elkander. Socialisme en communisme, ze zijn uit één en hetzelfde nest. Hun vader was het ongeloof en hun moeder de revolutie. En als straks de herdenking van Karl Marx gevierd zal worden, zullen zoo wel de sociaal-democraten als de com munisten zich opmaken om dezen gees telijken vader eere te geven en als profeet te aanbidden. Het is noodig, dat we telkens weer op de geestesverwantschap tusschen socialisme en communisme wijzen. Natuurlijk zal ieder weldenkend mensch zich er in verheugen, dat het communisme in ons land voorloopig nog weinig aanhangers heeft en het twee, hoogstens drie zetels in de Kamer weet te brengen. En als we kiezen moesten tusschen socialisten en communisten, zouden we zonder bedenken de eerste nog maar liever kiezen dan de laatste. Maar we moeten ons door-dit schijn- verschil niet te veel laten bedriegen. Het socialisme heeft het communisme voortgebracht. De communisten zijn de consequente belijders van de socialis tische beginselen. De socialisten daarentegen hebben de praktijk van hun beginselen niet aangedurfd. Ze zijn halverwege blijven staan. Maar daarmede hebben zij de geest, de revolutionaire geest onder het volk niet kunnen beteugelen. Die geest, wel ke door hen is opgeroepen, gaat door. Er is geen stilstand. Wie eenmaal het Christendom den rug toekeert en het pad der revolutie opgaat, zet zijn voet op een hellend vlak en komt niet eer tot stilstand, dan wanneer hij in het communisme is terecht gekomen. We kunnen dus blij zijn, dat we bij ons nog vele arbeiders hebben, die zich bij de S.D.A.P. aangesloten houden en nog niet in het communisme zijn terecht gekomen. Maar laat dat een verheuging met beving zijn. Wie eenmaal als arbeider in de so cialistische gelederen terecht is geko men en daar geestelijk wordt opgevoed, dag in dag uit, door de roode pers en door de opzweepende redevoeringen in de roode vergaderingen en de con gressen en meetings, drinkt regelmatig de communistische beginselen in, wordt in principe tot communist gemaakt. Én daarom is er straks maar heel weinig toe noodig om hem de S.D.A.P. te doen verlaten en zich bij de commu nisten aan te sluiten. Dat weten de socialistische leiders zelf ook heel goed. En daaruit is ook hun tweeslachtige houding te verklaren. In de Kamers zijn het andere socia listen dan als ze op de arbeidersver gaderingen het woord voeren. Dat blijkt heel duidelijk als er zich een incident als b.v. met de .Zeven Provinciën" voordoet. Niet zelden moeten ze dan ook in de Kamer uit latingen inslikken, die ze in hun pers of op volksvergaderingen gezegd hebben. In de Kamer zijn het salonsocialisten, doodgewone en bedaarde revisionisten, maar onder hun kiezers zijn ze vuur rood en spelen ze comedie. Dat moeten ze doen om de arbeiders nog vast te houden. Het is een voort durend balanceeren tusschen revisie en revolutie. Maar het spreekt vanzelf, dat dit een uitermate zwakke positie is. Doet er zich een politieke crisis op, dan houden ze hun hart vast en weten niet hoe ze zich kronkelen moeten om het arbeidersléger niet te zien afvloeien naar de communistische partij. En toch moeten ze altijd weer in partijvergaderingen en pers echte revo lutionaire opzweepende taal laten hoo- ren, om de arbeiders te vriend te hou den. Ze moeten ze opstooken tot com munisten om ze te houden en als ze opgestookt zijn en het vuur brandt, weten ze weer niet wat ze doen moe ten om ze uit de communstische partij uit te houden. Dat is zoo ongeveer de bittere en weinig benijdbare noodzakelijkheid, waarin de socialistische leiders zichzelf gebracht hebben. Maar laten wij ons in de verhoudin gen en de geestesgesteldheid niet be driegen. Het lijkt alsof het communisme bij ons geen kans heeft, omdat de S.D.A.P. op 't oogenblik nog de teugels in han den heeft. Maar dat kan iederen dag omslaan en dan zijn de communisten de baas en zijn de sociaal-democraten uit gepraat. Want we kunnen gerust aannemen, dat meer dan de helft in de S.D.A.P. rijp is om als er aanleiding toe is, zóó in het communisme over te stappen. En als we kennis genomen hebben van de werken van Groen bevreemdt ons dat niet. Er zijn in den grond der zaak maar twee wegen, die van de revolutie en die van de anti-revolutie. Daarvan zei Groen ook: „in beginsel is ieder Christen antirevolutionair", en kunnen we er aan toevoegen: is ook in beginsel ieder ongeloovige revolutio nair. Natuurlijk. Als we het gezag uit den mensch en niet uit God belijden, komen we bij volstrekte gezagsloochening, dat is bij het communisme terecht. Al wat daar tusschen ligt zijn maar stations, waarin we in langzamer of sneller tempo langs komen. Daarom geldt voor ons het andere woord van Groen, dat we in onzen tijd wel dagelijks voor oogen mogen hou den: Principüs obsta, of te wel: Wedersta de beginselen van het kwaad. Laat ons dat ook bedenken als we 26 April a.s. in het stemhokje staan en God een zeer verantwoordelijke daad van ons vragen zal. li. Middelerwijl -was de afstand tusschen den Nederlandschen adel, waarvan Willem aan het hoofd stond, en de regeering van Filips hoe langer hoe grooter geworden De oorzaken hiertoe waren toenemende on tevredenheid in de Nederlanden. De Spaansche en Nederlandsche belangen gingen hoe langer hoe meer uiteen. De lange oorlog met Frankrijk was grooten- deels door de Nederlanden betaald. Bovendien brak in Europa niet het minst in ons land de Hervormde Godsdienst zich baan, al was het nog gelijk het spichtig grassprietje in het vroege voorjaar. De opperheerschappij van Rome, zch vertoo- nend in de alleenzaligmakende kerk, met haar alzijdige vervlakking, bijgeloof en afgoderij. Bij de grooten der aarde en de gesteldheid void men in toenemende mate drinkgelag, ontucht en corruptie. De kerk begon de greep op het volk te missen, een nieuwe gedachte begon zich baan te breken Moeheid en matheid bij het bezit van het oude wankelend geloof werd de vruchtbare grond voor Gods vernieuwenden Geest. Niet ONTNUCHTERING. 'n Juffrouw stapt de winkel binnen met een meisje aan de hand. .Heeft u soms tien el wit linnen, twaalef knoopen, twee el band „O, zeer zeker, wacht u even, neem u even rustig plaats Mevrouw wil het mij vergeven, ik verkocht zoo juist het laatst Maar ons magazijn is boven. Even 't knechtje opgebeld Nauw is nog dat woord gesproken, of mevrouw wordt gansch ontsteld 1 Zie, haar kindlief staat te kijken naar een jasje blank van knoop „Heusch. mevrouw, 't zou haar wel lijken Ja, als 't niet van gruwel droop ,,Want die knoopen 't is ontzettend 't Is een militair gedoe Zélfs in winkels past nauwlettend toezicht van je lieve moe 1" ,,0 mevrouw, duidt mij niet euvel. 'k Wist van uw opinie niets 1 Zakenlui past vrije teugel, maken niemand hier iets diets Midd'lerwijl wordt de bestelling keurig netjes afgewerkt Door mevrouw haar geesteskwelling is opnieuw de vreê versterkt!! Fluks stapt mammie nu de deur uit. Maar, o vreeslijk wat een schrik Uit haar vredesdroom ontwakend ziet zij daar.... geboeid.... haar Dik!! Hij had stout en bruut gesproken over klassenstrijd en -haat Had zijn vuisten opgestoken voor het proletariaat 't Was dus één der proletaren, die de orde had verstoord Wie dit leest moet wel verklaren „Hier spreekt daad veel méér dan 't woord!" J. A. KLERK DE MEESTER. Mdbs, 31 Maart 1933. (Nadruk verboden). het minst werd het bloed der martelaren het zaad der kerk. Een nerveuze spanning ontstond en ons volkje zooals nu, een vrijheidslievend volk, zag in de vermeerdering der Bisdommen door de Spaansche regeering ingesteld, een somber voorteeken van wat gebeuren ging. De kerkelijk politieke hemel werd bezwan gerd met dreigende onweerskoppen. De uitvoerende Spaansche macht, belichaamd in de zwakke Landvoogdes, bijgestaan door den slimmen Granvelle, had het er in de Neder landen niet beter op gemaakt. En toen eindelijk, na een langdurige besluiteloosheid van den Ko- DOOR J. VAN DEN BOSCH. 13) Aan het tafeltje zat, het hoofd neergebogen, haar moe, hevig snikkend „Mama Mama kreet Edom „Wat is er Wat is er?" Moeizaam lichtte mevrouw Jansen het hoofd op en keek Edom smartelijk aan. ..Het is niets zei ze daarop, „niets dan een zwak oogenblik." ..Neen, moeder, dat maakt u uw meisje niet wijs. Er is iets. Mag ik dat niet weten „Je inoét het weten, Edom zei mevrouw Jansen daarop energiek. gende°verbazing. 'Weten vroeg deze met stij- „Ja, het gaat om jou. Ik kan het niet langer verzwijgen, want er staat te veel op het spel „Maar wat is er dan toch, moe sprak Edom geagiteerd. „Wat is er dan toch?" „Lapidofthbegon mevrouw. „Och, moe, bekommer u niet over hem Ik heb u immers vroeger al gezegd, dat ik 'niet van hem wil weten. Ik hou niet van hem. Dat heb ik hem vanmiddag ronduit gezegd. En „Vanmiddag gezegd?" stamelde haar moe, herhalend: „Vanmiddag gezegd." „Ja, in de „Nadorst" vroeg hij mij, achter te blijven. En toen heeft hij mij ten huwelijk gevraagd." „En „En Wel, moe, wat ik u daareven zei. Ik heb hem afgewezen. Bij een huwelijk moet liefde van twee kanten zijn, en die is hier niet. Ik Jiou niet van Lapidoth. Ik mag hem niet. Nie mand kan mij toch dwingen Ze stampte met haar voeten op het zeil der vloer. Mevrouw Jansen keek haar uitvorschend aan. Edom had kleur op de wangen, meer dan ge woonlijk. Dat was natuurlijk van het heftige spreken. Haar oogen schitterden. Maar dacht mevrouw Jansen het andere wist zij nog niet. Lapidoth had dat verzwegen. En dat was juist, wat zij nu moest vertellen. Het lag haar zwaar op het hart. Maar - het moest. Zij moest, hoe verschrikkelijk had het ook was, het wangedrag van haar vader Edom bekend maken. Al zou zij het zooveel mogelijk vergoelijken, 't moest. „Heeftstamelde zij, „heeftLapi dothanders niets gezegd „Anders niet gezegd Hoe bedoelt u dat, moeder Hij heeft mij alleen op onverschillige, koude wijze gevraagd, zijn vrouw te worden. En dat heb ik geweigerd." „Heeft hij dan niets gezegd?' „Wat bedoelt u toch, Moe was de met stijgende verbazing gedane vraag van Edom. „Ik bedoelik bedoelheeft hij niet gezegd, dat je wel eens kondt gedwongen worden „Gedwongen worden?" Edom schrok. Iets onbestemds kwam over haar. Wat was er toch Er was iets. En daarover schreide haar moe. „Gedwongen worden Maar dat is toch on mogelijk „k weet het niet", was het antwoord. „Ik weet het niet. Ik hoop, dat ge sterk zult zijn." „Spreek duidelijker, Moe". Edom zei het schier gebiedend. Ik heb recht te weten, wat u bedoelt." ujf** z,itte,n' Edom. Ik zal je zoo kort mogelijk oordelen E" m°et ,e tenslotte zelf J°™ me,vr°"w Jfnsen geëindigd had te spre ken, was het doodstil in het slaapvertrek, Edom had eerst verwonderd gekeken; toen, bij het vernemen, hoe de handelwijze van ht»a vader was, had' zij beschroomd het hoofd ge bogen; en op het laatst van het verhaal drupten groote tranen haar over de wangen en snikte zij - 't was voor haar moeder hartontroerend om te hooren snikte zij: „Verkocht Ver kocht Daarna was het stil. Mevrouw Jansen kon niet spreken meer. Het was haar zoo hard, het verdriet, de smart van haar dochter te zien. Eerst verweet zij zich: ik had het niet moeten vertellen Maar dat was dwaasheid. Dat moest immersAnders was Edom er op een geheel andere wijze achter gekomen. Het was beter zoo. Edom stond loom op. Mevrouw Jansen wilde haar terughouden, nog iets zeggen. „.Neen, Moe, laat mij." En Eldom waggelde de kamer uit, naar haar slaapkamer, waar zij bij haar bed neerzeeg Gedachteloos zat zij daar. Gestaag drupten neer de tranen. Zij wist niets meer. O, het was ontzettend. Zij haatte Lapidoth, met een ontzettenden haat Zij vloekte schier haar vader Toen, toen kwam, verlichting brengend een huilbui. En kon zij denken. Bepalen haar houding, om daarna met haar Moe te overleggen. XIII. Het was een geweldige opschudding Wie had dat kunnen denkenMen wilde het eenvoudig eerst niet gelooven. Het was te gek om van te praten. Anderen want zulke menschen zijn er al tijd 1 zeiden, dat zij het wel gedacht hadden. Die bankier Jansen leefde op veel te grooten voet. En weer anderen wisten te vertellen, ze waren het uit goede bron te weten gekomen, één der dienstboden had het haar moeder ver klapt en deze had het onder de diepste geheim houding een vriendin verteld, die eveneens onder strenge geheimhouding aan het praten was gegaan Weer anderen wisten te vertellen, dat de bankier tegenwoordig geweldig dronk wel was dat ettelijke maanden geleden het ge val geweest. Doch met den tijd werd niet zoo nauw rekening gehouden, als de laster aan 't werk is Overigens kon men er over praten, men kon het niet gelooven eerst: het feit was er. De bankierszaak van Jansen was finaal „over den kop", zooals de volksmond het uitdrukt. Eerst was het gefluisterd. Belanghebbenden waren eens gaan informeeren. Nietwaar Als de zaak zwak stond, haalden zij liever hun geld maar van de bank. Zij kwamen evenwel met de kous op den kop terug. Er werd niet uit betaaldDe betalingen werden gestaakt. En toen wist men genoeg. Men telefoneerde den heer Jansen. Men vroeg hem aan zijn woning te spreken. Maar hij was niet te spreken, zei de dienst bode. Hij was niet thuis. Men wilde het niet gelooven. En keerde onverrichter zake weer. Daarna dacht men aan den heer Lapidoth. Men wist wel niet, dat hij compagnon was. Maar hij verkeerde altijd op het privé-kantoor van den heer Jansen. Hij was dus de vertrouwde. Maar ook de heer Lapidoth was niet te be reiken. Zijn hospita verklaarde, dat hij ver- troken was, voor eenige dagen, had hij gezegd. Men vermoedde, dat dit een voorwendsel was.... Ook zijn familie, die van niets wist, was het zelfde gevoelen toegedaan. Dit was alles maar een kwestie van één dag. Toen wist men, dat de zaak bankroet, failliet was, en dat de heeren Jansen en Lapidoth voort vluchtig waren. Men verkeerde in de meening, óók met de justitie was dit het geval, dat beiden, zoo niet tegelijk met elkaar, dan toch bij afspraak heen gegaan waren met het geld, dat het hunne niet was. Alom werden nasporingen gedaan. Het bleek, dat de heer Jansen een kaartje naar Vlissingen had genomen. Vermoedelijk was hij dus met de „Zeeland" naar Engeland vertrokken. Voor zoover men kon nagaan, bleek dit niet het geval te zijn. En van vertrek naar den „overkant" Zeeuwsch-Vlaanderen) was ook geen sprake. De rechercheur, wien het onderzoek was opgedragen, kwam hier al spoedig achter. Hij zette dus zijn nasporingen in andere rich ting voort en ontdekte, dat de heer Jansen het station Vlissingen niet verlaten had, maar een voudig een kaartje naar Roozendaal had geno men. Daar was de politieman, na lang vruch teloos zoeken en nadat hij op het punt had ge staan, moedeloos naar Middelburg terug te kee- ren, er achter gekomen, dat de bankroetier Bel gië was ingereisd. Voorloopig staakte hij zijn onderzoek, om van zijn bevindingen bij de po- litie-autoriteiten mededeeling te doen. Aanvankelijk was hem ook opgedragen, na sporingen te doen naar den persoon van den heer Lapidoth. Het bleek hem echter al heel spoedig, dat deze absoluut niet samenreisde met den bankier. En met zijn scherpzinnigheid en geroutineerdheid in duistere zaken, in zaken, die „het daglicht niet kunnen verdragen", begreep hij, dat beider vlucht niets met elkaar uitstaande had Het hoe of wat kon hij niet verklaren. Waarom hij wijselijk zweeg over zijn vermoe den. Alleen had hij verzocht, ontheven te worden van de opdracht, de gangen van den heer La pidoth na te speuren. Hij had aan die van den heer Jansen genoeg. Aan een ander rechercheur werd dit werk opgedragen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1