voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3941 WOENSDAG!29"MAART 1933 48STE JAARGANG Brieven uit Amerika. Oe Grondlegger van onze Onafhankelijkheid NAAR HET LICHT Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te senden aan de Uitgevers FLAKKEE. Hedenmorgen, ontvingen wij het verheugende bericht, dat onze leider bereid is gevonden op het eiland Flakkee een verkiezingsrede te komen houden. Wat dit inhoudt behoeft geen groot betoog. De persoonlijkheid van dezen grooten staats man geniet het vertrouwen van vriend en vijand. Dat is de groote kracht van Dr. Colijn in deze donkere tijden: de vertrouwensman te zijn van het Nederlandsche volk I Is het wonder, dat in de economische worste ling van onze dagen ons volk zijn ver trouwen geeft aan dezen man, die er geen doek jes om windt, die recht door zee gaat en daar mee bewijst een onvervalschte, ras-echte Hol lander te zijn 1 Vertrouwen is de eenigste basis, waarop een crisis, ook een economische crisis, overwonnen kan worden. „Dr. Colijn komt 1" laat dit overal in alle dorpen en gehuchten van Flakkee hooren. Brengt vrienden maar ook vijanden van onze partij mede. Er heerscht veel misverstand in deze wereld onze leider heeft er recht op, dat zij allen naar hem luisteren. Hij is niet de eerste de beste Op Donderdag 13 April a.s. komt Flakkee opzetten; de plaats, waar Dr. Colijn zal spreken zal nog nader bekend worden gemaakt. Zegt het voort JAPAN „HAPPIG" OP NIEUW- GUINEA Het Bataviasche Nieuwsblad las in een der groote Japansche bladen „De „Southsea Development Coy.", die in deze contrijen reeds zooveel heeft gepraes- teerd aangaande land exploitatie, heeft kort geleden „land-rigths" (concessies) gekregen in Nederlandsch Nieuw-Guinea. Men zou Nieuw-Guinea kunnen beschou wen als een „treasure island", dat speciaal gemaakt is om door Japan tot ontwikkeling gebracht te worden. Vreemdelingen beweren weliswaar, dat het eiland slechts huisvesting biedt aan kanni balen en paradijsvogels, doch in werkelijk heid bloeien er slechts welriekende bloemen, het geheele jaar door, terwijl het land over vloeit van tropische producten. Kortom: het is het land der eeuwige lente. Terwijl men op Sumatra voortdurend ge vaar loopt aangevallen te worden door wilde beesten en slangen, daar het eiland in den Aziatischen Archipel ligt, is hiervan op Nieuw-Guinea, dat in den Australischen Ar chipel ligt, geen sprake Vroeger waren de kannibalen op het eiland een even groote plaag als thans de bandieten I in Mantsjoekwo, doch deze werden door de „beschaving" naar de binnenlanden verjaagd. Het eiland, met zijn groote oppervlakte en vele natuurlijke rijkdommen, wacht den hard werkenden Japanner, die het zal openen voor de welvaart niet alleen van hemzelven, doch van de geheele wereld De onjuistheden in dit bombastische stuk, teekent het Bat. Nbl. hierbij aan, zijn de moeite van het herstellen niet waard: de heeren weten wat zij willen, al weten zij misschien niet pre cies wat zij beginnen 1 Er is alle reden, deze persstemmen met de grootste nauwgezetheid te blijven volgen. Beste Vriend! Het is nog maar een goede 150 jaar geleden, dat onze groote natie is gegrondvest. De emi granten uit dien tijd en de Europeanen van Hollandsche en Engelsche afkomst, die voor dien tijd hier waren, stonden nog onder Europeesche regeering. Deze hoogst eenvoudige menschen zijn de grondleggers van onze Constitutie. Die Constitutie of grondwet is een getuigenis van den geest die dat volk bezat. Zij zijn in de wildernis begonnen met noeste vlijt en innige Godsvrucht. De tyrannie van een groep macht hebbers, die Europa in die dagen regeerde, was voor onze pionniers een baken in zee, om toch vooral ons land daarvoor te bewaren. Want velen van onze eerste Settlers waren door ver volging en mishandeling naar onze kusten ge jaagd. Vandaar dat democratie bij hen in alles voorop stond. Die democratie is vastgelegd in onze grond wet en heeft ons veilig geleid door vele moei lijkheden, die onze nog jeugdige natie heeft doorgemaakt. Niet alleen, dat de kolonisten zich hebben vrijgevochten van buitenlandsche be moeiingen, maar ook heeft Abram Lincoln de slavernij, die ook van buiten af was ingevoerd, tot een goed einde kunnen brengen. En onder die democratie is ons land door den zegen onzes Gods in dit kort tijdsbestek een der grootste en rijkste naties geworden in de wereld. Tot voor nog maar enkele jaren ge leden was ons land een gastvrije en welkome landing voor duizenden en millioenen uit Euro pa, die om welke reden dan ook, een beter heen komen zochten. Millioenen acres van prairie- land zijn omgezet in vruchtbare velden, zoodat tarwe en mais geëxporteerd moest worden om een afzetgebied te vinden. Duizenden steden zijn gebouwd, waar vroeger de oeroude bosschen het Noord-Amerikaansche wild herbergden. En het vermogen van de industrie kwam tot een hoogte .van productie, die geheel de wereld ver baasde. Geen wonder, dat de Amerikaan trots op keken naar hun vlagsterren en strepen, sym- boliseerend de 48 staten, die met eere woei over ons groot uitgestrekt land. Totdat wij door een valsch voorgestelde di plomatie in den wereldoorlog zijn gelokt, kende ons land niet anders dan voorspoed. Ieder, die werken wilde en zich kon aanpassen aan de toestanden hier, die natuurlijk anders zijn dan in 't land onzer afkomst, kon hier spoedig on afhankelijk een bestaan vinden. Doch de wereldoorlog heeft in onze saam- leving een verandering gebracht. Het is niet meer de Amerikaansche democratische geest, die ons leidt. Het is meer het karakter van het groot kapitaal, dat in alles de leiding en hege- mone kreeg. Wij zijn in dien oorlog gelokt onder de leuze: „to safe democracy", maar als ons volk de werkelijkheid toen had gezien, had ons land zich daartoe niet laten verleiden. Maar, zoo werd gezegd, onze schatten, die wij aan buren geleend hadden, kwamen in gevaar, en daarom werden wij in die wereldramp betrokken. En wij dragen de gevolgen zoo goed als eenig land in Europa Voor die fout gaan de oogen meer en meer open en de Amerikaansche geest ontwaakt weer' Onze Constitutie waarborgt gelukkig nog recht voor allen. Onze nieuwe president heeft Zater. dag j.l. zijn installatierede gehouden, en daar sprak de geest van Amerikaansche democratie weer. Wij. als burgers voelen ons weer veilig en vertrouwen, dat er weer een handhaving is van den geest der vaderen. Maandagmorgen vroeg was er al een proclamatie van onzen nieuwen president, meldende, dat alle banken dicht moeten en het goud niet vervoerd mag worden. Het kapitalisme, wat hier de laatste jaren zooveel zeggenschap kreeg, is hierdoor in haar kracht gebroken. Natuurlijk verwachten wij direct de „pros- perety" nog niet, maar ontegenzeggelijk zijn wij onder onzen nieuwen president met zijn kabinet weer op weg naar de voor-oorlog-tijden. Pre sident Roosevelt zal, indien noodig, ingrijpen en de belangen van ons volk desnoods met macht verdedigen. Geve de Heere Hem wijsheid en voorzichtig heid en ook aan ons volk veel gebed voor .dié in hoogheid zijn gezeten. Want indien hét £OUt smakeloos wordt, waarmede zal 't gezouten worden Je AMERIKAANSCHE VRIEND. Nu het Nederlandsche volk, inzonderheid de Nederlandsche Christenheid, zich opmaakt om de geboorte van Willem van Oranje nu 400 jaar geleden, te herdenken, is het voor iedere Calvinist een bijzondere vreugde in gedachten te verwijlen bij het leven van dezen worstelaar en held, schier bij niemand, tijdgenoot of na geslacht te vergelijken. Torenhoog stak hij uit boven vriend en vij and en wij na 400 jaar, zien met eerbiedige be wondering op tot den man, die, magistraat bij de gratie Gods, alles, nacht en dag, worstelend heeft geofferd op 't altaar van Christenheid en vaderland. Bij de herinnering van zijnen doorluchten hoogheid Willem van Oranje zou ons hart enkel vreugde zijn, indien het Ned. volk, afge dacht zelfs nog van revolutiegeest en ongeloof, niet meer enthousiaste toeschouwers telde in het stadion der verdwaasde sport, dan bij de terug roeping in onze gedachten van den man, die, lichtend voorbeeld, ook zelf in onzen zoo zeer verlichten tijd, ons nog zoo luide toespreekt nadat hij nu reeds eeuwen geleden zijn bloed heeft gestort voor geloof en vrijheid. Spare God zijn edel nageslacht, niet het minst in den persoon van onze geëerbiedigde Konin gin Wilhelmina, wier geslacht sedert bijna al dien tijd ons volk heeft geregeerd. Komtlaten wij teruggaan in de geschiedenis om herinnerd te worden aan de wonderbare lei ding Gods, in de historie van ons Vaderland, waar we beschreven vinden het leven en den arbeid van den Vader des Vaderlands. Geboren aan het einde der duistere middel eeuwen, toen de z.g. Christenheid het blinkend aangezicht van den Heiland der wereld be smeurd had met daden van bijgeloof en Gods- dienstverdwazing. zinnelust en cultuurverder- ving, waardoor men het zwaard trok. juist om een zaak waarvan zoo duidelijk bevolen is, dat het in de scheede moet blijven. Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat, en er is geen overheid, die het recht heeft uit te maken, wie belijder is van eenen valschen Godsdienst, en nog minder heeft zij het recht die z.g. valsche belijders neer te slaan en hun Godsdienst uit te roeien. Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van 20 tabl. 70 ets. en oranjezakjas van 2 tabl. 10 cti. De kampvechter in dezen strijd was Willem 3Jt het geslacht der Oranje Nassau's. Hij werd geboren te Dillenburg in het jaar 1533. Hij was een zoon van Graaf Willem van Nassau Dillenburg en zijn moeder Gravin van Nassau Juliana van Stolberg. De Nassau's, een edel en voornaam geslacht, hadden vele bezittingen in Duitschland, waarvan Dillenburg de residentie was. Het Prinsdom Oranje in Frankrijk is in de 16e eeuw bij de Nassauers gevoegd, waardoor twee aanzienlijke geslachten aan elkaar verbon den werden en waardoor de Nassausche vor sten, later bekendheid verwieren onder den naam van Oranje Nassau. Uit het huwelijk van Graaf Willem met Juliana van Stolberg zijn vijf zonen en zes dochters geboren. De zonen zijn bekend onder de namen van. Willem, Jan, Lodewijk, Adolf en Hendrik. Deze mannen hebben een taak gekregen en lofwaardig volbracht, met geen enkel ander vorstenhuis vergelijkbaar. De vader was de eerste vorst, die de Her vorming in bescherming nam. De zonen hebben niet alleen het voorbeeld van den vader gevolgd, maar hebben gedurende een reeks van jaren, zoo lang zij n.l. het leven gelaten werden, onder de meest moeilijke omstandigheden, ongelijke kamp, ontbering en uitputting, vaak niet be grepen en gevolgd, met prijsgeving van lijf en goed, de rechten en vrijheden beschermd van de Nederlanden, ja voor de geheele Christen heid gewaakt en gestreden. Zij werden vaak niet ten onrechte de Nederlandsche Macabeën geheeten. Willem de oudste zoon, opgevoed in de Her vormde belijdenis, werd op elfjarigen leeftijd bij testament al de goederen van zijn gesneuvel den neef René van Ohalons vermaakt. Zijn vader, die bekendheid had om zijn ket- tersche gevoelens, werd van de erfenis uitge sloten. In het testament stond een bezwarende be paling en Keizer Karei had bedenkingen de erf lating goed te keuren, zoo de jonge Prins niet aan het hof te Brussel werd opgevoed. De vader van Willem en vooral zijn innig vrome moeder, hebben heete tranen geschreid, omdat hun zoon naar Brussel ging. Tenslotte hebben zij het toch toegestaan, dat hun zoon Willem aan de veler lei gevaren van het hofleven te Brussel zou blootstaan. Willem is dan ook onder invloed van het hofleven gematigd.Katholiek geworden en leefde een vroolijk leven. Hij werd de vriend van Filips en de gunsteling van den Keizer. Hij was iemand met een schoon gevormd gelaat en vorstelijke gratie. Een grand signeur zooals er bijna geen ridders te vinden waren. Op 17-jarigen leeftijd schonk de Keizer hem als een zeer bijzondere gunst de hand van Anna van Buren, waardoor zijn aanzien, zijn macht, zijn titels en rijkdommen geweldig toenamen. Zijn rijkdommen waren onuitputtelijk, zijn in komens vorstelijk. Willem, reeds vroeg bekend om zijn veld heerstalenten, werd door den Keizer benoemd tot opperbevelhebber aan de Fransche grens. Hij was niet alleen legeraanvoerder, maar vooral ook diplomaat, zoodat hij kort na de troon bestijging van Filips, mede werd uitgezonden om de vredesonderhandelingen in Frankrijk te voe ren. Voor Filips werd mede door Willems buitengewone bekwaamheden een voordeeligen vrede gesloten. Zou iemand in dien tijd ook maar eenigszins het vermoeden gehad hebben, dat Filips, de machtigste heerscher van het toenmalige Euro pa, den jongen Willem van Oranje, den meest geniaalsten en edelsten ridder, aan wien Filips reeds in het begin van zijn loopbaan zooveel dank verschuldigd was, weinige jaren later hem reeds zou noemen de grootste pest der Christen heid, die, wanneer het iemand gelukken zou hem het leven te benemen, in het bezit zou worden gesteld van al Willems goederen, absolutie van misdaden ontvangen zou, en in den adelstand worden verheven Ja, deze Filips, hij moge misschien van nature niet bloeddorstig geweest zijn, was lijdende aan zoodanige Godsdienstverdwazing, dat hij liever zou staan op de puinhoopen van zijn eenmaal zoo machtig Koninkrijk, dan dat hij zelfs maar over één enkele ketter zou willen regeeren. Door deze verdwazing werd hij de grootste tyran, die E|uropa ooit heeft gekend. En Willem van Oranje het uitverkoren in strument om hem te weerstaan, zijn onderdruk king en wreedheid te verbreken. Willem, geboren uit Hervormde ouders, door latere opvoeding Katholiek geworden, was er de man niet naar, om, geleid door een breeden blik, bezield door oprechte verdraagzaamheid, DOOR J. VAN DEN BOSCH. 12) Vermoedelijk begreep hij dat, want hij vatte vuur: „Ik geloof, dat we elkaar al lang genoeg kennenzei hij. „Al lang hebben we omgang met elkaar „Conventioneel", viel zij in. „Conventioneel vroeg hij. „Ik meen, dat ik al maanden huisvriend ben.'' „Maar dat beteekent niet, dat we elkaar vol doende kennen. Kent gij mij Ik moet eerlijk bekennen, dat ik u niet voldoende ken, om op uw vraag te antwoorden." Opzettelijk tutoyeerde zij hem niet niet meer. Zij sprak niet van „je", ze uitte steeds het stijve „u". Ze wilde een afstaind scheppen. Lapddoth voelde dat. Maar hij zette toch door. „Wel", zei hij, „ik verwacht niet aanstonds een antwoord. Laten we zeggen: acht dagen bedenktijd." Het kwam er heel gewoon uit. Er was niet de minste hartstocht bij hem te bespeuren. Edom dacht aan een stuk koopwaar: Verkoopen, ja of neen. Denk er eens een weekje over na Afgedacht, dat zij vast van plan was Lapi- doth af te wijzen, griefde haar toch een der gelijke handelwijze. Zoo deed een verliefde jongeman niet, stelde zij zich voor. „U vindt een aanzoek maar een heel ge wone zaak, geloof ik", zei ze scherp. „U doet, ^lsof u op bet kantoor een transactie afsluit. Hij begreep, dat zij gelijk had. Maar hij kon toch niet zeggen: ik hou niet van je. ïk wil alleen de dochter van den alom bekenden ban kier Jansen tot vrouw, al is hij dan inderdaad straatarm en haast bankroetier Neen, dat ging niet. Hij moest zijn rol vol houden. Gevat antwoordde hij: „Hoe kun je van mij vergen, dat ik lief ben en vol vuur, -terwijl je zelf zoo koud bent als een steen." „Dank u", zei ze, sterk op het „u" drukkend. „Ik begrijp", ging hij onverstoorbaar voort, „dat mijn aanzoek onverwachts komt. Maar ik geef je toch een bedenktijd." „Mijnheer Lapidoth, die heb ik niet noodig. Voor een huwelijk behoort liefde van twee kanten. Ik wil aannemen, dat u die voor mij koestert, al zou ik er aan twijfelen. Maar ik heb u niet lief. En daarom weiger ik. Dit is niijn laatste woord." Zij wilde op haar rijwiel stappen, doch hij hield het stuur vast. Zij keek hem aan. Zijn oogen stonden onheil spellend, zij schoten vuur. Edom keek om, of er iemand in de nabijheid was. Zij was bang, onrustig in Lapidoth's na bijheid. „Er is niemand", spotte hij Zij walgde van hem.Zij' haatte hem bijna „Er is niemand. Dat behoeft ook niet Ik zal je geen kwaad doen. Ik wilde alleen maar zeggen, dat een Lapidoth zich niet laat be- leedigen en geen tegenspraak duldt. Je zult, niettegenstaande je tegenstribbelen, mijn vrouw worden. Dat heb ik je alleen maar te zeggen." „Als ik wil", zei zij uitdagend. „En ik wil niet." „Dat zullen we zienwas het korte ant woord. Daarop nam hij den hoed af en Edom ped delde verlicht weg. Verlicht, omdat zij uit zijn nabijheid was. Maar toch bevreesd, toch beklemd. Wat be- teekenden die woorden: „Dat zullen we zien" Ze was toch meesteres over haar wil En zij wilde Lapidoth niet. Zij had een afschuw van hem. Hij hield heelemaal niet van haar. Dat was nu wel gebleken. Hij had haar wel het hof gemaakt, doch dat was maar een voorbij gaande bevlieging geweest. Hij koesterde geen liefde voor haar. Anders had hij zoo niet ge handeld. Zij had goed gedaan, vond zij. Geen bedenktijd nemen. Waarom ook Het moest maar in ééns uit zijn. Dan wist hij voldoende. Gelukkig, ze was in de stad. Ze zou maar direct door de Korte- en Lange Noordstraat naar huis fietsen. Zou ze het thuis vertellen Het was misschien 'beter van niet. Of zou ze het haar Moe zeggen Moe zou wel blij zijn, dat zij „neen" had gezegd. Zij mocht Lapidoth niet. Ze vertrouwde hem niet. Nu, dat deed Ejdom ook niet. Ja, haar Moe zou zij het zeg gen. Wat zou die verheugd zijn. Zij was toch een goeie, lieve Moe Als het er op aankwam, heel anders dan vader. Die kon zoo afgetrokken zijn, soms Moeder was altijd opgewekt, en toch was het geen gelukkig huwelijk, dat van vader en moe der. Zij begeerde het zoo niet. Dat kwam van den godsdienst. Vader moest daarvan niets heb ben. En toch, zij wist het zeker, had vader geen vrede, ondanks zijn bankierszaak, ondanks zijn vele geld. Moeder wel. Die zou vrede heb ben, zou tevreden zijn, al woonde ze in het kleinste huisje, al woonde ze b.v. in de Neder- straat. Hoe kwam dat toch Dat was de gods dienst. Edom vond, dat zij tenslotte met haar moeder het verst kwam. „Kom", zei ze in zichzelf, „waar prakkiseer ik toch over Dat komt van Lapidoth. Die heeft me maar bang willen maken. Als ik niet wil, dan wil ik toch niet? „Dat zullen we eens zien", zei hij. We zullen niks zien. Wat haal ik me muizenissen in het hoofd. Ik zal het moe der toch vertellen", besloot zij dan en stond voor het oude huis in de Lange Delft. Lapidoth was gebleven, waar zij waren, toen Edom wegreed, 'Hij staarde haar na. Maar hij stond lang niet meer zoo zelfbewust, als hij daareven had gesproken. Integendeel: een goed opmerker had angst in zijn oogen gezien. „Het moet gelukken", stampvoette hij. Maar als het nu eens niet gelukte. Als zij bleef weigeren Hij haalde een briefje uit zijn zak, dat op nieuw lezende, misschien wel voor de honderste maal, verfrommeld als het was. „Ik moet trouwen", mompelde hij. „Ik kan haar toch niet tot vrouw nemen, zoo ver be neden mijn stand. Als ik getrouwd ben, kan zij mij niet meer achtervolgen. Voor het kind betaal ik. Ik heb haar wel beloofd te zullen trouwen. Maar dat is immers onmogelijk. Neen, Edom Jansen moet mijn vrouw worden. Daar ben ik gevestigd. De affaire met schoonpapa komt wel in orde. En van haar", hij keek weer op den brief, „heb ik geen last meer. Als ik maar getrouwd ben." Ik moet haar hebben. En dan moeten we zoo gauw mogelijk trouwen, liefst volgende maand. Enfin, dat zet ik wel door. Ik zal schoonpapa de duimschroeven wel aandraaien. Met hem handel ik, zooals ik wil. Maar de dochter. Daar zit een hoofd op. En toch moet het. Of ik ben een verloren man. „Hij dacht weer aan het briefje. „Wat een vervelende meid toch", mompelde hij. „Ze be grijpt toch wel, dat het niet kan. Laat zij toch niet zoo dom zijn." Als Edom nu maar toebijt Maar dat moet ze. Haar vader zal haar dwin gen. Anders gaat hij immers ten gronde. Zoo waar ik Lapidoth heet, ik zal hem niet sparen Doch herademde hij dan, zoo ver komt het niet. De dochter zal haar vader niet in het verderf willen storten. Het ligt alleen aan haar. Zij zal ja zeggen. Hoe hun huwelijk dan zou zijn, liet nem koud. Als hij maar getrouwd was. Dan was hij met een van het meisje af, dat hem den brief zond. Voor het kind wilde hij wel betalen. Ontkennen baatte toch niet. Maar de aanstaande moeder tot vrouw nemen Dat kon immers hlét Enfin, alles kwam wel in orde. De val was te goed opgezet. De bankier zou zijn dochter dwingen. Edom zou ja zeggen. Zij zouden trou wen. En hij was van alles af. Welja, zoo zou het gaan. Wat maakte hij zich bezorgd. Kom, hij had in zijn leven al zoo veel moeilijkheden gehad. Het liep wel los. XII. Edom sloeg de voordeur dicht, zette haar rijwiel in den corridor en liep naar achter, nog steeds denkend aan Lapidoth, voornamelijk aan zijn laatste woorden. 'De huiskamer doorloopende, wilde ze naar de serre gaan, waar haar moe wel zou zitten. De serre was echter leeg, ./zeer tot haar ver wondering. Ook in den salon was, naar zij direct daarop constateerde, niemand. Haar moe was zeker uit. Zij liep naar de keuken. Misschien was zij daar. Moe was nog al vertrouwelijk met de dienstboden. Daar werd haar echter verteld, dat mevrouw niet uit was. Althans, men wist er niets van. Efdom ging maar weer terug, het boudoir bin nen. Ook daar was niemand. Toch waren er menschen geweest. Minstens hadden er twee gezeten. Twee stoe len stonden bij de tafel. Edom begreep er niets van. Een onverklaar bare angst overviel haar. Rekenschap kon zij er zich niet van geven. Maar alles werkte tot haar emotie mede. Eerst het onderhoud met Lapidoth, daarna het niet vinden van haar moe, naar wie altijd, maar nu zeker, maar hart uitging. Zij liep de trap op, voorbij de werkkamer van haar vader. Deze was natuurlijk nog niet thuis. Daar behoefde ze niet heen te gaan. Verder ging zij, openduwend de deur van haar moe's slaapkamer. Als verplet 'bleef ze st3an (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1933 | | pagina 1