voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3941
WOENSDAG!29"MAART 1933
48STE JAARGANG
Brieven uit Amerika.
Oe Grondlegger van
onze Onafhankelijkheid
NAAR HET LICHT
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <S ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te senden aan de Uitgevers
FLAKKEE.
Hedenmorgen, ontvingen wij het verheugende
bericht, dat onze leider bereid is gevonden op
het eiland Flakkee een verkiezingsrede te komen
houden.
Wat dit inhoudt behoeft geen groot betoog.
De persoonlijkheid van dezen grooten staats
man geniet het vertrouwen van vriend en vijand.
Dat is de groote kracht van Dr. Colijn in deze
donkere tijden: de vertrouwensman te zijn van
het Nederlandsche volk I
Is het wonder, dat in de economische worste
ling van onze dagen ons volk zijn ver
trouwen geeft aan dezen man, die er geen doek
jes om windt, die recht door zee gaat en daar
mee bewijst een onvervalschte, ras-echte Hol
lander te zijn 1
Vertrouwen is de eenigste basis, waarop een
crisis, ook een economische crisis, overwonnen
kan worden.
„Dr. Colijn komt 1" laat dit overal in alle
dorpen en gehuchten van Flakkee hooren. Brengt
vrienden maar ook vijanden van onze partij
mede. Er heerscht veel misverstand in deze
wereld onze leider heeft er recht op, dat zij
allen naar hem luisteren. Hij is niet de eerste
de beste
Op Donderdag 13 April a.s. komt Flakkee
opzetten; de plaats, waar Dr. Colijn zal spreken
zal nog nader bekend worden gemaakt.
Zegt het voort
JAPAN „HAPPIG" OP NIEUW-
GUINEA
Het Bataviasche Nieuwsblad las in een der
groote Japansche bladen
„De „Southsea Development Coy.", die in
deze contrijen reeds zooveel heeft gepraes-
teerd aangaande land exploitatie, heeft kort
geleden „land-rigths" (concessies) gekregen
in Nederlandsch Nieuw-Guinea.
Men zou Nieuw-Guinea kunnen beschou
wen als een „treasure island", dat speciaal
gemaakt is om door Japan tot ontwikkeling
gebracht te worden.
Vreemdelingen beweren weliswaar, dat het
eiland slechts huisvesting biedt aan kanni
balen en paradijsvogels, doch in werkelijk
heid bloeien er slechts welriekende bloemen,
het geheele jaar door, terwijl het land over
vloeit van tropische producten. Kortom: het
is het land der eeuwige lente.
Terwijl men op Sumatra voortdurend ge
vaar loopt aangevallen te worden door wilde
beesten en slangen, daar het eiland in den
Aziatischen Archipel ligt, is hiervan op
Nieuw-Guinea, dat in den Australischen Ar
chipel ligt, geen sprake
Vroeger waren de kannibalen op het eiland
een even groote plaag als thans de bandieten I
in Mantsjoekwo, doch deze werden door de
„beschaving" naar de binnenlanden verjaagd.
Het eiland, met zijn groote oppervlakte en
vele natuurlijke rijkdommen, wacht den hard
werkenden Japanner, die het zal openen voor
de welvaart niet alleen van hemzelven, doch
van de geheele wereld
De onjuistheden in dit bombastische stuk,
teekent het Bat. Nbl. hierbij aan, zijn de moeite
van het herstellen niet waard: de heeren weten
wat zij willen, al weten zij misschien niet pre
cies wat zij beginnen 1 Er is alle reden, deze
persstemmen met de grootste nauwgezetheid te
blijven volgen.
Beste Vriend!
Het is nog maar een goede 150 jaar geleden,
dat onze groote natie is gegrondvest. De emi
granten uit dien tijd en de Europeanen van
Hollandsche en Engelsche afkomst, die voor dien
tijd hier waren, stonden nog onder Europeesche
regeering. Deze hoogst eenvoudige menschen
zijn de grondleggers van onze Constitutie.
Die Constitutie of grondwet is een getuigenis
van den geest die dat volk bezat. Zij zijn in
de wildernis begonnen met noeste vlijt en innige
Godsvrucht. De tyrannie van een groep macht
hebbers, die Europa in die dagen regeerde, was
voor onze pionniers een baken in zee, om toch
vooral ons land daarvoor te bewaren. Want
velen van onze eerste Settlers waren door ver
volging en mishandeling naar onze kusten ge
jaagd.
Vandaar dat democratie bij hen in alles
voorop stond.
Die democratie is vastgelegd in onze grond
wet en heeft ons veilig geleid door vele moei
lijkheden, die onze nog jeugdige natie heeft
doorgemaakt. Niet alleen, dat de kolonisten zich
hebben vrijgevochten van buitenlandsche be
moeiingen, maar ook heeft Abram Lincoln de
slavernij, die ook van buiten af was ingevoerd,
tot een goed einde kunnen brengen.
En onder die democratie is ons land door
den zegen onzes Gods in dit kort tijdsbestek
een der grootste en rijkste naties geworden in
de wereld. Tot voor nog maar enkele jaren ge
leden was ons land een gastvrije en welkome
landing voor duizenden en millioenen uit Euro
pa, die om welke reden dan ook, een beter heen
komen zochten. Millioenen acres van prairie-
land zijn omgezet in vruchtbare velden, zoodat
tarwe en mais geëxporteerd moest worden om
een afzetgebied te vinden. Duizenden steden
zijn gebouwd, waar vroeger de oeroude bosschen
het Noord-Amerikaansche wild herbergden. En
het vermogen van de industrie kwam tot een
hoogte .van productie, die geheel de wereld ver
baasde.
Geen wonder, dat de Amerikaan trots op
keken naar hun vlagsterren en strepen, sym-
boliseerend de 48 staten, die met eere woei
over ons groot uitgestrekt land.
Totdat wij door een valsch voorgestelde di
plomatie in den wereldoorlog zijn gelokt, kende
ons land niet anders dan voorspoed. Ieder, die
werken wilde en zich kon aanpassen aan de
toestanden hier, die natuurlijk anders zijn dan
in 't land onzer afkomst, kon hier spoedig on
afhankelijk een bestaan vinden.
Doch de wereldoorlog heeft in onze saam-
leving een verandering gebracht. Het is niet
meer de Amerikaansche democratische geest, die
ons leidt. Het is meer het karakter van het
groot kapitaal, dat in alles de leiding en hege-
mone kreeg.
Wij zijn in dien oorlog gelokt onder de leuze:
„to safe democracy", maar als ons volk de
werkelijkheid toen had gezien, had ons land zich
daartoe niet laten verleiden. Maar, zoo werd
gezegd, onze schatten, die wij aan buren geleend
hadden, kwamen in gevaar, en daarom werden
wij in die wereldramp betrokken. En wij dragen
de gevolgen zoo goed als eenig land in Europa
Voor die fout gaan de oogen meer en meer
open en de Amerikaansche geest ontwaakt weer'
Onze Constitutie waarborgt gelukkig nog recht
voor allen. Onze nieuwe president heeft Zater.
dag j.l. zijn installatierede gehouden, en daar
sprak de geest van Amerikaansche democratie
weer. Wij. als burgers voelen ons weer veilig
en vertrouwen, dat er weer een handhaving is
van den geest der vaderen. Maandagmorgen
vroeg was er al een proclamatie van onzen
nieuwen president, meldende, dat alle banken
dicht moeten en het goud niet vervoerd mag
worden. Het kapitalisme, wat hier de laatste
jaren zooveel zeggenschap kreeg, is hierdoor
in haar kracht gebroken.
Natuurlijk verwachten wij direct de „pros-
perety" nog niet, maar ontegenzeggelijk zijn wij
onder onzen nieuwen president met zijn kabinet
weer op weg naar de voor-oorlog-tijden. Pre
sident Roosevelt zal, indien noodig, ingrijpen
en de belangen van ons volk desnoods met
macht verdedigen.
Geve de Heere Hem wijsheid en voorzichtig
heid en ook aan ons volk veel gebed voor .dié
in hoogheid zijn gezeten. Want indien hét £OUt
smakeloos wordt, waarmede zal 't gezouten
worden
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
Nu het Nederlandsche volk, inzonderheid de
Nederlandsche Christenheid, zich opmaakt om
de geboorte van Willem van Oranje nu 400
jaar geleden, te herdenken, is het voor iedere
Calvinist een bijzondere vreugde in gedachten
te verwijlen bij het leven van dezen worstelaar
en held, schier bij niemand, tijdgenoot of na
geslacht te vergelijken.
Torenhoog stak hij uit boven vriend en vij
and en wij na 400 jaar, zien met eerbiedige be
wondering op tot den man, die, magistraat bij
de gratie Gods, alles, nacht en dag, worstelend
heeft geofferd op 't altaar van Christenheid en
vaderland.
Bij de herinnering van zijnen doorluchten
hoogheid Willem van Oranje zou ons hart
enkel vreugde zijn, indien het Ned. volk, afge
dacht zelfs nog van revolutiegeest en ongeloof,
niet meer enthousiaste toeschouwers telde in het
stadion der verdwaasde sport, dan bij de terug
roeping in onze gedachten van den man, die,
lichtend voorbeeld, ook zelf in onzen zoo zeer
verlichten tijd, ons nog zoo luide toespreekt
nadat hij nu reeds eeuwen geleden zijn bloed
heeft gestort voor geloof en vrijheid.
Spare God zijn edel nageslacht, niet het minst
in den persoon van onze geëerbiedigde Konin
gin Wilhelmina, wier geslacht sedert bijna al
dien tijd ons volk heeft geregeerd.
Komtlaten wij teruggaan in de geschiedenis
om herinnerd te worden aan de wonderbare lei
ding Gods, in de historie van ons Vaderland,
waar we beschreven vinden het leven en den
arbeid van den Vader des Vaderlands.
Geboren aan het einde der duistere middel
eeuwen, toen de z.g. Christenheid het blinkend
aangezicht van den Heiland der wereld be
smeurd had met daden van bijgeloof en Gods-
dienstverdwazing. zinnelust en cultuurverder-
ving, waardoor men het zwaard trok. juist om
een zaak waarvan zoo duidelijk bevolen is, dat
het in de scheede moet blijven.
Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk
gelaat, en er is geen overheid, die het recht
heeft uit te maken, wie belijder is van eenen
valschen Godsdienst, en nog minder heeft zij
het recht die z.g. valsche belijders neer te slaan
en hun Godsdienst uit te roeien.
Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van
20 tabl. 70 ets. en oranjezakjas van 2 tabl. 10 cti.
De kampvechter in dezen strijd was Willem
3Jt het geslacht der Oranje Nassau's. Hij werd
geboren te Dillenburg in het jaar 1533.
Hij was een zoon van Graaf Willem van
Nassau Dillenburg en zijn moeder Gravin van
Nassau Juliana van Stolberg.
De Nassau's, een edel en voornaam geslacht,
hadden vele bezittingen in Duitschland, waarvan
Dillenburg de residentie was.
Het Prinsdom Oranje in Frankrijk is in de
16e eeuw bij de Nassauers gevoegd, waardoor
twee aanzienlijke geslachten aan elkaar verbon
den werden en waardoor de Nassausche vor
sten, later bekendheid verwieren onder den
naam van Oranje Nassau.
Uit het huwelijk van Graaf Willem met
Juliana van Stolberg zijn vijf zonen en zes
dochters geboren.
De zonen zijn bekend onder de namen van.
Willem, Jan, Lodewijk, Adolf en Hendrik.
Deze mannen hebben een taak gekregen en
lofwaardig volbracht, met geen enkel ander
vorstenhuis vergelijkbaar.
De vader was de eerste vorst, die de Her
vorming in bescherming nam. De zonen hebben
niet alleen het voorbeeld van den vader gevolgd,
maar hebben gedurende een reeks van jaren,
zoo lang zij n.l. het leven gelaten werden, onder
de meest moeilijke omstandigheden, ongelijke
kamp, ontbering en uitputting, vaak niet be
grepen en gevolgd, met prijsgeving van lijf en
goed, de rechten en vrijheden beschermd van
de Nederlanden, ja voor de geheele Christen
heid gewaakt en gestreden. Zij werden vaak
niet ten onrechte de Nederlandsche Macabeën
geheeten.
Willem de oudste zoon, opgevoed in de Her
vormde belijdenis, werd op elfjarigen leeftijd
bij testament al de goederen van zijn gesneuvel
den neef René van Ohalons vermaakt.
Zijn vader, die bekendheid had om zijn ket-
tersche gevoelens, werd van de erfenis uitge
sloten.
In het testament stond een bezwarende be
paling en Keizer Karei had bedenkingen de erf
lating goed te keuren, zoo de jonge Prins niet
aan het hof te Brussel werd opgevoed. De vader
van Willem en vooral zijn innig vrome moeder,
hebben heete tranen geschreid, omdat hun zoon
naar Brussel ging. Tenslotte hebben zij het toch
toegestaan, dat hun zoon Willem aan de veler
lei gevaren van het hofleven te Brussel zou
blootstaan.
Willem is dan ook onder invloed van het
hofleven gematigd.Katholiek geworden en leefde
een vroolijk leven. Hij werd de vriend van
Filips en de gunsteling van den Keizer.
Hij was iemand met een schoon gevormd
gelaat en vorstelijke gratie. Een grand signeur
zooals er bijna geen ridders te vinden waren.
Op 17-jarigen leeftijd schonk de Keizer hem
als een zeer bijzondere gunst de hand van Anna
van Buren, waardoor zijn aanzien, zijn macht,
zijn titels en rijkdommen geweldig toenamen.
Zijn rijkdommen waren onuitputtelijk, zijn in
komens vorstelijk.
Willem, reeds vroeg bekend om zijn veld
heerstalenten, werd door den Keizer benoemd
tot opperbevelhebber aan de Fransche grens.
Hij was niet alleen legeraanvoerder, maar vooral
ook diplomaat, zoodat hij kort na de troon
bestijging van Filips, mede werd uitgezonden om
de vredesonderhandelingen in Frankrijk te voe
ren. Voor Filips werd mede door Willems
buitengewone bekwaamheden een voordeeligen
vrede gesloten.
Zou iemand in dien tijd ook maar eenigszins
het vermoeden gehad hebben, dat Filips, de
machtigste heerscher van het toenmalige Euro
pa, den jongen Willem van Oranje, den meest
geniaalsten en edelsten ridder, aan wien Filips
reeds in het begin van zijn loopbaan zooveel
dank verschuldigd was, weinige jaren later hem
reeds zou noemen de grootste pest der Christen
heid, die, wanneer het iemand gelukken zou hem
het leven te benemen, in het bezit zou worden
gesteld van al Willems goederen, absolutie van
misdaden ontvangen zou, en in den adelstand
worden verheven
Ja, deze Filips, hij moge misschien van nature
niet bloeddorstig geweest zijn, was lijdende aan
zoodanige Godsdienstverdwazing, dat hij liever
zou staan op de puinhoopen van zijn eenmaal
zoo machtig Koninkrijk, dan dat hij zelfs maar
over één enkele ketter zou willen regeeren.
Door deze verdwazing werd hij de grootste
tyran, die E|uropa ooit heeft gekend.
En Willem van Oranje het uitverkoren in
strument om hem te weerstaan, zijn onderdruk
king en wreedheid te verbreken.
Willem, geboren uit Hervormde ouders, door
latere opvoeding Katholiek geworden, was er
de man niet naar, om, geleid door een breeden
blik, bezield door oprechte verdraagzaamheid,
DOOR
J. VAN DEN BOSCH.
12)
Vermoedelijk begreep hij dat, want hij vatte
vuur: „Ik geloof, dat we elkaar al lang genoeg
kennenzei hij. „Al lang hebben we omgang
met elkaar
„Conventioneel", viel zij in.
„Conventioneel vroeg hij. „Ik meen, dat
ik al maanden huisvriend ben.''
„Maar dat beteekent niet, dat we elkaar vol
doende kennen. Kent gij mij Ik moet eerlijk
bekennen, dat ik u niet voldoende ken, om op
uw vraag te antwoorden."
Opzettelijk tutoyeerde zij hem niet niet meer.
Zij sprak niet van „je", ze uitte steeds het
stijve „u". Ze wilde een afstaind scheppen.
Lapddoth voelde dat. Maar hij zette toch
door.
„Wel", zei hij, „ik verwacht niet aanstonds
een antwoord. Laten we zeggen: acht dagen
bedenktijd."
Het kwam er heel gewoon uit. Er was niet
de minste hartstocht bij hem te bespeuren. Edom
dacht aan een stuk koopwaar: Verkoopen, ja
of neen. Denk er eens een weekje over na
Afgedacht, dat zij vast van plan was Lapi-
doth af te wijzen, griefde haar toch een der
gelijke handelwijze. Zoo deed een verliefde
jongeman niet, stelde zij zich voor.
„U vindt een aanzoek maar een heel ge
wone zaak, geloof ik", zei ze scherp. „U doet,
^lsof u op bet kantoor een transactie afsluit.
Hij begreep, dat zij gelijk had. Maar hij kon
toch niet zeggen: ik hou niet van je. ïk wil
alleen de dochter van den alom bekenden ban
kier Jansen tot vrouw, al is hij dan inderdaad
straatarm en haast bankroetier
Neen, dat ging niet. Hij moest zijn rol vol
houden.
Gevat antwoordde hij: „Hoe kun je van
mij vergen, dat ik lief ben en vol vuur, -terwijl
je zelf zoo koud bent als een steen."
„Dank u", zei ze, sterk op het „u" drukkend.
„Ik begrijp", ging hij onverstoorbaar voort,
„dat mijn aanzoek onverwachts komt. Maar ik
geef je toch een bedenktijd."
„Mijnheer Lapidoth, die heb ik niet noodig.
Voor een huwelijk behoort liefde van twee
kanten. Ik wil aannemen, dat u die voor mij
koestert, al zou ik er aan twijfelen. Maar ik
heb u niet lief. En daarom weiger ik. Dit is
niijn laatste woord."
Zij wilde op haar rijwiel stappen, doch hij
hield het stuur vast.
Zij keek hem aan. Zijn oogen stonden onheil
spellend, zij schoten vuur.
Edom keek om, of er iemand in de nabijheid
was. Zij was bang, onrustig in Lapidoth's na
bijheid.
„Er is niemand", spotte hij
Zij walgde van hem.Zij' haatte hem bijna
„Er is niemand. Dat behoeft ook niet Ik
zal je geen kwaad doen. Ik wilde alleen maar
zeggen, dat een Lapidoth zich niet laat be-
leedigen en geen tegenspraak duldt. Je zult,
niettegenstaande je tegenstribbelen, mijn vrouw
worden. Dat heb ik je alleen maar te zeggen."
„Als ik wil", zei zij uitdagend. „En ik wil
niet."
„Dat zullen we zienwas het korte ant
woord.
Daarop nam hij den hoed af en Edom ped
delde verlicht weg.
Verlicht, omdat zij uit zijn nabijheid was.
Maar toch bevreesd, toch beklemd. Wat be-
teekenden die woorden: „Dat zullen we zien"
Ze was toch meesteres over haar wil En zij
wilde Lapidoth niet. Zij had een afschuw van
hem. Hij hield heelemaal niet van haar. Dat
was nu wel gebleken. Hij had haar wel het
hof gemaakt, doch dat was maar een voorbij
gaande bevlieging geweest. Hij koesterde geen
liefde voor haar. Anders had hij zoo niet ge
handeld. Zij had goed gedaan, vond zij. Geen
bedenktijd nemen. Waarom ook Het moest
maar in ééns uit zijn. Dan wist hij voldoende.
Gelukkig, ze was in de stad. Ze zou maar
direct door de Korte- en Lange Noordstraat
naar huis fietsen. Zou ze het thuis vertellen
Het was misschien 'beter van niet. Of zou ze
het haar Moe zeggen Moe zou wel blij zijn,
dat zij „neen" had gezegd. Zij mocht Lapidoth
niet. Ze vertrouwde hem niet. Nu, dat deed
Ejdom ook niet. Ja, haar Moe zou zij het zeg
gen. Wat zou die verheugd zijn. Zij was toch
een goeie, lieve Moe
Als het er op aankwam, heel anders dan
vader. Die kon zoo afgetrokken zijn, soms
Moeder was altijd opgewekt, en toch was het
geen gelukkig huwelijk, dat van vader en moe
der. Zij begeerde het zoo niet. Dat kwam van
den godsdienst. Vader moest daarvan niets heb
ben. En toch, zij wist het zeker, had vader
geen vrede, ondanks zijn bankierszaak, ondanks
zijn vele geld. Moeder wel. Die zou vrede heb
ben, zou tevreden zijn, al woonde ze in het
kleinste huisje, al woonde ze b.v. in de Neder-
straat. Hoe kwam dat toch Dat was de gods
dienst. Edom vond, dat zij tenslotte met haar
moeder het verst kwam.
„Kom", zei ze in zichzelf, „waar prakkiseer
ik toch over Dat komt van Lapidoth. Die heeft
me maar bang willen maken. Als ik niet wil,
dan wil ik toch niet? „Dat zullen we eens
zien", zei hij. We zullen niks zien. Wat haal
ik me muizenissen in het hoofd. Ik zal het moe
der toch vertellen", besloot zij dan en stond
voor het oude huis in de Lange Delft.
Lapidoth was gebleven, waar zij waren, toen
Edom wegreed,
'Hij staarde haar na.
Maar hij stond lang niet meer zoo zelfbewust,
als hij daareven had gesproken.
Integendeel: een goed opmerker had angst in
zijn oogen gezien.
„Het moet gelukken", stampvoette hij.
Maar als het nu eens niet gelukte. Als
zij bleef weigeren
Hij haalde een briefje uit zijn zak, dat op
nieuw lezende, misschien wel voor de honderste
maal, verfrommeld als het was.
„Ik moet trouwen", mompelde hij. „Ik kan
haar toch niet tot vrouw nemen, zoo ver be
neden mijn stand. Als ik getrouwd ben, kan
zij mij niet meer achtervolgen. Voor het kind
betaal ik. Ik heb haar wel beloofd te zullen
trouwen. Maar dat is immers onmogelijk. Neen,
Edom Jansen moet mijn vrouw worden. Daar
ben ik gevestigd. De affaire met schoonpapa
komt wel in orde. En van haar", hij keek weer
op den brief, „heb ik geen last meer. Als ik
maar getrouwd ben."
Ik moet haar hebben. En dan moeten we zoo
gauw mogelijk trouwen, liefst volgende maand.
Enfin, dat zet ik wel door. Ik zal schoonpapa
de duimschroeven wel aandraaien. Met hem
handel ik, zooals ik wil. Maar de dochter. Daar
zit een hoofd op. En toch moet het. Of ik ben
een verloren man.
„Hij dacht weer aan het briefje. „Wat een
vervelende meid toch", mompelde hij. „Ze be
grijpt toch wel, dat het niet kan. Laat zij toch
niet zoo dom zijn."
Als Edom nu maar toebijt
Maar dat moet ze. Haar vader zal haar dwin
gen. Anders gaat hij immers ten gronde. Zoo
waar ik Lapidoth heet, ik zal hem niet sparen
Doch herademde hij dan, zoo ver komt
het niet. De dochter zal haar vader niet in het
verderf willen storten. Het ligt alleen aan haar.
Zij zal ja zeggen.
Hoe hun huwelijk dan zou zijn, liet nem koud.
Als hij maar getrouwd was. Dan was hij met
een van het meisje af, dat hem den brief zond.
Voor het kind wilde hij wel betalen. Ontkennen
baatte toch niet. Maar de aanstaande moeder
tot vrouw nemen Dat kon immers hlét
Enfin, alles kwam wel in orde. De val was
te goed opgezet. De bankier zou zijn dochter
dwingen. Edom zou ja zeggen. Zij zouden trou
wen. En hij was van alles af.
Welja, zoo zou het gaan. Wat maakte hij
zich bezorgd. Kom, hij had in zijn leven al zoo
veel moeilijkheden gehad. Het liep wel los.
XII.
Edom sloeg de voordeur dicht, zette haar
rijwiel in den corridor en liep naar achter, nog
steeds denkend aan Lapidoth, voornamelijk aan
zijn laatste woorden.
'De huiskamer doorloopende, wilde ze naar
de serre gaan, waar haar moe wel zou zitten.
De serre was echter leeg, ./zeer tot haar ver
wondering. Ook in den salon was, naar zij
direct daarop constateerde, niemand. Haar moe
was zeker uit.
Zij liep naar de keuken. Misschien was zij
daar. Moe was nog al vertrouwelijk met de
dienstboden.
Daar werd haar echter verteld, dat mevrouw
niet uit was. Althans, men wist er niets van.
Efdom ging maar weer terug, het boudoir bin
nen. Ook daar was niemand. Toch waren er
menschen geweest.
Minstens hadden er twee gezeten. Twee stoe
len stonden bij de tafel.
Edom begreep er niets van. Een onverklaar
bare angst overviel haar. Rekenschap kon zij
er zich niet van geven.
Maar alles werkte tot haar emotie mede. Eerst
het onderhoud met Lapidoth, daarna het niet
vinden van haar moe, naar wie altijd, maar nu
zeker, maar hart uitging.
Zij liep de trap op, voorbij de werkkamer
van haar vader. Deze was natuurlijk nog niet
thuis. Daar behoefde ze niet heen te gaan.
Verder ging zij, openduwend de deur van
haar moe's slaapkamer.
Als verplet 'bleef ze st3an
(Wordt vervolgd)