voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
liet Parlementaire stelsel.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC S1GNO VINCES
Man en vrouw zijn één
FEUILLETON
No. 3934
ZATERDAG 4 MAART 1933
48ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
POLITIEKE REVUE
Op den Uitkijk.
NAAR HET LICHT
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAOEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
411© statcken voor de Redactie bestemd, Adverten13en verdere Administratie, franc© toe te senders aan de Uitgevers
In ons hoofdartikel van de vorige
week hebben we verteld dat er in de
parlementaire geschiedenis van ons
land slechts een paar voorbeelden van
Kamerontbinding te vinden zijn.
Hetgeen te begrijpen is.
Bij een goed werkend parlementair
stelsel behoeft van dat recht feitelijk
geen gebruik te worden gemaakt.
Komt er ondanks het vast accoord,
dat er bij een goed werkend parlemen
tair stelsel tusschen Kroon, ministers en
Kamers bestaat, toch een conflict, dan
zal het over het algemeen wel het ver
standigste zijn dat de minister, of geldt
het een punt van algemeen beleid het
ministerie de portefeuille-kwestie stelt.
In theorie lijkt het wel alsof het recht
van ontbinding een groote macht legt in
de handen van de Regeering tegenover
de Kamers. Het is toch een macht om
de Kamerleden naar huis te zenden en
nieuwe Kamers te doen verkiezen.
Maar het is slechts macht in schijn.
Dr. Kuyper wijst er in ..Antirev.
Staatkunde" op dat niet de electorale
macht, maar juist het Koninklijk pres
tige meestal schade lijdt door Kamer
ontbinding. Historisch staat vast, zegt
Kuyper, dat elke proefneming met ont
binding, althans in den regel op jam
merlijke wijze mislukt is en eer het te
gendeel van wat beoogd werd, tot re
sultaat gaf.
Het is dan ook de gezonde werking
der democratie dat niet de politiek van
de Kroon die benoemt, maar dat de po
litieke richting van de Kamers die door
het volk gekozen, in het regeeringsbe-
leid wordt aanvaard.
Wij hebben in ons voorgaand artikel
reeds met enkele woorden aangestipt,
dat in de jaren na 1848, toen het ont-
bindingsrecht in de Grondwet werd op
genomen, dit door de Regeering anders
vestaan werd.
De Kroon meende met de ministers
tegen de volksopinie te kunnen ingaan
en dat leidde in de jaren 1866 en 1868
tot een botsing tusschen Regeering en
volksregeering, waarbij zooals Kuy
per het uitdrukt ,,de par-force-toeren
van den ouden heer Heemskerk" het
hebben moeten afleggen tegen de macht
van de Staten-Generaal.
Tot tweemaal toe werd de Kamer
ontbonden in de hoop dat de kiezers de
Regeering in het gelijk zouden stellen,
maar tot een derde krachtproef liet de
Kroon het wijselijk niet komen, maar
het Ministerie Heemskerk trad af en
Thorbecke vormde een nieuw ministe
rie waarin hij ditmaal zelf geen zitting
nam, het ministerie Fock en Van Bosse.
Toen is voor goed het parlementaire
stelsel gevestigd.
Wij zien hierin de lijn naar de ont
wikkeling en ontplooing der democratie,
welke zich de vorige eeuw door de
heele parlementaire geschiedenis heen-
weeft.
Eerst hadden we in 1813 en 1814 de
absolute monarchie, onder de grond
wetten van 1815 tot de herziening van
1848 hadden we de beperkte monarchie,
waarbij zich de vorst weinig van den
volkswil aantrok. Een eisch van het
parlementaire stelsel is ook de ministe-
rieele verantwoordelijkheid. Hierover is
reeds bij de grondwetsherziening van
1815 gesproken, maar het voorstel dien
aangaande van de subcommissie werd
afgestemd. En in de bekende Konink
lijke Boodschap van 11 December 1829
sprak de Koning nog eenigszins sma
lend over „de zoogenaamde ministe-
rieele verantwoordelijkheid."
Zóó weinig werd toen nog de gang
naar den democratischen regeerings-
vorm begrepen. Regeeren was een zaak
van enkelen die er vestand van hadden,
het volk stond er buiten, was toen nog
de algemeene gedachte.
En die' strijd heeft geduurd tot 1868
toe, toen voor goed het parlementaire
stelsel werd gevestigd.
Ongetwijfeld is het de mooiste regee-
ringsvorm de constitutioneele monar
chie met parlementair stelsel. Het is de
gezonde democratie, waarbij het volk
meespreekt over zijn eigen zaken en de
publieke zaak ook inderdaad als een
publieke zaak gezien en behandeld
wordt.
Maar onverbiddelijke voorwaarde
voor een gezond werkend parlementair
stelsel is, dat de volkswil op rationeele
wijze tot openbaring komt.
En nu heeft men gedacht dat dit het
beste zich zou manifesteeren in alge
meen-allemans-kiesrecht met „evenre
dige vertegenwoordiging". Al wat links
was beijverde zich er voor. Het scheen
het panacé voor alle politieke kwalen
en men rustte niet eer die wensch in
vervulling was gegaan.
En nu zitten we er mee
En als men de liberalen en sociaal
democraten in 't hart kon zien zou men
bespeuren dat ze spijt van hun „demo
cratische bevlieging" hebben als haren
op hun hoofd.
Want het is heel anders uitgepakt
dan de heeren hadden uitgerekend.
Nóch het allemanskiesrecht, nóch het
vrouwenkiesrecht heeft hen eenig poli
tiek voordeel gebracht. Integendeel het
parlementaire stelsel is er door ont
wricht, de democratie werd er top
zwaar door en viel onderstboven.
Het tegenwoordige, revolutionaire
kiesstelsel heeft een weligen voedings
bodem gegeven voor allerlei politieke
miniatuur-partijtjes, die zelf nooit eenig
verantwoordelijk regeeringswerk zullen
kunnen doen en derhalve op de meest
onverantwoordelijke manier speculee-
ren op de kiezersgunst, parasiteeren op
de grootere politieke partijen en som
migen daarvan zooals de Sociaal-
Dem. Arb. partij anderen van streek
helpen, zoodat deze verblind worden en
in plaats van hun verantwoordelijkheid
te gevoelen meegaan doen aan de de
magogie.
Zoo werd het parlementaire stelsel
ontwricht, en een gezonde normale
werking van dit stelsel onmogelijk ge
maakt.
En het gevolg is dat de democratie
in haar tegendeel is omgezet.
We hebben een serie extra-parle
mentaire kabinetten gekregen, d.w.z.
een reeks kabinetten die feitelijk het
heele parlement aan de ministerieele
laars lappen, kabinetten die opgekomen
zijn uit de parlementaire onmacht, op
gekomen volkomen langs de Kamers
heen, zonder accoord. zonder afspraak,
zonder overleg, zonder samenwerking
een toestand die het parlementaire stel
sel tot een aanfluiting maakt.
Want de zin van het parlementaire
stelsel, zooals dit in een jarenlange
worsteling in ons staatsleven gevestigd
is eischt dat het zwaartepunt van het
Regeerbeleid ligt bij de volksvertegen
woordiging, dat geen ministerie op
treedt dat niet het volle vertrouwen
heeft van een parlementaire meerder
heid en dat dit ministerie een program
ontwikkelt, dat de volle goedkeuring
der parlementaire meerderheid weg
draagt.
Het parlementaire stelsel eischt dus
een vaste homogene meerderheid die op
de hoofdpunten van het regeerbeleid
tot overeenstemming is gekomen.
In ons land eischt dit dus de coalitie
rechts en bij meerderheid links eveens
een politieke concentratie waarop een
meerderheid te bouwen is.
Feitelijk is Engeland het land van het
parlementaire stelsel en vandaar is het
naar de vaste landen van Europa over
gekomen. In Engeland kan het goed
werken, omdat men daar vroeger
slechts twee en thans nog maar drie
groote politieke partijen heeft. Het stel
sel is daar tot in uiterste consequentie
doorgevoerd en feitelijk is daar het
Ministerie niet anders dan een com
missie uit het parlement.
in bun lof over „Zij".Crême. Zij is inderdaad
even onmisbaar voor de verzorging van huid
en teint der vrouw, als voor den man die op
pijnloos, spiegelglad en onberispelijk scheren
gesteld is. In prijzen van 20—75 cent.
Maar bij ons is het stelsel door de
verwording op politiek terrein tot een
aanfluiting geworden. Door allerlei
splitsing en afbrokkeling in allerlei po
litieke partijtjes is de parlementaire
onmacht ontstaan, kon geen voldoende
meerderheid meer gevonden wonden
en werd de Kroon gedwongen Haar
toevlucht tot de z.g. extra-parlemen
taire kabinetten te zoeken.
Bij ons is het stelsel doorgezwikt, uit
zijn evenwicht geslagen, dank zij de
middelvliedende kracht van ons stuk
geslagen volksleven, dat meer dan eenig
ander volk individualistisch van aan
leg is.
En nu kunnen we mopperen op een
..laksche" Regeering, op een „slappe"
Regeering, op een „onchristelijke" Re
geering, de schuld ligt bij ons zelf.
Door het afscheuren in allerlei kleine
groepjes werd de onmacht van het par
lement geboren en hebben wij dus ons
zelf de ellende te wijten, waarin we
staatkundig en politiek gekomen zijn.
DIENSTWEIGERING ONDOELMATIG
VOOR 'T ROODE FRONT!
'n Moeilijk vraagstuk voor de soci's
is 't dat van de weigering l
E|n al schijnt die weigering logisch,
toch vindt rood 't een moeilijk ding
Logisch, want men wil ontwaap'nen,
dus geen wapens gehanteerd
Weg met d' oorlog en z'n gruw'len,
weigert stout en onverveerd I
Wie zoo consequent wil wezen
is beslist onz' achting waard
Voor de stem van het geweten
past ons eerbied metterdaad 1
En zoon achtbare consciëntie
vindt gehoor bij ieder mensch
Maar we vragen uw attentie
voor dat achtbaar, 't heeft z'n grens I
Dat heeft rood ook wel begrepen.
Geen reclame kan gemaakt,
omdat eenipaal 't goed geweten
over d éénling zélve waakt I
De weigeringsdaad is stellig
schoon, maar daarom toch niet goed,
wijl z' in d'r werking ondoelmatig
is en rood aan invloed boet
Gesteld, dat al de roode liên
hun diensten gingen weig'ren
Zoo zou men in een oogwenk zien,
dat 't oorlogspaard ging steig'ren 1
Ja, juist, dus de S.D.A.P.
wil nog „opvoedend" werken I
Haha, en daarom doet ze mee,
om 't leger te versterken
Waarin die „voeding" dan bestaat,
die de proleten geven
't Is hierin om door woord en daad
tot opstand te bewegen I
Geen leger dus van roode smet
bevrijd, maar rood te wapen I
En met gevelde bajonet
staan daarde vredesknapen
J. A. KLERK DE MEESTER.
Mdhs, 4 Maart 1933. (Nadruk verboden).
Het gezellige lokaaltje pufte door de bosschen
van het eene station naar het andere. Heel wat
jonge spoorstudentjes vulden de wagon, een paar
nog even ijverig repeteerend, anderen gichelend,
een paar jongens zwaar boomend over Musso
lini. In een hoekje weggedoken achter „Het
Volk" zat een man, echt religieus type. Vóór
me waren nog twee plaatsen onbezet, die even
wel op een volgend station werden ingenomen
door een paar heeren van middelbaren leeftijd,
die het druk over de Kamerontbinding hadden
toen ze binnen kwamen en vlak tegenover me
het gesprek voortzetten.
,,'t Is een rommel", zei de man met een groote
uilenbril op.
De ander, die een lorgnet droeg en blijkbaar
in plaatselijk politieke organisaties zat, lid van
den gemeenteraad en naar later bleek, bon-
Roomsch-Kath. van professie was, haalde de
schouders op en zei
DOOR
J. VAN DEN BOSCH.
5)
V.
Mevrouw van der Mandere was nu sinds
drie dagen in Vlissingen. n Kennis van haar,
in Den Haag, had haar aangeraden, dit jaar
eens naar Walcheren te gaan. En zij had dat
denkbeeld niet alleen overwogen, maar ook
uitgevoerd, al had zij bij Edom meer toejuiching
verwacht. Deze was toch van dat Zeeuwsehe
.eiland afkomstig Zij dacht: Edom zou het wel
prettig vinden, haar geboorteland eens terug
le zien.
Deze was echter lang niet uitgelaten.
Vind je het niet heerlijk, Ee had zij ge-
vraagd.
„Aan den éénen kant vind ik het heel pret
tig", was het antwoord. t Is altijd heerlijk,
zijn geboorteplaats eens te mogen aanschouwen,
wanneer men er lang is uitgeweest. Maar aan
den anderen kant, u weet, al heb ik u geen
bijzonderheden verteld, dat mijn jeugd daar niet
aangenaam is geweest.
„O, ik ben direct 'bereid, een ander reisplan
op te maken. Mevrouw Steenbeek zei mij, dat
Walcheren heerlijk is. Maar als je wilt
had Mevrouw van der Mandere vragend ge-
zegd.
Waarop Edom Jansen had geantwoord, dat
zij absoluut geen verandering wilde en dat het
haar best was.
En zoo was het gekomen, dat Mevrouw van
der Mandere op den boulevard De Ruyter te
Vlissingen eenige appartementen had gehuurd
waar zij met haar achtienjarige dochter en met
Edom Jansen nu reeds drie dagen haar intrek
had genom'en.
De eerste dag was bestemd geweest, om
Vlissingen bezien. De oude binnenstad vond
Mevrouw uit historisch oogpunt bekoorlijk, Me-
ta hield meer van de boulevard en van het
strand, terwijl Edom, als de stad door en door
kennende haar opinie maar niet gaf.
Op het strand was het verder gedeelte van
den dag doorgebracht. Alleen waren Edom en
Meta, terwijl Mevrouw rustig in een strandstoel
zat te lezen, de duinen opgeklauterd, steeds
verder Vlissingen achter zich latend, om, dit
bemerkende, spoedig weer te keeren.
Den tweeden dag had men de Oostzijde der
stad doorgewandeld en gedwaald over de Zee
dijken, wat Edom Jansen het heerlijkst vond.
Den derden dag was Mevrouw, vermoeid
van de twee vorige dagen, thuis gebleven en
warén Edom en Meta dezelfde richting als den
vorigen dag uitgegaan, om daarna weer op het
strand terug te keeren, waar Meta zich ver
maakte en ten slotte kwam tot haar wonder
lijke vraag, die zij, tevoren in den salon op
den boulevard De Ruyter gezeten en starend
naar het druk beweeg der bezoekers van de
badplaats, reeds lang was vergeten.
Terwijl Meta thee schonk, zei ze: „Mama,
ik heb Mevrouw van der Meer eens gepolst
over tochtjes door het eiland. Overhoe
heet het ook weer
-.Dat is voor je straf," lachtte Mevrouw,
..dat je het niet meer weet. Je hebt Mevrouw
Van der Meer daar niet voor noodig, Ee is
onze uitstekende gids."
..Je bedoelt zeker Koudekerke zei deze,
mat-glimlachend.
De woorden van haar Moe waren door Meta
a weer vergeten. Edom Jansen nam het trou
wens niet kwalijk.
^oudekerke. Over Koudekerke naar
gèSrke En9J°°f Niet |uf ]a' naar Bi"e'
FHom la-T. naar Zoutelande en
dan naar Wesfcnf e" vuld,e vlu9 aanh"En
burn Fn van TV.l en vandaar naar Dom-
m^ur9 over de Oranjezon naar
Veere en van Veere naar Middelburg en dan
naar Vlissingen. Gesteld, dat we dat in één
dag kunnen, wij, die zulke heldinnen op de fiets
zijn, dan kwamen we door en door óp hier aan
en zouden in de eerste veertien dagen geen
rijwiel meer kunnen zien."
Mevrouw van der Mandere lachte daarop
Meta uit, die even pruilde, maar dan zei: „Nee,
dat is plagerij, juf. Weet ik, hoe ver die dor
pen van elkaar liggen
„'t Is maar gekheid, Meta. Mevrouw van
der Meer heeft dat allemaal wel opgenoemd,
maar zij bedoelde daarmee natuurlijk niet, het
in één dag te doen. Dan waren we trouwens
zóó uitgekeken. En dat is toch de bedoeling
niet. Bovendien gaat je Ma ook mee. Zoodat
we kleine tochtjes maken."
„Zoodat", grapte Meta daarop, „ik mij zeer
bescheiden terugtrek en aan de wijze juffrouw
Edom Jansen overlaat een reisplan per véloci-
péde saam te stellen, een reisplan, waarop nu
letterlijk niets te zeggen valt
„Meta, Meta", bestrafte Mevrouw van der
Mandere. „Zul je nooit eens wijzer worden en
verstandiger redeneeren
„Mama, ik meende het zelfs heel mooi te
hebben gezegd."
„Ja, stil maar. Je bent een ondeugd."
„Nog een kopje thee, Mama Meta sloeg
den arm om den hals harer moeder: „Moedertje
meent het zoo kwaad niet."
„Ja, kind, schenk nog maar eens in. En dan
zal Ee ons wel eens kleine reisplannetjes samen
stellen."
„Dan moeten we morgen alleen rijden over
Koudekerke naar Middelburg en vandaar terug.
Dat is niet ver. Maar we behoeven niet hard
te rijden. De Koudekerksche weg is mooi, zoo
wel de weg van Vlissingen er heen, als die van
Middelburg. En dan kunnen we in Koudekerke
nog even naar Disdioeck gaan. Daar zien we
de duinen in ongerepten staat."
„Afgesproken", zei Mevrouw.
„Afgesproken", echode Meta. „En nu over
morgen
„Overmorgen
„Ja, Mama sprak toch van kleine reisplan
netjes Dat is, geloof ik, meer dan één."
„Ja, spotvogel, je hebt gelijk. Dat is meer
dan één. Welnu, den tweeden dag naar Kou
dekerke
„Ja, dat kan niet anders. Vlissingen ligt nu
eenmaal in een uithoek van het eiland. Middel
burg ligt mooier om tochtjes te ondernemen."
„Zeg Meta", viel Mevrouw met quasi-ernstig
gelaat in, „weet je nog iets van aardrijkskunde
af
„Ja, Mama", was het deemoedige antwoord,
terwijl de oogen van haar, die antwoordde, glin
sterden van ondeugendheid.
„We zouden dus", vervolgde Edom, „den
tweeden dag over Koudekerke. Biggekerke en
Zoutelande kunnen gaan, per tram naar Mid
delburg terugkeeren en dan naar hier fietsen."
„Accoord", zei Meta. „Nu den derden dag."
„Voorloopig is het genoeg", besliste Me
vrouw. „We kunnen dan later altijd nog zien.
Dus morgen na het tweede ontbijt naar Koude
kerke en Middelburg. Vertel ons vast wat, Ee,
wat er zooal te zien is."
En Edom Jansen vertelde op haar levendige,
sympathieke wijze, wat zij zouden passeeren.
Alleen moest er natuurlijk rekening mee worden
gehouden, dat zij in zestien jaar niet op het
eiland was geweest. Dus zou er wel veel ver
anderd zijn.
Terwijl zij dit zeide, zuchtte zij. Een zucht,
die Mevrouw van ider Mandere Iheel goed
begreep, waarop zij met tact het gesprek op
iets anders bracht.
Terwijl daarop Edom en Meta druk rede
neerden, dacht Mevrouw van der Mandere er
voor de zooveelste maal weer over na, waar
om haar gezelschapsjuffrouw, of liever haar
vriendin, op dat punt zoo gesloten was. Anders
was zij de oprechtheid zelf, maar wanneer zon
der opzet vroegere jaren ter sprake kwamen,
kwam op haar gelaat de bekende trek van be
slistheid en zweeg zij als het graf, of bracht
het gesprek spoedig op een ander onderwerp
over. Er moest toch vroeger in het familieleven
van Edom Jansen iets voorgevallen zijn, wat
zij het liefst maar verzweeg. Mevrouw van
der Mandere informeerde er natuurlijk niet naar.
Zij was er te wél opgevoed voor. En Meta
had ook van haar moeder een zachten wenk
gekregen. Zij hield zich daarom in, voor zoover
haar impulsief karakter het toeliet. Zoo was het
mogelijk, dat zij den wenk van haar moeder
vergetend op den zeedijk had kunnen vragen:
„Hebt gij dan zooveel geleden
Vaak kwamen dergelijke vragen echter niet
in haar op. Meta was een meisje, dat leefde
bij den dag. Ernstige oogenblikken waren voor
haar zeldzaam. Ernstige gesprekken ontweek zij.
Zij had grootendeels de karaktertrekken harer
moeder, al waren die der laatste door het ge
voelig verlies, vier jaar geleden, wat afge
schaafd. De grondtrek bleef echter bestaan, zoo
dat Mevrouw van der Mandere en haar dochter
vrijwel met elkaar overeen kwamen, tot ver
driet van Edom Jansen, die zoo gaarne had
gezien, dat bij Mevrouw van der Mandere blij
vende indrukken waren achtergebleven van het
treffend sterfgeval harer echtgenoot, die ter
elfder ure Jezus als zijn Borg en Zaligmaker
had omhelsd.
Die indrukken waren er echter niet. Ir t
stige momenten kon Mevrouw van der »-
dere met oprechte weemoed aan net vernes
harer echtgenoot terugdénken, maar voor het
overige was zij op en top vrouw van de wereld,
die leefde van uitgaan.
Als zij in Den Haag naar den schouwburg
was en Edom Jansen, die eenmaal (en dat voor
goedvolstandig had geweigerd, mee te gaan,
alleen in het groote huis in de Laan van Meer-
dervoort achterbleef, had zij meermalen zich
afgevraagd, waarom zij daar bleef. Zij had im
mers, wat godsdienstige gevoelens betreft, op
Mevrouw van der Mandere noch op haar doch
ter niet den minsten vat? Kon zij elders zich
niet nuttiger maken
(Wordt vervolgd).