o USIPffl Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. de Beste! De School aan de ouders ZNER ziln ie Karaats issctian zoon IN HOC SIGNO VINCES No. 3828 ZATERDAG 27 FEBRUARI 1932 46STE JAARGANG IHOUfN i ZOHEH ACHINES erbulzen Leune, EERSTE BLAD. PRIJS 25 CENTS Op den Uitkijk. BAND GIEKEN irschillende kleuren, n N.V. Boekhandel IELSD1JK vanaf f 60,— 1,9 (bij de Hoogstraat) IESAN" •f. 162, - DIRKSLAND %lle stukken voor do Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Admiral strati® franco toe te xenden aan de Uitgevers Overal verkrijgbaar De mensch wil graag van dia* plicht En de Geest en de Bruid zeggen: Kom. pi van het gewas plotse- ienplanten kregen doode ïn, welke steeds grooter an zoo'n stuk uien was Ir vergroeide dit nog min arengst aan uien, welke I hadden, was gering. De ft ook te wenschen over. eer de kali die uitkomst bij tooverslag deed ver- hrvan was te ontdekken ;rd en tegenwoordig we- heel goed, dat kali bij Imag worden. Ig meerdere voorbeelden le randjesziekte der bes- nte is echter te beperkt an. In een volgend arti- |p terug, op het gebruik van kali onkruid door fijngemalen slakken door een meng- kalizout en koper- 'vast, dat de kleur van oor kali wordt verbeterd. Eunnen wij zeggen, dat .eststoffen niet alleen als |odzakelijk is, maar dat nbekende oorzaken, geen uitoefenen,, die de op- jizer producten verhoogt, jovenstaande mededeelin- Vraagt Prijscourant of («zoekt het Magazijn van Telefoon 50717 accuraat en billijk, pryaopgav*. N en ZAAIZADEN, van Zaai» en Pootgoedf lettingaartikelen. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. ii. Wanneer er gezegd wordt: de Kerk heeft de taak de kinderen op te voeden en derhalve behoort de school van de Kerk uit te gaan, zegt men niet iets nieuws. Het is de oude Roomsche idee, die hier nawerkt. Rome stelde het instituut der Kerk over het geheele leven heen en dus ook over dat van het terrein der opvoeding. Maar dat is geen Gereformeerde ge dachte. Wij belijden, dat de kerk tweeërlei levensuiting heeft, zij werkt als i n s t i- t u u t door de Ambten en als org a- n i s m e door de personen. En die kerk als organisme is er niet alleen in de kerkeraadskamer, in het kerkgebouw.enz., maar evenzeer in het Christelijk huisgezin en in de school met den Christen-onderwijzer. En als zoodanig arbeidt de kerk na tuurlijk ook aan de opvoeding, maar dat is slechts indirect. Waar de kerk als instituut direct ook het werk der opvoeding ter hand neemt heeft zij zich te bepalen tot het cate chetisch onderwijs. Verder strekt de bevoegdheid der kerk als instituut niet, naar Gereformeerd belijden. Men zou eigenlijk met het eenvoudig constateeren dezer elementaire dingen moeten kunnen volstaan. Maar het blijkt dat telkens weer hier en daar personen en groepen van per sonen opkomen die het anders zeggen en hun vreemde lading met de Gere formeerde vlag wenschen te dekken. En daarom is het noodig dat telkens weer op deze dingen gewezen wordt en het zuivere beginsel wordt belicht. Want wat we hier bespreken is niet zoo onschuldig als het wel lijkt. Er zit een dieper beginsel achter, dat in zijn openbaring en consequentie zeer gevaarlijk is, wijl het de fundamenten van het Christelijk gezinsleven onder graaft. Men raakt met deze foutieve voorstelling van zaken niet maar aan het recht der ouders maar ook aan hun plicht, aan een scheppings ordinantie Gods. Evenals bij Rome is het ook hier de Kerk als instituut die zich tusschen den individueelen mensch en God inschuift. Daartegen moeten wij het Gerefor meerde beginsel vasthouden, dat de vader als hoofd des gezins zijn opvoe ding niet heeft te verantwoorden aan het ambt, maar rechtstreeks aan God. Aan dit heilig beginsel nu wordt maar al te vaak getornd. der opvoeding en de zware verantwoor ding er van, af zijn. Men ziet, dat in hooge zoowel als in lage kringen. De ouders zijn zoo licht genegen het werk der opvoeding in vreemde handen over te laten. De gegoede klassen ge ven het kind al spoedig in handen van de nurse en de kinderkamer, straks in die van de gouvernante en de kost school. De ouders komen er eigenlijk niet anders dan bij officieele gelegenhe den mee in aanraking. 'Maar ook de eenvoudige volksklasse kent diezelfde neiging. Reeds vroeg vertrouwt men het kind aan de bewaarschool toe en ver der wordt het maar in handen van den meester overgelaten en helaas maar ook al te vaak in handen van de dorpspoli- tie als het kind tot 's avonds laat aan de straat wordt toebetrouwd. Ook 's Zondags is menigeen maar liefst van zijn kinderen af. Als het kan naar een „kinderkerk" in ieder geval naar een Zondagsschool en verder naar de Kerk, dat houdt de „rust" in huis. Maar met deze redeneering wordt in gegaan tegen een heilige scheppingsor dinantie. Hier wordt door de ouders een groote zonde gepleegd. Van nie mand anders dan van de ouders zal God straks het kind en zijn opvoeding opeischen. God gaf het kind aan de ouders om het op te voeden. En wat is nu eigenlijk opvoeden? In opvoeden zit het werkwoord voe den, en door het woord „op" er voor te plaatsen heeft men de gedachte wil len uitdrukken dat die voeding moet leiden naar een hoogtepunt Dit geldt zoowel stoffelijk als gees telijk. Als een moeder haar kind de borst geeft, denkt ze er niet bij na dat ze bezig is dat kind te helpen groot wor den tot volwassen man of vrouw. Het kind krijgt voeding omdat het dat noo dig heeft, maar de groei wordt aan God overgelaten. Maar in den grond der zaak is alles wat de moeder aan haar kind doet het van hulpeloos wicht o p voeden tot zelfstandig mensch. Het is nu Gods wil geweest in de schepping der menschheid dat de ouders dit groote werk zouden ver richten Opvoeden zoowel geestelijk als licha melijk. Men denke zich de innig teere en ook diep-mysterieuze verhouding waar in het kind tot zijn ouders staat slechts in om te begrijpen dat God hier een ont zettend zware taak op de schouders der ouders gelegd heeft. Een taak die geen enkele andere van hen kan overnemen. Maar deze taak blijft op hen liggen ook bij het grooter worden van het kind. Anders zou opvoeding geen opvoe ding zijn. Opvoeden sluit voltooiing van het voeden in, lichamelijk en geestelijk. Dat is ook een zuiver schriftuurlijke gedachte. God eischt dat de geestelijke goede ren zullen worden doorgegeven door de bedding van het gezinsleven heen van geslacht tot geslacht. In Psalm 78 worden in dit verband vier geslachten bij één genoemd. Hij die spreekt namens zijn eigen geslacht en verklaart dat hij het van het ge slacht zijns vaders gehoord heeft, het tweede geslacht, die het aan zijn kin deren vertelt, het derde geslacht ,die het op hun beurt hebben te verhalen aan hun kinderen, het vierde geslacht Dat is de orde van God, zijn heilige scheppingsordinantie, voor dat de Kerk bestond reeds ingesteld. Een groot Gereformeerd paedagoog wijst hier dan ook op als hij de Schrift uitdrukking aanhaalt: „Het hart der va deren bekeeren tot de kinderen", een op zichzelf onverstaanbare uitdrukking. Maar als men het nu zoo vertaalt„Het hart der vaderen zich doen keeren of zich terug doen wenden naar de kinde. ren", wordt het duidelijk. Het wil zeg gen, aldus deze geleerde: „dat de schat die in het hart der vaderen leefde, niet in het hart der kinderen was overge dragen, dat de kinderen daardoor hun geestelijke erfenis misten. En dat alsnu voorziening in dezen nood alleen daar door komen kan, dat deze schat van zedelijk en godsdienstig leven, die in het hart der vaderen was, in het hart der kinderen wordt overgebracht. Al toos weer de moeder, die haar kindeke voedt met haar eigen moedermelk" Nu is er een streven om in deze ver houding tusschen ouders en kinderen een wig te drijven, dien band te schern ren. En daarmede wordt een der funda menten van het Christendom onder graven. Van verschillenden kant uit wordt dit streven openbaar. Onder het aan heffen van diep goddelooze leuzen, zoo als de communisten en bolsjewisten het doen, en ook van vrome, godsdienstige zijde, die meenen er goed mee te doen en den wil Gods er mee te volbrengen. Maar de daad blijft in uitwerking dezelfde. Of het van den Staat of van de Kerk uitgaat, er wordt iets gesteld tusschen God en de ouders, er wordt een Schep pingsordinantie vertreden. En dat moet zich wreken. Want de Kerk denke niet, dat zij zichzelf hiermede redden zal. Ook de Kerk, zoo goed als alle leven, moet uit het huisgezin gebouwd worden. Kerk en Overheid zijn er om der zonde wil. Toegevoegd aan het men- schelijk geslacht om het gebroken or ganisme te helpen en te schragen. Maar verderfelijk wordt het als Kerk of Overheid de taak van dit organisme willen gaan overnemen, dat moet on verbiddelijk leiden tot vernietiging van wat God in de schepping gewild heeft. Mijn lezers zullen het me niet kwalijk nemen, dat ik ditmaal eens het woord -geef aan „De Waarheidsvriend", het welbekende orgaan van den Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk, die den spijker zeldzaam raak op den kop tikt als het blad het volgende schrijft HET GAAT DEN VERKEERDEN WEG OP. Er is groote overeenkomst wat de methode betreft van volksvoorlichting en volksopvoeding tusschen Sociaal-Democraten en Staatkundig- Gereformeerden, ook al staan deze groepen diametraal tegenover elkander. Deze overeenkomst komt hierin tot uiting, dat 'beide partijen, elk op haar eigen wijze, geen middel ongebruikt laten om de ontevredenheid over den gang van 's Lands zaken bij het volk op te wekken. Daarbij wordt de malaise in de bedrijven, benevens de werkloosheid uitgebuit, om de ontstemming, die bij velen heerscht over hetgeen de Regeering doet of wel nalaat, nog te vergrooten. Wanneer men bij de Staatkundig Gerefor meerden in woord en geschrift uitdrukkingen beluistert als: „elke verlichting van den zwaren druk, waaronder de boerenstand gebukt gaat, wordt afgewezen": „de Regeering speelt met vuur"; „de Regeering verwekt groote ontevre denheid, ja, veel verbittering door zuchtende boeren jaarlijks beduidende sommen af te per sen": „de geest van ontevredenheid wordt al gemeen"; „zuig de bevolking maar uit, tot zij niet meer kan"; en dergelijke uitdrukkingen- meer, dan hoort men hier niet veel anders dan den toon, waarop de Sociaal Democraten ge woon zijn de massa tot verzet te prikkelen. Daarom kon het niet verwonderen, dat, toen in de laatste vergadering van de Tweede Ka mer voor het Kerstrecès, ds. Kersten van de Regeering eischte ,dat de fondsen, die ten be hoeve van de voorziening bij invaliditeit en ouderdom zooals hij zeide aan het volk waren afgeperst, onder de noodlijdende bevol king zouden worden verdeeld, de Communist De Visser met geestdrift den Staatkundig Gere formeerden leider op den schouder klopte en hem luide toeriep: „Wij gaan samen den boer op". De Sociaal Democraten en de Communisten zien in de Staatkundig Gereformeerden de man nen, die op hunne manier ongezocht willen medewerken om het gezag te ondermijnen en het volk tegen de Overheid opstandig te maken De in-droeve, revolutionaire houding, die de Staatkundig Gereformeerde voormannen dier partij in den laatsten tijd aannemen, en die vierkant ingaat tegen wat Gods Woord leert (zie Romeinen 13), is bovendien zoo fataal, omdat zij, die met de politieke- en maatschap pelijke vraagstukken niet voldoende op de hoog te zijn, een gansch verkeerden indruk krijgen van wat op die terreinen plaats heeft. Deze inenschen worden toch in den waan gebracht, om slechts bij het geval te blijven wat ds Kersten laatstelijk in de Tweede Kamer bracht, alsof de Regeering de beschikking heeft over de gelden, die in het invaliditeits- en onderdoms- fonds zijn bijeengebracht en daarover naar wel gevallen kan beschikken. Niets is minder waar dan dit. Uit die fondsen worden toch duizen den invaliden en ouden van dagen, weduwen en weezen onderhouden; voorts zijn de gelden in allerlei leeningen, niet voor 't minst in de ge- meente-leeningen, ondergebracht, zoodat verdee ling der gelden zooals de Staatkundig Ge reformeerden dit willen zou beteekenen een grijpen naar andermans goed en niet zou nalaten ons land aan den chaos over te geven. Opheffing der fondsen kan bovendien maar niet zoo, zonder meer, plaats hebben, omdat in trekking van de invaliditeits- en ouderdomswet daaraan bij nieuwe wet zou moeten voorafgaan, Daarom is het hoogst onbillijk en onrecht vaardig om de Regeering te verwijten gelijk ds. Kersten -dit deed dat „zij het volk trapt". Daardoor zaait men ontevredenheid onder het volk, spoort m'en het tot verzet aan en ver richt hand- en spandiensten aan de revolutio nairen. Uit dien hoofde is het optreden van de Staat kundig Gereformeerden in dezen emstigen en veelbewogen tijd in hooge mate onverantwoor delijk en af te keuren. Dat de Regeering al het mogelijk doet om in de crisismoeilijkheden tegemoet te komen en den crisisnood te lenigen, is van algemeene be kendheid. Er werden reeds verschillende maat regelen getroffen om land- en tuinbouw te steu nen. Millioenen worden uit de schatkist ter be schikking gesteld om in de verschillende nooden eri behoeften van het volk te voorzien, en waar fiancieele bijstand niet afdoende kan helpen, worden wettelijke voorschriften uitgevaardigd om het economische leven tegen te scherpe con currentie van het buitenland te beschermen. Het is daarom onwaar, wat de Staatkundig Gereformeerden beweren, dat de Regeering niets doet om den zwaren druk, waaronder de boeren stand gebukt gaat, te verlichten, en even onwaar is de aanklacht tegen de Regeering, dat zij „met vuur speelt". Wie wèl met vuur spelen, dat zijn zij, die mede van de tijdsomstandigheden gebruik maken om het volk ontevreden te maken en tot verzet tegen de Overheid aan te sporen. Het Kabinet draagt, naar Staatkundig Gere formeerd gevoelen, de schuld van al de ellende die ons land op dit oogenblik doormaakt. Dat voor dit verwijt geen grond bestaat, heb ben wij hierboven met een enkel woord uit eengezet. Evenmin is er reden voor de klacht, dat het Kabinet de oorzaak is van de geestelijke in zinking van ons volk. Als men de Staatkundig Gereformeerden hoort dan zou, als het Kabinet dit slechts wilde, alles in orde komen. Dan werd de doodstraf weder ingevoerd, de stemplicht afgeschaft, de lijkverbranding ver boden. Dan liepen er op Zondag geen treinen meer, zouden de leeszalen worden gesloten en zou op de scholen niet anders dan Gereformeerd onder wijs worden gegeven. Dat in dit alles wordt tekort geschoten, is eenig en alleen de schuld van het huidige Kabinet. Dat er in ons land nog zoo iets als een Grondwet 'bestaat, daarmede wordt niet ge rekend. Men staat er intusschen verbaasd over, dat er nog Staatkundig Gereformeerden zijn, die aan het gepraat van hunne leidslieden geloof hechten. Zoo werd b.v. in de Kiesvereeniging van de Staatkundig Gereformeerde Partij te Harderwijk naar „De Banier" meldt precies uitgere kend, dat, wanneer de Minister van Justitie een wetsontwerp tot wederinvoering van de dood straf indiende, hij daarvoor in de Tweede Ka mer op eene meerderheid van 57 teg'en 43 stem men zou -kunnen rekenen. De conclusie daarbij was, dat de Minister van Justitie niet wil. Maar zóó staan de cijfers niet. Waren zij juist, dan zou mr Donner onge twijfeld met een desbetreffend wetsontwerp ko men De Harderwijksche Kiesvereeniging praat de Staatkundig Gereformeerde Kamerleden slechts wat nó Doch wanneer de Kiesvereeniging gelijk heeft, waarom dienen ds Kersten en de zijnen dan geen voorstel in tot wederinvoering van de doodstraf? Zij doen dit niet, omdat zij, eVengoed als wij dit weten, daarvan geen succes verwachten Zoo staat het met al de principieele kwesties, die hun zoowel als ons belangstelling inboeze men Er is voor de oplossing van al deze vraagstuk ken geen meerderheid in de Kamer te vinden. Maar waarom dan de Staatkundig Gerefor meerden tegen het Kabinet opgezet en hen on tevreden gemaakt Het zijn bij de Staatkundig Gereformeerde Kamerleden „woorden" en nog eens „woorden". En dan woorden van bedenkelijke strekking. Woorden die tot verzet prikkelen. Daartegen willen wij met ernst, met grooten ernst waarschuwen, vooral in den donkeren en moeilijken tijd waarin wij leven. Het is zoo kennelijk, dat de Heere God bezig is de wereld met Zijne oordeelen te bezoeken, ook als een gevolg van onze zonden en on trouw. Dat er dan een gebed tot Gods troon opstijge om van Hem te smeeken dat het licht in de duisternis moge opgaan. Wij hebben kinderlijk stil, ons te leeren on derwerpen aan Zijn heiligen wil. Niet waar Daar 'behoef ik niets bij te doen 1 Het is precies als deze schrijver het zegt. Er wordt door allerlei partijen ,door commu nisten, socialisten, fascisten, maar helaas óók door de St. Gereformeerden gespeculeerd op den vreeselijken toestand, waarin ons volk verkeerd. Dat doet Ds. Kersten in de Kamer, dat doen zijn volgelingen op het platteland. Het is wel een ontaarding in een partij die begonnen is zóó hoog van den toren te blazen I UITKIJK. XXII. JODENDOM EN CHRISTENDOM. (4) Middelharnis, 27 Februari 1932. Zeer geachte Heer SLAGER I 't Woord „Jood" zullen we moeten gebruiken in vele gevallen; 't woord „Israëliet" kan ook absoluut onmisbaar zijn. Wat is de oorsprong van 't woord Israëliet Lees Gen. 32 vers 28: „Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jacob heeten, maar Israel, want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en niet de menschen en hebt overmocht." Maar de profeet Hosea in 'hoofdstuk 12 slaat nog dieper blik in die worsteling aan den Jabbok en schrijft: Jacob weende 'eri smeekte Hem en toen sprak Israel de geloofs en roemtaal van Gen. 32 vers 30: „Ik heb God gezien en m ij n ziel is gered geweest". Hier was een man, die naar Paulus' woord „machtig" werd, toen hij zwak was; en met ontwrichte kracht schaamt hij zich een „Jacob" geweest te zijn, d.i. een eigenwillig, eigengerechtig, zelfzuchtig bedrieger van zijn vader en misleider zijns broeders, een alles verbeurd hebbend zondaar jegens God en menschen. Zoo worstelt alléén 't geloof, op hoop tegen hoop, en zoo schreit het uit den zonderoes ont wakende hart aan de deur des hemels en kent voortaan geen anderen bestaansgrond meer dan Gods oneindige liefde, Zijn trouwverbond, Zijn troostende beloften en Zijn van seconde tot seconde vasthoudende genade. En daarom, mijnheer Slager, zijn er in de Geref. Kerken, de Roomsche, Luthersche enz. velen geroepen, weinigen uitverkoren; doch die weinigen, ontelbaar als 't zand der zeezijn óók Israëlieten, die met hun God geworsteld hebben. Aan Uw volk alléén komt die naam niet toe; ook het Christendom kent zijn millioenen „Israëlieten". 't Is hiermee hetzelfde als met 't woord „Ka tholiek", dat de Roomsche Kerk zich toeeigent, welk recht we haar in alle opzichten ontzeggen. Ook wij, Gereformeerden, zijn lid der „Katho lieke" Kerk, en óók wij wenschen net als de Roomschen door Golgotha en door Golgotha alle'eri, gereinigd en geheiligd te worden. Wij, eCreformeerden, en duizenden, die door de plu riformiteit, scheidingen en scheuringen der Ker ken nochtans leunen en steunen op dezelfde Bloedtheologie; wij ook voelen ons en zijn in absolute realiteit Katholieke zonen en dochteren door 't heerlijk Jezusevangelie geteeld. Maar al betwisten we dus aan de „worste laars" Uws volks den uitsluitenden eerenaam van „Israëliet" in den zin van „overwinnaar", er is nog iets ernstigers, veel ernstigers. In dit kort briefbestek past 't niet theologische vraagstukken aanhangig te maken, die de on peilbare klove aanduiden' tusschen Uw religie en de onze; want dan zou heel 't Oude Testa ment in twee hoofdgedachten ontwikkeld moeten worden, n.l. „de Zone Gods" en ,,'t Messias- schap", de twee spillen waarom Israels historie draait; dan zouden ceremoniën èn profetentaal ons beider leiddraad moeten zijnmaar wan neer dan door kinderen Uws volks, groot en klein, gelachen wordt en gespot met de 13 ge loofspunten van Uw grooten voorganger Mai- monides, waarvan 't 12e spreekt van de ver lossing door den Messias;wan neer de „lofzeggingen" en „gebeden" in verband met Deut. 6 en Deut. 11 en Numeri 15, waarin de komst van den Verlosser wordt afgesmeektwanneer de studie der Leer èn de symbolen Uwer Godsvereering, èn de voorgeschreven rust-, feest-, herinnerings- en vastendagen worden verwaarloosd, dan heb ik den moed der verdraagzaamheid verloren om zulke menschen nog „Israëlieten" te noemen, zelfs uit zekere beleefdheid.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 1