Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. de Beste! IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3827 WOENSDAG 24 FEBRUARI 1932 46STE JAARGANG PRIJS 25 CENTS A file stffiürkei» voor de Redactie bestemd, AdveHentlëa ea verder© Administratie, franc© toe te «enden aan de Uitgevers Overal verkrijgbaar Brieven uit Amerika. MAAS'-NYMPHEN. MODE. GEBROKEN BAKKEN Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIEM 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. DE NIEUWE SUBSIDIE-AANVRAGE. Naar wij" vernemen houdt de nieuwe subsidie aanvrage door de directie der R. T. M. geen verband met hetgeen in de afgeloopen maanden is gepasseerd. Zij is uitvloeisel van het rapport der Staats- commi&ie-Van der Vegte. Zooals men weet is de regeering bezig een nieuwe regeling te treffen voor het trambeheer in ons land en in verband daarmede wil de directie der R. T. M, met de dagelijksche be sturen een samenspreking hebben. Men heeft mede uit onze opmerking in het blad van Vrijdag JJ. kunnen opmaken, dat we geen hooge verwachting van deze nieuwe sub sidie-aanvrage koesteren. De gemeenteraden hebben pas hun meening hierover uitgesproken en schier onverdeeld was men van meening, dat Flakkee recht heeft op een goede en snelle ver binding met Rotterdam zonder offers uit de lokaliteit. Nu is evenwel gebleken, dat er een zeker aantal personen op het eiland is, die in samen werking met de directie der R. T. M. en de heeren Stokdijk en De Haas een ander stand punt hebben ingenomen. Zij hebben zich „belanghebbenden" genoemd en ieder weet, dat ze dat ook zijn. Er steekt ook volstrekt niets achter, dat zij hun best ge daan hebb'eri om subsidie uit de localiteit te krijgen. Men moet zoo ruim kunnen staan, dat men zich elkanders standpunt kan jndenken. Jammer is het evenwel, dat er onder hen zijn, die den objectieven blik op den toestand ver loren hebben en de tegenstanders der subsidie, raadsleden en leden va nhet Flakkeescfiè comité in een verdacht licht gesteld hebben. In verband hiermede zouden wij de vraag willen opperen of het nu maar niet het beste is, dat het Flakkeesche comité een openbare vergadering belegd, zoodat ieder zich vrij kan uitspreken en eventueele insinuaties den kop ingedrukt kunnen worden Reeds in de allereerste vergadering in de Concertzaal van Hotel Meijer heeft Flakkee zich als één man tegen subsidie en voor het behoud van de tram verklaard, het kan in de gegeven omstandigheden geen kwaad, dat dit nog eens gebeurt. Laat de localiteit zélf spreken, wanneer er zijn, die aan de ondubbelzinnige uitspraak van de gemeenteraden nog niet genoeg hebben. HOE HET „LIEGT"! Het orgaan van de „Nederlandsche Dag bladpers" neemt een foto over uit de Socialis tische pers en schrijft daaronder: „Laakbare Persmanieren" Bovenstaande photo heeft gestaan in de „Vooruit", het Haagsche orgaan van de N.V. „De .Arbeiderspers". Door dezelfde menschengroep tweemaal te nemen van ver schillende zijden en de twee opnamen te ver eenigen, werd een geheel verkregen, dat den indruk wekt eener groote betooging. Onge twijfeld komt men tot deze conclusie, wanneer men de gelijk genummerde omlijnde figuren met elkaar vergelijkt. Aldus omlijnd werd de photo afgedruk in het orgaan van de Haag sche Federatie van Personeel in openbaren dienst, waaraan wij deze photo weer ont kenen. De wijze, waarop het publiek door deze photo in de „Vooruit" wordt voorge licht, kan slechts scherp worden gelaakt. Aan den goeden naam, dien de Nederlandsche pers gelukkig heeft, kan door dergelijke handelin gen groote schade, worden gedaan. De schrijver van „Op den Uitkijk" in ons blad wees voor eenige weken op het feit, dat „Het Volk" een foto verknipte om ons Koninklijk Huis te kunnen beleedigen. Zoo werkt de roods arbeiderspers Als ze niet kunnen nalaten om op de photo- pagina te liegen, hoe zal het dan wel gesteld zijn op de redactioneele pagina's Beste Vriend! Dr. J. van Lonkhuijzen uit Zierikzee, in onze Chr. Geref. Kerk van Amerika wel bekend, oefent in „De Wachter" ,ons kerkelijk orgaan, eenige critiek uit op wat ik schreef over de Amerikaansche dankdagviering. Ik schreef toen, dat de proclamatie van onzen president geen voldoening geeft aan onze Ge reformeerde Christenen, omdat de naam van Jezus daar niet in genoemd' wordt. En ook, omdat bidden en danken niet hij „proclamatie" gaat. Uwe briefschrijver gelooft, dat een dankdag moet uitgaan van de Kerk en niet van de Overheid. Sommige broeders hier hebben den president verzocht een biddag te proclamee- ren, zooals hij dit ook den dankdag doet. Ik denk, dat dit voor een president van een ge mengde bevolking, waarvan slechts de kleinste helft, volgens onze laatste telling, tot een kerk behoort, hierdoor tot iets verzocht wordt, wat niet op zijn terrein, ligt. Hij zal het ook wel niet doen. Hierbij sprak ik mijn verwondering uit ,dat Dr, van Lonkhuizen ool%voor zulk een petitie was en zelfs hoopte, dat ook Nederland zoo ver eens mocht komen. Dat vond ik vreemd. Dr. van Lonkhuizen, die hier in Amerika de lijnen altijd zoo scherp trok (de Calvinistische actie, tegen den Amerikaanschen stroom in, die wij hier als klein groepje voeren, heeft in Dr. van Lonkhuizen altijd waren steun gevonden) past zich nu in Nederland in dit opzicht bij het Amerikaansche Wen aan. En hierover is de doctor nu boos. Zoo ik reeds schreef, wij kennen dezen broeder goed en gaan dan ook niet op uitdrukkingen als „las ter" en „lasterpraatjes" in. Dit alles is een ge volg van het spontane, opbruisende karakter van onzen broeder; had de doctor een uur gewacht voor hij zijn brief schreef voor „De Wachter", dan had hij dit niet geschreven. Maar andermaal bevreemdt 't mij, dat Dr. v. L. nu kan scrrijven waarom "ik bid als de predikant tot bidden roept. Kom, doctor, wrijf uw oogen eens uitIs er geen verschil tusschen het ambtelijk optreden van een predikant in 't huis des gebeds 'en de verhouding van onze burgerlijke overheid tegenover het volk „Pro clameert" een dienaar des Woords tot bidden Ook noemt U het uur var den maaltijd, als vader aan tafel tot bidden noodigt. Is dit een „proclamatie" of is het de uitoefening van het priesterlijk ambt, wat de dienaar des Woords in de Kerk en de vader in 't gezin verricht Doch genoeg hierover. Ook is Dr. v. L. het goed eens met Dr. Beets, die dankbaar is, dat onder aan de „proclamatie" zoowel als op alle staatsdocumenten en contrac ten, staat geschreven: „Gedaan in 't jaar onzes Heeren" enz. enz. Ik vind dat wel wat vaag om daar nu zoo verheugd over te zijn. Dat ik de brieven van Dr. v. L. in den laat- sten tijd wat vreemd vond, komt mede door de critiek, die hij heeft op alles wat Nederlands is. Versnippering van kracht. Het debateeren in vergaderingen. De Christelijke pers, enz. Geliefde broeder, gij weet wel, wij zijn in Amerika jaloersch van wat Holland heeft. Had den wij 'hier maar eens één, zegge één Christe lijk dagblad, dat ons naar den eisch van ons beginsel kori voorlichten, en ons waarschuwde tegen den geest uit den afgrond Kon ons volk hier maar eens warm worden voor onderwerpen, die in Nederland veel besproken worden. Neen, doctor, het is geen „laster" als ik schrijf, dat wij hier als op e'en vulkaan leven, en ieder oogenblik kan de explosie verwacht worden. Als gij denkt, dat Amerika met al haar schijnvroom gedoe niet is wat ik schrijf, dan spijt het mij wel, dat gij gisterenavond niet in ons midden was, toen de jeugdige professor Dr. C. Bouma ons de werkelijkheid teekende. Neen, broeder, nogmaals in liefde gezegd, wilt gij ons en ons beginsel, wat ook uw beginsel is, dienen met uw maandelijksche brieven in „De Wach ter", doe het dan niet met critiek op de dingen in ons oude vaderland. Als gij denkt, dat uw critiek noodig is, doe 't dan in de Nederlandsche bladen, maar geef ons in „De Wachter" wat wij hier noodig hebben. Waarom b.v. krijgen wij niets over het Synodaal besluit van 1930 ten opzichte van den H. Doop aan vondelingen. U weet wel, dat wij in Amerika hierover ver schil hebben. Prof. Heins, die altijd uw oppo nent geweest is, heeft zich uitgesproken. Geef ons nu uw oordeel, dewijl de a.s. Synode op handen is. Wij hebben nu een Chr. Werklieden vereniging van ca. 600 leden (in een land van 120 millioen menschenvertel dit kleine groepje af en toe maar eens, wat de Chr. vak beweging in dat kleine Nederland is en doet. Wij zijn hier op dit gebied meer dan 50 jaar achter bij het land onzer afkomst. Het geheele terrein van de politiek ligt hier nog braak, er is een smeulend vuurtje onder de asch, wat, als God ons zeg'ent, wel kan worden aangewakkerd tot een klein vlammetje. Help dit vuurtje aan blazen En help maar niet de publieke school (de openbare) Christianiseeren. Dat zullen de Amerikanen bier zelf wel doen, maar geef ons de grondbeginselen van een vrije Christelijke school, opdat niet maar 10 procent van onze Geref. kinderen, maar opdat de tijd kome, dat allen naar den eisch des Verbonds daar een onderdak krijgen. En nu, geliefde broeder, hartelijk dank, dat gij notitie neemt van mijn brieven. Wederkeerig beb ik blijk gegeven mij voor uwe brieven in „De Wachter" te interesseeren. En laat ons niet zoo spoedig het leelijke van elkander den ken, maar in liefde gelooven, dat we het beste bedoelen Je AMERIKAANSCHE VRIEND. DE AFSTERVENDE TRAM. (3) De hoofdspoorwegen waren aangelegd en Rotterdam was met de einden der Aarde ver bonden. De primaire lijnen de primaire trajecten wa ren er nu zou de tweede soort komen of eigen lijk de derde soort de tram. Men noemt de tramaanleg altijd secondaire traject maar feitelijk is 't onjuistomdat tus schen trein en tram nog 't locaalspoortje ligt. Naast het boofdnetnaast 't algemeen net van hoofdspoorwegen ontstond later in de meeste landen een net van meer eenvoudig aangelegde spoorwegen tusschen twee steden met tusschen- liggende stations of halten dat locale verkeer nu heette secundaire lijnen. Verder werden spoorwegen van nog al gerin ger algemeene beteekenis aangelegd n.l. ter verbinding van afgelegen plaatsen, afgelegen fa brieken, verwijderde steenkolenmijnen, kalkge- steenten enz. met 't locaalspoorwegnet of met 't hoofdnet. En die derde soort, deze tertiaire groep, be vat het Tramwezen. Er zijn trouwens twee criteria, die 't onder scheid kenmerken een technisch èn een wette lijk onderscheid. 't Tramwezen is bepaald door de openbare straatis gelijkvloersch met den weg loopt zelden op hooge, technisch aangelegde bermen. De schoonheidskoningin van Ame rika heefthaar oogwimpers ver zekerd voor 1.250.000.—. (Persbericht) Uncle Sam is in zijn nopjes, Heeft het „reuze" naar den zin, Daar hij wonderwel geslaagd is Met een schoonheidskoningin. Voor de jury was het moeilijk Heel wat „stof" werd er gehoon Vrijwel alle candidaten Naar den schoonheidskoningstroon Waren aan elkaar gewaagd en Ruim voorzien van vrouw'lijk schoon. Geen was er te oud, te leelijk, Geen getrouwd eri geen te klein, En de pretendenten bleven Alle in de slanke lijn. Maar toch, eind'lijk kwam er eentje, Die de and'ren overtrof, Met een' prachtstel oogenwimpers, Niet te glanzend, niet te dof. Geen der candidatenoogen Was zoo schitterend, zoo schoon Als 't gewimperd oog der laatste, Dat voerde den boventoon. En die wimpers brachten uitkomst Voor 't gemarteld jurybrein, Zij, die zoo schoon was gewimperd, Moest de koninginne zijn. Miss Lorette was voorzichtig, Dacht aan de vergank'lijkheid_ Van de schoonheid. Ook haar wimpers Konden grijzen mettertijd. Voor 't naar-huis-gaan liep ze even Naar een groot kantoor, en toen Assureerde zij haar wimpers Voor een-en-een-kwart miljoen. n Strop, dat naast die -koninginnen Ook geen -koning'en bestaan. Was er voor den man een kansje k Meldde me zeer stellig aan. En als ooit een jury mij kiest Als een mann'lijk koningin, Dan 'k verzeker tU verzeker Ik het kuiltje in mijn kin. (Nadruk verboden). Natuurlijk de Rotterdamsche Tramwegmaat schappij kan haar trams en moet ze ook door de Rotterdamsche straten voerendat is dus over de openbare straatmaar ze kan ook zoo als op Flakkee eigen banen maken door ont eigening van polderland ze kan langs wegber men rijden. Doch onteigening of publieke straat de tram heeft geen hooge bermen een waar de tram rijdt, rijden ook wagens. De Wet maakt echter zoo'n onderscheid van wel of niet publieke straat, geenszins. Haar cri terium is de snelheid van vervoer. En in de Nederlandsche Wet op de spoorwegen en 't daaruit voortgevloeide tramwegreglement van 1902 is niet 't gemeen liggen met openbare we gen, maar die vervoersnelheid als waardebe- DOOR H. ZEEBERG. 10) „Spot niet, Dolf", smeekte zij. „Ik geloof mag ik het eens populair uitdrukken? dat je van twee wallen eten wilt. Je wilt wat van den godsdienst behouden en je wilt ook een eind met de wereld mede, zoover je meent te kunnen gaan. Maar dat gaat niet, jongen. God verfoeit een half mensch. Ons ja moet ja en ons neen moet neen zijn. Je kunt dat standpunt ook nooit handhaven. Want je zakt, als je niet radicaal omkeert, steeds verder weg, tot je, dat kan niet anders, aanlandt op de plek, waar je „neen" zegt, neen tegen God, Dien je meent te kunnen missen. Dat is het einde, Dolf." Hij luisterde aandachtig en met onrust in het hart. De min of meer spottende trek van zijn knap, open gelaat verdween. Hij besefte, dat Elsa in zooverre gelijk had, dat hij van twee wallen wilde eten. Maar met haar verdere con clusies ging hij niet mede. „Je diagnose is niet slecht, Elsa", zeide hij op een hartelijker toon dan even te voren. „In derdaad geloof ik, dat jullie, en je weet dan wel, hoe ik dat bedoel, te ver gaan. Jullie mijden de wereld, inplaats van een zoutend zout te zijn. Wij leven er middenin en wij moeten die wereld toonen, dat wij anders zijn. En dat kan, door zoover mogelijk met die wereld me ete gaan." zoover mogelijk met die wereld mee te gaan." „Vrome, overgeleverde termen", dacht Elsa, werd. Zij sprak die gedachte evenwel niet uit. „Je redeneering js pure onzin, Dolf", zeide zij alleen. „Natuurlijk is het onze plicht ea roeping, een zoutend zout te zijn. Natuurlijk moeten wij anders wezen. Maar dat moet gezien worden aan onzen handel en wandel, die niet van de wereld mag zijn. Iemand, die op jouw standpunt staat, is niet een zoutend zout. Die is smake loos geworden zout. Die gaat met de wereld mede „Zoover dat kan", viel hij haar in de rede. „Die gaat met de wereld mede", vervolgde Elsa onverstoorbaar, „en het einde is, dat hij door de wereld wordt opgezogen en het geloof van zijn kindsheid verliest." „Dat is nu juist het punt, waarin wij ver schillen, Elsa. Ik ontken dat. Ik meen, dat wij ,yan vele mooie, schoone dingen kunnen ge nieten, waarbij natuurlijk het mindere edele, laat ik zeggen het gemeene uitgeschakeld is. Trouwens, dat is niet mooi en schoon." Elsa schudde heftig het hoofd. En haar spre kende oogen zagen Dolf met droefheid aan. „Je bent op den verkeerden weg, Dolf. Wij kunnen God niet dienen en den Mammon." „Voor dat laatste is niet veel gevaar", spotte hij. „Tot op heden zijn wij nog geen lieden in bonis, wel „Doe niet zoo kinderachtig, Dolf, als je wer kelijk een ernstig gesprek wil voeren. Je weet heel goed, wat de bedoeling is. God èn de wereld dienen, dat kan niet samengaan, 'k Hoop en bid voor je, dat je dat zult gaan in zien. Anders ga je steeds verder op het hellende vlak. En dan ben je verloren, Dolf." „Je bent een zwartkijkster, Elsa. Heusch, je beoordeelt mij verkeerd." ,,'k -Hoop het. Maar ik geloof het niet." Het gesprek stokte. En het duurde eenigen tijd voor het hervat werd. Opzettelijk meed Dolf toen het punt. dat de botsing veroorzaakte, aan te roeren. Hij sprak op luchtige, vluchtige wijze over allerlei onder werpen van den dag en uit beleefdheid ging Elsa er op in, hoewel haar hoofd en haar hart, dat bedroefd waiS, er niet naar stond. De klok wees half tien. ,,'t Wordt mijn tijd, Dolf", zeide zij, „Ik breng je thuis, Elsa." Door de nog steeds drukke straten liepen zij, zoo nu en dan een enkel woord zeggend. De rechte stemming ontbrak toch. Elsa vroeg zich af, of zij wel voorkomend en vriendelijk en lief tegenover Dolf was. Was het wel goed, hem reeds op den eersten avond van zijn verblijf zóó aan te pakken Vervreemdde zij hem daar door niet van zich Stootte zij niet af, inplaats van aan te trekken Maar dan was zij weer gerust; neen, zij moest het hem zeggen. Dat was haar plicht en haar roeping. Hij was op het verkeerde pad. En zonder waarschuwing en vermaan mocht zij hem niet laten voortgaan. Deed hij het desondanks toch, dan was het van haar verantwoording af. Elsa slaakte een diepen zucht. Hoorbaar. „Zucht je over je verdorven broer, Elsje vroeg hij. „Doe het niet, kind. Je kunt heusch rustig gaan slapen. Ik loop niet in zeven slooten tegelijk en weet heusch wel, hoe ver ik gaan kan. 'k Neem 'het je niet kwalijk, dat je denkt, zooals je denkt. Je hangt nog' steeds aan de ideeën, die je van jongsaf zijn ingeprent, als het ware met de paplepel ingegeven. Én daarna ben je gekomen bij een oude dame, die, hoe zij ook alle achting waard is, tenslotte toch in den ouden tijd leeft. Maar elke tijd stelt nieuwe eischen. De jongeren zijn ontwaakt. Wij hebben een periode achter den rug, waarin de wijsheid der ouderen heeft gefaald. Is het wonder, dat nieuwe banen gezocht worden En zij zullen ook gevonden worden", besloot hij met volle overtuiging in zijn stem. „Als het kan mét de kerk, als het moet zonder haar." „Als je de kerk uit ons leven bant, dan zijn wij verloren, Dolf. Dan is ook ons volk redde loos weg." „Een dogma, Elsa. Maar dat dogma heeft gefaald. De kerk heeft ook gefaald. Ik ken ze, die zoogenaamde Christenen, die geen kerkgang verzuimen, maar die in de week precies het tegenovergestelde doen van wat een Christen behoort te doen." Zij liepen op de stille kade. „Verdedig ik zulke Christenen vroeg Elsa. „Als je op menschen kijkt, och, dan zijn wij weg. Want wij blijven altemaal zondaren. Als er lieden zijn, zooals jij ze afschildert, dan zullen zij eenmaal voor God verantwoording moeten afleggen en zij zullen, zoo zij niet be keerd zijn, geoordeeld worden. Maar dat alles geeft jou geen recht, om te spreken en op te treden, zooals jij doet. De boodschap van het Evangelie komt tot ieder onzer persoonlijk. Ook tot jou. En van tweeën één, je kunt die bood schap aanvaarden en omhelzen óf afwijzen. Half aanvaarden en half afwijzen, dat gaat niet." „Wij komen altijd op het doode punt terecht, Elsa", zeide hij. „Daaromtrent worden wij het niet eens. Ik zie den tijd komen, vroeg of laat, dat je mij gelijk geeft." „God beware mij daarvoor", merkte zij op. „Want dan ben ik mijn geloof in Jezus Christus kwijt èn voor eeuwig verloren." Dolf gaf geen antwoord; dat was immers het doode punt Er passeerde langzaam een jong meisje, dat het tweetal aandachtig gadesloeg. „Dag' mijnheer Van Lankeren", zeide zij. Dolf schrok op, greep naar zijn strooien hoed. „Wie was dat, Dolf „Een meisje van het kantoor", antwoordde Dolf, nog even omziend. Toen ontmoette hij, uit de verte, de oogen van Cor Zuiderman. Hij zag die oogen lachen. HOOFDSTUK VII. „Ga nu maar lekker slapen, hoor kereltje". „Ja, tante Elsa. Maar hoor nog eens heel eventjes", vleide de kleine Hans. „Nu, gauw dan." „Als 't Augustus is, gaan we naar Opa Meinema. Dat is fijn." „Dat is zeker fijn, jongen. Is dat een verre reis „Nou", zei hij. „Eerst met den trein, een heel eind. En dan met een autobus. En dan met een boot." „Wat een eind!" „En dan bennen we er nog niet. Dan komt oom Adriaan Blankert ons met een rijtuig halen en dan moeten we nog een eind rijden." „Kolossaal. Zoo n reis zou ik ook wel eens willen maken." „O, tante mag best mee. Zal ik het moeder vragen „Nou, daar praten we nog wel eens over. Maar nu gauw gaan slapen", commandeerde Elsa. „Kijk eens naar Alex Die is al lang in droomenland." „Alex is ook nog maar twee jaar", deed Hans groot. „En ik ga rnet September al naar school." „Ja, jij bent al groot. Maar groote kinderen moeten ook nog veel slapen. Nu, slaap lekker, hoor. Dag Hans." „Dag tante." Elsa sloeg nog een blik op het witte ledi- kantje, dat in den anderen hoek van bet vertrek stond en waarin Alex rustig lag te ademhalen, in diepen slaap verzonken. Dan ging Elsa naar beneden. Zij was dien avond met opzet wat vroeg in de pastorie ge komen, om op de kinderkamer nog even een praatje met Hans te maken, die om zeven uur in zijn bed gestopt werd. 't Zou niet een „Elsa-avond" zijn als ge woonlijk. Er kwam, zooals Mevrouw Meinema haar had verteld, bezoek van een ouderling en diens vrouw, die anders niet konden, daar hij een drukbezet zakenman was. En voor den pre dikant was die avond ook het meest geschikt. Hoewel men kon er nooit op aan, want even vóór Elsa in de pastorie arriveerde, was hij naar het ziekenhuis geroepen. En het viel niet te voorspellen, wanneer hij zou terugkeeren. „Voorloopig moet ik dus alleen de honneurs waarnemen, Elsa", zeide Mevrouw Meinema, „Maar het duurt nog wel een half uurtje voor Mijnheer en Mevrouw Van Zevenhuizen komen. Ga mee, dan gaan wij rustig in de serre zitten. Alex sliep zeker lekker „Als een roos. En Hans was natuurlijk druk." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 1