Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
de Beste!
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3827
WOENSDAG 24 FEBRUARI 1932
46STE JAARGANG
PRIJS 25 CENTS
A file stffiürkei» voor de Redactie bestemd, AdveHentlëa ea verder© Administratie, franc© toe te «enden aan de Uitgevers
Overal verkrijgbaar
Brieven uit Amerika.
MAAS'-NYMPHEN.
MODE.
GEBROKEN BAKKEN
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIEM 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
DE NIEUWE SUBSIDIE-AANVRAGE.
Naar wij" vernemen houdt de nieuwe subsidie
aanvrage door de directie der R. T. M. geen
verband met hetgeen in de afgeloopen maanden
is gepasseerd.
Zij is uitvloeisel van het rapport der Staats-
commi&ie-Van der Vegte.
Zooals men weet is de regeering bezig een
nieuwe regeling te treffen voor het trambeheer
in ons land en in verband daarmede wil de
directie der R. T. M, met de dagelijksche be
sturen een samenspreking hebben.
Men heeft mede uit onze opmerking in het
blad van Vrijdag JJ. kunnen opmaken, dat we
geen hooge verwachting van deze nieuwe sub
sidie-aanvrage koesteren. De gemeenteraden
hebben pas hun meening hierover uitgesproken
en schier onverdeeld was men van meening, dat
Flakkee recht heeft op een goede en snelle ver
binding met Rotterdam zonder offers uit de
lokaliteit.
Nu is evenwel gebleken, dat er een zeker
aantal personen op het eiland is, die in samen
werking met de directie der R. T. M. en de
heeren Stokdijk en De Haas een ander stand
punt hebben ingenomen.
Zij hebben zich „belanghebbenden" genoemd
en ieder weet, dat ze dat ook zijn. Er steekt
ook volstrekt niets achter, dat zij hun best ge
daan hebb'eri om subsidie uit de localiteit te
krijgen. Men moet zoo ruim kunnen staan, dat
men zich elkanders standpunt kan jndenken.
Jammer is het evenwel, dat er onder hen zijn,
die den objectieven blik op den toestand ver
loren hebben en de tegenstanders der subsidie,
raadsleden en leden va nhet Flakkeescfiè comité
in een verdacht licht gesteld hebben.
In verband hiermede zouden wij de vraag
willen opperen of het nu maar niet het beste
is, dat het Flakkeesche comité een openbare
vergadering belegd, zoodat ieder zich vrij kan
uitspreken en eventueele insinuaties den kop
ingedrukt kunnen worden
Reeds in de allereerste vergadering in de
Concertzaal van Hotel Meijer heeft Flakkee
zich als één man tegen subsidie en voor het
behoud van de tram verklaard, het kan in de
gegeven omstandigheden geen kwaad, dat dit
nog eens gebeurt.
Laat de localiteit zélf spreken, wanneer er
zijn, die aan de ondubbelzinnige uitspraak van
de gemeenteraden nog niet genoeg hebben.
HOE HET „LIEGT"!
Het orgaan van de „Nederlandsche Dag
bladpers" neemt een foto over uit de Socialis
tische pers en schrijft daaronder: „Laakbare
Persmanieren"
Bovenstaande photo heeft gestaan in de
„Vooruit", het Haagsche orgaan van de
N.V. „De .Arbeiderspers". Door dezelfde
menschengroep tweemaal te nemen van ver
schillende zijden en de twee opnamen te ver
eenigen, werd een geheel verkregen, dat den
indruk wekt eener groote betooging. Onge
twijfeld komt men tot deze conclusie, wanneer
men de gelijk genummerde omlijnde figuren
met elkaar vergelijkt. Aldus omlijnd werd de
photo afgedruk in het orgaan van de Haag
sche Federatie van Personeel in openbaren
dienst, waaraan wij deze photo weer ont
kenen. De wijze, waarop het publiek door
deze photo in de „Vooruit" wordt voorge
licht, kan slechts scherp worden gelaakt. Aan
den goeden naam, dien de Nederlandsche pers
gelukkig heeft, kan door dergelijke handelin
gen groote schade, worden gedaan.
De schrijver van „Op den Uitkijk" in ons
blad wees voor eenige weken op het feit, dat
„Het Volk" een foto verknipte om ons Koninklijk
Huis te kunnen beleedigen.
Zoo werkt de roods arbeiderspers
Als ze niet kunnen nalaten om op de photo-
pagina te liegen, hoe zal het dan wel gesteld
zijn op de redactioneele pagina's
Beste Vriend!
Dr. J. van Lonkhuijzen uit Zierikzee, in onze
Chr. Geref. Kerk van Amerika wel bekend,
oefent in „De Wachter" ,ons kerkelijk orgaan,
eenige critiek uit op wat ik schreef over de
Amerikaansche dankdagviering.
Ik schreef toen, dat de proclamatie van onzen
president geen voldoening geeft aan onze Ge
reformeerde Christenen, omdat de naam van
Jezus daar niet in genoemd' wordt. En ook,
omdat bidden en danken niet hij „proclamatie"
gaat. Uwe briefschrijver gelooft, dat een
dankdag moet uitgaan van de Kerk en niet van
de Overheid. Sommige broeders hier hebben
den president verzocht een biddag te proclamee-
ren, zooals hij dit ook den dankdag doet. Ik
denk, dat dit voor een president van een ge
mengde bevolking, waarvan slechts de kleinste
helft, volgens onze laatste telling, tot een kerk
behoort, hierdoor tot iets verzocht wordt, wat
niet op zijn terrein, ligt. Hij zal het ook wel
niet doen. Hierbij sprak ik mijn verwondering
uit ,dat Dr, van Lonkhuizen ool%voor zulk een
petitie was en zelfs hoopte, dat ook Nederland
zoo ver eens mocht komen. Dat vond ik vreemd.
Dr. van Lonkhuizen, die hier in Amerika de
lijnen altijd zoo scherp trok (de Calvinistische
actie, tegen den Amerikaanschen stroom in, die
wij hier als klein groepje voeren, heeft in Dr.
van Lonkhuizen altijd waren steun gevonden)
past zich nu in Nederland in dit opzicht bij het
Amerikaansche Wen aan.
En hierover is de doctor nu boos. Zoo ik
reeds schreef, wij kennen dezen broeder goed
en gaan dan ook niet op uitdrukkingen als „las
ter" en „lasterpraatjes" in. Dit alles is een ge
volg van het spontane, opbruisende karakter van
onzen broeder; had de doctor een uur gewacht
voor hij zijn brief schreef voor „De Wachter",
dan had hij dit niet geschreven.
Maar andermaal bevreemdt 't mij, dat Dr.
v. L. nu kan scrrijven waarom "ik bid als de
predikant tot bidden roept. Kom, doctor, wrijf
uw oogen eens uitIs er geen verschil tusschen
het ambtelijk optreden van een predikant in 't
huis des gebeds 'en de verhouding van onze
burgerlijke overheid tegenover het volk „Pro
clameert" een dienaar des Woords tot bidden
Ook noemt U het uur var den maaltijd, als
vader aan tafel tot bidden noodigt. Is dit een
„proclamatie" of is het de uitoefening van het
priesterlijk ambt, wat de dienaar des Woords
in de Kerk en de vader in 't gezin verricht
Doch genoeg hierover.
Ook is Dr. v. L. het goed eens met Dr. Beets,
die dankbaar is, dat onder aan de „proclamatie"
zoowel als op alle staatsdocumenten en contrac
ten, staat geschreven: „Gedaan in 't jaar onzes
Heeren" enz. enz. Ik vind dat wel wat vaag
om daar nu zoo verheugd over te zijn.
Dat ik de brieven van Dr. v. L. in den laat-
sten tijd wat vreemd vond, komt mede door
de critiek, die hij heeft op alles wat Nederlands
is. Versnippering van kracht. Het debateeren in
vergaderingen. De Christelijke pers, enz.
Geliefde broeder, gij weet wel, wij zijn in
Amerika jaloersch van wat Holland heeft. Had
den wij 'hier maar eens één, zegge één Christe
lijk dagblad, dat ons naar den eisch van ons
beginsel kori voorlichten, en ons waarschuwde
tegen den geest uit den afgrond Kon ons volk
hier maar eens warm worden voor onderwerpen,
die in Nederland veel besproken worden.
Neen, doctor, het is geen „laster" als ik
schrijf, dat wij hier als op e'en vulkaan leven,
en ieder oogenblik kan de explosie verwacht
worden. Als gij denkt, dat Amerika met al haar
schijnvroom gedoe niet is wat ik schrijf, dan
spijt het mij wel, dat gij gisterenavond niet in
ons midden was, toen de jeugdige professor Dr.
C. Bouma ons de werkelijkheid teekende. Neen,
broeder, nogmaals in liefde gezegd, wilt gij ons
en ons beginsel, wat ook uw beginsel is, dienen
met uw maandelijksche brieven in „De Wach
ter", doe het dan niet met critiek op de dingen
in ons oude vaderland. Als gij denkt, dat uw
critiek noodig is, doe 't dan in de Nederlandsche
bladen, maar geef ons in „De Wachter" wat
wij hier noodig hebben. Waarom b.v. krijgen
wij niets over het Synodaal besluit van 1930
ten opzichte van den H. Doop aan vondelingen.
U weet wel, dat wij in Amerika hierover ver
schil hebben. Prof. Heins, die altijd uw oppo
nent geweest is, heeft zich uitgesproken. Geef
ons nu uw oordeel, dewijl de a.s. Synode op
handen is. Wij hebben nu een Chr. Werklieden
vereniging van ca. 600 leden (in een land van
120 millioen menschenvertel dit kleine
groepje af en toe maar eens, wat de Chr. vak
beweging in dat kleine Nederland is en doet.
Wij zijn hier op dit gebied meer dan 50 jaar
achter bij het land onzer afkomst. Het geheele
terrein van de politiek ligt hier nog braak, er
is een smeulend vuurtje onder de asch, wat, als
God ons zeg'ent, wel kan worden aangewakkerd
tot een klein vlammetje. Help dit vuurtje aan
blazen En help maar niet de publieke school
(de openbare) Christianiseeren. Dat zullen de
Amerikanen bier zelf wel doen, maar geef ons
de grondbeginselen van een vrije Christelijke
school, opdat niet maar 10 procent van onze
Geref. kinderen, maar opdat de tijd kome, dat
allen naar den eisch des Verbonds daar een
onderdak krijgen.
En nu, geliefde broeder, hartelijk dank, dat
gij notitie neemt van mijn brieven. Wederkeerig
beb ik blijk gegeven mij voor uwe brieven in
„De Wachter" te interesseeren. En laat ons
niet zoo spoedig het leelijke van elkander den
ken, maar in liefde gelooven, dat we het beste
bedoelen
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
DE AFSTERVENDE TRAM. (3)
De hoofdspoorwegen waren aangelegd en
Rotterdam was met de einden der Aarde ver
bonden.
De primaire lijnen de primaire trajecten wa
ren er nu zou de tweede soort komen of eigen
lijk de derde soort de tram.
Men noemt de tramaanleg altijd secondaire
traject maar feitelijk is 't onjuistomdat tus
schen trein en tram nog 't locaalspoortje ligt.
Naast het boofdnetnaast 't algemeen net
van hoofdspoorwegen ontstond later in de meeste
landen een net van meer eenvoudig aangelegde
spoorwegen tusschen twee steden met tusschen-
liggende stations of halten dat locale verkeer
nu heette secundaire lijnen.
Verder werden spoorwegen van nog al gerin
ger algemeene beteekenis aangelegd n.l. ter
verbinding van afgelegen plaatsen, afgelegen fa
brieken, verwijderde steenkolenmijnen, kalkge-
steenten enz. met 't locaalspoorwegnet of met
't hoofdnet.
En die derde soort, deze tertiaire groep, be
vat het Tramwezen.
Er zijn trouwens twee criteria, die 't onder
scheid kenmerken een technisch èn een wette
lijk onderscheid.
't Tramwezen is bepaald door de openbare
straatis gelijkvloersch met den weg loopt
zelden op hooge, technisch aangelegde bermen.
De schoonheidskoningin van Ame
rika heefthaar oogwimpers ver
zekerd voor 1.250.000.—.
(Persbericht)
Uncle Sam is in zijn nopjes,
Heeft het „reuze" naar den zin,
Daar hij wonderwel geslaagd is
Met een schoonheidskoningin.
Voor de jury was het moeilijk
Heel wat „stof" werd er gehoon
Vrijwel alle candidaten
Naar den schoonheidskoningstroon
Waren aan elkaar gewaagd en
Ruim voorzien van vrouw'lijk schoon.
Geen was er te oud, te leelijk,
Geen getrouwd eri geen te klein,
En de pretendenten bleven
Alle in de slanke lijn.
Maar toch, eind'lijk kwam er eentje,
Die de and'ren overtrof,
Met een' prachtstel oogenwimpers,
Niet te glanzend, niet te dof.
Geen der candidatenoogen
Was zoo schitterend, zoo schoon
Als 't gewimperd oog der laatste,
Dat voerde den boventoon.
En die wimpers brachten uitkomst
Voor 't gemarteld jurybrein,
Zij, die zoo schoon was gewimperd,
Moest de koninginne zijn.
Miss Lorette was voorzichtig,
Dacht aan de vergank'lijkheid_
Van de schoonheid. Ook haar wimpers
Konden grijzen mettertijd.
Voor 't naar-huis-gaan liep ze even
Naar een groot kantoor, en toen
Assureerde zij haar wimpers
Voor een-en-een-kwart miljoen.
n Strop, dat naast die -koninginnen
Ook geen -koning'en bestaan.
Was er voor den man een kansje
k Meldde me zeer stellig aan.
En als ooit een jury mij kiest
Als een mann'lijk koningin,
Dan 'k verzeker tU verzeker
Ik het kuiltje in mijn kin.
(Nadruk verboden).
Natuurlijk de Rotterdamsche Tramwegmaat
schappij kan haar trams en moet ze ook door
de Rotterdamsche straten voerendat is dus
over de openbare straatmaar ze kan ook zoo
als op Flakkee eigen banen maken door ont
eigening van polderland ze kan langs wegber
men rijden.
Doch onteigening of publieke straat de tram
heeft geen hooge bermen een waar de tram
rijdt, rijden ook wagens.
De Wet maakt echter zoo'n onderscheid van
wel of niet publieke straat, geenszins. Haar cri
terium is de snelheid van vervoer. En in de
Nederlandsche Wet op de spoorwegen en 't
daaruit voortgevloeide tramwegreglement van
1902 is niet 't gemeen liggen met openbare we
gen, maar die vervoersnelheid als waardebe-
DOOR
H. ZEEBERG.
10)
„Spot niet, Dolf", smeekte zij. „Ik geloof
mag ik het eens populair uitdrukken? dat
je van twee wallen eten wilt. Je wilt wat van
den godsdienst behouden en je wilt ook een
eind met de wereld mede, zoover je meent te
kunnen gaan. Maar dat gaat niet, jongen. God
verfoeit een half mensch. Ons ja moet ja en
ons neen moet neen zijn. Je kunt dat standpunt
ook nooit handhaven. Want je zakt, als je niet
radicaal omkeert, steeds verder weg, tot je, dat
kan niet anders, aanlandt op de plek, waar je
„neen" zegt, neen tegen God, Dien je meent te
kunnen missen. Dat is het einde, Dolf."
Hij luisterde aandachtig en met onrust in het
hart. De min of meer spottende trek van zijn
knap, open gelaat verdween. Hij besefte, dat
Elsa in zooverre gelijk had, dat hij van twee
wallen wilde eten. Maar met haar verdere con
clusies ging hij niet mede.
„Je diagnose is niet slecht, Elsa", zeide hij
op een hartelijker toon dan even te voren. „In
derdaad geloof ik, dat jullie, en je weet dan
wel, hoe ik dat bedoel, te ver gaan. Jullie mijden
de wereld, inplaats van een zoutend zout te zijn.
Wij leven er middenin en wij moeten die wereld
toonen, dat wij anders zijn. En dat kan, door
zoover mogelijk met die wereld me ete gaan."
zoover mogelijk met die wereld mee te gaan."
„Vrome, overgeleverde termen", dacht Elsa,
werd. Zij sprak die gedachte evenwel niet uit.
„Je redeneering js pure onzin, Dolf", zeide zij
alleen. „Natuurlijk is het onze plicht ea roeping,
een zoutend zout te zijn. Natuurlijk moeten wij
anders wezen. Maar dat moet gezien worden
aan onzen handel en wandel, die niet van de
wereld mag zijn. Iemand, die op jouw standpunt
staat, is niet een zoutend zout. Die is smake
loos geworden zout. Die gaat met de wereld
mede
„Zoover dat kan", viel hij haar in de rede.
„Die gaat met de wereld mede", vervolgde
Elsa onverstoorbaar, „en het einde is, dat hij
door de wereld wordt opgezogen en het geloof
van zijn kindsheid verliest."
„Dat is nu juist het punt, waarin wij ver
schillen, Elsa. Ik ontken dat. Ik meen, dat wij
,yan vele mooie, schoone dingen kunnen ge
nieten, waarbij natuurlijk het mindere edele,
laat ik zeggen het gemeene uitgeschakeld is.
Trouwens, dat is niet mooi en schoon."
Elsa schudde heftig het hoofd. En haar spre
kende oogen zagen Dolf met droefheid aan.
„Je bent op den verkeerden weg, Dolf. Wij
kunnen God niet dienen en den Mammon."
„Voor dat laatste is niet veel gevaar", spotte
hij. „Tot op heden zijn wij nog geen lieden in
bonis, wel
„Doe niet zoo kinderachtig, Dolf, als je wer
kelijk een ernstig gesprek wil voeren. Je weet
heel goed, wat de bedoeling is. God èn de
wereld dienen, dat kan niet samengaan, 'k
Hoop en bid voor je, dat je dat zult gaan in
zien. Anders ga je steeds verder op het hellende
vlak. En dan ben je verloren, Dolf."
„Je bent een zwartkijkster, Elsa. Heusch, je
beoordeelt mij verkeerd."
,,'k -Hoop het. Maar ik geloof het niet."
Het gesprek stokte. En het duurde eenigen tijd
voor het hervat werd.
Opzettelijk meed Dolf toen het punt. dat de
botsing veroorzaakte, aan te roeren. Hij sprak
op luchtige, vluchtige wijze over allerlei onder
werpen van den dag en uit beleefdheid ging
Elsa er op in, hoewel haar hoofd en haar hart,
dat bedroefd waiS, er niet naar stond.
De klok wees half tien.
,,'t Wordt mijn tijd, Dolf", zeide zij,
„Ik breng je thuis, Elsa."
Door de nog steeds drukke straten liepen zij,
zoo nu en dan een enkel woord zeggend. De
rechte stemming ontbrak toch. Elsa vroeg zich
af, of zij wel voorkomend en vriendelijk en lief
tegenover Dolf was. Was het wel goed, hem
reeds op den eersten avond van zijn verblijf
zóó aan te pakken Vervreemdde zij hem daar
door niet van zich Stootte zij niet af, inplaats
van aan te trekken Maar dan was zij weer
gerust; neen, zij moest het hem zeggen. Dat
was haar plicht en haar roeping. Hij was op
het verkeerde pad. En zonder waarschuwing
en vermaan mocht zij hem niet laten voortgaan.
Deed hij het desondanks toch, dan was het van
haar verantwoording af.
Elsa slaakte een diepen zucht. Hoorbaar.
„Zucht je over je verdorven broer, Elsje
vroeg hij. „Doe het niet, kind. Je kunt heusch
rustig gaan slapen. Ik loop niet in zeven slooten
tegelijk en weet heusch wel, hoe ver ik gaan
kan. 'k Neem 'het je niet kwalijk, dat je denkt,
zooals je denkt. Je hangt nog' steeds aan de
ideeën, die je van jongsaf zijn ingeprent, als
het ware met de paplepel ingegeven. Én daarna
ben je gekomen bij een oude dame, die, hoe zij
ook alle achting waard is, tenslotte toch in den
ouden tijd leeft. Maar elke tijd stelt nieuwe
eischen. De jongeren zijn ontwaakt. Wij hebben
een periode achter den rug, waarin de wijsheid
der ouderen heeft gefaald. Is het wonder, dat
nieuwe banen gezocht worden En zij zullen
ook gevonden worden", besloot hij met volle
overtuiging in zijn stem. „Als het kan mét de
kerk, als het moet zonder haar."
„Als je de kerk uit ons leven bant, dan zijn
wij verloren, Dolf. Dan is ook ons volk redde
loos weg."
„Een dogma, Elsa. Maar dat dogma heeft
gefaald. De kerk heeft ook gefaald. Ik ken ze,
die zoogenaamde Christenen, die geen kerkgang
verzuimen, maar die in de week precies het
tegenovergestelde doen van wat een Christen
behoort te doen."
Zij liepen op de stille kade.
„Verdedig ik zulke Christenen vroeg Elsa.
„Als je op menschen kijkt, och, dan zijn
wij weg. Want wij blijven altemaal zondaren.
Als er lieden zijn, zooals jij ze afschildert, dan
zullen zij eenmaal voor God verantwoording
moeten afleggen en zij zullen, zoo zij niet be
keerd zijn, geoordeeld worden. Maar dat alles
geeft jou geen recht, om te spreken en op te
treden, zooals jij doet. De boodschap van het
Evangelie komt tot ieder onzer persoonlijk. Ook
tot jou. En van tweeën één, je kunt die bood
schap aanvaarden en omhelzen óf afwijzen. Half
aanvaarden en half afwijzen, dat gaat niet."
„Wij komen altijd op het doode punt terecht,
Elsa", zeide hij. „Daaromtrent worden wij het
niet eens. Ik zie den tijd komen, vroeg of laat,
dat je mij gelijk geeft."
„God beware mij daarvoor", merkte zij op.
„Want dan ben ik mijn geloof in Jezus Christus
kwijt èn voor eeuwig verloren."
Dolf gaf geen antwoord; dat was immers het
doode punt
Er passeerde langzaam een jong meisje, dat
het tweetal aandachtig gadesloeg.
„Dag' mijnheer Van Lankeren", zeide zij.
Dolf schrok op, greep naar zijn strooien hoed.
„Wie was dat, Dolf
„Een meisje van het kantoor", antwoordde
Dolf, nog even omziend.
Toen ontmoette hij, uit de verte, de oogen
van Cor Zuiderman. Hij zag die oogen lachen.
HOOFDSTUK VII.
„Ga nu maar lekker slapen, hoor kereltje".
„Ja, tante Elsa. Maar hoor nog eens heel
eventjes", vleide de kleine Hans.
„Nu, gauw dan."
„Als 't Augustus is, gaan we naar Opa
Meinema. Dat is fijn."
„Dat is zeker fijn, jongen. Is dat een verre
reis
„Nou", zei hij. „Eerst met den trein, een heel
eind. En dan met een autobus. En dan met
een boot."
„Wat een eind!"
„En dan bennen we er nog niet. Dan komt
oom Adriaan Blankert ons met een rijtuig halen
en dan moeten we nog een eind rijden."
„Kolossaal. Zoo n reis zou ik ook wel eens
willen maken."
„O, tante mag best mee. Zal ik het moeder
vragen
„Nou, daar praten we nog wel eens over.
Maar nu gauw gaan slapen", commandeerde
Elsa. „Kijk eens naar Alex Die is al lang in
droomenland."
„Alex is ook nog maar twee jaar", deed
Hans groot. „En ik ga rnet September al naar
school."
„Ja, jij bent al groot. Maar groote kinderen
moeten ook nog veel slapen. Nu, slaap lekker,
hoor. Dag Hans."
„Dag tante."
Elsa sloeg nog een blik op het witte ledi-
kantje, dat in den anderen hoek van bet vertrek
stond en waarin Alex rustig lag te ademhalen,
in diepen slaap verzonken.
Dan ging Elsa naar beneden. Zij was dien
avond met opzet wat vroeg in de pastorie ge
komen, om op de kinderkamer nog even een
praatje met Hans te maken, die om zeven uur
in zijn bed gestopt werd.
't Zou niet een „Elsa-avond" zijn als ge
woonlijk. Er kwam, zooals Mevrouw Meinema
haar had verteld, bezoek van een ouderling en
diens vrouw, die anders niet konden, daar hij
een drukbezet zakenman was. En voor den pre
dikant was die avond ook het meest geschikt.
Hoewel men kon er nooit op aan, want even
vóór Elsa in de pastorie arriveerde, was hij
naar het ziekenhuis geroepen. En het viel niet
te voorspellen, wanneer hij zou terugkeeren.
„Voorloopig moet ik dus alleen de honneurs
waarnemen, Elsa", zeide Mevrouw Meinema,
„Maar het duurt nog wel een half uurtje voor
Mijnheer en Mevrouw Van Zevenhuizen komen.
Ga mee, dan gaan wij rustig in de serre zitten.
Alex sliep zeker lekker
„Als een roos. En Hans was natuurlijk druk."
(Wordt vervolgd).