L UIT HET WOORD J Prof. Dr. J. SEVERBJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; 0. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen PREDIKBEURTEN JEUGDLEVEN 51 ■5 ONDER REDACTIE VAM OP ZONDAG 7 FEBR. 1932 JEZUS GEZALFD. r VOOR DEN ZONDAG 1 NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m 9.30 leendienst en 's av. 6 u. Ds. van Asch. Middelharnis, v.m. 9.30 uur de heer Overweel van Herkingen en 's av. 6 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur de heer Vetter van Langstraat. Langstraat, v.m. de heer Vetter. Dirksland, v.m. 9.30 uur de heer Baart en 's av. 6 uur Ds. van der Wal. Herkingen, v.m. 9.30 uur Ds. van Asch van Sommelsdijk (Doop) en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. Jhr. Martens van Zevenhoven van Utrecht (bev. cand. Bouw) en n.m. 2.30 uur Ds. P. Bouw (intrede) Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide (H. A.) en n.m. leesdienst. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Zeilstr». Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m, Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. en n.m. leesdienst. Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. CHR. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av, leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's-av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GBREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING j£ ai „Als nu Jezus te Bethanië was, ten huize van Simon den melaatsche, kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten flesch, met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat." Mattheus 26 67. Er ligt in de zalving van Jezus door Maria, weinig dagen voor Zijn dood, stellig een stille betooging van onwan kelbare trouwe liefde, tegenover de toe nemende vijandschap en het groeiend verzet en de steeds beslister verwer ping, die de Christus Gods, haar Hei land, van uit Jeruzalem in ontvangst te nemen had. Maria heeft, schoon zij niet vermoed heeft, hoe spoedig het tot een vreese- lijke storm zou aangroeien, die het leven van haar Meester zou wegrapen, toch duidelijk waargenomen de vijan dige sfeer, rondom den Heere Jezus. Zij heeft iets gevoeld van de dreiging, van uit het heiligdom der Godsstad, tegen Jezus geblazen. Haar liefdedaad is een merkwaardig protest daartegen. Wie men haar Heiland, Dien zij zoo liefheeft, Die zoo groot een heil brengt, zóó bejegend? Zij zal, hoe meer die vijandigheid zich rondom den Heiland samentrekt, haar liefde des te over vloediger toonen. En met kostbaar hul debetoon te verstaan geven, dat zij al thans Hem naar waarde weet te schat ten. Al wat zij heeft, het beste, wat zij bezit, zal zij bijdragen, om den Koning haars harten te zalven, Dien de Joden Koninklijke zalving geweigerd hebben. Is dit niet een gratieus protest van de liefhebbende discipelin, tegen de af wijzende houding, die de oversten des volks ten opzichte van Jezus aannemen? En moet de liefde niet zoo handelen Zal niet de vrouw, die haar echtgenoot gesmaad ziet, met haar waardeering den miskende des te meer steunen Zal niet een moeder haar verongelijkt kind te meer koesteren, naar mate de wereld het hard bejegent En dat is de natuurlijke liefde. Hoeveel te meer moet zich de liefde tot den Heiland zoo openbaren. Vertoont zich onze liefde tot Jezus ook zoo Gij weet wel, hoe vijandig de wereld tegenover uw Meester staat. Gij weet, boe Hij steeds meer gelasterd en mis kend wordt, hoe velen zich van Hem afkeeren, die Hem eerst volgden. Wat werkt dat bij ons uit Wordt onze liefde lot Jezeus nu nog sterker En is er zielsdrang, om hoe meer vij andschap zich tegen Jezus openbaart, des te overvloediger liefde Hem te be wijzen en hulde Hem te brengen naar mate Hij meer gesmaad wordt En niet het allerbeste wat wij hebben Als er liefde in ons hart is, dan moet dit de uitwerking zijn van de toenemende vij andschap tegen den Christus en Zijn woord, in deze tegenwoordige wereld, dat onze liefde nog inniger wordt, en onze hulde nog rijker en overvloediger. Maria had immers zooveel aan Jezus te danken. Wellicht had haar de ge legenheid nog ontbroken, Hem naar waarde te danken voor de groote wel daad, aan Martha en haar bewezen, door de opwekking van haar broeder Lazarus uit de dooden. Het is zoo goed te begrijpen, dat toen, in de opwinding van die aangrijpende gebeurtenis, van dankbetuiging niet veel gekomen was en dat Maria behoefte had, haar er kentelijkheid nog eens goed te toonen. Maar dieper nog is de bron te zoeken van zoo rijkelijk opwellende dankbaar heid. De Heere Jezus had niet alleen Lazarus lichamelijk levend gemaakt, maar Hij had dat andere, veel heerlijker leven in haar ziel verwekt, waarvan Lazarus' opwekking sprak, dat leven, dat niet sterft in der eeuwigheid. Dat was een wonderlijk, kostelijk geschenk voor de nadenkende Maria. Zij was een vele dieper natuur dan haar bedrijvige zuster, en was zich klaarder bewust van het goede deel, dat zij ge kozen had, en dat van haar niet weg genomen zou worden. En naarmate zij zich meer bewust was van dat betere leven, dat haar door Jezus geschonken was, heeft zij ook meer behoefte, om haar Weldoener zoo kostbare hulde te brengen. Wat sommige, ook wel vrome, men- schen voor Jezus over hebben, geeft niet al te grooten indruk van 't geen zij zich bewust zijn, van Hem te hebben ontvangen. Er zijn er wel, die roemen van het leven uit Christus, dat zij zelf in hunne harten mochten ontvangen. En van zichzelf oordeelen, dat zij be- hooren tot die diepere naturen, zooals Maria, die maar luisterend aan Jezus' voeten zat. En afkeurend en gering schattend zien op die Martha's, die daar zoo bedrijvig, maar zoo oppervlakkig zijn, bezig met veel dienen. Wanneer wij zulke neigingen hebben, moeten Wij bedenken, dat wie het goede deel ontvangen hebben van God, dat van hen niet zal weggenomen worden, ook des te duurder roeping hebben, hun liefde tot Christus rijkelijk te too nen. En dat zij de nardus der liefde zoo overvloedig hebben uit te storten, dat het geheele huis, het eigen huis, maar ook het huis der gemeente Gods, vervuld wordt van den reuk dier zalf. Daaraan moge het niemand onzer ont breken. Want zulk liefdebetoon kan niet achterwege blijven, waar de Heere Christus onvergankelijk leven wekte. x Sffl MS tsts CHR. JEUGD EN SPORT. (2) „Want de lichamelijke oefening is tot weinig nutmaar de godzaligheid is tot alle dingen nut". Toch is Paulus niet afkeerig van de gymnastiek, want met heenwijzing naar de Olympische, Grieksche spelen of met 't oog op de Romeinsche zwaardvechters zegt hij in 1 Cor. 9 vs-, 24: „Weet gijlieden niet, dat die in de loopbaanloopen, allen wel loopen, maar dat één den p r ij s ontvangt Loopt al- zoo, dat gij dien moogt verkrijgen". En dan vervolgt hij: „En een iegelijk, die om een p r ij s strijdt, onthoudt zich in alles (d.w.z. is gymnas of naakt, van kleeren ontdaan en zon der drankmisbruik). Deze dan doen wel dit, opdat ze een verderfelijke kroon zouden ont vangen, maar wij een onverderfelijke; ik loop dan alzoo, niet als op 't onzekere (doel); ik kamp alzoo, niet als in de luchts laande (en vechtend als tegen windmolens), maar ik be dwing mijn lichaam (net als gymnasten hun krachten sparen tot op 't critieke oogenblik) en breng 't totdienstbaarheid (door 't doel in 't oo gte houden, den eindpaal en kroon)opdat ik niet eenigszins, daar ik anderen gepredikt heb, zelf verwerpelijk worde." In Efeze 6 vs. 14: „Staat dan, uw lendenen omgord hebbendemet 't borstwapen met de geschoeide voetenmet 't schild met den helm.met 't zwaard. Zoo stonden1 de Romeinsche gladiatoren ook in de arena, als ze met elkaar vochten, vóórdat de leeuwenuit hun hokken op de Christenen werden losgelaten; dat was het bekende „brood en spelen", waarbij de Consul of Keizer in 't voor gestoelte van 't amphitheater zat en daarachter een 30.000 toeschouwers, met hun uiteindelijk geroep na de gladiatorenvoorstelling: „de bes- tiaride bestiari 1" de Christenen moeten komen. En dan ontdeden de gladiatoren1 zich van de zwaardere wapenen, om als er een stier op hen afkwam den dans te kunnen ontspringen. Er staan in de Brieven der Apostelen ver schillende teksten, die aan de gymnastiek (gymnas naakt) herinneren; want 't werk woord is gymnadzoo of oefenen, en de gymnasia is de o e f e ning in 't worstelperk; en gymneesteuoo beteekent naakt, bloot te zijn, zooals Paulus dat schrijft in 1 Cor. 4 vs. 11: „wij lijden honger, wij lijden dorst, wij zijn naak t, worden metv uisten geslagen en heb ben geen vaste woonplaats." Paulus is geen vijand van sport; hij zegt, dat haar waarde vergeleken met de zielenworstelin gen relatief minder is; maar hij spreekt ook steeds over 't lichaam met respect, en dat is niet anders te verwachten van een man, die in zijn Brieven onophoudelijk 't heidensche leven plaatst tegenover 't Christelijk leven; en dus de Oostersche onreinheid, onkuischheid, vies heid enz. steeds in 't brandpunt van zijn den, ken zette. En natuurlijk adresseert 'hij zijn Sportideeën aan de Jeugd en Jongelingschap. Oude gladia toren waren er niet in de arena; 't waren jonge kerels. Bij de Olympische spelen ook. Menschen vol van rheumatiek konden ze daar niet gebruiken. Frissche jorf&ens en kwiek die konden mee doen. „Gij jongelingen". m ummm m iaaaaa a g cpi e I ALLCnLCI Htcuia ■M «mug fcS MAMBHMMBttMaHiiiaBBBtfiiBiijaiaiab»1 DE ZIN VAN DE BERGREDE. DE LEER VAN DE WEERLOOSHEID. in het boek „Het leven van Jezus", waarin 12 jeugdpreeken zijn saamge.voegd, uitgegeven door Bosch 6 Keuning te Baarn, schrijt prol. dr. A. M. Brouwer een verhandeling over den zin van de Bergrede en spreekt dan ook over de leer van de volstrekte weerloosheid. Prof. Brouwer zegt dan ongeveer; Jezus heeft ais hoofd van een nieuwe menschheid en als openbaring van God ook onderwijs gegeven, veelsoortig onderwijs in verschillenden vorm; in porte, puntige gezegden; in helder uitgewerkte gelijkenissen; in verklaringen van bijbelwoorden, die als een lichtflits werken; ook in langere toe spraken. Van dit laatste hebben wij een voor beeld in de bergrede, zooals wij die in het vijlde, zesde en zevende hoofdstuk van Mat theus vinden. Wanneer hier op een enkel punt de aandacht gevestigd wordt, dan is het op het woord; „Wederstaat den booze niet". Als we dit woord geheel op zichzelf nemen, los van het verband een wijze van aanhalen, die bij geen enkel schrijver geoorloofd is dan zou Jezus' eigen optreden daarmee in lijnrechten strijd zijn geweest. Hij heeft eiken dag den booze wederstaan door Zijn verzet tegen de Farizeën en Schriftgeleerden. Hij heeft den booze weder staan door het uitwerpen van demonen. Hij heeft den booze wederstaan, toen Hij in gloeien de verontwaardiging den tempel reinigde. En Hij heeft het rijk van den Booze overwonnen gezien, toen Hij den Satan als een bliksemschicht uit den hemel zag vallen. En Hij heeft het voor zegd, dat diens rijk geheel vernietigd zou worden. Daarom is het geheel verkeerd, wanneer men de woorden: „Wederstaat den booze niet", gaat uitleggen, alsof hier sprake zou zijn van weer loosheid, en alsof alle geweld werd af gekeurd. G e w e 1 d is dat wegjagen van de kooplieden en de wisselaars uit het voorhof van den tempel, afgezien van de vraag, of Jezus den geesel van touwkens alleen tegen het vee of ook tegen de handelaars heeft opgeheven. G e w e 1 d is ook het uitbannen van demonen, die niet uitgebannen willen worden. Daarmee is reeds gezegd, dat Jezus' bedoeling onmogelijk weergegeven kan worden met het woord „weerloosheid Jezus was allerminst „weerloos" in Zijn op treden. Dit begrip „weerloos" en „weerloosheid" is uit de Voor-Indische wijsheid tot ons overgekomen, maar is geen begrip aan het Christendom ont leend. Het is een Boeddhistische gedachte, dat het leven de bron is van alle lijden en dat lijden kan alleen worden opgeheven, als men niet meer afzonderlijk wil bestaan; dat is: wanneer men den drang om te leven in zichzelf heeft gebluscht. 't Spreekt vanzelf, dat men op Boed dhistisch standpunt ook z'n eigen bestaan niet mag handhaven tegen aanvallen van buiten; want dat zou beteekenen: dat men z'n leven wil beveiligen en bestendigen, dat men den levens drang bevordertin plaats van overwint. In dit verband in het kader van het Boed dhisme is weerloosheid de hoogste deugd. Maar Jezus oordeelt 'héél anders over het leven en over het afzonderlijk bestaan. Het leven moét geëerbiedigd en beschermd worden en alles wat het leven schaadt moet wederstaan, be streden en weggedaan worden, ook de booze en de booze machten. Nu gaat het over de vraag w e lk m i d- d e 1 daarvoor moet worden aangewend. En dan is het antwoord: niet de haat; niet de wraakzucht; niet de eigengerechtigheid. Het moet zijn de liefde, die ons doet handelen, met tact, als 't noodig is ook met gestrengheid, om de gerechtigheid te handhaven. Sommige karakters hebben een strenge, straffe hand noodig. En de liefde moet die strenge, straffe hand besturen. Het behoeft dan ook schijnbare hardheid niet uit te sluiten. Misschien is zelfs lichamelijke kastijding in sommige ge vallen het beste middel om iemand te leeren, hoe hij moet zijn. Liefde sluit ook lichamelijke kastijding niet uit. En zoo komen wij vanzelf op het punt van het gebruik maken van geweld en het voeren van oorlog. 't Is wel duidelijk, dat Jezus leert geen haat, geen wraakzucht, geen eigen gerechtigheid te kweeken. Maar wanneer een kind door een bruut wordt meegelokt, moet ik dat dan kalm aanzien en „den booze^ niet wederstaan" Of moet ik het kind beschermen en den bruut desnoods tegen den grond slaan? Wanneer een vrouw wordt overvallen, moet ik den booze dan niet wederstaan, of moet ik de vrouw beschermen en den schelm desnoods be wusteloos slaan? Hier is de keuze niet moeilijk. Heb ik het kind bevrijd, de vrouw beschermd dan mag ik daarna den bruut, den schelm niet haten en niet wraakzuchtig te zijnen op zichte zijn. Ik moet op middelen bedacht zijn, ook deze schurken terecht te brengen. Maar in het geval van nood was geweld het eenige mid del, dat kon helpen: dat het kind, dat de vrouw -- maar feitelijk ook den schurk zélf kon helpen en dat is dat we het kind beschermen en ook den schurk tegen zichzelf beschermen, door hem neer te slaan en af te houden van z'n slechte daad. Wat Jezus leert, heeft betrekking op de ver houdingen1 van personen onderling. De verhouding der volkeren kan en mag alleen „in Zijn geest" besproken worden. En dan staat vast, dat is af te keuren alles wat de oneenigheid, den twist, den haat tusschen de volkeren kweeken kan. Hier moeten we den booze wederstaan en verhinderen in z'n booze werkingen België is er, en wij hebben België als staat te erkennen en zijn belangen te ontzien. Maar dat is nog maar negatief; wat we niet moeten doen, n.l. krenken in de rechten en schaden in de belangen. Maar wij moeten de goede verstandhouding onder de volkeren bevorderen. Alles wat daar toe dienen kan moet door de Ghristenheid wor den gedaan en de Kerk moet daartoe opwekken. We moeten zoo goed als we voor ons zelf leven en zorgen, ook leven en zorgen voor onzen naaste, het Kwade van hem weren en z'n be langen zooveel mogelijk bevorderen. .Daarom ook de pogingen, om door internatio nale rechtspraak de onderlinge moeilijkheden en geschiilen trachten weg te nemen en te be slechten; daarom ook de pogingen om door den Volkenbond internationaie regeimgen te treffen op poiitiek, maar ook op oeconomisch en hy- giènsch gebied en alles te dienen wat den vrede onder de volkeren dienen kan. Maar de mogelijkheid is denkbaar, dat een vijandig leger ons land zou willen binnenvallen, om hier allerlei geestelijke en stoffelijke schade aan te brengen. Zoo goed ais ik een kind be scherm tegen een bruut, zoo goed zal ik dan mijn kinderen en mijn huis verdedigen tegen zulk een inval, omdat het kwaad der invallers den noodmaatregel van geweldadige verdediging noodzakelijk zou maken. En wanneer ik daar toe gedwongen word, dan zal ik dat als Christen, dan zal ik dat biddende, dan zal ik dat „in den geest van Christus" kunnen doen; niet uit haat, of wraak, of eigengerechtigheid, maar de ge rechtigheid en de waarheid liefhebbende, zal ik den booze wederstaan, als 't moet met geweld. Evenals de liefde lichamelijke kastijding eischen kan, zoo kan zij ook oorlog voering noodzakelijk maken. Maar dit slechts in alleruiterst noodgeval. Alleen dan, wanneer alle middelen om een oorlog te voor komen, uitgeput zijn. Dat heeft de Kerk te prediken. En dan zeggen w ij dat God ons daartoe de Overheid gegeven heeft, om het volk te regeeren en te beschermen; om, als 't moet, ook voor de rechten en belangen van het volk en Vader land op te treden; waarbij de Overheid door de burgers geholpen en bijgestaan moet worden. Vandaar de noodzakelijkheid van een staand leger, dat geoefend en paraat is. Vandaar de wenschelijkheid van vrijwilligen landstorm. Van daar de noodzakelijkheid van een vertrouwde weermacht te land en ter zee in het Vaderland en in de Koloniën. Als Christenvolk zeggen we hebben wij hier de dingen nuchter en helder te onderschei den. En de Christelijke Kerk heeft dat te ver kondigen naar uitwijzen van Gods Woord. De Kerk heeft het de regeering aan te zeggen, dat we geen oorlog te wenschen noch te zoeken, noch te maken hebben. Alle wegen moeten be wandeld, alle middelen moet beproefd worden „in den geest van Christus" om oorlog en ge weld te voorkomen. In haat en nijd met den naaste te leven is van God verboden en in strijd met de beginselen van het Evangelie. Alle haat en alle wraakzucht en alle geweld en alle onder drukking is uit den booze. En hierin moet de booze worden wederstaan Maar als de zonde het noodig maakt, dat zij met geweld wordt gekeerd, zullen we van dat geweld niet mogen afzien. En met die werkelijkheid der zonde zullen we ernstig ook als volk en als regeering des volks rekening moeten houden, biddende: verlos ons van den booze; leid ons niet in verzoeking. („De Waarheidsvriend"). NA DE EERSTE MAAND, Het Zendingsbureau vraagt ons plaats voor het volgende Januari is voorbij, er is ongeveer 29.000.— ingekomen in plaats van 95.000.— en de eerste grondslag voor den achterstand is weer gelegd Maar de noodzaak voor de eerste bijzondere actie is daarmee ook weer aanwezig. Wij zijn met een schuld het nieuwe jaar ingegaan. De geiden voor het eerste kwartaal van den arbeid waren niet aanwezig en zijn in twee termijnen overgemaakt. Maar medio Maart moet er voor het tweede kwartaal weer 145.000.zijn. Op het Indische werk moeten wij steeds 3-maanden in voorschot zijn, de betalingen hier te lande moeten intusschen voortgaan, de kasmoeilijk- heden worden zoodoende permanent en dreigen vroeg of laat tot een crisis te leiden. Eer er echter een crisiscomité voor de Zen ding noodig wordt beproeven wij het nog eens op de gewone manier in een circulaire aan eeni ge tienduizenden dergenen, die het Zendings werk een goed hart toedragen duidelijk te ma ken, dat er krachtige en spoedige hulp noodig is. Het is de eerste stoot dit jaar op de alarm- fluit. Er moge een daadwerkelijk antwoord door velen op gegeven worden. Dr. M. H. A. VAN DER VALK. Dr. M. H. A. van der Valk, van Hillegers- berg, predikant te Rotterdam, ontving voor de tweede maal een uitnoodiging van het Comité in Kaapstad om in Zuid-Afrika redevoeringen te komen houden over godsdienstige onderwer pen. Dr. J. Zoutendijk, van Kaapstad, komt dezer dagen uit Londen over, om zoo mogelijk een regeling over deze voordrachten te treffen. HERRNHUTTER ZENDINGSJUBILEUM. In verband met het aanstaande 200-jarig ju bileum van de Zending der Evangelische Broe dergemeente heeft de Raad van Bijstand van het Zeister Zendingsgenootschap een Uitvoe rend Comité aangewezen, dat de viering van dat jubileum zal voorbereiden en organiseeren. Het ligt in het voornemen van 1932 tot 1935 een bijzondere actie te voeren door geschrift- verbreiding, door het houden van Zendings feesten, van lezingen met lichtbeelden of film, van een collecte voor de Suriname-Zending enz. Het Uitvoerend Comité is als volgt samen gesteld' Mr. Dr. P. H. W. G. VAN DEN HELM, Voorzitter, Zeist. J. VAN KEULEN, Ondervoorz., Hilversum. F, H. C. JANSEN, Secretaris, Zeist. Jonkvr. W. Baronesse VAN T'UYL VAN SEROOSKERKEN, Penningmeesteresse en adj. Secretaresse, Zeist. Secretariaat Uitvoerend Comité Herrnhutter ZendingsjubileumZeist, Broederplein 27, TWEE HONDERD JAREN ZENDING DER HERRNHUTTER BROEDERGEMEENTE. Den 21 sten Augustus iy32 zal het tweehon derd jaar geleden zijn, dat de Evangelische broedergemeente te Herrnüut hare eerste zen delingen, Leonard Dooer en David JNitscnmann, arzond om het Evangelie te verkondigen onder de negerslaven van net toenmalige Deenscne Anuiileneiland St. 'iliomas; en den zUen Decem ber ïyjo zal het eveneens tweehonderd jaar geleden zijn, dac de eerste Herrnnutters, von Lansen, öerwich en Piesch, voet aan wai zetten ut ouriname voor de zending onaer de neger slaven en indianen. t e midden van de vele zendingscorporaties, die de laatste iionderd jaren itare zegenrijKe werkzaamheid over de geheele aarde üeDben uitgebreid, neemt de Evangelische Broecterge- meent als Zendingsgemeente eene zeer bijzondere plaats in. Allereerst om hare afkomst. De wortels van de broedergemeente reiken terug tot Johannes Hus, den grooten vooriooper der Hervorming, aie in ltlo zijn leven op den brandstapel liet. De uit dit martelaarszaad gesproten Unitas Fratrum 1457was reeds een zelfstandige re- iorinatorische kerk toen Luther s hamerslag in lil/ te Wittenberg weerklonk. Deze Bo- heemsch-Moravische Broederkerk heelt haar eigen geschiedenis van afwisselende bloei en vervolging gehad, tot zij door de Contra-Kefor- made nagenoeg geheel werd vernietigd. Haar laatste groote iiguur was Comenids, die als balling in het gastvrije Nederland is gestorven (1670J. Maar de Geest Gods wekte tusschen 1722 en 1/2/ een voor het menscheiijk besef onbegrij- pei.jke wedergeboorte der oude Uniteit. Onder leicung van den Graaf van Zinzendort ontstond een meuwe Broederkerk, die zoowel wat vorm ias wat geest betreft de oude tradities voort zette en hernieuwde. Het is deze Geest, die de oude karaktertrekken heeft verdiept en in hare werKing uitgebreid. In het midden staat Christus en' Zijn eisch het geheele leven met Zijn Geest te doortrekken. En de gevolgen wareneen sober gemeenschapsleven, een gezindheid van waardeering tegenover andere reformatorische kerKgenootscha'ppen, een sterke Christeiijk-pae- dagogische werkzaamheid en een buitengewoon krachtige Zendingsdrang. Voorts heeft de vestiging van talrijke ge meenten ia vreemde landen (in vroeger tijden dwongen de vervolgingen er toe) en vooral de uitzwerming der zendelingen naar bijkans alle deeien der wereld aan de Broedergemeente een internationaal karakter gegeven, dat in derdaad eenig is. De Broeder-Uniteit, waarvan het hoofdkwartier te Herrnhut (Saksen) is ge vestigd, bestaat thans uit 4 provincieseen continentale, omvattend Duitschland, Zwitser land, Nederland en Denemarken; een Engelsche, omvattende Engeland, Schotland en Ierland; en twee Noord-Ainerikaansche provincies. Vanuit die groepen van gemeenten, die in totaal niet meer dan 58.000 leden tellen (in de continen tale- provincie slechts 9000), zijn in den loop van 200 jaren ongeveer 50 zendingsterreinen in alle 5 werelddeelen gesticht, waarvan een deel reeds vroeger is opgegeven, een ander deel aan andere kerkgenootschappen is overgedragen en ten slotte 13 thans nog in volle bewerking zijn: Labrador (1771), Alaska (1885), Calilornië (1889), Jamaica (1754), de Kieine Antillen (1732), Nicaragua (1849), Demerara (1878), Suriname (1735), Zuid-Afrika-West (1736), Zuid-Af rika-Oost 1828Nyassa 1891 Unyamwesn (1897) en Hymalaya (1835). Hier zijn in totaal 135.409 gedoopten, 101 blanke zendelingen, 124 blanke zendelingsvrouwen, 51 geordende inheemsche zendelingen, 408 dag schoolkinderen, 1192 inheemsche dagschoolon derwijskrachten, 25.554 zondagsschoolkinderen en 1173 inheemsche zondagsschoolonderwijs krachten. Het wekt eerbiedige verbazing hoe de kleine Broedergemeente zulk een uitgebreid zendings werk tot stand heeft kunnen brengen en ge durende 200 jaren een onafgebroken rij van 3000 zendelingen en zendelingsvrouwen heeft uitgezonden. Zij is de oudste der bestaande Zendingskerken of corporaties. Maar om en achter haar stonden en staan zeer groote, meest georganiseerde, kringen van leden van andere kerkgenootschappen met hunne liefde, hunne belangstelling en hunnen finan- cieelen steun. Dit verheugende verschijnsel moet óók eenig heeten en bevestigt geheel den inter kerkelijken karaktertrek der Broedergemeente. Krachtens verleden en heden draagt de Evan gelische Broedergemeente met hare zending het ecumenische of vereenigende kenmerk en kan zij in deze tijden wel in het bijzonder, door God geroepen zijnde, aanspraak maken een vereeni- gingspunt te zijn. Wat Nederland betreft: ons land heeft iets goed te maken. Tot 1928 heeft Herrnhut de volle verantwoording gehad voor het grootste zendingsterrein der Broedergemeente het Neder- landsch gebiedsdeel Suriname. Die taak is toen, gedwongen door financieelen nood, overgedra gen geworden aan het Zendingsgenootschap der kleine Zeister Broedergemeente. De heilige last rustte van toen af aan nagenoeg geheel op Ne derland, noodgedwongen, maar toch eigenlijk niet meer dan vanzelfsprekend. GeduldGeduldlaat ons toch geduld hebben De menschen doen niet half genoeg, zoo ■hoort mén dikwijls praten, 't Kan waar zijn; maar 'k geloof toch ook, dat zij te weinig laten. Slechts 't ware, goede en edele houdt het uit tot aan den overkant. Zelden betreurt men 't: „te weinig"- zeer dikwijls: „te veel" te hebben gezegd, maar nie mand handelt er naar. Wie een vriend zoekt zonder fouten, blijft zonder vrienden. Een goed tehuis is de beste school voor jong en oud, waar opgewektheid, geduld, zelf- beheersching en besef van plicht geleerd en geoefend worden. - Bij eiken strijd tusschen 't geweten en ons, is het recht aan zijn kant. Heer, neem van mij, wat mij van II scheidt; Heer, geeft mij, wat mij tot U voe.t; Heer, neem U van mij weg en geef mij geheel aan U zelf.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 7