L UIT HET WOORD J
Prof. Dr. J. SEVERBJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; 0. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen
PREDIKBEURTEN
JEUGDLEVEN
51
■5
ONDER REDACTIE VAM
OP ZONDAG 7 FEBR. 1932
JEZUS GEZALFD.
r VOOR DEN ZONDAG 1
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m 9.30 leendienst en 's av. 6 u.
Ds. van Asch.
Middelharnis, v.m. 9.30 uur de heer Overweel
van Herkingen en 's av. 6 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur de heer Vetter van Langstraat.
Langstraat, v.m. de heer Vetter.
Dirksland, v.m. 9.30 uur de heer Baart en 's av.
6 uur Ds. van der Wal.
Herkingen, v.m. 9.30 uur Ds. van Asch van
Sommelsdijk (Doop) en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. Jhr. Martens van
Zevenhoven van Utrecht (bev. cand. Bouw)
en n.m. 2.30 uur Ds. P. Bouw (intrede)
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide (H. A.) en
n.m. leesdienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
Zeilstr».
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds.
de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m, Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en n.m. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
CHR. GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av, leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's-av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GBREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING j£
ai
„Als nu Jezus te Bethanië was, ten
huize van Simon den melaatsche, kwam
tot Hem een vrouw, hebbende een
albasten flesch, met zeer kostelijke zalf,
en goot ze uit op zijn hoofd, daar Hij
aan tafel zat."
Mattheus 26 67.
Er ligt in de zalving van Jezus door
Maria, weinig dagen voor Zijn dood,
stellig een stille betooging van onwan
kelbare trouwe liefde, tegenover de toe
nemende vijandschap en het groeiend
verzet en de steeds beslister verwer
ping, die de Christus Gods, haar Hei
land, van uit Jeruzalem in ontvangst te
nemen had.
Maria heeft, schoon zij niet vermoed
heeft, hoe spoedig het tot een vreese-
lijke storm zou aangroeien, die het
leven van haar Meester zou wegrapen,
toch duidelijk waargenomen de vijan
dige sfeer, rondom den Heere Jezus.
Zij heeft iets gevoeld van de dreiging,
van uit het heiligdom der Godsstad,
tegen Jezus geblazen. Haar liefdedaad
is een merkwaardig protest daartegen.
Wie men haar Heiland, Dien zij zoo
liefheeft, Die zoo groot een heil brengt,
zóó bejegend? Zij zal, hoe meer die
vijandigheid zich rondom den Heiland
samentrekt, haar liefde des te over
vloediger toonen. En met kostbaar hul
debetoon te verstaan geven, dat zij al
thans Hem naar waarde weet te schat
ten. Al wat zij heeft, het beste, wat zij
bezit, zal zij bijdragen, om den Koning
haars harten te zalven, Dien de Joden
Koninklijke zalving geweigerd hebben.
Is dit niet een gratieus protest van de
liefhebbende discipelin, tegen de af
wijzende houding, die de oversten des
volks ten opzichte van Jezus aannemen?
En moet de liefde niet zoo handelen
Zal niet de vrouw, die haar echtgenoot
gesmaad ziet, met haar waardeering
den miskende des te meer steunen
Zal niet een moeder haar verongelijkt
kind te meer koesteren, naar mate de
wereld het hard bejegent En dat is
de natuurlijke liefde. Hoeveel te meer
moet zich de liefde tot den Heiland zoo
openbaren.
Vertoont zich onze liefde tot Jezus
ook zoo
Gij weet wel, hoe vijandig de wereld
tegenover uw Meester staat. Gij weet,
boe Hij steeds meer gelasterd en mis
kend wordt, hoe velen zich van Hem
afkeeren, die Hem eerst volgden.
Wat werkt dat bij ons uit Wordt
onze liefde lot Jezeus nu nog sterker
En is er zielsdrang, om hoe meer vij
andschap zich tegen Jezus openbaart,
des te overvloediger liefde Hem te be
wijzen en hulde Hem te brengen naar
mate Hij meer gesmaad wordt En niet
het allerbeste wat wij hebben Als er
liefde in ons hart is, dan moet dit de
uitwerking zijn van de toenemende vij
andschap tegen den Christus en Zijn
woord, in deze tegenwoordige wereld,
dat onze liefde nog inniger wordt, en
onze hulde nog rijker en overvloediger.
Maria had immers zooveel aan Jezus
te danken. Wellicht had haar de ge
legenheid nog ontbroken, Hem naar
waarde te danken voor de groote wel
daad, aan Martha en haar bewezen,
door de opwekking van haar broeder
Lazarus uit de dooden. Het is zoo goed
te begrijpen, dat toen, in de opwinding
van die aangrijpende gebeurtenis, van
dankbetuiging niet veel gekomen was
en dat Maria behoefte had, haar er
kentelijkheid nog eens goed te toonen.
Maar dieper nog is de bron te zoeken
van zoo rijkelijk opwellende dankbaar
heid. De Heere Jezus had niet alleen
Lazarus lichamelijk levend gemaakt,
maar Hij had dat andere, veel heerlijker
leven in haar ziel verwekt, waarvan
Lazarus' opwekking sprak, dat leven,
dat niet sterft in der eeuwigheid.
Dat was een wonderlijk, kostelijk
geschenk voor de nadenkende Maria.
Zij was een vele dieper natuur dan haar
bedrijvige zuster, en was zich klaarder
bewust van het goede deel, dat zij ge
kozen had, en dat van haar niet weg
genomen zou worden. En naarmate zij
zich meer bewust was van dat betere
leven, dat haar door Jezus geschonken
was, heeft zij ook meer behoefte, om
haar Weldoener zoo kostbare hulde te
brengen.
Wat sommige, ook wel vrome, men-
schen voor Jezus over hebben, geeft
niet al te grooten indruk van 't geen
zij zich bewust zijn, van Hem te hebben
ontvangen. Er zijn er wel, die roemen
van het leven uit Christus, dat zij zelf
in hunne harten mochten ontvangen.
En van zichzelf oordeelen, dat zij be-
hooren tot die diepere naturen, zooals
Maria, die maar luisterend aan Jezus'
voeten zat. En afkeurend en gering
schattend zien op die Martha's, die daar
zoo bedrijvig, maar zoo oppervlakkig
zijn, bezig met veel dienen.
Wanneer wij zulke neigingen hebben,
moeten Wij bedenken, dat wie het goede
deel ontvangen hebben van God, dat
van hen niet zal weggenomen worden,
ook des te duurder roeping hebben,
hun liefde tot Christus rijkelijk te too
nen. En dat zij de nardus der liefde
zoo overvloedig hebben uit te storten,
dat het geheele huis, het eigen huis,
maar ook het huis der gemeente Gods,
vervuld wordt van den reuk dier zalf.
Daaraan moge het niemand onzer ont
breken. Want zulk liefdebetoon kan
niet achterwege blijven, waar de Heere
Christus onvergankelijk leven wekte.
x
Sffl
MS
tsts
CHR. JEUGD EN SPORT. (2)
„Want de lichamelijke oefening is tot weinig
nutmaar de godzaligheid is tot alle dingen
nut". Toch is Paulus niet afkeerig van de
gymnastiek, want met heenwijzing naar de
Olympische, Grieksche spelen of met 't oog op
de Romeinsche zwaardvechters zegt hij in
1 Cor. 9 vs-, 24: „Weet gijlieden niet, dat die
in de loopbaanloopen, allen wel loopen,
maar dat één den p r ij s ontvangt Loopt al-
zoo, dat gij dien moogt verkrijgen". En dan
vervolgt hij: „En een iegelijk, die om een
p r ij s strijdt, onthoudt zich in alles (d.w.z. is
gymnas of naakt, van kleeren ontdaan en zon
der drankmisbruik). Deze dan doen wel dit,
opdat ze een verderfelijke kroon zouden ont
vangen, maar wij een onverderfelijke; ik loop
dan alzoo, niet als op 't onzekere (doel); ik
kamp alzoo, niet als in de luchts laande (en
vechtend als tegen windmolens), maar ik be
dwing mijn lichaam (net als gymnasten hun
krachten sparen tot op 't critieke oogenblik) en
breng 't totdienstbaarheid (door 't doel in 't
oo gte houden, den eindpaal en kroon)opdat
ik niet eenigszins, daar ik anderen gepredikt
heb, zelf verwerpelijk worde."
In Efeze 6 vs. 14: „Staat dan, uw lendenen
omgord hebbendemet 't borstwapen
met de geschoeide voetenmet 't schild
met den helm.met 't zwaard. Zoo stonden1
de Romeinsche gladiatoren ook in de arena,
als ze met elkaar vochten, vóórdat de
leeuwenuit hun hokken op de Christenen werden
losgelaten; dat was het bekende „brood en
spelen", waarbij de Consul of Keizer in 't voor
gestoelte van 't amphitheater zat en daarachter
een 30.000 toeschouwers, met hun uiteindelijk
geroep na de gladiatorenvoorstelling: „de bes-
tiaride bestiari 1" de Christenen moeten komen.
En dan ontdeden de gladiatoren1 zich van de
zwaardere wapenen, om als er een stier op hen
afkwam den dans te kunnen ontspringen.
Er staan in de Brieven der Apostelen ver
schillende teksten, die aan de gymnastiek
(gymnas naakt) herinneren; want 't werk
woord is gymnadzoo of oefenen, en
de gymnasia is de o e f e ning in 't worstelperk;
en gymneesteuoo beteekent naakt, bloot te zijn,
zooals Paulus dat schrijft in 1 Cor. 4 vs. 11:
„wij lijden honger, wij lijden dorst, wij zijn
naak t, worden metv uisten geslagen en heb
ben geen vaste woonplaats."
Paulus is geen vijand van sport; hij zegt, dat
haar waarde vergeleken met de zielenworstelin
gen relatief minder is; maar hij spreekt ook
steeds over 't lichaam met respect, en dat
is niet anders te verwachten van een man, die
in zijn Brieven onophoudelijk 't heidensche leven
plaatst tegenover 't Christelijk leven; en dus
de Oostersche onreinheid, onkuischheid, vies
heid enz. steeds in 't brandpunt van zijn den,
ken zette.
En natuurlijk adresseert 'hij zijn Sportideeën
aan de Jeugd en Jongelingschap. Oude gladia
toren waren er niet in de arena; 't waren jonge
kerels. Bij de Olympische spelen ook.
Menschen vol van rheumatiek konden ze daar
niet gebruiken.
Frissche jorf&ens en kwiek die konden mee
doen. „Gij jongelingen".
m ummm m
iaaaaa a g cpi e I
ALLCnLCI Htcuia
■M «mug fcS
MAMBHMMBttMaHiiiaBBBtfiiBiijaiaiab»1
DE ZIN VAN DE BERGREDE.
DE LEER VAN DE WEERLOOSHEID.
in het boek „Het leven van Jezus", waarin
12 jeugdpreeken zijn saamge.voegd, uitgegeven
door Bosch 6 Keuning te Baarn, schrijt prol.
dr. A. M. Brouwer een verhandeling over den
zin van de Bergrede en spreekt dan ook over
de leer van de volstrekte weerloosheid.
Prof. Brouwer zegt dan ongeveer; Jezus
heeft ais hoofd van een nieuwe menschheid en
als openbaring van God ook onderwijs gegeven,
veelsoortig onderwijs in verschillenden vorm; in
porte, puntige gezegden; in helder uitgewerkte
gelijkenissen; in verklaringen van bijbelwoorden,
die als een lichtflits werken; ook in langere toe
spraken. Van dit laatste hebben wij een voor
beeld in de bergrede, zooals wij die in het
vijlde, zesde en zevende hoofdstuk van Mat
theus vinden. Wanneer hier op een enkel punt
de aandacht gevestigd wordt, dan is het op het
woord; „Wederstaat den booze niet".
Als we dit woord geheel op zichzelf nemen,
los van het verband een wijze van aanhalen,
die bij geen enkel schrijver geoorloofd is dan
zou Jezus' eigen optreden daarmee in lijnrechten
strijd zijn geweest. Hij heeft eiken dag den booze
wederstaan door Zijn verzet tegen de Farizeën
en Schriftgeleerden. Hij heeft den booze weder
staan door het uitwerpen van demonen. Hij
heeft den booze wederstaan, toen Hij in gloeien
de verontwaardiging den tempel reinigde. En
Hij heeft het rijk van den Booze overwonnen
gezien, toen Hij den Satan als een bliksemschicht
uit den hemel zag vallen. En Hij heeft het voor
zegd, dat diens rijk geheel vernietigd zou
worden.
Daarom is het geheel verkeerd, wanneer men
de woorden: „Wederstaat den booze niet", gaat
uitleggen, alsof hier sprake zou zijn van weer
loosheid, en alsof alle geweld werd af
gekeurd.
G e w e 1 d is dat wegjagen van de kooplieden
en de wisselaars uit het voorhof van den tempel,
afgezien van de vraag, of Jezus den geesel van
touwkens alleen tegen het vee of ook tegen de
handelaars heeft opgeheven.
G e w e 1 d is ook het uitbannen van demonen,
die niet uitgebannen willen worden.
Daarmee is reeds gezegd, dat Jezus' bedoeling
onmogelijk weergegeven kan worden met het
woord „weerloosheid
Jezus was allerminst „weerloos" in Zijn op
treden.
Dit begrip „weerloos" en „weerloosheid" is uit
de Voor-Indische wijsheid tot ons overgekomen,
maar is geen begrip aan het Christendom ont
leend.
Het is een Boeddhistische gedachte, dat het
leven de bron is van alle lijden en dat lijden
kan alleen worden opgeheven, als men niet
meer afzonderlijk wil bestaan; dat is: wanneer
men den drang om te leven in zichzelf heeft
gebluscht. 't Spreekt vanzelf, dat men op Boed
dhistisch standpunt ook z'n eigen bestaan niet
mag handhaven tegen aanvallen van buiten;
want dat zou beteekenen: dat men z'n leven wil
beveiligen en bestendigen, dat men den levens
drang bevordertin plaats van overwint.
In dit verband in het kader van het Boed
dhisme is weerloosheid de hoogste deugd.
Maar Jezus oordeelt 'héél anders over het leven
en over het afzonderlijk bestaan. Het leven
moét geëerbiedigd en beschermd worden en alles
wat het leven schaadt moet wederstaan, be
streden en weggedaan worden, ook de booze
en de booze machten.
Nu gaat het over de vraag w e lk m i d-
d e 1 daarvoor moet worden aangewend.
En dan is het antwoord: niet de haat; niet
de wraakzucht; niet de eigengerechtigheid.
Het moet zijn de liefde, die ons doet handelen,
met tact, als 't noodig is ook met gestrengheid,
om de gerechtigheid te handhaven.
Sommige karakters hebben een strenge, straffe
hand noodig. En de liefde moet die strenge,
straffe hand besturen. Het behoeft dan ook
schijnbare hardheid niet uit te sluiten. Misschien
is zelfs lichamelijke kastijding in sommige ge
vallen het beste middel om iemand te leeren,
hoe hij moet zijn. Liefde sluit ook lichamelijke
kastijding niet uit.
En zoo komen wij vanzelf op het punt van
het gebruik maken van geweld en het voeren
van oorlog.
't Is wel duidelijk, dat Jezus leert geen
haat, geen wraakzucht, geen eigen
gerechtigheid te kweeken. Maar wanneer
een kind door een bruut wordt meegelokt, moet
ik dat dan kalm aanzien en „den booze^ niet
wederstaan" Of moet ik het kind beschermen
en den bruut desnoods tegen den grond slaan?
Wanneer een vrouw wordt overvallen, moet ik
den booze dan niet wederstaan, of moet ik de
vrouw beschermen en den schelm desnoods be
wusteloos slaan?
Hier is de keuze niet moeilijk.
Heb ik het kind bevrijd, de vrouw beschermd
dan mag ik daarna den bruut, den schelm
niet haten en niet wraakzuchtig te zijnen op
zichte zijn. Ik moet op middelen bedacht zijn,
ook deze schurken terecht te brengen. Maar in
het geval van nood was geweld het eenige mid
del, dat kon helpen: dat het kind, dat de vrouw
-- maar feitelijk ook den schurk zélf kon helpen
en dat is dat we het kind beschermen en ook
den schurk tegen zichzelf beschermen, door hem
neer te slaan en af te houden van z'n slechte
daad.
Wat Jezus leert, heeft betrekking op de ver
houdingen1 van personen onderling.
De verhouding der volkeren kan en mag
alleen „in Zijn geest" besproken worden. En
dan staat vast, dat is af te keuren alles wat
de oneenigheid, den twist, den haat tusschen
de volkeren kweeken kan. Hier moeten we den
booze wederstaan en verhinderen in z'n booze
werkingen
België is er, en wij hebben België als staat
te erkennen en zijn belangen te ontzien. Maar
dat is nog maar negatief; wat we niet moeten
doen, n.l. krenken in de rechten en schaden in
de belangen.
Maar wij moeten de goede verstandhouding
onder de volkeren bevorderen. Alles wat daar
toe dienen kan moet door de Ghristenheid wor
den gedaan en de Kerk moet daartoe opwekken.
We moeten zoo goed als we voor ons zelf
leven en zorgen, ook leven en zorgen voor onzen
naaste, het Kwade van hem weren en z'n be
langen zooveel mogelijk bevorderen.
.Daarom ook de pogingen, om door internatio
nale rechtspraak de onderlinge moeilijkheden en
geschiilen trachten weg te nemen en te be
slechten; daarom ook de pogingen om door den
Volkenbond internationaie regeimgen te treffen
op poiitiek, maar ook op oeconomisch en hy-
giènsch gebied en alles te dienen wat den vrede
onder de volkeren dienen kan.
Maar de mogelijkheid is denkbaar, dat een
vijandig leger ons land zou willen binnenvallen,
om hier allerlei geestelijke en stoffelijke schade
aan te brengen. Zoo goed ais ik een kind be
scherm tegen een bruut, zoo goed zal ik dan
mijn kinderen en mijn huis verdedigen tegen
zulk een inval, omdat het kwaad der invallers
den noodmaatregel van geweldadige verdediging
noodzakelijk zou maken. En wanneer ik daar
toe gedwongen word, dan zal ik dat als Christen,
dan zal ik dat biddende, dan zal ik dat „in den
geest van Christus" kunnen doen; niet uit haat,
of wraak, of eigengerechtigheid, maar de ge
rechtigheid en de waarheid liefhebbende, zal ik
den booze wederstaan, als 't moet met geweld.
Evenals de liefde lichamelijke kastijding
eischen kan, zoo kan zij ook oorlog
voering noodzakelijk maken. Maar dit
slechts in alleruiterst noodgeval. Alleen dan,
wanneer alle middelen om een oorlog te voor
komen, uitgeput zijn.
Dat heeft de Kerk te prediken.
En dan zeggen w ij dat God ons daartoe de
Overheid gegeven heeft, om het volk te regeeren
en te beschermen; om, als 't moet, ook voor
de rechten en belangen van het volk en Vader
land op te treden; waarbij de Overheid door
de burgers geholpen en bijgestaan moet worden.
Vandaar de noodzakelijkheid van een staand
leger, dat geoefend en paraat is. Vandaar de
wenschelijkheid van vrijwilligen landstorm. Van
daar de noodzakelijkheid van een vertrouwde
weermacht te land en ter zee in het Vaderland
en in de Koloniën.
Als Christenvolk zeggen we hebben wij
hier de dingen nuchter en helder te onderschei
den. En de Christelijke Kerk heeft dat te ver
kondigen naar uitwijzen van Gods Woord.
De Kerk heeft het de regeering aan te zeggen,
dat we geen oorlog te wenschen noch te zoeken,
noch te maken hebben. Alle wegen moeten be
wandeld, alle middelen moet beproefd worden
„in den geest van Christus" om oorlog en ge
weld te voorkomen. In haat en nijd met den
naaste te leven is van God verboden en in strijd
met de beginselen van het Evangelie. Alle haat
en alle wraakzucht en alle geweld en alle onder
drukking is uit den booze. En hierin moet de
booze worden wederstaan
Maar als de zonde het noodig maakt, dat zij
met geweld wordt gekeerd, zullen we van dat
geweld niet mogen afzien.
En met die werkelijkheid der zonde zullen we
ernstig ook als volk en als regeering des volks
rekening moeten houden, biddende: verlos ons
van den booze; leid ons niet in verzoeking.
(„De Waarheidsvriend").
NA DE EERSTE MAAND,
Het Zendingsbureau vraagt ons plaats voor
het volgende
Januari is voorbij, er is ongeveer 29.000.—
ingekomen in plaats van 95.000.— en de eerste
grondslag voor den achterstand is weer gelegd
Maar de noodzaak voor de eerste bijzondere
actie is daarmee ook weer aanwezig. Wij zijn
met een schuld het nieuwe jaar ingegaan. De
geiden voor het eerste kwartaal van den arbeid
waren niet aanwezig en zijn in twee termijnen
overgemaakt. Maar medio Maart moet er voor
het tweede kwartaal weer 145.000.zijn. Op
het Indische werk moeten wij steeds 3-maanden
in voorschot zijn, de betalingen hier te lande
moeten intusschen voortgaan, de kasmoeilijk-
heden worden zoodoende permanent en dreigen
vroeg of laat tot een crisis te leiden.
Eer er echter een crisiscomité voor de Zen
ding noodig wordt beproeven wij het nog eens
op de gewone manier in een circulaire aan eeni
ge tienduizenden dergenen, die het Zendings
werk een goed hart toedragen duidelijk te ma
ken, dat er krachtige en spoedige hulp noodig
is. Het is de eerste stoot dit jaar op de alarm-
fluit. Er moge een daadwerkelijk antwoord door
velen op gegeven worden.
Dr. M. H. A. VAN DER VALK.
Dr. M. H. A. van der Valk, van Hillegers-
berg, predikant te Rotterdam, ontving voor de
tweede maal een uitnoodiging van het Comité
in Kaapstad om in Zuid-Afrika redevoeringen
te komen houden over godsdienstige onderwer
pen. Dr. J. Zoutendijk, van Kaapstad, komt
dezer dagen uit Londen over, om zoo mogelijk
een regeling over deze voordrachten te treffen.
HERRNHUTTER ZENDINGSJUBILEUM.
In verband met het aanstaande 200-jarig ju
bileum van de Zending der Evangelische Broe
dergemeente heeft de Raad van Bijstand van
het Zeister Zendingsgenootschap een Uitvoe
rend Comité aangewezen, dat de viering van
dat jubileum zal voorbereiden en organiseeren.
Het ligt in het voornemen van 1932 tot 1935
een bijzondere actie te voeren door geschrift-
verbreiding, door het houden van Zendings
feesten, van lezingen met lichtbeelden of film,
van een collecte voor de Suriname-Zending enz.
Het Uitvoerend Comité is als volgt samen
gesteld'
Mr. Dr. P. H. W. G. VAN DEN HELM,
Voorzitter, Zeist.
J. VAN KEULEN, Ondervoorz., Hilversum.
F, H. C. JANSEN, Secretaris, Zeist.
Jonkvr. W. Baronesse VAN T'UYL VAN
SEROOSKERKEN, Penningmeesteresse en adj.
Secretaresse, Zeist.
Secretariaat Uitvoerend Comité Herrnhutter
ZendingsjubileumZeist, Broederplein 27,
TWEE HONDERD JAREN ZENDING DER
HERRNHUTTER BROEDERGEMEENTE.
Den 21 sten Augustus iy32 zal het tweehon
derd jaar geleden zijn, dat de Evangelische
broedergemeente te Herrnüut hare eerste zen
delingen, Leonard Dooer en David JNitscnmann,
arzond om het Evangelie te verkondigen onder
de negerslaven van net toenmalige Deenscne
Anuiileneiland St. 'iliomas; en den zUen Decem
ber ïyjo zal het eveneens tweehonderd jaar
geleden zijn, dac de eerste Herrnnutters, von
Lansen, öerwich en Piesch, voet aan wai zetten
ut ouriname voor de zending onaer de neger
slaven en indianen.
t e midden van de vele zendingscorporaties,
die de laatste iionderd jaren itare zegenrijKe
werkzaamheid over de geheele aarde üeDben
uitgebreid, neemt de Evangelische Broecterge-
meent als Zendingsgemeente eene zeer bijzondere
plaats in.
Allereerst om hare afkomst. De wortels van
de broedergemeente reiken terug tot Johannes
Hus, den grooten vooriooper der Hervorming,
aie in ltlo zijn leven op den brandstapel liet.
De uit dit martelaarszaad gesproten Unitas
Fratrum 1457was reeds een zelfstandige re-
iorinatorische kerk toen Luther s hamerslag in
lil/ te Wittenberg weerklonk. Deze Bo-
heemsch-Moravische Broederkerk heelt haar
eigen geschiedenis van afwisselende bloei en
vervolging gehad, tot zij door de Contra-Kefor-
made nagenoeg geheel werd vernietigd. Haar
laatste groote iiguur was Comenids, die als
balling in het gastvrije Nederland is gestorven
(1670J.
Maar de Geest Gods wekte tusschen 1722 en
1/2/ een voor het menscheiijk besef onbegrij-
pei.jke wedergeboorte der oude Uniteit. Onder
leicung van den Graaf van Zinzendort ontstond
een meuwe Broederkerk, die zoowel wat vorm
ias wat geest betreft de oude tradities voort
zette en hernieuwde. Het is deze Geest, die de
oude karaktertrekken heeft verdiept en in hare
werKing uitgebreid.
In het midden staat Christus en'
Zijn eisch het geheele leven met Zijn Geest
te doortrekken. En de gevolgen wareneen
sober gemeenschapsleven, een gezindheid van
waardeering tegenover andere reformatorische
kerKgenootscha'ppen, een sterke Christeiijk-pae-
dagogische werkzaamheid en een buitengewoon
krachtige Zendingsdrang.
Voorts heeft de vestiging van talrijke ge
meenten ia vreemde landen (in vroeger tijden
dwongen de vervolgingen er toe) en vooral de
uitzwerming der zendelingen naar bijkans alle
deeien der wereld aan de Broedergemeente een
internationaal karakter gegeven, dat in
derdaad eenig is. De Broeder-Uniteit, waarvan
het hoofdkwartier te Herrnhut (Saksen) is ge
vestigd, bestaat thans uit 4 provincieseen
continentale, omvattend Duitschland, Zwitser
land, Nederland en Denemarken; een Engelsche,
omvattende Engeland, Schotland en Ierland; en
twee Noord-Ainerikaansche provincies. Vanuit
die groepen van gemeenten, die in totaal niet
meer dan 58.000 leden tellen (in de continen
tale- provincie slechts 9000), zijn in den loop
van 200 jaren ongeveer 50 zendingsterreinen in
alle 5 werelddeelen gesticht, waarvan een deel
reeds vroeger is opgegeven, een ander deel aan
andere kerkgenootschappen is overgedragen en
ten slotte 13 thans nog in volle bewerking zijn:
Labrador (1771), Alaska (1885), Calilornië
(1889), Jamaica (1754), de Kieine Antillen
(1732), Nicaragua (1849), Demerara (1878),
Suriname (1735), Zuid-Afrika-West (1736),
Zuid-Af rika-Oost 1828Nyassa 1891
Unyamwesn (1897) en Hymalaya (1835). Hier
zijn in totaal 135.409 gedoopten, 101 blanke
zendelingen, 124 blanke zendelingsvrouwen, 51
geordende inheemsche zendelingen, 408 dag
schoolkinderen, 1192 inheemsche dagschoolon
derwijskrachten, 25.554 zondagsschoolkinderen
en 1173 inheemsche zondagsschoolonderwijs
krachten.
Het wekt eerbiedige verbazing hoe de kleine
Broedergemeente zulk een uitgebreid zendings
werk tot stand heeft kunnen brengen en ge
durende 200 jaren een onafgebroken rij van
3000 zendelingen en zendelingsvrouwen heeft
uitgezonden.
Zij is de oudste der bestaande Zendingskerken
of corporaties.
Maar om en achter haar stonden en staan
zeer groote, meest georganiseerde, kringen van
leden van andere kerkgenootschappen met hunne
liefde, hunne belangstelling en hunnen finan-
cieelen steun. Dit verheugende verschijnsel moet
óók eenig heeten en bevestigt geheel den inter
kerkelijken karaktertrek der Broedergemeente.
Krachtens verleden en heden draagt de Evan
gelische Broedergemeente met hare zending het
ecumenische of vereenigende kenmerk en kan
zij in deze tijden wel in het bijzonder, door God
geroepen zijnde, aanspraak maken een vereeni-
gingspunt te zijn.
Wat Nederland betreft: ons land heeft iets
goed te maken. Tot 1928 heeft Herrnhut de
volle verantwoording gehad voor het grootste
zendingsterrein der Broedergemeente het Neder-
landsch gebiedsdeel Suriname. Die taak is toen,
gedwongen door financieelen nood, overgedra
gen geworden aan het Zendingsgenootschap der
kleine Zeister Broedergemeente. De heilige last
rustte van toen af aan nagenoeg geheel op Ne
derland, noodgedwongen, maar toch eigenlijk
niet meer dan vanzelfsprekend.
GeduldGeduldlaat ons toch geduld
hebben
De menschen doen niet half genoeg, zoo
■hoort mén dikwijls praten, 't Kan waar zijn;
maar 'k geloof toch ook, dat zij te weinig laten.
Slechts 't ware, goede en edele houdt het
uit tot aan den overkant.
Zelden betreurt men 't: „te weinig"- zeer
dikwijls: „te veel" te hebben gezegd, maar nie
mand handelt er naar.
Wie een vriend zoekt zonder fouten, blijft
zonder vrienden.
Een goed tehuis is de beste school voor
jong en oud, waar opgewektheid, geduld, zelf-
beheersching en besef van plicht geleerd en
geoefend worden.
- Bij eiken strijd tusschen 't geweten en ons,
is het recht aan zijn kant.
Heer, neem van mij, wat mij van II
scheidt; Heer, geeft mij, wat mij tot U voe.t;
Heer, neem U van mij weg en geef mij geheel
aan U zelf.