Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES wi nummer Destaai mi tinna manen FEUILLETON Na. 3822 ZATERDAG 6 FEBRUARI 1932 46STE JAARGANG TWEEDE BLAD. Gemeenteraad DAMMEN. GEBROKEN BAKKEN Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTF.NTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. AIS© stRkketi voor de Redactie bestemd, Adv er tea tien en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers Correspondentie dezer rubriek aau M. Verbiest, Sommelsdijk). Oplossing Probleem no. 108. Ingezonden door J. W. De stand was Zwart: 2, 3, 5, 8, 9, 13, 14, 16, 17, 21, 22, 23, 27, 28. Wit: 15, 25, 26, 30, 32, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 44, 47, 48. (Het slaan wordt door twee stipjes aangeduid) WitZwart 1. 15-10! Deze zet is wel wat onnatuurlijk, want hier door wordt Zwart vrijwel gedwongen een schijf te winnen 12-7 Op iederen anderen zet gaat Wit naar dam, of verliest Zwart onmiddellijk een schijf. 2. 10 19 13 35 3. 36—31 27 36 4. 37-31 11 28 46 5. 44—40 35 33 6. 38 27 21 32 7. 25-20 36 27 8. 4741 46 37 9. 42 41 Gewonnen. Oplossing Eindspel no. 109. De stand was Zwart22, 27, 28. Wit: 9, 36, 41: Wit: 1. 9-3! 2. 3—25 3. 2543 4. 43 21 5. 21-17! 6. 41-37 7. 17 44 8. 4449 9. 3631 enz. en wint. (a.) 233-38; 3. 25-30! 22-28; 4. 30—25, 38—42; 5. 41-37! 42:31; 6. 25-39, 28—32; 7. 3922 enz. en wint. (b.) 227-32; 3. 25-30, 32-38; 4. 41—37, 22-27; 5. 30-25, 27-31; 6. 37:39,- 3842; 7. 2520 enz. en wint. Probleem no. 110. Zwart: 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 24. Wit: 26, 27, 28, 30, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 42, 43, 44, 47, 48, 50. Wit speelt en wint. Eindspel no. 111. Zwart: (10) dam, 15, (24) dam. Wit: (20, 29) dammen, 33, 34, (50) dam. Wit begint en wint. Oplossingen in de volgende rubriek. VERVOLG DAMREGLEMENT, 4. Het eindspel. 16. Als in een eindspel wederzijds driemaal achter elkaar dezelfde zetten zijn gedaan, of een voorgaande stand tweemaal is teruggekeerd, wordt het spel voor remise gehouden. 17. Zoodra een spel komt te staan met drie dammen tegen één dam, mogen er, met inacht neming evenwel van art. 16, nog tien zetten gedaan worden of zoo de speler met één dam de lange lijn bezet, slechts 3 waarbij de be zitter van één dam begint te tellen. Is er daarna geen beslissing, dan is het spel remise, tenzij de speler met drie dammen onmiddellijk kan aan- toonen, dat er winst zit in zijn spel. In dit geval moet het afspel worden toegestaan. 18. Als een speler een dam 'en twee schijven heeft, of twee dammen en één schijf, dan kan de tegenspeler, zoo hij alleen een dam heeft, die schijf of schijven tot dam kronen, welke handeling niet gelden zal voor een zet. Daarna wordt gespeeld als in art. 17 omschreven. In dien de speler met de enkele dam de schijf of schijven niet wil kronen en hij bij machte is om te beletten, dat zij de damlijn bereiken, dan moeten wederzijds nog tien zetten gedaan wor den. Blijkt daarbij, dat de damlijn niet kan wor den bereikt, dan is het spel remise. Volgende rubriek: 5. Onregelmatigheden. De oplossers zou ik willen verzoeken om van probleem No. 110 goede nota te nemen, te meer waar dit een afwikkeling betreft, die zeer dik wijls in een partij voorkomt. 'Hier is de tweede zet zeer positief. Zwart 28—33 22—28 (a.b.) 27-32 33-39 28-33 33-38 38-43 4348 Vergadering van den Raad der gemeente OUDE TONGE op Donderdag 4 Fe bruari, voorm» om 10 uur. Afwezig met kennisgeving de heer Prinse. De Voorzitter, loco-burgemeester L. van den Bogaard, opent de vergadering, waarna de no tulen der vorige vergadering worden voorge lezen en onveranderd worden vastgesteld. Ingekomen is het rapport van den keurings dienst van waren, district Dordrecht over het laatst verschenen kwartaal, waaruit blijkt, dat de winkeliers in Oude Tonge het er goed af gebracht hebben. Da heer J. van Kempen vraagt ontheffing van huur van een strook grond groot 200 M2, omdat hij niet bij machte is de huur te betalen. Op voorstel van B. en W. wordt besloten, dit aan te houden voor nader onderzoek. De Landarbeidersvereeniging tot verkrijging van'los land in pacht vraagt een voorschot van 7580 ivoor den koop van los land. De VOORZITTER zegt, dat hier al eer over gesproken is en B. en W. adviseeren afwijzend er over te beschikken, omdat de prijs te hoog geschat wordt. De heer BEIJER: Op te hoogen prijs is het de vorige keer niet afgestuit. De VOORZITTER: In verhouding tot de kwaliteit is geconstateerd, dat de prijs te hoog is. De heer BEIJER: Het land moet gelegen zijn in de omgeving van de gemeente en dan zal men niet gemakkelijk beneden de 2000 klaar komen. Weth. FAASE: De burgemeester heeft in de vorige vergadering gezegd, dat hij in de nabij heid van de gemeente wel land wist voor 1000. Dj; heer GEBRAAD: Maar die menschen be weren, dat ze voor dien prijs geen land krijgen kunnen. Ze willen het natuurlijk zelf ook veel liever voor minder hebben. Spr. adviseert, dat dus maar eens onderzocht moet worden waar dat land voor 1000 te krijgen is. De heer DE WIT: Dit land is voor 1350 te duur. Spr. stelt voor de Landarbeidersvereen. in overweging te geven naar land uit te zien, dat een paar honderd gulden goedkooper is, dan kan de gemeente re wel op ingaan en dan hebben die menschen althans een beetje houvast en kunnen ze spijkers met koppen slaan. Voor 1150 is het eigenlijk no gte duur. Maar die menschen moeten altijd iets meer betalen dan particulieren. En bovendien is los land nog iets anders dan dat er een gebouw op komt. De heer VAN SCHOUWEN vindt het ge vaarlijk een prijs te noemen. Dat zou een pre cedent kunnen scheppen. Spr. vindt het beter, dat de menschen er eerst nog eens op uit gaan en dan later bij de gemeente terugkomen, dan kan altijd nog een oordeel geveld worden. De VOORZITTER is het daar ook mee eens. Het is beter, dat de menschen zelf weer opnieuw aanvragen, dan dat de gemeente zich nu al gaat vastleggen aan een prijs. De heer BEIJER zegt, dat als er van land voor 1000 gesproken wordt ,er wel een mo gelijkheid geschapen mag worden om die men schen daaraan te helpen. Maar het zal wel net wezen als bij particulieren, die op koopjes uit gaan: als je den eigenaar moet gaan zoeken is hij nergens te vinden. Besloten wordt met algemeene stemmen af wijzend op dit verzoek der landarbeidsrvereen. te beslissen. Besloten wordt machtiging te verleenen tot enkele administratieve wijzigingen der gemeente- begrooting. Voorschot wordt verleend ingevolge art. 101 der L. O. wet aa nde R. Kath. school 1658) en aan de Chr. school (ƒ1662). B. en W. stellen voor adhaesie te betuigen aan de motie van Sommelsdijk inzake de tram kwestie. De heer VAN SCHOUWEN meent, dat er niet veel over gesproken behoefd te worden. Er is al zooveel over gesproken en geschreven, dat ieder wel weet hoe de zaak staat. Spr. is er voor deze motie aan te nemen. De heer GEBRAAD zegt, dat de motie-Som- melsdijk uitspreekt, dat de tram op Flakkee on misbaar is. Spr. gelooft dat dit eerst nog be wezen zou moeten worden. De sociaal-democra tische raadsfractie stelt voor een andere motie aan te nemen, die wat scherper is. 'Deze motie is van den volgenden inhoud De Raad der gemeente Oude Tonge, op 4 Febr. 1932 in openbare vergadering bijeen; Gehoord de besprekingen over het stop zetten der tramdiensten op Flakkee Is van meening, dat met de thans beschik bare gegevens niet is te beoordeelen of de tram voor Flakke eonmisbaar is Acht het veer Middelharnis—Helleivoetsluis onafscheidelijk verbonden aan de lijn Flakkee en is daardoor niet overtuigd van het door de R. T. M. voorgegeven verlies Is van oordeel, dat in geen geval subsidie door de gemeente gegeven kan worden Overweegt voorts, dat staking van den tramdienst op Flakkee niet gewenscht is voor dat op andere wijze in het verkeer is voorzien en over het veer is beslist Acht het voor een goede verkeersregeling gewenscht, dat Provincie en gemeenten het verkeer zelf ter hand nemen BESLUIT er bij den Minister van Waterstaat en Ged. Staten van Zuid-Holland op aan te dringen, dat de R. T. M. haar diensten hand haaft tot 1 Jan. 1933 en een studiecommissie in het leven wordt geroepen, die het .verkeers- vraagstuk voor ons eiland bestudeeert en zoo spoedig mogelijk daarover rapporteert deze motie ter kennis te brengen aan den Minister van Waterstaat en Ged. Staten van Zuid-Holland, en gaat over tot de orde van den dag. De heer VAN SCHOUWEN vindt het ver keerd nu een afwijkende motie aan te nemen. Er moet één lijn getrokken worden. De motie- Gebraad zegt wel, dat de onmisbaarheid der tram niet vaststaat, maar het staat toch wel vast, dat de tram niet plotseling, op dit oogen- blik gemist kan worden. En dat zegt de Som- melsdijksche motie. Spr. wijst op de voorstellen der commissie-van Rijckevorsel, die in verge vorderd stadium van voorbereiding en uitvoe ring zijn en dat niet vergeten moet worden, dat tram en veerdiensten twee concessies zijn. Het beste is de Sommelsdijksche motie aan te ne men, waarop spr. ook nog wel iets zou hebben aan te merken, maar waarmee spr. toch terwille der eenheid, waarin de kracht van Flakkee op 't oogenblik moet liggen, meegaat. Uit deze beweging vloeit nog wel iets onders voort. In de toekomst zal de tram, evenals overal, wel plaats moeten maken voor autotractie. Het is dan ook zeer te betreuren, dat Middelharnis van de algemeene lijn is afgeweken en dat deze ge meente aan de directie der R. T. M. in het gevlei is gekomen. Sommelsdijk heeft direct daarop daarna vergaderd om tegenwicht te bie den en de meening der localiteit te vertolken. Het beste is nu, dat heel Flakkee zich daar- achtert stelt. Straks zal het wel tot verdere plannen komen. De VOORZITTER vindt ook 't beste maar, dat Flakkee één lijn trekt, al zou men in onder deden het misschien iets anders dan de Som melsdijksche motie willen zeggen. De heer GEBRAAD vindt het niet zoo be zwaarlijk om een afwijkende motie aan te nemen. De heer DE WIT vindt het gevaarlijk als men verschillende moties gaan aannemen; dat verbrokkelt de kracht. De heer BEIJER zegt, dat de heer Kuiper en zijn betaalde propagandisten er op uit zijn om Flakkee te bewerken. Als Sommelsdijk de on misbaarheid van de tram uitspreekt, helpt ze feitelijk ook nog een handje. Het gaat tegen Kuiper en zijn betaalde propagandisten en daar om moet er veel scherpere motie worden aan genomen. De Sommelsdijksche motie wordt hierna aan genomen met de stemmen der heeren Gebraad, Beijer en v. d. Berg tegen. Dan is aan de orde de wijziging van het be sluit omtrent den toeslag op de uitkeering uit de werkloozenkassen. De SECRETARIS leest een schrijven voor van den Minister, waaruit blijkt, dat Ziin Exc. geen algemeene toeslag toestaat, wel toeslag na dat ieder geval op zichzelf is onderzocht en de noodzakelijkheid is gebleken. Op voorstel van B. en W. wordt het oude raadsbesluit met algemeene stemmen ingetrok ken en een' besluit in den zin als door den Minister is bedoeld aangenomen. De heer JONKER stelt voor 50 cent toe slag te geven tot 3 kinderen. De heer VAN DEN BERG gelooft, dat de Minister dat wel toestaat, zooals uit een ge houden conferentie gebleken is. Voor het Raads besluit gewijzigd is, heeft de overgroote meer derheid der werkloozencommissie het al gedaan. Spr. kan zich met het voorstel-Jonker wel ver eenigen. De VOORZITTER: Het Raadsbesluit is 4 Januari al niet goedgekeurd geworden. De heer DE WIT: Het voorstel der R. K. fractie is eigenlijk niet goed begrepen. De be doeling was 50 cent per kind toeslag te geven. In de notulen is er 30 cent van gemaakt. Dat is e'eri abuis geweest. De heer BEIJER gelooft graag, dat het een misverstand is geweest. Maar het staat zoo in de notulen. De commissie heeft de zaak al uit gevoerd zooals de Minister heeft geschreven. De VOORZITTER: Ja, op aandrang van den Minister. De heer VAN SCHOUWEN vreest, dat het voorstel-Jonker niet zal worden goedgekeurd door den Minister. De heer JONKER betwijfelt 't of de R. Kath. het wel hebben voorgesteld om 50 cent te geven, dan had spr. zich er niet tegen verzet. De heer DE WIT: De bedoeling was 3 maal 50 cent toeslag te geven. Weth. FAASE: Er is wel meer misverstand over dat Raadsbesluit geweest. Er is op ge rekend, dat het Rijk 50 zou bijdragen en dat gebeurt niet, zoodat alles geheel ten laste dér gemeente komt. Besloten wordt 50 cen't toeslag te geven tot 3 kinderen. Tegen stemden de heeren Van Schouwen en Faase. Dan wordt nog breedvoerig gesproken over de Kerstgave. De Minister had geschreven, dat enkele ge meenten aan personen, die het noodig hadden, een Kerstgave hebben uitgekeerd. De Minister kan zich daarmee vereenigen, als het inderdaad aan behoeftigen plaats heeft. Maar het Rijk draagt er niet in bij. De heer VAN DEN BERG: Ik stel voor de Kerstgave te geven. De heer DE WIT: Uit anderen hoofde krijgen de menschen die het noodig hebben hier al een toeslag, zoodat spr. meent, dat de gemeente alles doet wat zij kan. De VOORZITTER: Daarom hebben ze op de feestdagen ook doorbetaald gekregen. De heer JONKER: Waar is het voor: omdat ze het noodig hebben, of om een glaasje bier te drinken De heer VAN DEN BERG: Daar is 't al te laat voor, want het Kerstfeest is al voorbij. De heer VAN SCHOUWEN zegt, dat het DOOR H. ZEEBERG, 7) „Neen", zeide Elsa op doffen toon. „Ten slotte weet je er ook niets van." „Zoo is het. Wij zullen wel eens zien. Als het mij in eenig opzicht niet bevalt, ben ik er gauw weg. Ik kan met de week vertrekken. Dat is geaccordeerd. Elsa, eenmaal voor een voldongen feit staan de, sprak er op dat oogenblik niet meer over. t Is vier uur, 'Dolf', zeide zij. Mevrouw komt zóó beneden." HOOFDSTUK IV. Nadat Dolf met Mevrouw Le Grand kennis gemaakt had en er thee gedronken was, gingen broer en zuster uit met de belofte, om zes uur te zullen terug zijn. De maaltijd werd een half uur later gezet. „Een zeer aardig oud mensch", meende Dolf, toen de deur van het groote huis nauwelijks gesloten was. „En zij lijkt mij ver van dom." „Mevrouw is van alles op dé hoogte, omdat rij met alles meeleeft. De voornaamste' bladen en tijdschriften worden door haar gelezen En er is geen boek van beteekenis, dat zij niet kent. Door haar heb ik dan ook geleerd, te onderzoe ken. Wij spreken veel samén over wat wij ge lezen hebben. Een uur per dag moet ik trouwens voorlezen." „Ik had al gauw in de gaten, dat Mevrouw niet dom is. Je moet bij haar op je woorden passen. Zij moet zeker van dézen- tijd niet veel hebben 7 „Hoe bedoel je dat vroeg Elsa, het verband waarin deze vraag gedaan werd, niet begrijpend. „Nu, volgens den ouden Minnaar in Meer- stad, je kent hem wel, deugt er van den tegen- woordigén tijd niet veel. Met name van de jonge menschen moet hij heelemaal niets heb ben." „O, maar zóó is Mevrouw heelemaal niet" verdedigde Elsa de oude dame vol vuur. „Zij vindt het dwaasheid, om te zeggen, dat in den vroegeren tijd alles veel beter was. Integendeel, zij zegt juist altijd, dat veel ten goede veranderd is. En als je op het standpunt staat, Dolf, dat niet menschen' of omstandigheden de tijden ver anderen, maar dat het Gods werk is, dan oor deel je vanzelf wel anders. Overigens moet je niet denken, dat Mevrouw, al denkt zij mild, alles maar goedkeurt. Daarvan zou ik je andere staaltjes kunnen vertellen." „Bij voorbeeld „Om er maar één te noemen eenige weken geleden kwam er een jong ding spreken over de belangen van een Meisjesvereeniging. Een heel aardig meisje. Maar ik zag al direct aan Me vrouw, dat zij afkeurend dacht over haar Wee ding. In massa zie je ze hier zóó loopen in de stad. Ze zijn meer ontkleed dan gekleed. Ik snap niet, hoe een fatsoenlijk meisje zich zóó durft te kleeden. Ik zag dus de afkeuring in Mevrouws ogen. Maar niettemin stond zij het meisje vriendelijk te woord en teekende voor een bedrag in. Maar toen de bezoekster vertrok, zeide zij en je moet Mevrouw Le Grand zijn, om het zóó kiesch 'en toch zoo vlijmscherp te kunnen zeggen „U mag nog wel eens terug komen, als het noodig is. Maar alleen zou ik dan graag zien, dat je behoorlijker en voegza mer gekleed waart. Willen wij dat afspreken Het meisje kleurde geweldig, maar de les, die zij verdiendé, heeft zij verstaan." ,,'t Is anders geen pretje, als je zooiets op je brood krijgt," meende Dolf. ,,'t Was verdiend. Als redeneeringen niet baten, moet zóó wel opgetreden worden. Do- miné Meinema heeft onlangs een catechisante om die reden naar huis gestuurd. Zij is niet meer zoo verschenen, maar is nu behoorlijk ge kleed. Kijk, voor zulke dingen en natuurlijk nog meer andere moet je bij Mevrouw niet zijn." „Dus toch zooiets als de oude Minnaar in Meerstad, die op alles critiek heeft", zei Dolf. „Ik vermoed, dat je overdrijft, hoewel ik er niet over oordeelen kan, want ik ken mijnheer Minnaar slechts heel oppervlakkig. Maar Me vrouw ken ik des te beter. Zij staat op het standpunt, dat de tijden veranderen en dat wij met die veranderingen mee moeten, willen wij niet hopeloos achterop raken. Maar de funda menten van het leven moeten dezelfde blijven. Aan de grondbeginselen mag niet worden ge raakt. En nu bedroeft het haar zoo, dat aan die fundamenten juist wordt gewrikt. Als dat door gaat, zijn wij verloren." „Louter verschil van appreciatie", meende Dolf. ,,'t Is het aloude strijd tusschen de jeugd die vooruit wil, en de ouderdom, die vasthoudt aan wat feitelijk versleten is." „Er is in dit geval geen sprake van. Je kent Mevrouw Le Grand niet. Ik liep zooeven immers te betoogen, dat zij met de veranderde tijden meegaat. Zoo typeer'end zeide zij onlangs „Ja, ik zal in een huurrijtuigje gaan zitten, als ik een auto krijgen kan." Je snapt de beeldspraak natuurlijk. Maar bij al dien vooruitgang, bij al die wonderen van de techniek, die wij voor onze oogen zien ontwikkelen, mag niet vergeten wor den, dat in dat alles Gods Hand bespeurd moet worden. Wij blijven met z'n allen zondige men schen, die slechts langs één weg verlossing kun nen vinden. En die weg is eeuwén, eeuwen oud. Die blijft dezelfde, wat er ook verandere." ,,'t Wordt een formeele preek, Elsa", zeide 'Dolf met een poging tot schertsen, die hem even wel slecht afging ditmaal. „Ik preek niet. Je vraagt mij naar Mevrouw Le Grand. En ik zeg je haar standpunt, dat ge lukkig ook het mijne is." „Dat zal wel. Je toont je een beste leerlinge. Maar waar ziin we hier Het komt me zoo bekend voor." „Op den Goudschen Singel," antwoordde Elsa. „Ik zie het al. In dat postkantoor daar heb ik moeder een telegram gezonden. Zij wilde het graag direct weten, of ik benoemd was of niet. Daar is dan de Goudsche weg. Kom even mee, zeg. 'k Zal je mijn kamer wijzen, 't Is vlak vooraan. Boven een schoenwinkel. Zij staken een rijweg over en liepen aan de zijdé van den Goudschen weg, waar het bewuste huis stond. Op de deur las Elsa Haverma, wat haar niets wijzer maakte. En ook wist zij na tuurlijk niets verder, toen zij iets later, gekomen aan de overzijde van de straat, naar de drie ramen opzagen, die behoorden tot Dolfs zit- en slaapkamer. Alleen bespeurde Elsa, dat de gor dijnen niet bepaald frisch waren en er naar uit zagen, dat zij in maanden niet gewasschen wa ren, wat, daar het pas Juni was, haar verdacht voorkwam. Maar zij zeide er niets van. Jongens, als Dolf, kon dat toch niet schelen, al was hij voor zichzelf voorbeeldig netjes. „De stand is niet slecht, vind je wel?" vroeg Dolf enthousiast, ,,'t Is hier ook levendig druk." „Ja, een beste stand. Is de kamer aardig ge meubileerd „Piekfijn in orde. Zullen we eens gaan kij ken I'k kan wel één boodschap verzinnen." „Neen, neen. Als je er eenmaal bent, kom ik je wel eens opzoeken, 'k Zou echter veel liever zien, dat je bij andere m'enschen in huis waart." „Ach, jij met je gruwelijke vooroordeelen barstte Dolf uit. „Wat kun je nu van die men schen zeggen Je kent ze net zoo min als ik." „Daar heb je gelijk in. Maar naar wat je van die Mevrouw verteld hebt, heb ik mij een indruk gevormd. En dan een zoon, die voetbalkampioen is of zoo iets, dat beteekent natuurlijk op Zon dag spelen. Dölf, je kunt mij praten, wat je wilt, al ken ik die menschen niet, ik meen nu al te mogen en kunnen zegg'en, dat het daar niet een gezin is, dat onder ons wenschelijk en noodig wordt gevonden. Ik had liever gezien, dat je gekomen waart bij menschen, die hier gekend werden. Door een advertentie in de Kerkbode hadden wij adressen gekregen, die beter geschikt waren. Maar ja, als je niet wilt, ik kan je niet dwingen." „Het gaat toch zeker niet op, nu te gaan zegg'en, dat ik niet kom? 'k Heb de kamers ge huurd. En een man een man, een woord een woord." „Daar heb je gelijk in," zeidé Elsa. „Dat zou niet fair zijn." „Dat meende ik ook," was het antwoord. „En als het mij er niet bevalt, ga ik weg. We zullen dus eens zien. En dan, Elsa, wat heb ik met die menschen te maken Elsa gaf er geen antwoord op. 't Was water naar zee dragen. Dolf wilde haar niet be grijpen, want hij wist zeer goed, wat haar be doeling was geweest, daarvan was zij overtuigd. Zij liepen over den Goudschen Singel, om tenslotte dén Coolsingel te bereiken, waar Dolf het Stadhuis en het Postkantoor bewonderde. Hij liep verder druk te redeneeren, zeggend, dat hij zich nu al in Rotterdam thuis gevoelde en blij was, Meerstad te kunnen verlaten. ,,'t Is spijtig voor moe," zeide Elsa. „Zij blijft zoo alleen." „Alleen Zij heeft de wereld kennissen op het dorp „Dat is toch geen vergelijking, een kind' of een kennis 'k Heb al gedachtzou moeder hier niet willen wonen Dat zou verbazend ge zellig zijn. En dan was het probleem van je kamer ook opgelost." „Wat een dwaas idee, Elsa Moeder in Rot terdam wonen Je weet even goed als ik, dat zij haar dorp niet verlaten kan." „Ja, dat weet ik wel. Maar misschien was moedér over te halen, 't Is, op den keper be schouwd, toch verkeerd, om zóó aan een dorp te hechten, al weet ik wel: het graf van vader..." „Begin er niet aan, zus. Verleden week zei moeder nog, dat zij er niet weg wil." „Dan weet ik nog niet, wat ik doen zal. Misschien is het dan het beste, dat ik naar huis ga." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 3