Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. de Bestel li m n nawee. No. 3822 ZATERDAG 6 FEBRUARI 1932 46STE JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES EERSTE BLAD. I5TEL BATTERIJ PRIJS 25 CENTS Op den Uitkijk. Alle stukken voor do Redactie bestemd, Advertentlën ets verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Overal verkrijgbaar Ën de Geest en de Bruid zeggen: Kont. xx. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËM 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. m De voornaamste gemeenten van het eiland hebben reeds over de motie van Sommelsdijk beslist en het blijkt nu wel, dat Flakkee in deze kwestie niet achter Middelharnis, maar achter Sommelsdijk staat. Op subsidie uit de localiteit moet de R. T. M. niet rekenen. Waar deze kwestie in de Raden ter sprake werd gebracht, werd overal öf met algemeene stemmen öf met bijna al- gemeene stemmen het besluit genomen geen subsidie aan de R. T. M. te ver- leenen. Dat wil niet zeggen, dat men het overal in alles met den inhoud van de motie-Sommelsdijk eens is. Wat redac tie en enkele onderdeelen betreft, heeft men hier en daar wel enkele andere ge dachten, maar terwille van de hoofd zaak geen subsidie aan de R. T. M. nam men haar overal ongewijzigd aan. Nu wordt er door sommigen wel de opmerking gemaakt, dat men er anders over beslissen zou, wanneer er meer rekening werd gehouden met de min- gegoeden, die zich niet de luxe van een auto kunnen veroorloven en op het tramverkeer zijn aangewezen. Maar het is wel opmerkelijk, dat het juist de S.D.A.P. op Flakkee is, die het scherpst tegenover de R. T. M. staat. Het sociaal-democratische raadslid van Middelharnis sprak het onverbloemd uit, dat Flakkee niets aan de R. T. M. te verliezen heeft en zijn partijgenoot te Sommelsdijk conformeerde zich ge heel aan de daar voorgestelde motie, terwijl de socialistische raadsfractie te Oude Tonge meende, dat de motie van Sommelsdijk lang niet ver genoeg ging en diende daarom de volgende motie in: De Raad der gemeente Oude Tonge, op 4 Februari 1932 in openbare vergadering bijeen Gehoord de besprekingen over het stop zetten der tramdiensten op Flakkee Is van meening, dat met de thans beschik bare gegevens niet is te beoordeelen of de tram voor Flakkee onmisbaar is Acht het veer MiddelharnisHellvoetsluis onafscheidelijk verbonden aan de lijn Flakkee en is daardoor niet overtuigd van het door de R. T. M. voorgegeven verlies Is van oordeel, dat in geen geval subsidie door de gemeente gegeven kan worden Overweegt voorts, dat staking van den tramdienst op Flakkee niet gewenscht is voor dat op andere wijze in het verkeer is voor zien en over het veer is beslist Acht het voor een goede verkeersregeling gewenscht, dat Provincie en gemeenten het verkeer zelf ter hand nemen BESLUIT er bij den Minister van Waterstaat en Ged, Staten van Zuid-Holland op aan te dringen, dat de R, T. M. haar diensten hand haaft tot 1 Jan. 1933 en een studiecommissie in het leven wordt geroepen, die het verkeers- vraagstuk voor ons eiland bestudeert en daar over zoo spoedig mogelijk rapporteert deze motie ter kennis te brengen aan den Minister van Waterstaat en Ged. Staten van Zuid-Holland, en gaat over tot de orde van den dag. Hierin ligt dus de wenschelijkheid uitgesproken, dat Flakkee zich geheel van de R. T. M. losmaakt en dat de tram nog slechts eenige waarde voor Flakkee kan hebben zoolang er nog op geen andere wijze in het verkeer is voorzien. Men ziet uit een en ander, dat ook de vertegenwoordigers van het niet- auto rijdend publiek geen groote vrien den zijn van de R. T. M. In elk geval komt nu in feite wel vast te staan, dat èn de burgemeesters èn het Flakkeesche comité het bij het rechte eind hebben gehad, als zij zich steeds op het standpunt stelden: van de loca liteit moet op geen subsidie gerekend worden. Het is, gelijk we reeds eer schreven, een principieele kwestie. Het gaat ten slotte niet om die paar duizend gulden^ Als het noodig was, konden die door de gemeenten met el kaar nog wel bijeen gebracht worden. Maar de zaak staat heel anders. De vraag moet gesteld worden: wel ken grond is er aan te wijzen om van Flakkee subsidie te vragen voor het eenige verkeersmiddel, dat verbinding geeft met een groot landscentrum Wanneer het een verkeersverbinding betrof met een klein eilandje van zeer ondergeschikte beteekenis, zou het nog wat anders zijn. Maar het betreft hier een landsstreek met ongeveer 35.000 zielen, met een bodemcultuur, die voor geen enkele andere streek onderdoet, waar voor een paar jaar nog een be lasting geheven werd ten bate van het Rijk, dat ongeveer even hoog was als heel de provincie Drenthe opbracht. Zou zoon streek geen recht mogen laten gelden op althans één goed ge- outileerde en snelle verbinding met het vaste land, zonder dat hiervoor uit de localiteit bijzondere offers gevraagd worden Is het ook geen landsbelang, dat het verkeer met zoon streek uit muntend geregeld is Wij gelooven, dat Flakkee recht heeft op één goede verbinding zonder subsidie uit de localiteit. Wanneer de exploitatie het niet op kan brengen, ligt het in de eerste plaats op den weg van het Rijk en de Provincie om te zorgen, dat Flakkee krijgt wat belastingbetalers in een andere streek ook hebben. Maar een zeer groote vraag is nog of de exploitatie van het verkeer op Flakkee tekort komt. Dat is nog nooit uitgemaakt. Want zeer terecht is in den Raad van Sommelsdijk door wethouder Dijkers opgemerkt, dat de directie der R. T. M. wel een afzonderlijke berekening maakt voor de lijntjes op Flakkee zelf, maar zoo'n rekening is er vlak naast. De winst van het veer Hellevoetsluis Middelharnis en een zeer groot ge deelte, wel het allergrootste, van de lijn HellevoetsluisRotterdam, moet ook op rekening van Flakkee gezet worden, en al hebben we geen cijfers voor ons dan is het toch overtuigend bewezen, dat Flakkee een der beste, zoo niet het allerbeste traject is voor de aandeelhouders der R. T. M. Het besluit der zeven heer en in Mid delharnis is dan ook een groote dwaas heid geweest, een groote voorbarigheid, waarmede het belang van Flakkee al lerminst gediend is. Men moet in het stadium, waarin Flakkee op 't oogenblik verkeert, niet uit het oog verliezen, dat alles wat er incidenteel gebeurt, slechts het karak ter van tijdelijk en provisioneel draagt. De tram zal het tot 1933 in ieder ge val nog wel uithouden. En tegen dien tijd zullen we voor geheel nieuwe toe standen staan. Zien we het goed, dan kijken ook de Prov. Staten die richting uit. De Groene Kruisweg nadert zijn vol tooiing en de voorstellen der commissie van Rijckevorsel inzake de veren zijn ook in een stadium, dat uitvoering bin nen niet te langen tijd verwacht kan worden. Er komt dus verandering in de ver keersverbindingen van Flakkee met den vasten wal. En in dit licht bezien is het een on bezonnen en zeer voorbarige daad thans subsidie uit de localiteit te geven aan de R. T. M., omdat hiermee een precedent geschapen zou worden, waar Flakkee straks last en scha van zou kunnen hebben. Men moet terwille van een dadelijk profijt het voorloopig blijven rijden van de tram (die heusch ook zonder die paar duizend gulden wel blijft) niet de groote lijnen voor de toekomst uit het oog verliezen. We vreezen, dat de zeven heeren in Middelharnis dit maar al te zeer ge daan hebben. De eerste week van Februari 1932 zal in de geschiedboeken der wereld-geschiedenis een zeer belangrijke bladzijde beslaan. De aanvang van de groote Ontwapenings conferentie Heel de wereld is in groote spanning. Nooit te voren in heel de wereldgeschiedenis heeft er zulk een gewichtige conferentie voor de menschheid plaats gehad. Henderson zei in zijn openingsrede er van „In de wereldgeschiedenis vertegenwoordigt deze conferentie een eenig feit. Niet alleen de Staten-Leden van dem Bond hebben hun af gevaardigden gezonden, maar ook eenige niet- leden zijn vertegenwoordigd. Woordvoerders van 17 honderd millioen zielen zijn hier bijeen. Er is geen levend wezen, hetzij in de groote industrieele centra, in de woestijnen van Afrika, in de wildernis van het Oosten, of temidden van het ijs der Poolstreken, dat hier niet iemand heeft om in zijn naam te spreken. Het is dan ook overbodig uit te weiden over het represen tatieve,karakter dezer conferentie de belang rijkste internationale bijeenkomst sinds het einde van den wereldoorlog. Ik kan volstaan met de mededeeling, dat ongeveer 60 regeeringen hier zijn vertegenwoordigd. Nog nooit tevoren heb ben wij éen zoo machtig en indrukwekkend aan tal ministers vereenigd gezien als thans zijn af gevaardigd naar deze conferentie." En de drie punten1, waarover het in deze wereldconferentie gaan zal, gaf hij aan als volgt: ,,a). Tot gezamenlijke overeenstemming te geraken omtrent een vast omschreven program ma van practische voorstellen, teneinde spoedig "een belangrijke vermindering en beperking van alle nationale bewapeningen te verzekeren. b.) Vast te stellen, dat geen' andere bewa peningen onderhouden mog enworden buiten1 die, welke zijn toegestaan volgens de bepalingen van dit verdrag, krachtens hetwelk alle hier ver tegenwoordigde volkeren zich verplichten alge meene ontwapening als hun gemeenschappelijk einddoel te beschouwen. c.) De mogelijkheid te overwegen van de geregelde bijeenroeping met redelijk korte tus- schenpoozen, van gelijksoortige Conferenties, teneinde een gestadigen voortgang naar ons einddoel te verzekeren zonder af te wijken van ons streven reeds nu een zoo groot mogelijk resultaat te bereiken." Het gaat er dus op 't oogenblik niet om, wat de naam dezer conferentie zou doen vermoeden: ontwapening. Het voorloopig doel is: algemeene beperking van bewapening. De groote vraag, die de wereld zich stelt, is: zal deze conferentie het beoogde doel be reiken Enals deze conferentie, evenals zoo vele harer voorgansters, eens mislukt, wat dan Het is niet in te denken, wat het dan worden moet. Toen Henderson bij deze gedachte even stil stond, zeide hij „Het is overbodig de ontstellende kosten van verschillenden aard in herinnering te brengen, welke d'e Wereldoorlog ons heeft nagelaten. Het is eveneens overbodig te trachten U een be schrijving te geven van de ontzettende ramp, welke e'en „volgende oorlog" voor de wereld zou beteekenen. Ik ben er van overtuigd, dat in deze groote zaal ieder gedelegeerde voor zich vurig hoopt en bidt, dat de menschheid ge spaard moge blijven voor een onheil, waarvan het onmogelijk is zich de verschrikkingen te verbeelden," En aan het. slot van zijn redevoering kwam hij nog eens op de gevolgen van een niet-slagen dezer conferentie terug en toen zei hij „Ik weiger zelfs de mogelijkheid van mis lukking te overwegen. Want in dat geval kan niemand' instaan voor de fatale gevolgen. Eén ding is zeker: de wereld zou wederom terug vallen tot den gevaarlijken wedloop tusschen de zich snel uitbreidende bewapeningen." Inderdaad, als eens mislukte wat deze wereld conferentie zich voorstelt te bereiken, dan gaat de wereld een zwarten nacht tegemoet. Nu zou de eenvoudige mensch de vraag kun nen stellen: maar als alle volken dan werkelijk willen, dan is mislukking toch buitengesloten Dat schijnt ook wel zoo. Maar de moeilijk heden liggen voor de mannen van Genève als opgestapeld. Want men moet niet vergeten, dat het niet vandaag voor het eerst is, dat over de be perking der bewapening wordt gesproken. Reeds de Vredesconferenties van 1899 en 1907 hebben uitgesproken1, dat beperking van de militaire lasten noodzakelijk is voor het ma- terieele en moreele welzijn der geheele mensch heid. En sedert 1919 houdt de wereld zich weer bezig met de beperking der bewapening. Al jaren lang hebben de landen begrepen, dat ver mindering der bewapening een zeer belangrijke eisch is voor het welzijn der volken. Maar al die jaren is het ook bij praten gebleven. Men kwam niet tot de daad. En nu komen eindelijk bijna alle landen der wereld bijeen om tot een definitieve beslissing te komen. Wat is er dan nog, wat de volken1 tegenhoudt? Zooals ik zei, er zijn bergen van moeilijk heden te overwinnen. Ik wil echter hier alleen maar één moeilijk heid, misschien wel de grootste .noemen: de kwestie van Duitschland en Frankrijk. Een der dagbladen heeft hierover het volgende bericht „De heele Duitsche pers bevat vanavond naar aanleiding van de opening van de ontwapenigs- conferentie uitvoerige beschouwingen, waarin in de eerste plaats de nadruk wordt gelegd op het groote belang van de verhouding van Duitschland—Frankrijk als de ziel waarom de kwestie van de ontwapening in Europa draait. Alle bladen zijn het er voorts over eens, dat het standpunt van Duitschland juridisch en moreel zeer sterk is, omdat het steunt op de artikelen 8 tot 16 van het statuut van den Volkenbond, alsook op het protocol van Lo carno en volkomen strookt met hetgeen de vol keren van Europa verlangen. Dat Duitschland en zijn vroegere bondgenooten ten opzichte van de ontwapening gelijke rechten zullen krijgen als andere souvereine staten, wordt in alle bla den een dwingende eisch in het belang van heel Europa genoemd /hetwelk in deze moeilijke tij den naar de uiteindelijke liquidatie van den grooten oorlog smacht. Verschillende schrijvers, o.a. prof. Sanger, meenen, dat het voortbestaan van den Volkenbond van dé vervulling van dezen eisch afhangt." Dat is wat Duitschland wil. Maar Frankrijk staat precies aan het andere eind te trekken. Frankrijk wordt nog altijd door de vrees ge dreven en eischt sterke waarborgen tegen Duitschland. De Fransche regeering zal derhalve in de Ontwapeningscoferentie verklaren „Wij willen ontwapening: wij willen niets liever. Maar hoe groot ook onze geestdrift voor ontwapening is ,als de veiligheid er door zou worden verzwakt, moeten wij er van afzien. Wij vragen derhalve aan de vertegenwoordigers van de andere landen: welken waarborg geeft gij voor onze veiligheid, als wij een stuk van onze wapening afbreken Frankrijk zou willen hebben een verdrag met Engeland' en Amerika, dat in geval het wordt aangevallen, het direct op de hulp dier landen kan rekenen. Maar beide landen zijn niet ge negen zich hiertoe te verbinden. Wat te begrijpen is. Nu zal de conferentie van Genève deze zaak te behandelen hebben. Zullen de volken elkander vinden Binnen enkele weken zal het antwoord er zijn. Eén ding is er, dat ons pessimistisch stemt. De wereld vestigt het oog op Genève, niet op de stad van den grooten Calvijn, maar op de stad van Rosseau, den Encyclopaedist der Fran sche Revolutie, die het welzijn der menschheid bereiken wilde allen door hulp der menschelijke rede. Het hoofdorgaan der Socialisten denkt daar natuurlijk anders over. Dat blad spot met het Christelijk geloof 'en het kinderlijk vertrouwen in Gods almacht. Na een loflied op 'Henderson den gewezen metaalbewerker zegt het blad over de rede van de voorzitter der Ontwapeningsconferentie: ,/Den1 Bijbel uit zijn ouden leeken preektijd heeft Henderson thuis gelaten en naar Genève den nieuwen meegebracht. Zijn tekst voor den tweeden Februari was artikel acht van het Volkenbondsverdrag Hier hebt ge de brallende taal van het dwaze ongeloof, dat zichzelf wel helpen zal. Die in den Hemel woont zal lachen God als Souverein en Schepper van Hemel en aarde wordt in den grooten Bond der vol keren niet erkend en aangebeden. Dat stemt ons pessimistisch. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat het best mogelijk is, dat deze Wereldconferentie de menschheid ontspanning zal geven. Want al is het niet door de grooten der aarde zelve, er is toch voor deze Volkenvergadering gebeden. De Kerk des Heeren heeft haar ge beden opgezonden tot den Hemel om den zegen Gods. Én over het rond der aarde heeft God de Heere Zijn kinderen, die in de eenzaamheid bidden om Gods zegen over het werk, dat Genève staat te ondernemen. Maar al is het, dat er nog tijdelijke ont spanning komt, wanneer de volken der aarde en hare wereldgrooten niet leeren buigen voor den wil van God, dan moet het toch op een cata strophe uitloop en. En er zijn zoovele teekenen, die er op wijzen, dat we die tegemoet -gaan. UITKIJK. JODENDOM EN CHRISTENDOM (2). Dr. Palache schreef in 't voorwoord op zijn Inleiding in den Talmud (op welk boek of bijbel we hopen terug te komen). „Aufrichtig zu sein kann ich versprechen, unparteiisch zu sein aber nicht". Niet onpartijdig, maar partij gekozen voor zijn Jodendom, wat trouwens uit 't heele boekje blijkt. Geen nivelleeringsplan. En wij wenschen dezen geleerde daarin te volgen. Het is ons ten eenenmale onmogelijk en on draaglijk om evenals de moderne critici, ons te plaatsen op 't neutraal terrein, en de godsdienst wetenschap in haar ver-gelijking der vele reli giën te toetsen met een precies gelijk stellen van alle godsdiensten, om dan 't Christendom te beschouwen als één der onderwerpen, waar over men dan „ook eens" een monografie zal schrijven. Over Babel zal men schrijven, over Feniciën enz. en „ook zoo" over de religie van Israel, en „ook zoo" over de religie des Christens. Kuenen, een der reeds gestorven professoren, zei: „Voor ons, critici, is de Israëlitische gods dienst één van de godsdiensten, niets min der, maar ook niets mee r." Prol. Tiele in zijn zware boek over dé „Vergelijkende Geschiedenis van de Egyptische en Mesopotamische godsdiensten" zegt op blz. 526 en 527 „Evenals de Jood schrijft ook de Parsi, de Hindu, de Mohammedaan zijn godsdiénst aan g o d d e I ij k e ingeving toe; waarom zouden wij 't ééne aannemen en 't ander verwerpen1 Met 't onderstellen van een bijzonder gods dienstig of zelfs monotheïstisch instinct bij 't semietische ras komen wij niet verder, en omdat 't hier een verschil geldt bij volken, die juist tot datzelfde ras behooren, èn omdat ook instinct een woord is slechts uitgevonden om onze onkunde te bedekken. Israel het godsdienst- volk bij uitnemendheid te noemen, is al niet veel beter. Bedoelt men daarmee iets anders, dan dat dit volk zijn beteekenis in de wereld alléén aan zijn godsdienst te danken1 heeft; dat het, in alle andere opzichten bij zijn naburen ten achter of ten hoogste met hen gelijk staande, daarin alleen den hoogsten trap bereikte, dat het deze ééne zijde van het menschelijk leven bij zich gekweekt, maar alle andere: staatkunde, nijverheid, kunstvlijt, en kunst, wetenschap, voor zoover daarvan toenmaals nog sprake kon wezen, indien niet verwaarloosd, althans aan den godsdienst ondergeschikt heeft gemaakt bedoelt men daarmee iets meer dan ditdan bezigt men weer éen fraze, die niets verklaart. Israel als zoodanig was volstrekt niet godsdienstiger dan andere volken der oudheid, althans niet dan de Egyptenaar® of de Etru- r i e r s b ij v„ om van de Aziatische volken niet eens te spreken. In zekeren zin waren de Grieken en Romeinen, de eersten vooral, gods- dienstiger dan zij." En nu gaaf Prof. Tiele aan 't verklaren: „De zaak is, dat deze verhevene en zuivere gods dienst, zooals wij dien uit de Schriften des O. T. kennen, nooit ,de godsdienst van h e»t volk der Israëlieten is geweest, maar alleen die van een- zeer ont wikkeld deel der natie. Soms door de omstan digheden begunstigd, door enkele koningen be schermd, heeft die partij of sekte haar godsdienstige begrippen met geweld aan het volk kunnen opleggen en de praktische toepassing daar van kunnen doordrijven: maar nauwelijks was de dwang opgehevenof 't volk keerde tot zijn eigen godsdienst terug, den eenigen dien 't verstond." En als iemand dan aan prof. Tiele vraagt Maar hoe komt die secte dan aan dien zoo veel reiner godsdienst dan die van Baal enz.", dan is 't antwoord dat is door dé Evolutie ge beurd, waar wel eenige profeten1 rijp voor wa ren, maar niet 't volk, dat van den beginne zij ner opkomst niets anders diende dan dé goden van Babel, Moab, Ammon, Syrië, enz. enz. Dat is nivelleering, vrucht van een zooge naamd wetenschappelijk Indifferentisme, waar mee ook alle Christelijke Wetenschap werd af geslacht.Wij, liberale wetenschappelijke mannen hebben geen voorliefde: die zal komen

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 1