Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
de Beste!
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3821
WOENSDAG 3 FEBRUARI11932
46ste JAARGANG
PRIJS 25 CENTS
gebroken bakken
Overal verkrijgbaar
Brieven uit Amerika.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING lOcent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
111e stakker voor de Redactie bestemd, Adv er tentiëa e sa verdere Ad. mi aaistratie frasa©® te aeaa deaa mstm de Uitgevers
GLAZEN INGOOIEN.
Zooals onze Ouddorpsche correspondent in
een heel kort, sober en zakelijk bericht meldt,
zijn de vorige week bij den Burgemeester van
Ouddorp de glazen ingegooid. Wie de directe
daders zijn is natuurlijk onbekend, maar naar
ons uit een persoonlijk onderzoek ter plaatse
gebleken is, wordt als indirecte oorzaak de Chr.
Landarbeidersvereeniging aangewezen.
Van dezen blaam dient de Chr. Landarbei
dersvereeniging zich vóór alles te zuiveren.
Want wie de glazen bij een ander ingooit,
moet er zich van overtuigd houden, dat hij óók
eig'en glazen ingegooid heeft.
Lukt het niet de daders uit te zoeken, dan
moet de vereeniging door een motie van af
keuring zich publiek los maken van deze daad.
Naar wij vernemen treedt de heer Amelink
hedenavond niet voor de Chr. Landarbeiders
vereeniging te Ouddorp op. Wanneer de leden
desniettemin bijeenkomen, zullen zij een goed en
zeer noodzakelijk werk doen, wanneer zij in
boven aangegeven geest handelen.
Anders moet zij er maar op rekenen, dat ze
ook eigen glazen ingegooid heeft en dat is niet
zoo gemakkelijk te herstellen als de schilder het
bij de burgemeesterswoning gedaan heeft.
DE WERKLOOZENZORG TE
OUDDORP.
Er is onder de arbeiders te Ouddorp groote
ontstemming over de werkloozenuitkeering en
deze ontstemming richt zich tegen B, en W.
dezer gemeente.
Zooals men weet wordt er uitkeering gedaan
op de basis van het ter plaatse gangbaar loon
onder de landarbeiders.
B. en W. hebben als norm aangenomen'een
loon van 1.25 per dag. De uitkeering is dan
70 voor gehuwden, 60 voor kostwinners
en 50 voor ongehuwden.
De arbeiders houden nu vol, dat het geldend
loon ter plaatse hooger is.
Naar ons uit persoonlijk onderzoek bleek
voeren de arbeiders hier als bewijs aan het loon,
dat uitgekeerd wordt bij het Rijkswerk aan den
Stuifdijk 1.75 per dag) 'en het loon, dat de
gemeente zelf uitkeert voor het werk aan de
z.g. Horzelshoogte, welke grond de gemeente
heeft aangekocht voor 5200.ter ontginning
ten bate der werkverschaffing, onder controle
en uitvoering der Ned. Heidemaatschappij. Hier
wordt een loon uitgekeerd van 1.40 per dag.
Vervolgens wijzen de arbeiders op uitkeering
in particuliere bedrijven, b.v. één kwartje per
uur in de uienloods enz.
Het standpnnt van B. en W. was daartegen
over, dat al dit loon niet kon gerekend worden
tot het normale loon, dat door de arbeiders in
den winter te Ouddorp verdiend wordt en hiel
den zij vast aan hun 1.25 per dag.
Hier is ten slotte de Rijksdienst der Werk
loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling aan
te pas gekomen, en werden B. en W. in het
gelijk gesteld.
Daarop heeft de burgemeester overleg ge
pleegd met het hoofdbestuur van den Ned. Chr.
Landarbeidersbond te Utrecht, in overleg waar
mee een compromis is getroffen en als gevolg
waarvan de basis van het loon op 1.40 per
dag is gesteld, een uitkeering dus afgerond op
ƒ1.— per dag aan werkloozen (gehuwden).
Dit alles is pas de vorige week vastgesteld.
Voor dien tijd hadden B. en W., na confe
rentie met den plaatselijken bond en den af-
deelinigsbestuurder, den heer Vingerling van
Zuidland, goedgevonden een uitkeering per week
'te geven van 7.20.
Het spreekt vanzelf, dat het zeer hard valt
voor de arbeiders plots zooveel verminderd te
worden in een toch al karige uitkeering. En wat
de geesten nog meer verbitterd schijnt te hebben
is de toepassing van de nieuwe regeling met
terugwerkende kracht, zoodat de menschen in
plaats van met 7.20, met heel wat minder
naar huis moesten.
Na inzage der officieele bescheiden, blijkt ons
echter, dat de burgemeester het wettelijk recht
aan zijn zijde heeft. Het schijnt ook het bestuur
der Landarbeidersvereeniging niet mogelijk aan
te toonen, dat het daggeld in Ouddorp voor de
landarbeiders op dez entijd hooger is dan 1.25.
We hebben hier met zeer eigenaardige Oud
dorpsche toestanden te doen. De menschen ver
dienen er een bitter schijntje in dagloon, maar
ze hebben nog al aardige bijverdienste, de mees
ten hebben zelf een hoekje land enz.
Dat neemt niet weg, dat een uitkeering van
6.per week heel weinig genoemd moet
worden.
Zooals wij het thans inzien, zouden we het
wel wenschelijk achten, dat het dagelijksch be
stuur van Ouddorp alle pogingen in het werk
stelde om de uitkeering op gelijken voet te
houden als op andere plaatsen van het eiland
betaald wordt. Van 7.20 in de week zullen de
menschen nog geen wonderen doen.
Ons dunkt, dat in overleg met het hoofdbe
stuur van den Ned. Chr. Landarbeidersbond en
het betrokken departement dn die richting wel
iets 'te bereiken zal zijn.
-•
DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN
OUDE TONGE.
Bij de troonsbestijging van den nieuwen koning
hadden de Franschen eertijds de gewoonte door
een heraut het feit met de volgende woorden
te doen afkondigen: „Le roi est mort, vive
le roi".
Men denkt onwillekeurig aan deze historische
woorden als men let op de groote haast, waar
mee de oude burgemeester door den nieuwen
vervangén' wordt.
Binnen één week heeft het afscheid van den
heer Van Schouwen en de benoeming van den
heer Vooys plaats gehad.
In den heer Van Schouwen verdwijnt uit het
publieke leven van Oude Tonge een figuur van
den ouden stempel. Gemoedelijk, kalm en be
raden was zijn optreden. In den Raad wist hij
inderdaad de grootste onpartijdigheid te hand
haven, vaak zelfs zóó ver doorgedreven, dat
men wel ééns geneigd was de vraag te stellen:
Wat is nu uw persoonlijke meening
In een moeilijken tijd heeft de heer Van
Schouwen het gemeenteroer in handen gehad
en zijn optreden gaf nimmer redenen tot on
tevredenheid.
De vele woorden, die bij zijn afscheid door
de raadsfracties gesproken zijn, kwamen dan ook
ongetwijfeld bij ieder rechtstreeks uit het hart.
Met den nieuwen burgemeester, den heer
Vooys, gaat de gemeente Oude Tonge een nieu
we toekomst tegemoet.
De heer Vooys is Antirevolutionair 'en lid der
Geref. Kerk.
Misschien was het beter geweest, wanneer de
Minister had' kunnen besluiten een Ned. Herv.
burgemeester te benoemen. Nu dat niet zoo is,
zijn we er van overtuigd, dat de R. Kath. en
Anti-Rev. kiesvereenigingen zich als goede
staatsburgers bij de beslissing van den Minister
zullen neerleggen en een tegemoetkomende hou
ding ten aanzien van den nieuwen burgemeester
zullen aannem'en,
In ieder geval is bereikt waar deze gemeente
in haar huidige samenstelling recht op heeft,
n.l. een burgemeester van positief rechtsche
richting.
Wij wenschen den heer Vooys en de ge
meente Oude Tonge van harte geluk met deze
benoeming en hopen, dat spoedig moge blijken,
dat hier tot het verantwoordelijke ambt geroe
pen is the rigth man in the right place.
AL TE NAÏEF.
In een bericht in Onze Eilanden over
het samenbrengen van een bedrag van 5550.
door „belanghebbenden" bij het behoud van de
tram (wij bedoelen met deze aanduiding niets,
kwaads, de heeren, die het geld bijeenbrachten,
noem'en zichzelf zoo) wordt gezegd, dat als de
tram nu blijft rijden, het te danken is aan deze
actie van deze heeren.
Dat is nu toch wel wat al te naief.
Denkt men nu werkelijk, dat het niet of wel
blijven van de tram van een tiental duizend
gulden afhangt; een exploitatie, die over de
millioen beloopt, het van een 12000.zal
laten afhangen of zij doorzet of niet
Het is toch al te dwaas.
Men deed uit de localiteit wel zoo wijs, zich
wat meer gereserveerd tegenover de directie der
R. T. M. te houden, zelfs al is men belang
hebbend bij de tram.
De mander, waarop de directie het laatste
half jaar met Flakkee heeft omgesprongen, is j
niet van dien aard, dat Flakkee zich tot een
kniebuiging in de richting van de Rosestraat
heeft te verplichten.
Men make zich niet ongerust, de directie van
de R. T. M. heeft er zelf het grootste belang
bij de tram op Flakkee te behouden.
En laat men vooral nuchter blijven en niet
zoo naief doen alsof een zes mille in de plannen
der R. T. M. eenige wijziging zullen aanbrengen.
Beste Vriend!
Kort geleden las ik in een Nederlandsch blad
dat er eigenlijk geen noemenswaardig verschil
was tusschen hen, die in een „duizendjarig rijk"
gelooven en hen, die dit loochenen, want voor
beide is grond in de H. Schrift.
Dit geschrijf getuigt niet van veel diepgang.
Als deze broeder Gereformeerd is en hij woon
de in Amerika, dan zou het hem spoedig dui
delijk zijn, dat dit Premillenialisme lang niet zoo
onschuldig is als hij zich dat voorstelt. Ik geloof
dat er geen land ter wereld is, waar zooveel
Chiliasten wonen als in de Vereen. Staten van
Amerika. En hun invloed doet zich gelden. Het
ondermijnt al wat Gereformeerd is. Het is voor
de Geref. Kerken één van de gevaarlijkste
„isme's", die wij hier hebben. Altijd werden
de Chiliastische broeders in ons midden ge
dragen. Zelfs wel als voorgangers, als ze de
perken niet te veel te buiten gingen. Het werd
nimmer als zoo erg gevaarlijk beschouwd. En
ook nu nog worden de oude Chiliasten van
vroeger niet bemoeilijkt. Velen leven met ons in
één kerkverband, maar Gereformeerd en Pre-
millennialist behoort tot de onmogelijkheden.
Dit laat zich niet vereenigen. De leer der „ze
ven bedeelingen" en der „acht verbonden" en
de „drie of vier opstandingen en gerechten", de
loochening van het momenteele Koningschap van
Christus" de uitstel-theorie van Christus' Ko
ninkrijk, de ontkenning van de eenheid van Gods
volk, de verwerping van de Bergrede en van
het grootste gedeelte van de vier Evangelisten,
als behoorende tot het Joodsche Koninkrijk en
niet tot de gemeente van Christus, zijn een
voudig onverzoenlijk met onze belijdenis. En
duidelijk is het mij in de laatste jaren geworden,
dat het Chiliasme, dat vroeger als een droome-
rige dwaling zacht werd bestreden, toch de
vader is van het hedendaagsche schromelijk af
wijkende Premillennialisme. Want er is bij 't
Chiliasme een gradueele inzinking, die tot het
Premillennialisme leidt. Nu zijn er hier ook nog
wel „Pre's", die de volle consekwenties van die
leer nog niet aanvaarden, maar hun kinderen
zeggen ja en amen op de geheele onbijbelsche
stelling, die de „Pre's" voorstaan. Hun leer van
een tweede gelegenheid tot zaligheid voor de
Joden, de afschaffing van de wet der tien ge
boden enz enz., toonen ons voldoende, dat het
Premillennialisme en de Gereformeerde leer niet
bij elkander passen. En toch zijn er honderden,
zelfs van ons klein Chr. eGref. Kerkje, die zich
van ons losgemaakt hebben, en zich bij de
„Pre's" hebben aangesloten. Gelukkig, dat wij
onder onze predikanten een kampvechter hebben
tegen dat onbijbelsch dogma, die niet moede
wordt week voor week al twee jaar lang ons
op die dwaling te wijzen. Wij zijn hem dank
baar Vooral vaders van groote gezinnen met
groote kinderen beseffen de waarde van Ds.
Zwier's groote studie over deze onderwerpen.
En hij doet zijn werk op zulk eenvoudige wijze,
dat onze kinderen, die nog iets Hollandsch
kunnen lezen, hem gemakkelijk kunnen volgen.
Zoo ik reeds schreef loochenen de „Pre's"
het Koningschap van Christus, en als gevolg
loochenen zij ook het regeerambt in de Kerk.
Daarom zijn ze „Undennaminatironal", dit is, zij
willen van geen kerkverband weten. Van kerk
recht en kerkregeering moeten zij niets hebben.
Wel erkennen zij, dat Christus het Hoofd van
Zijn gemeente is, maar het Koningschap ont
kennen zij, dat was Hij over Israel, maar niet
in de nieuwe bedeeling. Nu volgt hier vanzelf
uit, dat Zij wel een zedelijke en geestelijke lei
ding erkennen, maar het regeerambt ontkennen
zij, want uit het Hoofd-zijn van Christus is geen
kerkelijk gezag af te leiden. Het gezag is niet
een organisch, maar een juridisch begrip. Dit
vloeit voort uit Zijn Koningschap. Men drijft
dan ook niet zelden den spot met kerkenorde
en belijdenisschriften. Dit Undennominationalis-
me of vrije-kerkbegrip heeft dan ook geen onder
ling verband. Men leeft los naast elkander en elk
DOOR
H. ZEEBERG.
6)
„Je denkt er zeker ook zoo over vroeg hij
in eenen, haar strak aanziende.
„Ja", zeide Elsa op vasten toon.
Dolf glimlachte.
„Jullie ziet mij, geloof ik, zoowat aan voor
een heelen of halven heiden. Maar 't valt wat
mee, zus. Ik ken wel menschen, die geregeld
naar de kerk gaan, maar die niet zoo serieus
leven als ik. Geloof maar, dat ik meer weet,
dan je denkt."
,,'t Is best mogelijk, dat er zulke menschen
zijn. Maar dat is voor hun verantwoording.
Jij moogt hen niet tot voorbeeld nemen."
„Zeg, Elsa, zouden wij dit twistgesprek niet
staken Ik ben in zoo'n beste stemming, nu ik
deze betrekking gekregen heb en ik was zoo blij,
je weer eens te zien, want au fond kunpen wij
toch goed met elkaar overweg. En nu zitten
we maar te twisten en we worden het toch niet
eens. Mag ik nog een kop thee van je
„Zeker, jongen", zei Elsa hartelijk. „Ik denk
er ook niet aan, te twisten. Maar als je dingen
zegt en doet, waarmede ik het niet eens ben,
dan behoud ik mij het recht voor, je dat te
zeggen, of je dat prettig vindt of niet."
„Nu, je weet wel, dat ik een stootje ver
dragen kan. Lieve tijd, als ik nog denk aan dat
gesprek tusschen ons beiden, toen je laatst thuis
waart en wij dachten een gezellige wandeling
te hebben Je hebt me een uur lang gekapitteld.
En de zondaar bleef even verstokt."
„Spreek niet zoo lichtvaardig, Dolf", smeekte
Elsa.
„Nu, nu", suste hij, „ik meen het niet zoo
erg. Je weet, dat ik graag mag tegenspreken. En
heusch, Elsa, ik ben geen heiden, al heb ik
wat vrijere opvattingen dan moeder en jij en
anderen."
„Ik heb nooit beweerd, dat je bent, wat jij
een heiden noemt. Maar ik heb wel bemerkt,
dat je onverschillig geworden bent. En nu vree
zen moeder en ik, dat het in Rotterdam er niet
beter op worden zal."
„Zijn hier dan geen predikanten en zoo
vroeg hij, ietwat spottend.
Elsa gaf géén antwoord. Omdat zij klaar
inzag, dat zij n u in ieder geval geen stap ver
der kwam. Maar op haar sprekend gelaat waren
droefheid en diepe smart te lezen, wat Dolf
blijkbaar opmerkte.
„Trek het je maar niet aan, Elsalief", zei hij.
„Het komt best met mij in orde. Ik red mij wel.
Met gekwezel moet men evenwel niet bij mij
aankomen."
„Het beste is, Dolf, dat wij er voorloopig
niet over spreken. Ik hoop en bid, jongen, dat
het je hier in Rotterdam goed moge gaan. En
dat je er niet verliest het geloof, waarin onze
lieve vader gestorven is en dat ook ons alleen
behouden kan."
Ongedurig en niet op zijn gemak bewoog Dolf
zich in zijn fauteuil, maar hij gaf geen antwoord,
doch staarde naar buiten.
„Je zoudt er ur'en naar kunnen kijken", zeide
hij, doelenden op het schilderachtig, levendig
riviergezicht.
„Ik kan de oogen er niet afhouden", merkte
Elsa op. „Als ik bepaald lezen wil, ga ik zoover
mogelijk van het raam zitten. Want anders komt
er niets van."
„Nu, op het kantoor zal ik daarvan geen last
hebben. Wij zitten er hoog en droog."
„Is Smeetsman 6 Co. een goede firma, Dolf
Hij liet in eenen zijn luie, onverschillige hou
ding varen en kwam in vuur, toen hij vertelde
van het werk, dat hem wachtte. Zijn bruine
oogen glinsterden. En in zijn 'ijver, om alles
mooi en goed voor te stellen, streek hij zijn
lange, slanke hand door het zwarte haar.
Met een glimlach luisterde Elsa toe: dat was
de oude Dolf, vroolijk, opgewekt, vol leven en
beweging, snaaksche opmerkingenen makend, ge
vat, bezield met werklust. Dan was er geen
ironie, geen sarcasme, geen spot. Dan leek hij
onbedorven, als een jong kind. Hij was nu pre
cies het omgekeerde van daareven.
Door het vertrek tingelde de fijne slag van
de pendule: half vier.
„Hoe lang mag ik hier zitten vroeg Dolf
koddig. „En heb je voor vandaag nog verdere'
plannen, Elsa
„Om vier uur is Mevrouw present", ant
woordde Elsa. „Wij gaan dan thee drinken. En
dan dacht ik, als je het goed vindt, met je op
stap te gaan. Om zes uur eten we. Dan kun je
nog op je gemak den trein van half acht halen.
Kan dit program de goedkeuring van Zijne Ex
cellentie wegdragen
,,'k Heb er niets dan lof voor. 'k Vind het
verbazenden aardig van Mevrouw Le Grand
mij ten eten te noodigen. Ben ik eigenlijk wel
behoorlijk gekleed voor zulk deftig gezelschap,
Elsa
Elsa lachte hartelijk: Dolf was steeds geweest,
als kon hij door een ringetje gehaald worden;
hij was punctueel op zijn kleeren en goederen.
„•Heb daarvoor maar geen zorg", zeide zij.
„Bovendi'en is het hier heel niet deftig. Je zult
nu eens kunnen, zien en opmerken, wat een
aardig, hartelijk iemand Mevrouw is. De laatste
dagen heeft zij verdriet, maar zij draagt 'het
bewonderenswaardig."
„Wat is er dan
Elsa vertelde van het sterfgeval in Indië. Dolf
luisterde evenwel met een half oor, want het
interesseerde hem slechts matig. Wat wist hij
van mijnheer Wagenveldi en diens overleden
vrouw af. En dan over sterfgevallen praatte
hij het liefst niet. Voor jonge menschen, vond
hij, w'enkt het volle, rijke leven.
„Zeg, Dolf", zeide Elsa opeens, „wij konden
dan straks wel even langs den uitgever van de
Kerkbode loopen."
„Waarom 7" vroeg hij ten hoogste verbaasd.
„Wel, je moet toch een kamer hebben1? Dan
konden we een advertentie plaatsen. Het is
kort dag."
„Maar, zusje, dat is al in orde, hoor. Mede
daardoor kwam het, dat ik later hier was dan
ik gedacht had."
„Is dat al in - orde vroeg Elsa,
langzaam sprekend.
„Maar, mijn lieve kind, wat wilde je dan
Je zegt immers, zeer terecht, dat het kort dag
is Eén van de firmanten ried me aan, een
advertentie in het „Nieuwsblad" te plaatsen of
om gebruik te maken van het kamerverhuurkan
toor. Dat laatste leek mij het allervlugst
én gemakkelijkst. In zoo'n stad hebben ze de
zaken toch maar voor elkaar, hé Het gekste is,
dat het mij geen cent heeft gekost. Dat betaalt
zeker de kamerverhuurder. Enfin, ik kreeg tien
adressen op. Nu, aan zoo'n corvee begin je
natuurlijk niet. .Het eerste, het beste heb ik maar
genomen. Dat leek me aardig. En als het niet
bevalt, kan ik er altijd weg. 'k Ben met het
mensch niet getrouwd, 't Is op den Goudschen
weg, niet zoo heel, heel ver van het kantoor,
hé
Met groote verbazing had Elsa zitten luisteren
naar het relaas, dat ratelvlug werd verteld.
Moeder mocht wel schrijven: „Houd, als je kunt,
een oog op hem." Dolf zou er zich eenvoudig
niet aan storen. Hij ging zijn eigen gang. D i t
was een' leelijke streep door Elsa's rekening
hij had reeds een kamer.
„Wat zijn het voor menschen, waar je komt
vroeg zij.
„Ja, zusje, die dame heeft haar doopceel
heusch niet gelicht. En je kunt er ook moeilijk
naar vragen, wel De kamer leek mij. Eerste
verdieping, vóór aan de straat. En daarnaast
een slaapkamer, 'k Hoop maar, dat alles verder
in orde is, ook met het eten, want 'k heb het
land aan verhuizen."
„Maar Dolf, dat is toch onverantwoordelijk
Je weet niet eens, wat menschen 'het zijnDoe
je dat dan maar zonder eenige informaties
„Als het niet bevalt, ga ik er toch weg
Overigens weet ik wel wat van die menschen
af. 't Is niet een beroepspension. Hij is ambte
naar op het Stadhuis of zooiets. Ja, je moet
mij niet kwalijk nemen, maar ik ben er zoowat
een twintig minuten geweest en in dien tijd
heeft het mensch zoo allerverschrikkelijkst ge
rateld, dat ik de helft er niet meer van weet."
„Is het een jonge vrouw 7"
„Nou, Elsa, 'k. heb niet naar haar leeftijd
gevraagd. Dat mag je dames niet doen, wel 7
Maar, op mijn briefje, zij is tusschen de vijftig
en zestig, hoewel dichter bij de vijf dan de
zes kruisjes. Overigens gaat ze gekleed als een
meisje van vijf en twintig, 't Is eenvoudig be
spottelijk. Je lacht je krom. Enfin, dat is haar
zaak. Moet je misschien nog meer weten 7"
Ondanks haar ontstemming en hevige teleur
stelling had Elsa toch schik in de origineele
manier, waarop Dolf het geval behandelde. Het
was echter slechts even, daar de bekommering
over Dolfs nonchalant en onverantwoordelijk
doen waar de overhand kreeg.
„Je weet er toch ook niet meer van", gaf zij
terug. „Vóór ik besloten had, zou ik eens even
geïnformeerd hebben, van welke gezindte die
mensch'en zijn."
„Niet katholiek. Dat kun je gauw in een huis
zien, niet 7 En een jodentype is het mensch
heel niet. Ergo protestant."
„Dat is een rekbaar begrip, Dolf."
„Inderdaad", gaf hij gul toe. „Misschien zijn
ze niets. Maar 'k heb met de menschen immers
niets te maken 7 Verder herinner ik mij nog
uit het verhaal van de wekker, die afliep o
Elsa, 'k heb het mensch bewonderd om haar
radheid van tong dat er drie kinderen zijn,
van wie een in Amsterdam en één in Ind'ië,
terwijl de derde, e'en zoon, de trots van moeder
schijnt te zijn, omdat hij zooiets als voetbal
kampioen is. Ook eenen beroep, niet 7 Nou, en
dan nog, dat zij niet bepaald kamers behoeft
te verhuren. Zij doet het voor de gezelligheid.
Dat moet je natuurlijk maar gelooven. Overigens
betaal ik slechts vijftig gulden. Dat is waarlijk
niet veel. Nu geloof ik, dat ik alles verteld heb.
Of moet je nog meer weten 7"
(Wordt vervolgd).