Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden, de Beste! IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3821 WOENSDAG 3 FEBRUARI11932 46ste JAARGANG PRIJS 25 CENTS gebroken bakken Overal verkrijgbaar Brieven uit Amerika. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING lOcent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 111e stakker voor de Redactie bestemd, Adv er tentiëa e sa verdere Ad. mi aaistratie frasa©® te aeaa deaa mstm de Uitgevers GLAZEN INGOOIEN. Zooals onze Ouddorpsche correspondent in een heel kort, sober en zakelijk bericht meldt, zijn de vorige week bij den Burgemeester van Ouddorp de glazen ingegooid. Wie de directe daders zijn is natuurlijk onbekend, maar naar ons uit een persoonlijk onderzoek ter plaatse gebleken is, wordt als indirecte oorzaak de Chr. Landarbeidersvereeniging aangewezen. Van dezen blaam dient de Chr. Landarbei dersvereeniging zich vóór alles te zuiveren. Want wie de glazen bij een ander ingooit, moet er zich van overtuigd houden, dat hij óók eig'en glazen ingegooid heeft. Lukt het niet de daders uit te zoeken, dan moet de vereeniging door een motie van af keuring zich publiek los maken van deze daad. Naar wij vernemen treedt de heer Amelink hedenavond niet voor de Chr. Landarbeiders vereeniging te Ouddorp op. Wanneer de leden desniettemin bijeenkomen, zullen zij een goed en zeer noodzakelijk werk doen, wanneer zij in boven aangegeven geest handelen. Anders moet zij er maar op rekenen, dat ze ook eigen glazen ingegooid heeft en dat is niet zoo gemakkelijk te herstellen als de schilder het bij de burgemeesterswoning gedaan heeft. DE WERKLOOZENZORG TE OUDDORP. Er is onder de arbeiders te Ouddorp groote ontstemming over de werkloozenuitkeering en deze ontstemming richt zich tegen B, en W. dezer gemeente. Zooals men weet wordt er uitkeering gedaan op de basis van het ter plaatse gangbaar loon onder de landarbeiders. B. en W. hebben als norm aangenomen'een loon van 1.25 per dag. De uitkeering is dan 70 voor gehuwden, 60 voor kostwinners en 50 voor ongehuwden. De arbeiders houden nu vol, dat het geldend loon ter plaatse hooger is. Naar ons uit persoonlijk onderzoek bleek voeren de arbeiders hier als bewijs aan het loon, dat uitgekeerd wordt bij het Rijkswerk aan den Stuifdijk 1.75 per dag) 'en het loon, dat de gemeente zelf uitkeert voor het werk aan de z.g. Horzelshoogte, welke grond de gemeente heeft aangekocht voor 5200.ter ontginning ten bate der werkverschaffing, onder controle en uitvoering der Ned. Heidemaatschappij. Hier wordt een loon uitgekeerd van 1.40 per dag. Vervolgens wijzen de arbeiders op uitkeering in particuliere bedrijven, b.v. één kwartje per uur in de uienloods enz. Het standpnnt van B. en W. was daartegen over, dat al dit loon niet kon gerekend worden tot het normale loon, dat door de arbeiders in den winter te Ouddorp verdiend wordt en hiel den zij vast aan hun 1.25 per dag. Hier is ten slotte de Rijksdienst der Werk loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling aan te pas gekomen, en werden B. en W. in het gelijk gesteld. Daarop heeft de burgemeester overleg ge pleegd met het hoofdbestuur van den Ned. Chr. Landarbeidersbond te Utrecht, in overleg waar mee een compromis is getroffen en als gevolg waarvan de basis van het loon op 1.40 per dag is gesteld, een uitkeering dus afgerond op ƒ1.— per dag aan werkloozen (gehuwden). Dit alles is pas de vorige week vastgesteld. Voor dien tijd hadden B. en W., na confe rentie met den plaatselijken bond en den af- deelinigsbestuurder, den heer Vingerling van Zuidland, goedgevonden een uitkeering per week 'te geven van 7.20. Het spreekt vanzelf, dat het zeer hard valt voor de arbeiders plots zooveel verminderd te worden in een toch al karige uitkeering. En wat de geesten nog meer verbitterd schijnt te hebben is de toepassing van de nieuwe regeling met terugwerkende kracht, zoodat de menschen in plaats van met 7.20, met heel wat minder naar huis moesten. Na inzage der officieele bescheiden, blijkt ons echter, dat de burgemeester het wettelijk recht aan zijn zijde heeft. Het schijnt ook het bestuur der Landarbeidersvereeniging niet mogelijk aan te toonen, dat het daggeld in Ouddorp voor de landarbeiders op dez entijd hooger is dan 1.25. We hebben hier met zeer eigenaardige Oud dorpsche toestanden te doen. De menschen ver dienen er een bitter schijntje in dagloon, maar ze hebben nog al aardige bijverdienste, de mees ten hebben zelf een hoekje land enz. Dat neemt niet weg, dat een uitkeering van 6.per week heel weinig genoemd moet worden. Zooals wij het thans inzien, zouden we het wel wenschelijk achten, dat het dagelijksch be stuur van Ouddorp alle pogingen in het werk stelde om de uitkeering op gelijken voet te houden als op andere plaatsen van het eiland betaald wordt. Van 7.20 in de week zullen de menschen nog geen wonderen doen. Ons dunkt, dat in overleg met het hoofdbe stuur van den Ned. Chr. Landarbeidersbond en het betrokken departement dn die richting wel iets 'te bereiken zal zijn. -• DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN OUDE TONGE. Bij de troonsbestijging van den nieuwen koning hadden de Franschen eertijds de gewoonte door een heraut het feit met de volgende woorden te doen afkondigen: „Le roi est mort, vive le roi". Men denkt onwillekeurig aan deze historische woorden als men let op de groote haast, waar mee de oude burgemeester door den nieuwen vervangén' wordt. Binnen één week heeft het afscheid van den heer Van Schouwen en de benoeming van den heer Vooys plaats gehad. In den heer Van Schouwen verdwijnt uit het publieke leven van Oude Tonge een figuur van den ouden stempel. Gemoedelijk, kalm en be raden was zijn optreden. In den Raad wist hij inderdaad de grootste onpartijdigheid te hand haven, vaak zelfs zóó ver doorgedreven, dat men wel ééns geneigd was de vraag te stellen: Wat is nu uw persoonlijke meening In een moeilijken tijd heeft de heer Van Schouwen het gemeenteroer in handen gehad en zijn optreden gaf nimmer redenen tot on tevredenheid. De vele woorden, die bij zijn afscheid door de raadsfracties gesproken zijn, kwamen dan ook ongetwijfeld bij ieder rechtstreeks uit het hart. Met den nieuwen burgemeester, den heer Vooys, gaat de gemeente Oude Tonge een nieu we toekomst tegemoet. De heer Vooys is Antirevolutionair 'en lid der Geref. Kerk. Misschien was het beter geweest, wanneer de Minister had' kunnen besluiten een Ned. Herv. burgemeester te benoemen. Nu dat niet zoo is, zijn we er van overtuigd, dat de R. Kath. en Anti-Rev. kiesvereenigingen zich als goede staatsburgers bij de beslissing van den Minister zullen neerleggen en een tegemoetkomende hou ding ten aanzien van den nieuwen burgemeester zullen aannem'en, In ieder geval is bereikt waar deze gemeente in haar huidige samenstelling recht op heeft, n.l. een burgemeester van positief rechtsche richting. Wij wenschen den heer Vooys en de ge meente Oude Tonge van harte geluk met deze benoeming en hopen, dat spoedig moge blijken, dat hier tot het verantwoordelijke ambt geroe pen is the rigth man in the right place. AL TE NAÏEF. In een bericht in Onze Eilanden over het samenbrengen van een bedrag van 5550. door „belanghebbenden" bij het behoud van de tram (wij bedoelen met deze aanduiding niets, kwaads, de heeren, die het geld bijeenbrachten, noem'en zichzelf zoo) wordt gezegd, dat als de tram nu blijft rijden, het te danken is aan deze actie van deze heeren. Dat is nu toch wel wat al te naief. Denkt men nu werkelijk, dat het niet of wel blijven van de tram van een tiental duizend gulden afhangt; een exploitatie, die over de millioen beloopt, het van een 12000.zal laten afhangen of zij doorzet of niet Het is toch al te dwaas. Men deed uit de localiteit wel zoo wijs, zich wat meer gereserveerd tegenover de directie der R. T. M. te houden, zelfs al is men belang hebbend bij de tram. De mander, waarop de directie het laatste half jaar met Flakkee heeft omgesprongen, is j niet van dien aard, dat Flakkee zich tot een kniebuiging in de richting van de Rosestraat heeft te verplichten. Men make zich niet ongerust, de directie van de R. T. M. heeft er zelf het grootste belang bij de tram op Flakkee te behouden. En laat men vooral nuchter blijven en niet zoo naief doen alsof een zes mille in de plannen der R. T. M. eenige wijziging zullen aanbrengen. Beste Vriend! Kort geleden las ik in een Nederlandsch blad dat er eigenlijk geen noemenswaardig verschil was tusschen hen, die in een „duizendjarig rijk" gelooven en hen, die dit loochenen, want voor beide is grond in de H. Schrift. Dit geschrijf getuigt niet van veel diepgang. Als deze broeder Gereformeerd is en hij woon de in Amerika, dan zou het hem spoedig dui delijk zijn, dat dit Premillenialisme lang niet zoo onschuldig is als hij zich dat voorstelt. Ik geloof dat er geen land ter wereld is, waar zooveel Chiliasten wonen als in de Vereen. Staten van Amerika. En hun invloed doet zich gelden. Het ondermijnt al wat Gereformeerd is. Het is voor de Geref. Kerken één van de gevaarlijkste „isme's", die wij hier hebben. Altijd werden de Chiliastische broeders in ons midden ge dragen. Zelfs wel als voorgangers, als ze de perken niet te veel te buiten gingen. Het werd nimmer als zoo erg gevaarlijk beschouwd. En ook nu nog worden de oude Chiliasten van vroeger niet bemoeilijkt. Velen leven met ons in één kerkverband, maar Gereformeerd en Pre- millennialist behoort tot de onmogelijkheden. Dit laat zich niet vereenigen. De leer der „ze ven bedeelingen" en der „acht verbonden" en de „drie of vier opstandingen en gerechten", de loochening van het momenteele Koningschap van Christus" de uitstel-theorie van Christus' Ko ninkrijk, de ontkenning van de eenheid van Gods volk, de verwerping van de Bergrede en van het grootste gedeelte van de vier Evangelisten, als behoorende tot het Joodsche Koninkrijk en niet tot de gemeente van Christus, zijn een voudig onverzoenlijk met onze belijdenis. En duidelijk is het mij in de laatste jaren geworden, dat het Chiliasme, dat vroeger als een droome- rige dwaling zacht werd bestreden, toch de vader is van het hedendaagsche schromelijk af wijkende Premillennialisme. Want er is bij 't Chiliasme een gradueele inzinking, die tot het Premillennialisme leidt. Nu zijn er hier ook nog wel „Pre's", die de volle consekwenties van die leer nog niet aanvaarden, maar hun kinderen zeggen ja en amen op de geheele onbijbelsche stelling, die de „Pre's" voorstaan. Hun leer van een tweede gelegenheid tot zaligheid voor de Joden, de afschaffing van de wet der tien ge boden enz enz., toonen ons voldoende, dat het Premillennialisme en de Gereformeerde leer niet bij elkander passen. En toch zijn er honderden, zelfs van ons klein Chr. eGref. Kerkje, die zich van ons losgemaakt hebben, en zich bij de „Pre's" hebben aangesloten. Gelukkig, dat wij onder onze predikanten een kampvechter hebben tegen dat onbijbelsch dogma, die niet moede wordt week voor week al twee jaar lang ons op die dwaling te wijzen. Wij zijn hem dank baar Vooral vaders van groote gezinnen met groote kinderen beseffen de waarde van Ds. Zwier's groote studie over deze onderwerpen. En hij doet zijn werk op zulk eenvoudige wijze, dat onze kinderen, die nog iets Hollandsch kunnen lezen, hem gemakkelijk kunnen volgen. Zoo ik reeds schreef loochenen de „Pre's" het Koningschap van Christus, en als gevolg loochenen zij ook het regeerambt in de Kerk. Daarom zijn ze „Undennaminatironal", dit is, zij willen van geen kerkverband weten. Van kerk recht en kerkregeering moeten zij niets hebben. Wel erkennen zij, dat Christus het Hoofd van Zijn gemeente is, maar het Koningschap ont kennen zij, dat was Hij over Israel, maar niet in de nieuwe bedeeling. Nu volgt hier vanzelf uit, dat Zij wel een zedelijke en geestelijke lei ding erkennen, maar het regeerambt ontkennen zij, want uit het Hoofd-zijn van Christus is geen kerkelijk gezag af te leiden. Het gezag is niet een organisch, maar een juridisch begrip. Dit vloeit voort uit Zijn Koningschap. Men drijft dan ook niet zelden den spot met kerkenorde en belijdenisschriften. Dit Undennominationalis- me of vrije-kerkbegrip heeft dan ook geen onder ling verband. Men leeft los naast elkander en elk DOOR H. ZEEBERG. 6) „Je denkt er zeker ook zoo over vroeg hij in eenen, haar strak aanziende. „Ja", zeide Elsa op vasten toon. Dolf glimlachte. „Jullie ziet mij, geloof ik, zoowat aan voor een heelen of halven heiden. Maar 't valt wat mee, zus. Ik ken wel menschen, die geregeld naar de kerk gaan, maar die niet zoo serieus leven als ik. Geloof maar, dat ik meer weet, dan je denkt." ,,'t Is best mogelijk, dat er zulke menschen zijn. Maar dat is voor hun verantwoording. Jij moogt hen niet tot voorbeeld nemen." „Zeg, Elsa, zouden wij dit twistgesprek niet staken Ik ben in zoo'n beste stemming, nu ik deze betrekking gekregen heb en ik was zoo blij, je weer eens te zien, want au fond kunpen wij toch goed met elkaar overweg. En nu zitten we maar te twisten en we worden het toch niet eens. Mag ik nog een kop thee van je „Zeker, jongen", zei Elsa hartelijk. „Ik denk er ook niet aan, te twisten. Maar als je dingen zegt en doet, waarmede ik het niet eens ben, dan behoud ik mij het recht voor, je dat te zeggen, of je dat prettig vindt of niet." „Nu, je weet wel, dat ik een stootje ver dragen kan. Lieve tijd, als ik nog denk aan dat gesprek tusschen ons beiden, toen je laatst thuis waart en wij dachten een gezellige wandeling te hebben Je hebt me een uur lang gekapitteld. En de zondaar bleef even verstokt." „Spreek niet zoo lichtvaardig, Dolf", smeekte Elsa. „Nu, nu", suste hij, „ik meen het niet zoo erg. Je weet, dat ik graag mag tegenspreken. En heusch, Elsa, ik ben geen heiden, al heb ik wat vrijere opvattingen dan moeder en jij en anderen." „Ik heb nooit beweerd, dat je bent, wat jij een heiden noemt. Maar ik heb wel bemerkt, dat je onverschillig geworden bent. En nu vree zen moeder en ik, dat het in Rotterdam er niet beter op worden zal." „Zijn hier dan geen predikanten en zoo vroeg hij, ietwat spottend. Elsa gaf géén antwoord. Omdat zij klaar inzag, dat zij n u in ieder geval geen stap ver der kwam. Maar op haar sprekend gelaat waren droefheid en diepe smart te lezen, wat Dolf blijkbaar opmerkte. „Trek het je maar niet aan, Elsalief", zei hij. „Het komt best met mij in orde. Ik red mij wel. Met gekwezel moet men evenwel niet bij mij aankomen." „Het beste is, Dolf, dat wij er voorloopig niet over spreken. Ik hoop en bid, jongen, dat het je hier in Rotterdam goed moge gaan. En dat je er niet verliest het geloof, waarin onze lieve vader gestorven is en dat ook ons alleen behouden kan." Ongedurig en niet op zijn gemak bewoog Dolf zich in zijn fauteuil, maar hij gaf geen antwoord, doch staarde naar buiten. „Je zoudt er ur'en naar kunnen kijken", zeide hij, doelenden op het schilderachtig, levendig riviergezicht. „Ik kan de oogen er niet afhouden", merkte Elsa op. „Als ik bepaald lezen wil, ga ik zoover mogelijk van het raam zitten. Want anders komt er niets van." „Nu, op het kantoor zal ik daarvan geen last hebben. Wij zitten er hoog en droog." „Is Smeetsman 6 Co. een goede firma, Dolf Hij liet in eenen zijn luie, onverschillige hou ding varen en kwam in vuur, toen hij vertelde van het werk, dat hem wachtte. Zijn bruine oogen glinsterden. En in zijn 'ijver, om alles mooi en goed voor te stellen, streek hij zijn lange, slanke hand door het zwarte haar. Met een glimlach luisterde Elsa toe: dat was de oude Dolf, vroolijk, opgewekt, vol leven en beweging, snaaksche opmerkingenen makend, ge vat, bezield met werklust. Dan was er geen ironie, geen sarcasme, geen spot. Dan leek hij onbedorven, als een jong kind. Hij was nu pre cies het omgekeerde van daareven. Door het vertrek tingelde de fijne slag van de pendule: half vier. „Hoe lang mag ik hier zitten vroeg Dolf koddig. „En heb je voor vandaag nog verdere' plannen, Elsa „Om vier uur is Mevrouw present", ant woordde Elsa. „Wij gaan dan thee drinken. En dan dacht ik, als je het goed vindt, met je op stap te gaan. Om zes uur eten we. Dan kun je nog op je gemak den trein van half acht halen. Kan dit program de goedkeuring van Zijne Ex cellentie wegdragen ,,'k Heb er niets dan lof voor. 'k Vind het verbazenden aardig van Mevrouw Le Grand mij ten eten te noodigen. Ben ik eigenlijk wel behoorlijk gekleed voor zulk deftig gezelschap, Elsa Elsa lachte hartelijk: Dolf was steeds geweest, als kon hij door een ringetje gehaald worden; hij was punctueel op zijn kleeren en goederen. „•Heb daarvoor maar geen zorg", zeide zij. „Bovendi'en is het hier heel niet deftig. Je zult nu eens kunnen, zien en opmerken, wat een aardig, hartelijk iemand Mevrouw is. De laatste dagen heeft zij verdriet, maar zij draagt 'het bewonderenswaardig." „Wat is er dan Elsa vertelde van het sterfgeval in Indië. Dolf luisterde evenwel met een half oor, want het interesseerde hem slechts matig. Wat wist hij van mijnheer Wagenveldi en diens overleden vrouw af. En dan over sterfgevallen praatte hij het liefst niet. Voor jonge menschen, vond hij, w'enkt het volle, rijke leven. „Zeg, Dolf", zeide Elsa opeens, „wij konden dan straks wel even langs den uitgever van de Kerkbode loopen." „Waarom 7" vroeg hij ten hoogste verbaasd. „Wel, je moet toch een kamer hebben1? Dan konden we een advertentie plaatsen. Het is kort dag." „Maar, zusje, dat is al in orde, hoor. Mede daardoor kwam het, dat ik later hier was dan ik gedacht had." „Is dat al in - orde vroeg Elsa, langzaam sprekend. „Maar, mijn lieve kind, wat wilde je dan Je zegt immers, zeer terecht, dat het kort dag is Eén van de firmanten ried me aan, een advertentie in het „Nieuwsblad" te plaatsen of om gebruik te maken van het kamerverhuurkan toor. Dat laatste leek mij het allervlugst én gemakkelijkst. In zoo'n stad hebben ze de zaken toch maar voor elkaar, hé Het gekste is, dat het mij geen cent heeft gekost. Dat betaalt zeker de kamerverhuurder. Enfin, ik kreeg tien adressen op. Nu, aan zoo'n corvee begin je natuurlijk niet. .Het eerste, het beste heb ik maar genomen. Dat leek me aardig. En als het niet bevalt, kan ik er altijd weg. 'k Ben met het mensch niet getrouwd, 't Is op den Goudschen weg, niet zoo heel, heel ver van het kantoor, hé Met groote verbazing had Elsa zitten luisteren naar het relaas, dat ratelvlug werd verteld. Moeder mocht wel schrijven: „Houd, als je kunt, een oog op hem." Dolf zou er zich eenvoudig niet aan storen. Hij ging zijn eigen gang. D i t was een' leelijke streep door Elsa's rekening hij had reeds een kamer. „Wat zijn het voor menschen, waar je komt vroeg zij. „Ja, zusje, die dame heeft haar doopceel heusch niet gelicht. En je kunt er ook moeilijk naar vragen, wel De kamer leek mij. Eerste verdieping, vóór aan de straat. En daarnaast een slaapkamer, 'k Hoop maar, dat alles verder in orde is, ook met het eten, want 'k heb het land aan verhuizen." „Maar Dolf, dat is toch onverantwoordelijk Je weet niet eens, wat menschen 'het zijnDoe je dat dan maar zonder eenige informaties „Als het niet bevalt, ga ik er toch weg Overigens weet ik wel wat van die menschen af. 't Is niet een beroepspension. Hij is ambte naar op het Stadhuis of zooiets. Ja, je moet mij niet kwalijk nemen, maar ik ben er zoowat een twintig minuten geweest en in dien tijd heeft het mensch zoo allerverschrikkelijkst ge rateld, dat ik de helft er niet meer van weet." „Is het een jonge vrouw 7" „Nou, Elsa, 'k. heb niet naar haar leeftijd gevraagd. Dat mag je dames niet doen, wel 7 Maar, op mijn briefje, zij is tusschen de vijftig en zestig, hoewel dichter bij de vijf dan de zes kruisjes. Overigens gaat ze gekleed als een meisje van vijf en twintig, 't Is eenvoudig be spottelijk. Je lacht je krom. Enfin, dat is haar zaak. Moet je misschien nog meer weten 7" Ondanks haar ontstemming en hevige teleur stelling had Elsa toch schik in de origineele manier, waarop Dolf het geval behandelde. Het was echter slechts even, daar de bekommering over Dolfs nonchalant en onverantwoordelijk doen waar de overhand kreeg. „Je weet er toch ook niet meer van", gaf zij terug. „Vóór ik besloten had, zou ik eens even geïnformeerd hebben, van welke gezindte die mensch'en zijn." „Niet katholiek. Dat kun je gauw in een huis zien, niet 7 En een jodentype is het mensch heel niet. Ergo protestant." „Dat is een rekbaar begrip, Dolf." „Inderdaad", gaf hij gul toe. „Misschien zijn ze niets. Maar 'k heb met de menschen immers niets te maken 7 Verder herinner ik mij nog uit het verhaal van de wekker, die afliep o Elsa, 'k heb het mensch bewonderd om haar radheid van tong dat er drie kinderen zijn, van wie een in Amsterdam en één in Ind'ië, terwijl de derde, e'en zoon, de trots van moeder schijnt te zijn, omdat hij zooiets als voetbal kampioen is. Ook eenen beroep, niet 7 Nou, en dan nog, dat zij niet bepaald kamers behoeft te verhuren. Zij doet het voor de gezelligheid. Dat moet je natuurlijk maar gelooven. Overigens betaal ik slechts vijftig gulden. Dat is waarlijk niet veel. Nu geloof ik, dat ik alles verteld heb. Of moet je nog meer weten 7" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 1