derde blad .blackbird' feuilleton i E1TD) I- Zaterdag 23 Januari 1932. No. 3818 Gemengd Nieuws ¥&rkoopifigen„ VULKMHaUKRfi ™WO0STCrN0WSBS SCHAAKRUBRIEK. IP W (B IP li IIP lil ll ill B m XI 1 B DAMMEN. Land- en Tuinbouw. Boekhandel van N.V. Druk', en Uitg. v.h. W. Boekhoven Zonen Somtnelsdijk GEBROKEN BAKKEN alingen volgens het ont- Raad heeft wél in zijn lan niet benoemen wil. GELAAR voor de be- vacantie, die dan het /oor de helft te ver en te bepalen, dat wan- fens drukke werkzaam- ijgt, hij reoht heeft op volgende jaar. leene stemmen aange- vijst op art. 14, waarin :enaren boven de 1000 en W. bijbaantjes te «paling echter ambte- :nst der gemeente zijn, wat spr. afkeurt. Ook in gemeentedienst zijn, jpen en geen uitzonde- letoogt, dat dit onbillijk ordige ambtenaren, om- voorwaarden niet zijn iN DIJK het niet goed, er dan 10 jaar in dienst en uitkeering krijgen en' nstjaren hebben, maar ik de laatsten 18 maan- oor hun gezinnen soms Hoe ouder men wordt, van ziek worden. De ondersteuning kan en noodig wezen. U noemt, geloof ik, al- wilt U zeker ook al er geen bezwaar tegen •k 18 maanden lang uit- stemmen aangenomen, wil in art. 58 bepalen, chtgeld door B. en W. Raad gehoord is. B. en W. worden toch Ze hebben toch het ad wel Er kan een ander col- ïen. Waar dat heeft de Raad Bovendien, er kan ook Spr. heeft er echter redactie op te nemen, stemmen aangenomen, a steunregeling voor georganiseerden, ge- per week plus 50 cent eren. Voor ongeorgani- cent kindertoeslag tot dus op neer, dat ge- 8 en ongeorganiseerden gen. Kostwinners 5 ntoeslag wordt 0.50 ns deze regeling wordt naakt. Er zijn gevallen, ïooger komen met hun in. die uit de Bondskas Daarvoor zou dan een maakt moeten worden, eerden moet met toe- ïister gegeven worden, beoordeeld moeten wor- dan voor die afzonder- Dat is zoo opeens maar toch een afzonderlijke n ja, B. en W. zijn er in ir het beste is, dat het onder de oogen wordt ben er voor ongeorga- erden gelijk op te be gaat het nu juist over. van B. en W. wor- en de niet-georgani- ndeld, maar zullen zich de ongeorganiseerden op den kant. Hoe lang 't Haringvliet, Jij ook 't is waar, jij hebt mij dat ik nu weer een Hansje nu weer beter >r. Cor van den H., de ad. 't Haringvliet, Hoe is geloopen Zat alles er 't met die repetitie nog mvoudigd had. Dan had Maar je had nu ook uit Ooltgensplaat, de Iel uit Stad. 't Haringvliet. Nee Jan zoo zeker niet, dat jij ■euwballen gooien, want nig goed. We zullen t en probeeren. Moe de tan 't Haringvliet. Van Daar doe je goed aan. al mooi figuurtjes 'kunt Je bent hartelijk wei- Wat schrijf je keurig de zevende klas. Dan eind van 't schoolgaan. 'k van den zomer in :ens kijken of ik je zie. ingen zijn Deventer, Volendam. rood, Rie, drop. raadsels Jaanitje M. te Fijnaart lettergrepen staat bier D rit Jaantje M. te Fijnaart: 20 letters en is een :t men om een schilderij, de schoenmaker. 1, 8, 10, 6. kleine woning, g 18, 16, 17, 18. zet men geen eten en, met vermelding van jd en adres, tot Vrijdag ;onden aan TRUUS, en Scheldebode", SOMMELSDIJK. Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden aan F. W. Nanning, Gerarduslaan 15, Eindhoven, No. 231. Probleem no. 265 heeft tot sleutelzet 1. Te5 1 Een in Meredithvorm (minder dan 12 stukken) uitgewerkt onvolledig tempo-probleem met va riantenwinst. De varianten worden verkregen na lijnruiming en veld unguarding van zwart. Dit laatste na 1a6 en 1e6. De auteur stuurde ook een 2e uitwerking van dit probleem. No. 269. J. P. COPPENS. Eerste plaatsing. HP ék vl féj wé w&ïi Tweezet 1, Te5. Wat meer levendigheid, doch ook meer stuk ken. Probleem voor den wedstrijd, No. 270. M. BARUL1N. 2e Prijs Schachmaty 1928. Zwart (11). Oplossing Eindspel no. 349. 1. Tbl, Kd2; 2. Pf3, Kc3; 3. Tb3, Kc4; 4. Pe5, Kd4; 5. Td3, Ke4; 6. Pf3, Lf6; 7. Td4, Ld4; 8. 'Pg5 mat. Eindspel no. 351. S. L. S. no. 12. HORWITZ. Wit: Kg4, Tdl, La7, Pg5, pi. b3, c4. Zwart: Ka8, Da5, pi. b4, b7, c5, c6. Wit begint en wint. SCHAAKCLUG „ONS GENOEGEN" MIDDELHARNIS. Stand W inter wedstrijd op 19 Januari 1932. gemid. 1.- 1.— 1.- 0.88 0,25 0.— 0.33 0.- 0.- 1.— 0.- 0.- Namen gesp. gew. rem. verl. pt. L. Bund-Zaaijer .44 ^4 G. van Gelder .3 3 3 Ant. Visser 4 4 4 A van Seters 4 3 1 V/2, L.' Weeda 2 1 1 Vi J. van Duijnen 1 1 A Verbrugge ..31 2 1 S.' v. d. Valk 5 - 5 - - J. Koese 3 3 G. H. Tiemens .66 6 D. F. Jacobi 5 5 A. Nelisse 4 4 A.s. Dinsdag simultaan-séance door den heer E. de Haas van Roterdam, 8 uur. Ieder is wel kom. Kosten nihil. Zaal Jacobi. De Secretaris, S. VAN DER VALK. (Correspondentie dezer rubriek aan M. Verbiest, Sommelsdljk) Oplossing probleem no, 104. De stand was Zwart: 4, 9, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 22, 24, 35. Wit: 21, 25, 26, 28, 29, 31, 33, 37, 38, 47, 48, 50. (Het slaan wordt door twee stipjes aangeduid) WitZwart 1. 48—421 16:36 2. 37—31 36 27 3. 38—32 27 38 4. 28-23 19 39 5. 42 44 24 33 6. 26-21 17 26 7. 44-40 35 44 8. 50 10 4 9. 25 3Gewonnen. VERVOLG DAMREGLEMENT. 2. De loop der stukken. 9. De schijf gaat schuin vooruit, telkens één veld, uitgezonderd bij het slaan van één of meer vijandelijke stukken, in welk geval zij zoowel voor- of achteruit daarover heen moet springen. 10. Een schijf wordt dam als zij de bovenste lijn van het bord (damlijn), waar de tegen speler zit, heeft bereikt en wordt met een tweede gelijke schijf tot dam gekroond. Als echter die schijf aldaar niet tot rust komt, maar door de voortzetting van een slag de damlijn onmiddellijk weder verlaat, zonder daarop weer te keeren, dan blijft zij schijf. 11. De dam gaat voor- of achterwaarts, geheel of gedeeltelijk de vrije velden door- loopende van elke lijn, die zij bestrijkt of waar op zij door veranderde richting bij het slaan moet komen. 12. Aanraken is spelen van elk eigen speel baar stuk, uitgezonderd bij het op zijn plaats zetten van stukken, die scheef of niet op de juiste velden staan, mits men daarvan vooraf kennis geeft. Zoolang een schijf of dam nog niet is losgelaten, kan men deze naar links of rechts verplaatsen als daar open velden zijn. Volgende rubriek 3. Het slaan. CORRESPONDENTIE. J. W. Uw problemen moesten wachten tot de volgende rubriek, daar ik bovenstaande als daaropvolgende eerst moest plaatsen. Abonné J. A, Volgende rubriek zal ik U deze fout aantoon'en. No. 2. 4440, 3429, 23 34. 15 Wit (8). Wit: Kd7, De6, Tb2 en f3, Le5 en fl, Pd4, e7. Zwart: Kc5, Dh7, Tel, Ld8, f5, Pa7, dl, pi. c2, c7, g7, h4. Wit geeft mat in twee (2) zetten. Oplossing vóór Zaterdag 20 Februari. Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul). Voor de maan- delijksche prijs van" 2.50 moet men de meeste punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achtereen ge'en oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Een onoplosbaar probleem vervalt voor den wedstrijd. Ter besparing van porti is de oplossings termijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de oplossers meerdere oplossingen -eventueel tezamen kunnen opzenden. Oplossing probleem no. 105. (Op verzoek). De stand was Zwart: 2, 3, 4, 9, 12, 13, 16, 17, 19, 21, 23, 24, 25. Wit: 27, 28, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 45, 48. Wit forceert hier winst als volgt WitZwart 1. 39-34! Zwart is nu gedwongen een schijf te offeren door bijv. 25—30, want tegen de dreiging 34—30 is geen parade. De gewone verdediging 24—30 enz. baat hier totaal niets. 124-30? 2. 35 24 19 39 3. 28 8 39 28 4. 32 23 21 41 5. Want nu speelt Wit 5. 23—18 2 22 6. 42-37 41 32 7. 38 7. Gewonnen. Probleem no. 106. Zwart: 4, 9, 12, 14, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 26, 30, 34, 40. Wit: 21, 25, 27, 31, 33, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 46, 50. Wit begint én wint. Eindspel no. 107. Zwart: 2, 28 dam. Wit: 3 dam, 12, 17, 29 dam. Wit begint en wint. 4* Oplossingen volgende rubriek. UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD. (Nadruk verboden). Stootblauw bij aardappelen. Al sedert jaren heeft men van verschillende huisvrouwen de klacht kunnen hooren, dat vele aardappelknollen blauw zijn. Men spreekt dan ook inderdaad van het „b lauw" bij aardappelen. Dit kan ontstaan door het stooten, wat echter niet wil zeggen, dat het stooten de oorzaak is. Wat dan wel de oorzaak is, heeft men de laatste jaren getracht op te sporen. Men heeft ook den invloed der bemesting nagegaan, en hierbij is gebleken, dat een behoorlijke kali-bemes ting het „blauw" sterk kan doen verminderen. In 't Verslag van de Landbouwproefvelden in Noord-Holland in 1930 lezen we van een proef, genomen bij den heer W. Kaan te Anna Paulowna op lichten kleigrond met een 5-tal aardappelsoorten: Eigenheimer, Bevelander, Ba- to, Frisco en Noordeling. Men wilde de vat baarheid dier soorten voor het „blauw" verge lijken, teweeg gebracht door stooten, en bij de bemesting den invloed nagaan van een extra- kalibemesting. De bemesting was voor 't geheele veldje per H.A.een flinke phosphorzuur- en stikstof- bemesting plus 4 00 K.G. kalizout 40 de helft van ',t veld kreeg een extra kaligift van 60 0 K.G. patentkali. Begin April werd een deel der geoogste knollen, zoowel van de gewoon als van de extra bemeste aardappe len, gestooten, d.w.z.: men liet ze één voor één van een halve meter hoogte vallen op een houten vloer; na een paar weken werden ze op stootblauw onderzocht. De conclusies van het rapport waren de vol gende: 1. De Noordeling is zeer gevoelig voor stootblauw: wel de helft der behandelde knollen werden door stootblauw aangetast. 2. De Noordeling wordt hierin nog overtroffen door de B a tobij deze werden resp. 35 en 41 van de knollen stootblauw. 3. De Eigen heimer is het minst gevoelig voor stooten: van de 2 ,X 50 behandelde knollen werden slechts 5 en 11 stootblauw. 4. De extra kali bemesting heeft zelfs op dezen kalirijken grond de gevoeligheid voor stootblauw verminderd. En ook heeft de extra-kalibemesting gunstig ge werkt bij het gewone „blauw", d.w.z. bij de niet opzettelijk gestooten, dus gewoon geoogste aardappelen, zonder meer. De lezer moge met deze uitkomst zijn voordeel doen. Proefnemingen over Inkuilen. Aan het Rijks- landbouwproefstation te Hoorn werden in de jaren 1927'30 een 5-tal proeven genomen, waarbij telkens twee verschillende, in de prak tijk gebruikelijke methoden van inkuilen van gras met elkander werden vergeleken; het onderzoek heeft dus betrekking op niet minder dan 10 kuilen. Bij de eene werkwijze werd buitenshuis een ondiep gat van 50 centimeter in den grond gegraven, waarin het gras werd gestort. Daarop werd het bovenvlak, zoowel als het boven den beganen grond uitstekende zijvlak der grasmassa, met aarde afgedekt. Bij de twee de werkwijze werd, eveneens buitenshuis, het gras op den vlakken bodem opgestapeld, en de aardbedekking alléén op 'het bovenvlak aan gebracht, zoodat het zijvlak onbedekt 'bleef. De hoeveelheid gras, welke in eiken kuil werd ge bracht,' hedroeg 25000 K.G. of iets minder. Het doel der proeven was om de verliezen, welke bij deze twee werkwijzen ontstaan, te bepalen en met elkaar te vergelijken. Het desbetreffende rapport vermeldt de vol gende uitkomsten 1. Bij zorgvuldig inkuilen volgens methode „in den grond" ging een vierde a een vijlde deel van de droge stof verloren. 2. In kuilen, in het voorjaar gebouwd volgens de methode „in den grond" ging een vierde a een vijfde deel van de droge stof verloren; wordt de kuil eerst in den herlst opgebouwd, dan is het ver lies vermoedelijk kleiner. Bij voorkeur en in 't bijzonder bij kuilen, die geruimen tijd moeten staan, vóórdat zij worden geledigd, passe men dus de methode „in den grond" toe. 3, Zoo wel hij kuilen „op den grond" als bij kuilen „in den grond" vinden kwaliteitsverliezen plaats; deze kwaliteitsverliezen waren bij beide metho den ongeveer, gelijk, zoodat de kwaliteit (niet de kwantiteit, de massa) van het ingekuilde gras ook practisch gelijk was. 4. De verliezen aan droge stof in het inwendige (dus afgezien van den kantaf val) van beide typen van kuil- hoopen bedroegen ruim 15 5. Het verlies aan zetmeelwaarde werd bij inkuiling in den grond op meer dan 29 geraamd, bij inkuiling op den grond op meer dan 39 6. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat bij geringe wijziging van de gevolgde methoden van in kuilen (dus ook zonder silo's) het verliespercen tage iets kan worden beperkt. Het Eierenbesluit. Door het Eierenbesluit zijn de eieren met 1 September 1931 gebracht onder de Warenwet, waarin het toezicht is geregeld op de kwaliteit der levensmiddelen, en waarbij tevens de eischen zijn gesteld, waaraan een goed produkt minstens behoort te voldoen. De eieren worden bij dit besluit verdeeld in klassen, namelijk in: versche eieren, koelhuis eieren, de groep van bewaarde eieren in kalkwater, waterglas of ander conserveerend product of chemisch middel, en eieren 2e soor t. Het besluit heeft betrekking op ieder, die eieren verkoopt; ook de kipoenhouder zelf, die eieren levert aan particulieren, winkeliers, enz. De pluimveehouder, die zijn eieren brengt bij een organisatie, waarvan hij lid is, wordt niet beschouwd als verkooper; hier is de orga nisatie degene, die verantwoordelijk is. Even wel, wanneer een conflict ontstaat, wanneer de eieren niet aan de gestelde eischen voldoen, dan zal ook de leverancier-kippenhouder den last moeten dragen en op 'hem de schade verhaald worden. Daarom zie iedere pluimveehouder toe, dat hij goede, zuivere, deugdelijke eieren af levert. 't Is nu nog dikwijls anders. De binnen- landsche handel brengt soms eieren aan de markt of in den winkel, die alles behalve versch en niet geschouwd zijn; toch meent de consument, dat hij vertrouwbaar koopt. En ook de gewone pluimveehouders gaan lang niet altijd vrij en onschuldig uit. Zonder bezwaar worden dik wijls oude eieren in den handel gebracht, of zulke waarvan de verschheid aan grooten twijfel onderhevig is; zelfs vinden de onvruchtbare eie ren („schiereieren") uit de broedmachines of uit de broednesten niet zelden een plaats onder de handelswaar. Dit is schandelijk en verdient scherpe afkeuring, 't Is goed, dat zulke prak tijken thans door het Eierenbesluit zullen worden tegengegaan. En 't zal aan onzen eierenafzet ten goede komen. Wij mogen, vooral in dezen benarden tijd, wel alles doen om, zoo mogelijk, het verbruik van onze eieren te bevorderen, en althans te zorgen, dat niet door onze eigen schuld onze producten uit den handel worden geweerd. Gedachte voor dezen tijdi „Wie niet mest, mis t". Niet alleen het vee 'heeft zijn behoefte, maar ook het land, de akker en de weide. Wie er door den nood toe komt, om de bemesting achterwege te laten, ondervindt straks de schade op gevoelige wijze. De Boerenleen bank kan in dezen tijd voor velen de toevlucht zijn. Br. DE STANFRIES IV GELICHT. De lijken van de opvarenden niet gevonden. Woensdag is na veel inspanning het wrak van de tijdens de reis van Amsterdam naar Har- lingen op de Zuiderzee vergane vrachtstoom boot Stanfries IV van de N.V. Scheepvaart Maatschappij Holland-Friesland gelicht. De berging van het schip was opgedragen aan de firma van der Tak te Rotterdam. Gebruik is gemaakt van de tot dit bedrijf behoorende ber gingsvaartuigen Thyllis Hudson en Meermin, van een drijvende bok van 25 ton hefvermogen en van een drijvende bok van de N.V. Ver- schure en Co's Scheepwerf en Machinefabriek van 60 ton hefvermogen. De groote moeilijkheid bij de berging was het feit, dat de Stanfries IV met de kiel naar boven lag, waardoor zij eerst omgetrokken moest wor den. Toen' dit geschied was, werd het schip door de beide bokken zoover gelicht, dat met de centrifugaal-pomp van de Phyllis Hudson eerst het groote ruim en daarna het machine- en ketelruim kon worden leeggepompt. Om ongeveer 5 uur 's middags was de Stan- j fries IV drijvende en konden de deskundigen, o.a, de heer C. A. G. van der Boom, inspecteur voor de Scheepvaart te Amsterdam, een onder zoek aan boord instellen. Daarbij is gebleken, dat de ngangskappen van de voor- en achter- logiezen en alle luiken waren weggeslagen voorts, dat de groote lier bij de mast dwars bij het dek horizontaal was afgebroken, welk lot ook de mast zelf, en wel bij den mastkoker, heeft getroffen. Het zeil stond in top, een be wijs, dat het schip zeilde, toen de ramp ge schiedde. Ook is komen vast te staan, dat de Stanfries IV niet ten anker is gegaan. De anker ketting was namelijk niet uitgeloopen en de spil stond vast. Voor zoover viel na te gaan waren de lijken van de vier opvarenden, die bij de ramp om het leven zijn gekomen, niet meer aan boord. De machine was nog op haar plaats. Romp en dek waren geheel intact. Het vaartuig zal naar Amsterdam worden gesleept voor reparatie. DE DOODELIJKE DAMP. Bij het boren van een gat in een gasbuis is een 30-jarige gasfitter in de Amstelstraat te Amsterdam tengevolge van het uitstroomende gas bewusteloos geraakt. Een verpleger van den G. G. D. heeft door middel van een zuurstof apparaat d)e levensgeesten weder opgewekt, waarna de fitter nara zijn woning is vervoerd. ONDER DE TRAM VERPLETTERD. Men meldt uit Winschoten Bij de halte Vlagtwedder Veldweg van de stoomtram naar Groningen heeft een ernstig ongeval plaats gehad. Een ongeveer 5-jarig jongetje, dat dara vlak bij de rails speelde, sprong plotseling van uit de greppel, waarin hij zich bevond op de rails, toen de tram ongeveer 10 M. van hem verwijderd was, met het gevolg, dat het kind werd overreden en verpletterd. ERNSTIGE AUTO-AANRIJDING, Men meldt uit Wassenaar Op den Rijksstraatweg nabij de St. Jacobs- stichting is een dame door een auto overreden, waardoor zij hara beenen en een arm brak. Zij was aan de stichting op bezoek geweest en stak den straatweg over om in de omnibus te stap pen, toen plotseling van achter deze bus een auto te voorschijn kwam, die haar aanreed, met bovenvermeld gevolg. Per ziekenauto van den heer Goemans is zij, na voorloopig te zijn ver bonden, naar een ziekeninrichting vervoerd. Verhuring bij inschrijving van 2.24.30 H.A. 4 G. 265 R. V. M. bouwland te Ouddorp in den polder het Oude Nieuwland, aan den Langeweg, voor 3 jaren, dadelijk ingaande, met beding van vrije cultuur, in pacht ge« weest bij Jan Voogd Wz. e.a. Inschrijvingsbiljetten vermeldende den uit te loven huurprijs per 0.45 92 H.A. 1 Voornsch gemet, in te leveren vóór of op Zaterdag 23 Januari ten kantore van Notaris VAN DEN BERG. Op Zaterdag 23 Januari 1932, des voormid dags 10 uur, te Herkingen aan de Kaai, van een' partij timmerhout, als planken, delen, ribben, balken, schroten enz. Deurwaarder GROENENDIJK. Op Woensdag 3 Februari 1932, 's nam. 2 uur, te Nieuwe Tonge, nabij dén Molendijk, van varkens, waaronder 7 vette varkens. Ten ver zoeke van den heer C. van den Berge te Nieuwe T onge. Notaris VAN DER SLUYS. Zelfvoüer model vanaf 5.25 Standaard modal naaf ƒ425 De beste Vulpenhouder ooor scholieren DOOR H. ZEEBERG. 4) De zachte, welluidende stem van de oude Mevrouw zweeg en zij maakte zich gereed, om uit te gaan. Elsa had het vertrek verlaten en was op haar kamer den brief van moeder gaan halen. „Ik ontving een brief van huis", zeide zij, „eenige dagen1 vóór den tijd. Maar moeder had dan ook iets bizonders te schrijven. Ook hierin staan, voor u ten minste, geen geheimen." Het was stil in de serre, waar Mevrouw Le Grand vol belangstelling den brief van Me vrouw Van Lankeren las. Dan keek zij Elsa onderzoekend in het lieve gelaat, dat naar haar opgeheven was. „Bekommert deze brief je, Elsa „Ik kan het niet ontkennen, Mevrouw." „Dat meende ik aan je op te merken. Mis schien is er reden tot bekommernis, omdat je mij wel eens het een en ander van je broer hebt verteld. Maar ik zou je toch raden, niet met bekommernis te beginnen. Ook in deze zaak moet je Gods hand zien, zooals in alles. Zou je je broer liever niet hier in Rotterdam hebben?" „Ik geloof niet, dat Rotterdam een geschikte stad voor hem is. En u bemerkt wel, dat moeder er ook bezorgd voor is." „Dat heb ik gelezen. Maar begin niet met bekommernis, al geef ik toe, dat hier de ver leiding veel en veel sterker is dan bijvoorbeeld iü Meerstad, een klein provincieplaatsje. Treed hem met vertrouwen tegemoet en laat nooit merken, dat je zoowat voogdes over hem spelen ■toilt." „Ik zou er niet veel kans toe krijgen, Me vrouw", glimlachte Elsa pijnlijk. „Het is mogelijk, dat je gelijk hebt. Maar je zoudt in je opzichzelf verklaarbaren ijver, om je broer op het goede pad te houden, te ver kunnen gaan, zóó, dat je de zaak grondig be derft. Neem dat van mij, oude vrouw, eens aan." Nu gleed er over Elsa's gelaat een glimlach, die haar ongemeen bekoorlijk maakte, terwijl trouwe aanhankelijkheid er door schemerde. „Ik luister altijd naar u", zeide zij, „en ik heb er nog nooit spijt van gehad." „Dat doet mij genoegen, Elsa. Ik zal van de jeugd nooit vergen, dat zij leeft in de sfeer van een oud mensch. Wij beleven ook heel andere tijden dan vroeger. Maar wel mogen wij, oude menschen, van jongeren verlangen, dat zij reke ning houden met onze levenservaring en niet in eigenwijsheid hun weg gaan, negeerend de door ondervinding gerijpte meening van ouderen. Je weet wel, dat ik niet in alles meega met de klachten, die in onzen tijd worden gehoord, maar de klacht, dat de eerbied voor ouderen aan het verdwijnen gaat, zoo zij nog niet geheel ver dwenen is, is gegrond. Maar wij spraken over je broer. Aan het verzoek van je moeder kun je allicht voldoen, Elsa." „Dat was ik natuurlijk van plan, Mevrouw, voorzoover mij dat mogelijk is." „Wel, dat .zal wel gaan. Begin alvast maar, je broer te vragen, of hij hier Maandag komt eten. Miet den trein van acht uur kan hij nog weg. Hij moet toch niet verder dan Meerstad. Dan kan ik ook eens kennis maken met hem." „Dat wil ik graag doen", zeide Elsa ver heugd. „Welja, waarom niet En laat ons dan geen leeuwen op den weg zien, als zij er nog niet zijn. Ik geloof graag, dat er voor je moeder en jou grond is voor de bekommernis, maar er kan toch pas geoordeeld worden, als je broer eenigen tijd hier is. Mogelijk valt het nog mee. En zoo niet, wij weten den weg, waarheen wij met onze nooden en zorgen kunnen gaan, Elsa lief." Bemoedigend knikte de oude dame het meisje, dat haar in die vijf jaren als een kind ge worden was, toe. HOOFDSTUK II. „Elsa-avond" noemde Mevrouw Meinema den avond, waarop Elsa van Lankeren haar be zocht. 't Was een vaste avond in de week, die reeds spoedig was bepaald, toen de predi kant kennis had gemaakt met Mevrouw Le G|rand en' haar juffrouw van gezelschap, wat ten gevolge had gehad, dat ook de predikantsvrouw met die beiden in contact gekomen was. In zulk een contact, dat spoedig een warme vriendschap tusschen beide jonge vrouwen ontstaan was en Elsa één avond in de week in de gezellige pas torie doorbracht. Ze zaten tegenover elkaar in de intieme huis kamer en Mevrouw Meinema vertelde vol trots van 'haar beide jongens en van haar man, die zich onmiddellijk had geworpen op het vele werk, dat van den stadspredikant geëischt werd. „Hans zag er verbazend tegenop, naar Rot terdam te komen, 't Was anders dan vier jaar geleden, toen' wij te Maarveen waren, zijn eerste gemeente. O, wij hadden ook daar gelukkige jaren, maar toen het beroep van Zuidwoude kwam, was hij toch spoedig besloten. We zijn daar vier jaar geweest en werden er op de handen gedragen. De gemeente was er ook anders dan in Maarveen. Als vrouw van een predikant kom je eerst recht te weten, welk een verschillende menschen er op de wereld zijn." ,,'t Lijkt me toch wel leuk, zooveel menschen .te kennen." dacht Elsa. „Het kan leuk zijn. Maar het bezorgt ook wel eens minder prettige oogenblikken en stem mingen. Doch dan zeggen wij weer tot elkaar: wij moeten de menschen dragen in hun zwak heden en gebreken; wij zelf zijn ook niet vol maakt En per saldo vind ik heerlijk, de vrouw van een predikant te zijn, al moet ik Hans dan ook heel vaak afstaan." „Je man is niet vaak thuis." „Hans doet veel in de gemeente. Hij acht dat, naast het verzorgen van zijn preeken, zijn eerste taak." „Zóó denken alle predikanten er niet over." „Och, dat weet ik niet. De een kan meer dan de ander. En God geeft zulke verschillende gaven. Ik las pas in een nieuw boek van Jo hanna Breevoort, zooiets als een aanmerking op predikanten, die uit spreken gaan en die schrij ven. Hans is het er heel niet mede eens. Hij zelf schrijft niet, behalve dan nu voor de Kerkbode. En hij gaat ook niet uit spreken. Maar hij neemt het geen enkelen predikant kwalijk. Er moet toch ook over Theologie worden geschreven En er moeten toch geestelijke leidslieden zijn En als die predikanten daarvoor nu de gaven en krachten ontvangen hebben, waarom zouden zij het dan niet mogen doen Natuurlijk kan het overdreven worden, maar tenslotte kan men alles overdrijven. Altijd dat gehakketak op predikanten De koddige wijze, waarop het werd gezegd, deed Elsa in een gullen lach uitbarsten. „Dat moet de vrouw van een predikant toch ook opeten", zeide zij dan. „Och ja, maar het onaangename neem je op den koop toe. In de eerste jaren van ons hu welijk had ik er wel eens moeite mede, 'k wil het eerlijk 'bekennen. Als je je man door en door kent en je bent er heilig van overtuigd, dat hij het goed bedoelt en je wordt dan zoo misver staan en er wordt allerlei onrechtvaardige en afbrekende critiek op hem uitgeoefend, wel, je zou geen goede vrouw zijn, als je zélf de pijn er niet van voelde. Maar langzamerhand heb ik dat leeren dragen. Ik laat het aan onzen God over. Hij weet, wat goed is. En Hij geeft ook vreugdevolle oogenblikken. Hans en ik, wij be ijveren ons steeds, om de lichtzijden te zien. En als je dat doet, Elsa, och dan zijn die er zooveel, 'k Heb dat nooit geweten. Maar als je ze goed nagaat, wel, dan moet het resultaat zijn, dat je den Heere al den dag dankt voor Zijn trouw en genade. Want wat verzondigen wij, men schen, ons leven. Als ik eens naga, hoe wij per soonlijk God bedroeven: als ik eens opmerk, hoe in een groote stad als deze Zijn heiligen Naam wordt gelasterd en gehoond, Zijn ge boden met voeten worden getreden, och, dan kunnen wij niet vatten met ons kleine verstand, dat Hij ons en ons volk nog zóó genadig is." Het luchtige discours, dat in den aanvang van Elsa's bezoek den toon had aangegeven, was nu geheel verdwenen. Vol liefde en bewondering staarde zij de jonge vrouw van den predikant, die 'tegenover haar zat, schijnbaar rustig betoogend, maar intus- schen sprekend met een verterend vuur. Die knappe verschijning met dat donkere haar, bij het zwart af en die reebruine oogen was wel een predikantsvrouw bij de gratie Gods Als, dacht Elsa, zij Adolf in dit gezin kon binnenbrengen, dan zou er wel een weldadigen invloed ten goede op hem uitgaan. Het was een gemis in zijn leven geweest, dat hij niet karakter vol en tactvol was geleid. Moeder was er te zwak van karakter en te toegevend voor. Zij zat opeens zoo weer in de moeilijkheid, dat zii haar hart uitstortte en vertelde van den van huis ontvangen brief. „Misschien is het niet zoo erg, als je wel ver moedt." polste de ander, geïnteresseerd. „Och, 'k weet niet, wat ik er van denken en zeggen moet. Te oordeelen naar zijn uitlatingen is Dollf reeds een ongeloovige." Mevrouw Meinema glimlachte, 't Was een bekoorlijke glimlach, die Elsa geruststelde, hoe wel zij die geruststelling niet verklaren kon. „Ik kan er natuurlijk niet over oordeelen, want ik ken je broer niet. Maar Hans zegt altijd, dat je de woorden van jonge, menschen niet steeds op een goudschaaltje wegen moet. De jeugd houdt van critiek. Hans weet voor beelden van menschen, die in hun jonge jaren alle mogelijke critiek op de kerk en den gods dienst hadden en die thans steunpilaren in Gods Koninkrijk zijn. En zoo ken ik er ook wel. Het komt er, in den middellijken weg natuurlijk, vooral op aan, dat zij goed worden geleid en dat hun bezwaren en nooden niet spottend worden genegeerd, maar dat er, zooveel mogelijk, aan dacht aan geschonken wordt. En voor het ove rige moeten wij het aan God overlaten. Zeker is, dat Hij ons wel eens voor raadsels plaatst." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 3