derde blad
.blackbird'
feuilleton
i
E1TD) I-
Zaterdag 23 Januari 1932. No. 3818
Gemengd Nieuws
¥&rkoopifigen„
VULKMHaUKRfi
™WO0STCrN0WSBS
SCHAAKRUBRIEK.
IP
W
(B
IP
li
IIP
lil
ll
ill
B
m
XI
1
B
DAMMEN.
Land- en Tuinbouw.
Boekhandel van
N.V. Druk', en Uitg. v.h.
W. Boekhoven Zonen
Somtnelsdijk
GEBROKEN BAKKEN
alingen volgens het ont-
Raad heeft wél in zijn
lan niet benoemen wil.
GELAAR voor de be-
vacantie, die dan het
/oor de helft te ver
en te bepalen, dat wan-
fens drukke werkzaam-
ijgt, hij reoht heeft op
volgende jaar.
leene stemmen aange-
vijst op art. 14, waarin
:enaren boven de 1000
en W. bijbaantjes te
«paling echter ambte-
:nst der gemeente zijn,
wat spr. afkeurt. Ook
in gemeentedienst zijn,
jpen en geen uitzonde-
letoogt, dat dit onbillijk
ordige ambtenaren, om-
voorwaarden niet zijn
iN DIJK het niet goed,
er dan 10 jaar in dienst
en uitkeering krijgen en'
nstjaren hebben, maar
ik de laatsten 18 maan-
oor hun gezinnen soms
Hoe ouder men wordt,
van ziek worden.
De ondersteuning kan
en noodig wezen.
U noemt, geloof ik, al-
wilt U zeker ook al
er geen bezwaar tegen
•k 18 maanden lang uit-
stemmen aangenomen,
wil in art. 58 bepalen,
chtgeld door B. en W.
Raad gehoord is.
B. en W. worden toch
Ze hebben toch het
ad wel
Er kan een ander col-
ïen.
Waar dat heeft de Raad
Bovendien, er kan ook
Spr. heeft er echter
redactie op te nemen,
stemmen aangenomen,
a steunregeling voor
georganiseerden, ge-
per week plus 50 cent
eren. Voor ongeorgani-
cent kindertoeslag tot
dus op neer, dat ge-
8 en ongeorganiseerden
gen. Kostwinners 5
ntoeslag wordt 0.50
ns deze regeling wordt
naakt. Er zijn gevallen,
ïooger komen met hun
in. die uit de Bondskas
Daarvoor zou dan een
maakt moeten worden,
eerden moet met toe-
ïister gegeven worden,
beoordeeld moeten wor-
dan voor die afzonder-
Dat is zoo opeens maar
toch een afzonderlijke
n
ja, B. en W. zijn er in
ir het beste is, dat het
onder de oogen wordt
ben er voor ongeorga-
erden gelijk op te be
gaat het nu juist over.
van B. en W. wor-
en de niet-georgani-
ndeld, maar zullen zich
de ongeorganiseerden
op den kant. Hoe lang
't Haringvliet, Jij ook
't is waar, jij hebt mij
dat ik nu weer een
Hansje nu weer beter
>r. Cor van den H., de
ad.
't Haringvliet, Hoe is
geloopen Zat alles er
't met die repetitie nog
mvoudigd had. Dan had
Maar je had nu ook
uit Ooltgensplaat, de
Iel uit Stad.
't Haringvliet. Nee Jan
zoo zeker niet, dat jij
■euwballen gooien, want
nig goed. We zullen t
en probeeren. Moe de
tan 't Haringvliet. Van
Daar doe je goed aan.
al mooi figuurtjes 'kunt
Je bent hartelijk wei-
Wat schrijf je keurig
de zevende klas. Dan
eind van 't schoolgaan.
'k van den zomer in
:ens kijken of ik je zie.
ingen zijn
Deventer, Volendam.
rood, Rie, drop.
raadsels
Jaanitje M. te Fijnaart
lettergrepen staat bier
D
rit
Jaantje M. te Fijnaart:
20 letters en is een
:t
men om een schilderij,
de schoenmaker.
1, 8, 10, 6.
kleine woning,
g 18, 16, 17, 18.
zet men geen eten
en, met vermelding van
jd en adres, tot Vrijdag
;onden aan
TRUUS,
en Scheldebode",
SOMMELSDIJK.
Correspondentie deze Rubriek betreffende te
zenden aan F. W. Nanning, Gerarduslaan 15,
Eindhoven,
No. 231.
Probleem no. 265 heeft tot sleutelzet 1. Te5 1
Een in Meredithvorm (minder dan 12 stukken)
uitgewerkt onvolledig tempo-probleem met va
riantenwinst.
De varianten worden verkregen na lijnruiming
en veld unguarding van zwart. Dit laatste na
1a6 en 1e6.
De auteur stuurde ook een 2e uitwerking van
dit probleem.
No. 269.
J. P. COPPENS.
Eerste plaatsing.
HP
ék
vl féj
wé
w&ïi
Tweezet 1, Te5.
Wat meer levendigheid, doch ook meer stuk
ken.
Probleem voor den wedstrijd,
No. 270.
M. BARUL1N.
2e Prijs Schachmaty 1928.
Zwart (11).
Oplossing Eindspel no. 349.
1. Tbl, Kd2; 2. Pf3, Kc3; 3. Tb3, Kc4;
4. Pe5, Kd4; 5. Td3, Ke4; 6. Pf3, Lf6; 7. Td4,
Ld4; 8. 'Pg5 mat.
Eindspel no. 351.
S. L. S. no. 12.
HORWITZ.
Wit: Kg4, Tdl, La7, Pg5, pi. b3, c4.
Zwart: Ka8, Da5, pi. b4, b7, c5, c6.
Wit begint en wint.
SCHAAKCLUG „ONS GENOEGEN"
MIDDELHARNIS.
Stand W inter wedstrijd op 19 Januari 1932.
gemid.
1.-
1.—
1.-
0.88
0,25
0.—
0.33
0.-
0.-
1.—
0.-
0.-
Namen gesp. gew. rem. verl. pt.
L. Bund-Zaaijer .44 ^4
G. van Gelder .3 3 3
Ant. Visser 4 4 4
A van Seters 4 3 1 V/2,
L.' Weeda 2 1 1 Vi
J. van Duijnen 1 1
A Verbrugge ..31 2 1
S.' v. d. Valk 5 - 5 - -
J. Koese 3 3
G. H. Tiemens .66 6
D. F. Jacobi 5 5
A. Nelisse 4 4
A.s. Dinsdag simultaan-séance door den heer
E. de Haas van Roterdam, 8 uur. Ieder is wel
kom. Kosten nihil. Zaal Jacobi.
De Secretaris,
S. VAN DER VALK.
(Correspondentie dezer rubriek aan
M. Verbiest, Sommelsdljk)
Oplossing probleem no, 104.
De stand was
Zwart: 4, 9, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 22,
24, 35.
Wit: 21, 25, 26, 28, 29, 31, 33, 37, 38, 47,
48, 50.
(Het slaan wordt door twee stipjes aangeduid)
WitZwart
1. 48—421 16:36
2. 37—31 36 27
3. 38—32 27 38
4. 28-23 19 39
5. 42 44 24 33
6. 26-21 17 26
7. 44-40 35 44
8. 50 10 4
9. 25 3Gewonnen.
VERVOLG DAMREGLEMENT.
2. De loop der stukken.
9. De schijf gaat schuin vooruit, telkens één
veld, uitgezonderd bij het slaan van één of meer
vijandelijke stukken, in welk geval zij zoowel
voor- of achteruit daarover heen moet springen.
10. Een schijf wordt dam als zij de bovenste
lijn van het bord (damlijn), waar de tegen
speler zit, heeft bereikt en wordt met een
tweede gelijke schijf tot dam gekroond. Als
echter die schijf aldaar niet tot rust komt, maar
door de voortzetting van een slag de damlijn
onmiddellijk weder verlaat, zonder daarop weer
te keeren, dan blijft zij schijf.
11. De dam gaat voor- of achterwaarts,
geheel of gedeeltelijk de vrije velden door-
loopende van elke lijn, die zij bestrijkt of waar
op zij door veranderde richting bij het slaan
moet komen.
12. Aanraken is spelen van elk eigen speel
baar stuk, uitgezonderd bij het op zijn plaats
zetten van stukken, die scheef of niet op de
juiste velden staan, mits men daarvan vooraf
kennis geeft. Zoolang een schijf of dam nog
niet is losgelaten, kan men deze naar links of
rechts verplaatsen als daar open velden zijn.
Volgende rubriek 3. Het slaan.
CORRESPONDENTIE.
J. W. Uw problemen moesten wachten tot
de volgende rubriek, daar ik bovenstaande als
daaropvolgende eerst moest plaatsen.
Abonné J. A, Volgende rubriek zal ik U deze
fout aantoon'en. No. 2. 4440, 3429, 23 34.
15
Wit (8).
Wit: Kd7, De6, Tb2 en f3, Le5 en fl, Pd4, e7.
Zwart: Kc5, Dh7, Tel, Ld8, f5, Pa7, dl,
pi. c2, c7, g7, h4.
Wit geeft mat in twee (2) zetten.
Oplossing vóór Zaterdag 20 Februari.
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is nul). Voor de maan-
delijksche prijs van" 2.50 moet men de meeste
punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom.
Heeft men 10 keer achtereen ge'en oplossing
ingezonden, dan wordt men geacht niet meer
mee te doen. Een onoplosbaar probleem vervalt
voor den wedstrijd.
Ter besparing van porti is de oplossings
termijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de
oplossers meerdere oplossingen -eventueel
tezamen kunnen opzenden.
Oplossing probleem no. 105.
(Op verzoek).
De stand was
Zwart: 2, 3, 4, 9, 12, 13, 16, 17, 19, 21,
23, 24, 25.
Wit: 27, 28, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 40, 42,
43, 45, 48.
Wit forceert hier winst als volgt
WitZwart
1. 39-34!
Zwart is nu gedwongen een schijf te offeren
door bijv. 25—30, want tegen de dreiging 34—30
is geen parade. De gewone verdediging 24—30
enz. baat hier totaal niets.
124-30?
2. 35 24 19 39
3. 28 8 39 28
4. 32 23 21 41
5. Want nu speelt Wit
5. 23—18 2 22
6. 42-37 41 32
7. 38 7. Gewonnen.
Probleem no. 106.
Zwart: 4, 9, 12, 14, 17, 18, 19, 20, 22, 23,
26, 30, 34, 40.
Wit: 21, 25, 27, 31, 33, 36, 37, 38, 39, 41,
42, 43, 46, 50.
Wit begint én wint.
Eindspel no. 107.
Zwart: 2, 28 dam.
Wit: 3 dam, 12, 17, 29 dam.
Wit begint en wint. 4*
Oplossingen volgende rubriek.
UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD.
(Nadruk verboden).
Stootblauw bij aardappelen. Al sedert jaren
heeft men van verschillende huisvrouwen de
klacht kunnen hooren, dat vele aardappelknollen
blauw zijn. Men spreekt dan ook inderdaad
van het „b lauw" bij aardappelen. Dit kan
ontstaan door het stooten, wat echter niet wil
zeggen, dat het stooten de oorzaak is. Wat
dan wel de oorzaak is, heeft men de laatste
jaren getracht op te sporen. Men heeft ook den
invloed der bemesting nagegaan, en hierbij is
gebleken, dat een behoorlijke kali-bemes
ting het „blauw" sterk kan doen verminderen.
In 't Verslag van de Landbouwproefvelden
in Noord-Holland in 1930 lezen we van een
proef, genomen bij den heer W. Kaan te Anna
Paulowna op lichten kleigrond met een 5-tal
aardappelsoorten: Eigenheimer, Bevelander, Ba-
to, Frisco en Noordeling. Men wilde de vat
baarheid dier soorten voor het „blauw" verge
lijken, teweeg gebracht door stooten, en bij
de bemesting den invloed nagaan van een extra-
kalibemesting.
De bemesting was voor 't geheele veldje per
H.A.een flinke phosphorzuur- en stikstof-
bemesting plus 4 00 K.G. kalizout 40
de helft van ',t veld kreeg een extra kaligift
van 60 0 K.G. patentkali. Begin April
werd een deel der geoogste knollen, zoowel van
de gewoon als van de extra bemeste aardappe
len, gestooten, d.w.z.: men liet ze één voor
één van een halve meter hoogte vallen op een
houten vloer; na een paar weken werden ze
op stootblauw onderzocht.
De conclusies van het rapport waren de vol
gende: 1. De Noordeling is zeer gevoelig
voor stootblauw: wel de helft der behandelde
knollen werden door stootblauw aangetast. 2.
De Noordeling wordt hierin nog overtroffen
door de B a tobij deze werden resp. 35 en 41
van de knollen stootblauw. 3. De Eigen
heimer is het minst gevoelig voor stooten:
van de 2 ,X 50 behandelde knollen werden
slechts 5 en 11 stootblauw. 4. De extra kali
bemesting heeft zelfs op dezen kalirijken grond
de gevoeligheid voor stootblauw verminderd. En
ook heeft de extra-kalibemesting gunstig ge
werkt bij het gewone „blauw", d.w.z. bij de
niet opzettelijk gestooten, dus gewoon geoogste
aardappelen, zonder meer. De lezer moge met
deze uitkomst zijn voordeel doen.
Proefnemingen over Inkuilen. Aan het Rijks-
landbouwproefstation te Hoorn werden in de
jaren 1927'30 een 5-tal proeven genomen,
waarbij telkens twee verschillende, in de prak
tijk gebruikelijke methoden van inkuilen van gras
met elkander werden vergeleken; het onderzoek
heeft dus betrekking op niet minder dan 10
kuilen. Bij de eene werkwijze werd buitenshuis
een ondiep gat van 50 centimeter in den
grond gegraven, waarin het gras werd gestort.
Daarop werd het bovenvlak, zoowel als het
boven den beganen grond uitstekende zijvlak
der grasmassa, met aarde afgedekt. Bij de twee
de werkwijze werd, eveneens buitenshuis, het
gras op den vlakken bodem opgestapeld, en
de aardbedekking alléén op 'het bovenvlak aan
gebracht, zoodat het zijvlak onbedekt 'bleef. De
hoeveelheid gras, welke in eiken kuil werd ge
bracht,' hedroeg 25000 K.G. of iets minder. Het
doel der proeven was om de verliezen, welke
bij deze twee werkwijzen ontstaan, te bepalen
en met elkaar te vergelijken.
Het desbetreffende rapport vermeldt de vol
gende uitkomsten
1. Bij zorgvuldig inkuilen volgens methode
„in den grond" ging een vierde a een vijlde
deel van de droge stof verloren. 2. In kuilen,
in het voorjaar gebouwd volgens de methode
„in den grond" ging een vierde a een vijfde
deel van de droge stof verloren; wordt de kuil
eerst in den herlst opgebouwd, dan is het ver
lies vermoedelijk kleiner. Bij voorkeur en in 't
bijzonder bij kuilen, die geruimen tijd moeten
staan, vóórdat zij worden geledigd, passe men
dus de methode „in den grond" toe. 3, Zoo
wel hij kuilen „op den grond" als bij kuilen
„in den grond" vinden kwaliteitsverliezen plaats;
deze kwaliteitsverliezen waren bij beide metho
den ongeveer, gelijk, zoodat de kwaliteit (niet
de kwantiteit, de massa) van het ingekuilde
gras ook practisch gelijk was. 4. De verliezen
aan droge stof in het inwendige (dus afgezien
van den kantaf val) van beide typen van kuil-
hoopen bedroegen ruim 15 5. Het verlies
aan zetmeelwaarde werd bij inkuiling in den
grond op meer dan 29 geraamd, bij inkuiling
op den grond op meer dan 39 6. De
mogelijkheid is niet uitgesloten, dat bij geringe
wijziging van de gevolgde methoden van in
kuilen (dus ook zonder silo's) het verliespercen
tage iets kan worden beperkt.
Het Eierenbesluit. Door het Eierenbesluit zijn
de eieren met 1 September 1931 gebracht onder
de Warenwet, waarin het toezicht is geregeld
op de kwaliteit der levensmiddelen, en waarbij
tevens de eischen zijn gesteld, waaraan een
goed produkt minstens behoort te voldoen. De
eieren worden bij dit besluit verdeeld in klassen,
namelijk in: versche eieren, koelhuis
eieren, de groep van bewaarde eieren
in kalkwater, waterglas of ander conserveerend
product of chemisch middel, en eieren 2e
soor t. Het besluit heeft betrekking op ieder,
die eieren verkoopt; ook de kipoenhouder zelf,
die eieren levert aan particulieren, winkeliers,
enz. De pluimveehouder, die zijn eieren brengt
bij een organisatie, waarvan hij lid is, wordt
niet beschouwd als verkooper; hier is de orga
nisatie degene, die verantwoordelijk is. Even
wel, wanneer een conflict ontstaat, wanneer de
eieren niet aan de gestelde eischen voldoen, dan
zal ook de leverancier-kippenhouder den last
moeten dragen en op 'hem de schade verhaald
worden. Daarom zie iedere pluimveehouder toe,
dat hij goede, zuivere, deugdelijke eieren af
levert. 't Is nu nog dikwijls anders. De binnen-
landsche handel brengt soms eieren aan de markt
of in den winkel, die alles behalve versch en
niet geschouwd zijn; toch meent de consument,
dat hij vertrouwbaar koopt. En ook de gewone
pluimveehouders gaan lang niet altijd vrij en
onschuldig uit. Zonder bezwaar worden dik
wijls oude eieren in den handel gebracht, of
zulke waarvan de verschheid aan grooten twijfel
onderhevig is; zelfs vinden de onvruchtbare eie
ren („schiereieren") uit de broedmachines of
uit de broednesten niet zelden een plaats onder
de handelswaar. Dit is schandelijk en verdient
scherpe afkeuring, 't Is goed, dat zulke prak
tijken thans door het Eierenbesluit zullen worden
tegengegaan. En 't zal aan onzen eierenafzet
ten goede komen. Wij mogen, vooral in dezen
benarden tijd, wel alles doen om, zoo mogelijk,
het verbruik van onze eieren te bevorderen, en
althans te zorgen, dat niet door onze eigen
schuld onze producten uit den handel worden
geweerd.
Gedachte voor dezen tijdi „Wie niet
mest, mis t". Niet alleen het vee 'heeft zijn
behoefte, maar ook het land, de akker en de
weide. Wie er door den nood toe komt, om de
bemesting achterwege te laten, ondervindt straks
de schade op gevoelige wijze. De Boerenleen
bank kan in dezen tijd voor velen de toevlucht
zijn. Br.
DE STANFRIES IV GELICHT.
De lijken van de opvarenden niet gevonden.
Woensdag is na veel inspanning het wrak
van de tijdens de reis van Amsterdam naar Har-
lingen op de Zuiderzee vergane vrachtstoom
boot Stanfries IV van de N.V. Scheepvaart
Maatschappij Holland-Friesland gelicht.
De berging van het schip was opgedragen aan
de firma van der Tak te Rotterdam. Gebruik is
gemaakt van de tot dit bedrijf behoorende ber
gingsvaartuigen Thyllis Hudson en Meermin,
van een drijvende bok van 25 ton hefvermogen
en van een drijvende bok van de N.V. Ver-
schure en Co's Scheepwerf en Machinefabriek
van 60 ton hefvermogen.
De groote moeilijkheid bij de berging was het
feit, dat de Stanfries IV met de kiel naar boven
lag, waardoor zij eerst omgetrokken moest wor
den. Toen' dit geschied was, werd het schip door
de beide bokken zoover gelicht, dat met de
centrifugaal-pomp van de Phyllis Hudson eerst
het groote ruim en daarna het machine- en
ketelruim kon worden leeggepompt.
Om ongeveer 5 uur 's middags was de Stan- j
fries IV drijvende en konden de deskundigen,
o.a, de heer C. A. G. van der Boom, inspecteur
voor de Scheepvaart te Amsterdam, een onder
zoek aan boord instellen. Daarbij is gebleken,
dat de ngangskappen van de voor- en achter-
logiezen en alle luiken waren weggeslagen
voorts, dat de groote lier bij de mast dwars bij
het dek horizontaal was afgebroken, welk lot
ook de mast zelf, en wel bij den mastkoker,
heeft getroffen. Het zeil stond in top, een be
wijs, dat het schip zeilde, toen de ramp ge
schiedde. Ook is komen vast te staan, dat de
Stanfries IV niet ten anker is gegaan. De anker
ketting was namelijk niet uitgeloopen en de spil
stond vast.
Voor zoover viel na te gaan waren de lijken
van de vier opvarenden, die bij de ramp om het
leven zijn gekomen, niet meer aan boord. De
machine was nog op haar plaats. Romp en dek
waren geheel intact.
Het vaartuig zal naar Amsterdam worden
gesleept voor reparatie.
DE DOODELIJKE DAMP.
Bij het boren van een gat in een gasbuis is
een 30-jarige gasfitter in de Amstelstraat te
Amsterdam tengevolge van het uitstroomende
gas bewusteloos geraakt. Een verpleger van den
G. G. D. heeft door middel van een zuurstof
apparaat d)e levensgeesten weder opgewekt,
waarna de fitter nara zijn woning is vervoerd.
ONDER DE TRAM VERPLETTERD.
Men meldt uit Winschoten
Bij de halte Vlagtwedder Veldweg van de
stoomtram naar Groningen heeft een ernstig
ongeval plaats gehad. Een ongeveer 5-jarig
jongetje, dat dara vlak bij de rails speelde,
sprong plotseling van uit de greppel, waarin hij
zich bevond op de rails, toen de tram ongeveer
10 M. van hem verwijderd was, met het gevolg,
dat het kind werd overreden en verpletterd.
ERNSTIGE AUTO-AANRIJDING,
Men meldt uit Wassenaar
Op den Rijksstraatweg nabij de St. Jacobs-
stichting is een dame door een auto overreden,
waardoor zij hara beenen en een arm brak. Zij
was aan de stichting op bezoek geweest en stak
den straatweg over om in de omnibus te stap
pen, toen plotseling van achter deze bus een
auto te voorschijn kwam, die haar aanreed, met
bovenvermeld gevolg. Per ziekenauto van den
heer Goemans is zij, na voorloopig te zijn ver
bonden, naar een ziekeninrichting vervoerd.
Verhuring bij inschrijving van 2.24.30 H.A.
4 G. 265 R. V. M. bouwland te Ouddorp
in den polder het Oude Nieuwland, aan den
Langeweg, voor 3 jaren, dadelijk ingaande,
met beding van vrije cultuur, in pacht ge«
weest bij Jan Voogd Wz. e.a.
Inschrijvingsbiljetten vermeldende den uit
te loven huurprijs per 0.45 92 H.A. 1
Voornsch gemet, in te leveren vóór of op
Zaterdag 23 Januari ten kantore van
Notaris VAN DEN BERG.
Op Zaterdag 23 Januari 1932, des voormid
dags 10 uur, te Herkingen aan de Kaai, van
een' partij timmerhout, als planken, delen, ribben,
balken, schroten enz.
Deurwaarder GROENENDIJK.
Op Woensdag 3 Februari 1932, 's nam. 2
uur, te Nieuwe Tonge, nabij dén Molendijk, van
varkens, waaronder 7 vette varkens. Ten ver
zoeke van den heer C. van den Berge te Nieuwe
T onge.
Notaris VAN DER SLUYS.
Zelfvoüer model vanaf 5.25
Standaard modal naaf ƒ425
De beste Vulpenhouder
ooor scholieren
DOOR
H. ZEEBERG.
4)
De zachte, welluidende stem van de oude
Mevrouw zweeg en zij maakte zich gereed, om
uit te gaan. Elsa had het vertrek verlaten en
was op haar kamer den brief van moeder gaan
halen.
„Ik ontving een brief van huis", zeide zij,
„eenige dagen1 vóór den tijd. Maar moeder had
dan ook iets bizonders te schrijven. Ook hierin
staan, voor u ten minste, geen geheimen."
Het was stil in de serre, waar Mevrouw Le
Grand vol belangstelling den brief van Me
vrouw Van Lankeren las. Dan keek zij Elsa
onderzoekend in het lieve gelaat, dat naar haar
opgeheven was.
„Bekommert deze brief je, Elsa
„Ik kan het niet ontkennen, Mevrouw."
„Dat meende ik aan je op te merken. Mis
schien is er reden tot bekommernis, omdat je
mij wel eens het een en ander van je broer hebt
verteld. Maar ik zou je toch raden, niet met
bekommernis te beginnen. Ook in deze zaak
moet je Gods hand zien, zooals in alles. Zou
je je broer liever niet hier in Rotterdam hebben?"
„Ik geloof niet, dat Rotterdam een geschikte
stad voor hem is. En u bemerkt wel, dat moeder
er ook bezorgd voor is."
„Dat heb ik gelezen. Maar begin niet met
bekommernis, al geef ik toe, dat hier de ver
leiding veel en veel sterker is dan bijvoorbeeld
iü Meerstad, een klein provincieplaatsje. Treed
hem met vertrouwen tegemoet en laat nooit
merken, dat je zoowat voogdes over hem spelen
■toilt."
„Ik zou er niet veel kans toe krijgen, Me
vrouw", glimlachte Elsa pijnlijk.
„Het is mogelijk, dat je gelijk hebt. Maar je
zoudt in je opzichzelf verklaarbaren ijver, om
je broer op het goede pad te houden, te ver
kunnen gaan, zóó, dat je de zaak grondig be
derft. Neem dat van mij, oude vrouw, eens aan."
Nu gleed er over Elsa's gelaat een glimlach,
die haar ongemeen bekoorlijk maakte, terwijl
trouwe aanhankelijkheid er door schemerde.
„Ik luister altijd naar u", zeide zij, „en ik
heb er nog nooit spijt van gehad."
„Dat doet mij genoegen, Elsa. Ik zal van de
jeugd nooit vergen, dat zij leeft in de sfeer van
een oud mensch. Wij beleven ook heel andere
tijden dan vroeger. Maar wel mogen wij, oude
menschen, van jongeren verlangen, dat zij reke
ning houden met onze levenservaring en niet in
eigenwijsheid hun weg gaan, negeerend de door
ondervinding gerijpte meening van ouderen. Je
weet wel, dat ik niet in alles meega met de
klachten, die in onzen tijd worden gehoord, maar
de klacht, dat de eerbied voor ouderen aan het
verdwijnen gaat, zoo zij nog niet geheel ver
dwenen is, is gegrond. Maar wij spraken over
je broer. Aan het verzoek van je moeder kun
je allicht voldoen, Elsa."
„Dat was ik natuurlijk van plan, Mevrouw,
voorzoover mij dat mogelijk is."
„Wel, dat .zal wel gaan. Begin alvast maar,
je broer te vragen, of hij hier Maandag komt
eten. Miet den trein van acht uur kan hij nog
weg. Hij moet toch niet verder dan Meerstad.
Dan kan ik ook eens kennis maken met hem."
„Dat wil ik graag doen", zeide Elsa ver
heugd.
„Welja, waarom niet En laat ons dan geen
leeuwen op den weg zien, als zij er nog niet zijn.
Ik geloof graag, dat er voor je moeder en jou
grond is voor de bekommernis, maar er kan toch
pas geoordeeld worden, als je broer eenigen tijd
hier is. Mogelijk valt het nog mee. En zoo niet,
wij weten den weg, waarheen wij met onze
nooden en zorgen kunnen gaan, Elsa lief."
Bemoedigend knikte de oude dame het meisje,
dat haar in die vijf jaren als een kind ge
worden was, toe.
HOOFDSTUK II.
„Elsa-avond" noemde Mevrouw Meinema den
avond, waarop Elsa van Lankeren haar be
zocht. 't Was een vaste avond in de week,
die reeds spoedig was bepaald, toen de predi
kant kennis had gemaakt met Mevrouw Le
G|rand en' haar juffrouw van gezelschap, wat ten
gevolge had gehad, dat ook de predikantsvrouw
met die beiden in contact gekomen was. In zulk
een contact, dat spoedig een warme vriendschap
tusschen beide jonge vrouwen ontstaan was en
Elsa één avond in de week in de gezellige pas
torie doorbracht.
Ze zaten tegenover elkaar in de intieme huis
kamer en Mevrouw Meinema vertelde vol trots
van 'haar beide jongens en van haar man, die
zich onmiddellijk had geworpen op het vele
werk, dat van den stadspredikant geëischt werd.
„Hans zag er verbazend tegenop, naar Rot
terdam te komen, 't Was anders dan vier jaar
geleden, toen' wij te Maarveen waren, zijn eerste
gemeente. O, wij hadden ook daar gelukkige
jaren, maar toen het beroep van Zuidwoude
kwam, was hij toch spoedig besloten. We zijn
daar vier jaar geweest en werden er op de
handen gedragen. De gemeente was er ook
anders dan in Maarveen. Als vrouw van een
predikant kom je eerst recht te weten, welk een
verschillende menschen er op de wereld zijn."
,,'t Lijkt me toch wel leuk, zooveel menschen
.te kennen." dacht Elsa.
„Het kan leuk zijn. Maar het bezorgt ook
wel eens minder prettige oogenblikken en stem
mingen. Doch dan zeggen wij weer tot elkaar:
wij moeten de menschen dragen in hun zwak
heden en gebreken; wij zelf zijn ook niet vol
maakt En per saldo vind ik heerlijk, de vrouw
van een predikant te zijn, al moet ik Hans dan
ook heel vaak afstaan."
„Je man is niet vaak thuis."
„Hans doet veel in de gemeente. Hij acht
dat, naast het verzorgen van zijn preeken, zijn
eerste taak."
„Zóó denken alle predikanten er niet over."
„Och, dat weet ik niet. De een kan meer
dan de ander. En God geeft zulke verschillende
gaven. Ik las pas in een nieuw boek van Jo
hanna Breevoort, zooiets als een aanmerking op
predikanten, die uit spreken gaan en die schrij
ven. Hans is het er heel niet mede eens. Hij zelf
schrijft niet, behalve dan nu voor de Kerkbode.
En hij gaat ook niet uit spreken. Maar hij neemt
het geen enkelen predikant kwalijk. Er moet
toch ook over Theologie worden geschreven
En er moeten toch geestelijke leidslieden zijn
En als die predikanten daarvoor nu de gaven
en krachten ontvangen hebben, waarom zouden
zij het dan niet mogen doen Natuurlijk kan
het overdreven worden, maar tenslotte kan men
alles overdrijven. Altijd dat gehakketak op
predikanten
De koddige wijze, waarop het werd gezegd,
deed Elsa in een gullen lach uitbarsten.
„Dat moet de vrouw van een predikant toch
ook opeten", zeide zij dan.
„Och ja, maar het onaangename neem je op
den koop toe. In de eerste jaren van ons hu
welijk had ik er wel eens moeite mede, 'k wil
het eerlijk 'bekennen. Als je je man door en door
kent en je bent er heilig van overtuigd, dat hij
het goed bedoelt en je wordt dan zoo misver
staan en er wordt allerlei onrechtvaardige en
afbrekende critiek op hem uitgeoefend, wel, je
zou geen goede vrouw zijn, als je zélf de pijn
er niet van voelde. Maar langzamerhand heb
ik dat leeren dragen. Ik laat het aan onzen God
over. Hij weet, wat goed is. En Hij geeft ook
vreugdevolle oogenblikken. Hans en ik, wij be
ijveren ons steeds, om de lichtzijden te zien. En
als je dat doet, Elsa, och dan zijn die er zooveel,
'k Heb dat nooit geweten. Maar als je ze goed
nagaat, wel, dan moet het resultaat zijn, dat
je den Heere al den dag dankt voor Zijn trouw
en genade. Want wat verzondigen wij, men
schen, ons leven. Als ik eens naga, hoe wij per
soonlijk God bedroeven: als ik eens opmerk,
hoe in een groote stad als deze Zijn heiligen
Naam wordt gelasterd en gehoond, Zijn ge
boden met voeten worden getreden, och, dan
kunnen wij niet vatten met ons kleine verstand,
dat Hij ons en ons volk nog zóó genadig is."
Het luchtige discours, dat in den aanvang van
Elsa's bezoek den toon had aangegeven, was
nu geheel verdwenen.
Vol liefde en bewondering staarde zij de jonge
vrouw van den predikant, die 'tegenover haar
zat, schijnbaar rustig betoogend, maar intus-
schen sprekend met een verterend vuur. Die
knappe verschijning met dat donkere haar, bij
het zwart af en die reebruine oogen was wel
een predikantsvrouw bij de gratie Gods
Als, dacht Elsa, zij Adolf in dit gezin kon
binnenbrengen, dan zou er wel een weldadigen
invloed ten goede op hem uitgaan. Het was een
gemis in zijn leven geweest, dat hij niet karakter
vol en tactvol was geleid. Moeder was er te
zwak van karakter en te toegevend voor.
Zij zat opeens zoo weer in de moeilijkheid,
dat zii haar hart uitstortte en vertelde van den
van huis ontvangen brief.
„Misschien is het niet zoo erg, als je wel ver
moedt." polste de ander, geïnteresseerd.
„Och, 'k weet niet, wat ik er van denken en
zeggen moet. Te oordeelen naar zijn uitlatingen
is Dollf reeds een ongeloovige."
Mevrouw Meinema glimlachte, 't Was een
bekoorlijke glimlach, die Elsa geruststelde, hoe
wel zij die geruststelling niet verklaren kon.
„Ik kan er natuurlijk niet over oordeelen,
want ik ken je broer niet. Maar Hans zegt
altijd, dat je de woorden van jonge, menschen
niet steeds op een goudschaaltje wegen moet.
De jeugd houdt van critiek. Hans weet voor
beelden van menschen, die in hun jonge jaren
alle mogelijke critiek op de kerk en den gods
dienst hadden en die thans steunpilaren in Gods
Koninkrijk zijn. En zoo ken ik er ook wel. Het
komt er, in den middellijken weg natuurlijk,
vooral op aan, dat zij goed worden geleid en dat
hun bezwaren en nooden niet spottend worden
genegeerd, maar dat er, zooveel mogelijk, aan
dacht aan geschonken wordt. En voor het ove
rige moeten wij het aan God overlaten. Zeker
is, dat Hij ons wel eens voor raadsels plaatst."
(Wordt vervolgd).