OL c Rede van den Heer C. Warnaer in de Staten van Zuid-Holland TWEEDE BLAD. J met ons stre- Ip te geven of poor inzending O Zaterdag 16 Januari 1932, No. 3S16 SCHAAKRUBRIEK. I Engeland en pel; tusschen Indseilanden Irije en Grie- de Raad van len bijeen en onmiddellijk ■ns zijn over- Ider Mandere leniging voor gematigde or- Federatie Recht" wekt door oorlog van dit ar- verp, waar- Ite gaan. Wij per te geven, I heeft en dit In dienen, in- |ijde van den van iederen ht eischt. De Ituigd, dat een J is, stelt zich Itwapening 8) wettelijk en spoort dus botage. ide lippen oth. tn Drogute» naar streven kee te voeren. iWËRK, Secr. liddelharnis. Iterk genoeg is. geleerden en lerneerlijken oi |n Stemmetz, Renan, Mon- ewsky (Sozio- rns „De Stand- |gd: „Zullen de nder den druk Ictie de politiek Inemen, die het luropeesche be- laat varen, zou kans op Euro- sen is en een |ondergang van maxen. philosophie des |t bestond, zou dz. 581-582. ont in zijn „De leningsindustrie" jeldcorlcg, toen oorlogvoerenden Pustrie der oor- enwerkten en.... Zoo was het met het in de oorlogsmateriaal gebeurde omge- le onthull-ngen, 1931 vocrsteilen, Iderlandsche be- Jte doen werken lij de Vrijzinnig- lunisten. pen titel, die iet- slechts de naam ek stoorde zich ld om hun brood Ie geen vrij, hoor, Fa liep al even us met Fini, ter- In ongeduld, toen rm inpakte, ijgt mij niet bui- icnter de ramen en, Moe liet zich Hans eens graag n. ïaar handjes, die 1 gauw dacht ze werkte al even Iruk. Ze brachten een berg en toen n van maken, en tchten tegen alle- zoo druk bezig >m hem eens met :n. Maar dadelijk oor en pats, pats, weer, tot Vader er afmaken, we or." erig sneeuw aan vVat ging het fijn de Raedt kon het lijn hoofd, eeuw, we moeten te bol geven. :r zijn mag 1 icht, ik vind, dat rezen. We zullen euw maken ook, ïeer Sneeuw ook un je je hoed niet :rd. Kom, jongenst, voor Grootmoe. »n. We gaan hier dat is niet eerlijk, iterbij gaan staan, it, die mag kiezen al. innen. Goed zoo, Nog een beetje lordt vervolgd). ™WCSIGNOWSES Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden aan F. W. Nanning, Gerarduslaan 15, Eindhoven. No. 230. Oplossingen: No. 262. 1. Dc4 dreigt 2. Dc7: mat. Varianten 1Lc6; 2. Db4. 1c6; 2. Db4. 1c5; 2. De6. De eerste twee vertoonen een wederkeerige interferentie van pion en looper op c6. Een z.g.n. Piek abish. Alle drie varianten vertoonen een zelfblokkeering De auteur vertelt dus heel wat met 7 stukken. No. 263. 1. Tc6: dreigt 2. D of Td6: mat. De thema-varianten zijn 1Pc8; 2. b8P. 1 Pc6; 2. Pc6: 1.' Pe8; 2. f8P 1. Pe6; 2. Pf6. Vier zeifblokkeeringen door de beide zwarte paarden, terwijl de Z. K. als een „sandwich man" er tusschen staat. Deze stand met dit thema werd door bekende autoriteiten als on mogelijk beschouwd, totdat een „dumme Hollan der" het tegendeel bewees Een pracht staaltje van Weenink's techniek Probleem voor dien wedstrijd. No. 268. P. COPPENS Amsterdam. Eerste plaatsing. Zwart (7). Wit (7). Wit: Kd2, Te5, Lb3 en c7, Pe4, pi. e6 en f4. Zwart: Kd4, Tf5 en f6, Lg2, pi. b4, c5 en f3. Wit geeft mat in twee (2) zetten. Oplossing inzenden vóór Zaterdag 13 Febr. Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul). Voor de maan- delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achtereen ge'en oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Een onoplosbaar probleem vervalt voor den wedstrijd. Ter besparing van porti is de oplossings termijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de oplossers meerdere oplossingen eventueel tezamen kunnen opzenden. Oplossing Eindspel no. 347. 1. Ta7-f, Kbl; 2. Tb7f, Ka2; 3. Kc2, Dd4; 4. Pc3f enz. Eindspel no. 349. B. HORWITZ. S. L. S. no. 11. Wit: Ke6, Tb3, Pd4, el, pi. a2, a4, b5 en e2 (8). Zwart: Kdl, Th2, Lh4, Pfl, pi. b4, b6, e3, f4, g2, g7 (10). Wit begint en wint. Eindspel no. 350. Tijdschrift N. S. B. Wit speelt en wint. Oplossing: 1. g4, Td4 (op fg4 wint Tg4 en op f4 wint g5f); 2. g5f, Ke5; 3. f4, Kd6; 4. Th7, La6; 5. Lg7, Td7; 6. Le5f, Kc5; 7. g6, Lc4; 8. g7, La2; 9. Th8, Td8; 10. Td8, Td8; 3 2 h4 en wint. Stand van den ladderwedstrijd na probleem no. 263. 262 263 Totaal. B. Duvergé 61 2 2 65 p. Klein 40 2 2 44 C. Hofland 36 2 2 40 J. P. Ccmpens .36 2 2 40 F- C. Laas 30 2 2 34 L. Weeda 29 2 2 33 »Udi" 14 2 2 18 D. Kareis 2 2 2 6 C, van Gelder 2 2 4 H. Tiemens 2 2 4 C. Tiemens Jr. 2 2 4 J, L. Braber 2 2 4 In deze week boekten we een vooruitgang in het aantal oplossers van 4 Hartelijk welkom en veel succes. DAMMEN. (Correspondentie dezer rubriek aan M. Verbiest, Sommelsdljk) Oplossing Probleem no. 103. De stand was Zwart: 7, 12, 14, 17, 19, 23, 24, 26, 32, 45. Wit: 21, 27, 33, 34, 38, 43, 44, dam op 1. (Het slaan wordt door twee stipjes aangeduid) WitZwart 1. 3429 23:34 2. 33—28 32 23 3. 27—22 17 28 4. 43-39 34 32 5. 44-40 45 34 6. 1— 6 26 17 7. 6- 31 12 18 (gedw.) 8. 3— 9 Gewonnen. Probleem no. 104. Zwart: 4, 9, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 22, 24, 35. Wit: 21, 25, 26, 28, 29, 31, 33, 37, 38, 47, 48, 50. Wit begint en wint. (Op verzoek). Probleem no. 105. Zwart: 2, 3, 9, 12, 13, 16, 17, 19, 21, 23, 24, 25 Wit: 27,' 28, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 45, 48. Wit begint en wint. Oplossingen in de volgende rubriek. Op veler verzoek zal ik (voor beginners van het damspel) in onze rubriek eenige malen de voornaamste punten van het damreglement be^ handelen. Alle onderstaande artikelen zijn vast gesteld door den Nederlandschen Dambond. Het reglement bevat de geldige bepalingen omtrent 1. Den opzet van het spel 2. den loop der stukken 3. het slaan 4. het eindspel 5. onregelmatigheden in het spel 6. den uitslag van het spel 7. notatie en tijdcontrole, 1. De opzet. 1Het damspel wordt gespeeld tusschen twee personen of groepen, genaamd de spelers, op een vierkant bord van honderd velden, verdeeld in tien rij'en, elk van tien velden, om -het andere licht en donker gekleurd. 3. Er wordt gespeeld op de donkere velden. Men kan echter bij onderling goedvinden ook op de lichte velden spelen. 5. De velden waarop men speelt worden gerekend genummerd te zijn van 1 tot 50, ook al staan die nummers er niet op vermeld. Deze nummering is als volgt: Boven links 1, verder naar rechts 2, 3, 4 en 5. Tweede lijn links 6, enz., zoodat 50 onderaan rechts eindigt. 8. Nadat voor eiken speler de kleur der stukken de eerste maal bij loting of keuze bepaald is, nemen de spelers beurtelings wit of zwart. Wit speelt gewoonlijk het eerst. Volgende rubriek 2. De loop der stukken. CORRESPONDENTIE. Abannes te N. Uw beider meening is onjuist, daar in dit geval het e'en groote fout is om de stukken No. 3 en 48 (de z.g. „kroonschij- ven") in den aanvang reeds op te spelen. Zij vormen de basis van vele stellingen of „standen" die men inneemt. J. W. Volgende rubriek zal ik Uw problemen plaatsen, doch uw eindspel is te eenvoudig. DAMCLUB „SOMMELSDIJK". Op de vergadering van j.l. Maandag werd besloten de reeds aangekondigde simultaan- séance, welke gehouden zou worden op Maan dag 18 Januari, nog een week te verlengen. Bij voldoende deelname zal deze dus worden ge houden op Maandag 25 Januari in Hotel Har monie, Langeweg. Zij, die daaraan wenschen deel te nemen, kunnen zich opgeven bij den secretarisK. Vroegindeweij, Nieuwstraat, Sommelsdijk, tot Woensdag 20 Januari. (Entree 15 cent). Waterkeering bij Goeree. Geldleening voor de Waterleiding. Veerverbinding Ooltgensplaat— Dintelsas. De Tramkwestie op Flakkee. De heer C. WARNAER heeft gisteren (Don derdag) in de zitting der Prov. Staten 'van Zuid-Holland de volgende rede uitgesproken Oprichting Dijkwaterschap. Mijnheer de VoorzitterOp blz. 19 van de M. v. A. lees ik met veel instemming, dat Ged. Staten hebben besloten „de oprichting van één dijkswaterschap voor het geheele eiland De Hoeksche Waard te bevorderen. Een reglement voor dat waterschap is bij hen in voorbe reiding." De waterstaatkundige toestand van de Hoek sche Waard' is op het oogenblik deze, dat de zee- en rivierwaterkeerende dijken volgens de voorschriften van den dijktafel worden onder houden. Het meest aangevochten deel, de Oost- hoeksche dijken, vormt één groot waterschap, maar de daarbij aansluitende buitenpolders staan op zichzelf. De Oosthoeksche dijken moet zor gen voor het onderhoud van 20 dijkvakken, ter wijl op zichzelf staande polders voor de overige 13 dijkvakken moeten onderhouden. Het komt in dit gebied voor, dat een kleine polder 3 dijkvakken heeft te verzorgen en het doet mij genoegen, dat Ged. Staten dit niet langer willen sanctioneeren. Want wel geldt nog vaak de regel, wien water deert, die water keert, maar in de omstandigheden, Waarin de Hoeksche Waard verkeert, is het een verouderd en verkeerd standpunt. Daarom doet het mij bij zonder veel genoegen, dat Ged. Staten reeds een reglementsherziening in voorbereiding heb ben, 'en het is niet mijn bedoeling, hen daarbij tot spoed aan te zetten, want het is. een zaak van groote beteekenis. Dit waterschap omvat 27.000 H.A. binnenland en 2000 H.A. buitenland en wanneer men nu overgaat tot centralisatie, geef ik Ged. Staten in overweging die 2000 H.A. buitenland daarin te betrekken. Waar Ged. Staten te dezen aan zien nog alle kant'en' uit kunnen, ben ik zoo vrij hun eenige aanwijzingen te geven. De mogelijk heid bestaat, dat zij die 29.000 H.A. zullen in sluiten in de bestaande dijktafel, en dat zij de omslagplichtigheid zullen vaststellen in een ge- varenklasse. Dat is een stelsel, maar ik geef Ged. Staten in overweging om het anders te doen en de dijktafel los te laten en te vormen een Dijkkring. Ik kan uit ervaring zegg'en, dat een Dijkkring meer stuwkracht geeft aan de ge centraliseerde polderbesturen dan een dijktafel, want men is licht geneigd de minimumhoogte van de dijktafel aan te nemen als de juiste hoogte, terwijl, wanneer men werkt met een Dijkkring, men naar alle kanten meer vrijheid van beweging heeft, In een Dijkkring komt het bestuur met voorstellen om de meest aange vallen punten direct te voorzien, terwijl, wanneer door stormvloedhoogte de dijktafel alleen wordt toegepast in haar hoogte, deze weer aanleiding geeft tot herziening van de Dijktafel. Ik zou het dus gewenscht achten, dat met de localiteit over leg wordt gepleegd of men niet beter met een Dijkkring ging werken dan met een dijktafel. Waterkeering Goeree. Op dezelfde bladzijde lees ik tot mijn genoegen omtrent de waterkeering op Goeree „Ten aanzien van den toestand der water keering op Goeree, vooral wat betreft den duin- voet van den polder Het West-Nieuwland, wordt opgemerkt, dat Ged. Staten, van meening, dat die toestand voorziening behoeft, en dat de daartoe noodige werken door het Rijk behooren te worden ondernomen." Ik heb hier menigmaal gewezen op de afname van dien duinvoet voor dien polder en stelde het op hoogen prijs, dat Ged. Staten bereid waren niet alleen om hun aandacht daaraan te geven, maar zelfs om door een persoonlijk on derzoek te gaan zien of hetgeen ik hier op merkte de beteekenis had van zoodanigen aard, er voor hen aanleiding was om bij den Minister op voorziening aa nte dringen. Daarin ben ik ook gesteund door den heer Gardenier en wij hebben in zooverre succes gehad, dat op het oogenblik Waterstaat bezig is om daar een voorziening te treffen. Het bestek is reeds in uitvoering. Het is misschien nog een minimaal bedrag, maar daarop wil ik niet verder ingaan. In ieder geval is het Rijk al bezig een 'voor ziening te treffen. Er wordt een werk gemaakt van 7000en het Rijk heeft daarin deze beteekenis vastgelegd: ik gevoel mij verplicht daarin een voorziening te treffen, maar, zegt de Minister: ik ben niet verplicht tot onderhoud. Het komt mii niet ondenkbaar voor, dat de lijnen van voorziening en onderhoud in elkaar loopen. Wanneer de Minister bezig is een voor ziening te treffen, ligt het m.i. ook op zijn weg om voor het onderhoud te zorgen. Verder zegt de Minister: ik wil bij nader onderhoud van dit onverdedigde strand, als ik het voor mijn reke ning neem, de belanghebbende polders er in betrekken. Belanghebbende polders zijn er niet direct. Er is één kleine polder van 330 H.A. en in hoeverre deze in het mede-onderhoud zal wor den betrokken zullen wij verder zien, maar Ged. Staten hebben m.i. terecht er op gewezen: „Intusschen behouden Ged. Staten zich voor, de onderhoudsverplichting nog nader te onder zoeken." Ik zie daaruit, dat Ged. Staten zullen toezien, wanneer er voor het Rijk aanleiding bestaat tot de verplichting van voorziening en onderhoud, 'en dit kleine poldertje Het West-Nieuwland' in het onderhoud zou worden betrokken, dit een zeer minimaal bedrag moet zijn. Het poldertje verkeert in Zeer bijzondere omstandigheden: geen polderlasten behoeven te worden geheven. Er wordt dikwijls land gekocht en verkocht en daar wordt met dit feit rekening gehouden, dus het land is altijd duur in koop, maar het meer bijzonderet is, dat in het poldertje van 330 H.A. de grootste eigenaar plus minus 4 H.A. heeft. Het zijn allemaal kleine landbouwers, die hard moeten zwoegen voor hun boterham en wanneer die nu worden belast met een onderhoud, die eigenlijk niet op hun terrein ligt, wil ik er de aandacht van Ged. Staten op vestigen om voor al voor de belangen van dat poldertje te waken. Ik wil concludeeren de activiteit van Ged. Staten en het resultaat, dat in deze stukken is vastgelegd. Geldleening Waterleiding. Ik kom nu tot bladzijde 23, waar ik lees „Van een aanvrage om een geldleening ten behoeve van de waterleiding op Voorne en Put ten is Ged. Staten niets bekend. De drinkwater voorziening van dit gebied bevindt zich nog in een stadium van voorbereiding." Ik maak een compliment aan den rapporteur, die tevens rapporteur was van onze afdeeling 'en het is vermoedelijk niet zijn schuld, dat de woorden Voorne en Putten hier in de plaats zijn gekomen van Goeree en Overflakkee. Gedeputeerden zeggen dus terecht, hierop niet te kunnen antwoorden. Maar ik hoop tocb, dat zij, ondanks deze vergissing, op mijn vraag kun nen antwoorden, n.l. op de vraag: Zijn Gedepu teerden al geslaagd in een geldleening, die ge vraagd is voor de waterleiding Goeree-Over- flakkee Op het oogenblik is er geld moeten geleend worden van de Boerenleenbank om e'en perceel duinen aan te koopen, maar men staat nu voor het groote werk van uitvoering. Het bestek is klaar, het wacht op de aangevraagde leening en de uitvoering is gebonden aan die geld leening. Dit heeft beteekenis voor het eiland, omdat, wanneer met met spoed kan beginnen, tevens in de werkloosheid, welke het meest in Goeree en Overflakkee in Maart en April voorziening behoeft, daarbij kan worden ingeschakeld. Waar alles in kannen en kruiken is en alleen wacht op die geldleening, zou ik gaarne ver namen van Gedeputeerden, of zij dit kunnen be vorderen dan wel reeds met de geldleening zijn geslaagd. Want dit is niet alleen van gewicht voor de werkloosheidsvoorziening op dat eiland, maar ook voor het Flakkeesch en Van Weel ziekenhuis, waarvan de aanbesteding heeft plaats gehad en waarvan wij gelukkig al kunnen zeggen dat het daar komt. Hoe langer de bouw der waterleiding duurt, des te minder dit ziekenhuis daarvan kan profiteeren en een ziekenhuis zon der waterleiding, daarvan behoef ik weinig meer te zeggen. V eerverbinding. Ik kom nu tot bladzijde 15, waar gesproken wordt over de veerverbinding tusschen Oolt- gensplaat en Dintelsas. Daarover is in de vo rige vergadering dikwijls gesproken, 'en het re sultaat daarvan was, dat die oude kopsteiger bij Ooltgensplaat zou worden vernieuwd, terwijl in het plan der commissie-Van Rijckevorsel wordt aangegeven, dat de steiger moest komen over de Zandplaat. Ik ben daar bij laag water nog eens pools hoogte gaan nemen. Daar ziet men voor zich een verzanding en de leiddam in het Hellegat is mede daarvan de oorzaak, zoodat zelfs de veerboot der R.T.M, niet meer dien kopsteiger kan aandoen. Daarom komt het mij voor, dat ■het geen kwestie meer is van onderzoek, maar dat iedere deskundige en leek kan zien, dat de bestaande kopsteiger niet meer behoeft te wor den vernieuwd. Het is weggesmeten geld. Wij kunnen bij den Minister aandringen op het ma ken van den steiger in diep water. Het feit, dat wij niet weten uit de gewisselde stukken waar de steiger zal moeten komen, is voor den Minister van Waterstaat reden om het werk in 1932 niet voort te zetten. Waar wij straks spreken over opheffing van de tram, is het wel noodzakelijk, dat het eiland van alle kanten uit kan en er zoo1 spoedig mogelijk een voorziening wordt getroffen voor het veer OoltgensplaatDintelsas. Wanneer wij door onze deskundige ingenieurs bij den Minister kun nen laten aantoorien, dat nu reeds daar een ver zanding plaats heeft en de steiger moet worden aagelegd over de zandplaat ,is er geen reden het werk op te houden. Ik geef deze overweging ter verdere uitwer king aan Ged. Staten. Tram op Flakkee. Ik kom nu tot een zeer belangrijk punt: de staking van het trambedrijf op Goeree-Over- flakkee. Wij lezen in de stukken, dat het de aandacht' heeft van Ged. Staten. Ik twijfel ook niet, of het heeft de aandacht van de dames en heeren Statenleden en ik geloof, dat als er iets aan te doen is, wij zeer zeker op de medewerking van de Staten 'en Ged. Staten kunnen rekenen. Zooals de zaak nu staat, gaan wij op 1 Febr. a.s. in staking. Het is een staking tegen onzen zin. Het was in Mei 1909. dat de tram voor het eerst reed op Flakkee. Toen riep men: Hoezee, hoezee, de tram rijdt op Flakkee. Er was een zeker Kamerlid, afgevaardigde van het district Zierikzee, waartoe wij behoorden, die bij de opening van den dienst deze merkwaardige woorden sprak: „De rook uit den schoorsteen van de locomotief is voor Flakkee de pluim der beschaving." M. de V. Dat was wel een beetje te veel eer aan het trambedrijf bewezen. Ik wil hier echter vastleggen, dat de R.T.M. haar exploitatie behoorlijk volbracht heeft in de verbinding van het eiland met den vasten wal, ondanks de moeilijke omstandigheden van ruw weer en ijsgang. Wij hebben veel over de R.T.M. ge klaagd, maar haar exploitatie is iets geweest, waarvoor wij de R.T.M. wel dankbaar kunnen zijn. Maar nu zet ik een punt bij al die loftuigin- gen. Ik neem aan, dat de Directeur zijn aange kondigde staking op 1 FeFbruari zal uitvoeren. De tramdienst op Goeree-Overflakkee eindigt dan. De heer Trouw zegt: „lik geloof er niets van", maar men moet aannemen, dat de heer Kuiper een te groot zakenman is, om waar hij voor heen (met) subsidie de tram exploiteerde, het nu ook zonder subsidie zou doen. Ik wil niet veronderstellen, dat de heer Kuiper een breed gebaar gemaakt heeft om te staken alleen om meer subsidies. Daarvoor acht ik den directeur van de R.T.M. veel te hoog. Concurrentie v. d, Klundert. Welke oorzaken zijn er nu, dat dit trambedrijf op Flakkee wordt gestaakt In de eerste plaats komt de concurrentie in aanmerking, welke de heer van der Klundert met den autobusdienst voor Westelijk Flakkee de R.T.M. aandoet. Deze doet de tram veel kwaad en ik geloof, dat de directeur daarin de reden vond: nu ik concurrentie naast mij krijg, gooi ik daar de boel neer, want Ged. Staten en het Rijk hebben die concessie verleend. Dit is mogelijk; ik ver onderstel het, maar het is eigen schuld van de R.T.M., de schuld van den directeur, die niet tijdig ingezien heeft, dat het goederen- en het passagiervervoer moest worden gesplitst; ik heb bij ervaring, dat men daar in den winter zoo lang moest wachten tot het laatste stuk vee van de tram was en het laatste stuk goed van de boot; wij zaten daar een half uur in de kou; dat heeft de directeur nooit meegemaakt, die kwam er niet. Het is niet de schuld van Ged. Stat'en, die de concessie hebben verleend, ook niet de schuld van de Kroon. De vraag kwam uit de localiteit: wij werden er toe genoodzaakt en waren blij, dat de heer van der Klundert dien autöbusdienst ging exploiteeren. Wij hadden gevraagd aan Ged. Staten: Geef de vergunning. De menschen zijn aan de bus gehecht. Als er gezegd zou worden: doek de bus op, dan zal daartegen weer agitatie komen, want deze bus is van belang niet alleen voor het westelijk deel van het eiland, maar ook Herkingen, de plaats van den heer Van Houdt, is daardoor geholpen. Wij moeten dus niet zeggen: de schuld ligt bij Ged. Staten en bij de Kroon; neen, M. de V„ het is- de behoefte, die daar was ontstaan. Concurrentie der wegen. M. de V. Ik heb nog een schuldige, dien ik naar voren wil brengen; ik bedoel de Staten van Zuid-Holland. Ik heb daar dapper aan meegedaan; ik heb het oog op de wegen. De voorloopige 'en gereconstrueerde wegen zijn ook de aanleiding geweest voor- meer concurrentie met de R.T.M. Onze geachte Gedeputeerde heeft daarin de leidingik prijs hem om zijn initiatief hij heeft ons eiland een grooten dienst bewezen, maar wanneer wij den Groen'en Kruisweg krijgen, en datzelfde lid van Gedeputeerde Staten zorgt er voor, dat die weg zoo spoedig mogelijk voor het verkeer wordt opengesteld, en krijgen wij de verbinding Hoogvliet-Rotterdam, dan zijn wij in 3 kwartier in Rotterdam. Onwillekeurig komen er daar ook autobussen en wordt de concur rentie weer vermeerderd. Ik illustreer daarmede, dat het subsidie aan de R.T.M. gesteld al, dat de begrooting er nog zoo rijk voorstond als vorige jaren, op dit oo genblik misschien eens een tijdelijke hulp zou 1 zijn, maar zoodra die wegen voor het verkeer zijn opengesteld', is het onmogelijk dat de R.T. M. haar exploitatie kan voortzetten, anders dan met groote verliez'en. En wie doet dat De Di recteur van de R.T.M. in de laatste plaats. Schuld van den Minister. Er is nog een schuldige de hoofdschuldige is m.i. de Minister van Waterstaatdie heeft ons in een impasse geholpen en heeft de R.T. M. vergunning gegeven, de exploitatie van een deel van het net te staken, zonder de lokaliteit daarin te hooren en, als ik het juist heb, ook zonder Gedeputeerde Staten te hooren. De han delwijze van den Minister van Waterstaat is voor mij onverklaarbaar. De provincie had toch een groote subsidie gegeven aan den bouw van de lijnde lokaliteit had bijgedragen en nu vraagt de Directeur aan den Minister vergunning om de exploitatie te staken en krijgt die, met ingang van 1 Januari, en naderhand verlengd is tot 1 Februari. Verder heb ik nog gehoord, dat de Minister ook de tramhaven vrijgegeven heeft en ook aan den Directeur vergunning heeft gegeven, om op een bepaalden tijd, dien hij daarvoor zal bepalen, de geheele lijn op te bre ken, dus een algeheel slooperswerk uit te voe ren. Wij staan dus nu voor het feit, dat de R.T.M. de exploitatie staakt, dat het veer vrijgegeven wordt en dat de lijn wordt opgebroken. Maar staan wij nu straks voor dit voldongen feit M.i. zijn wij het stadium van de actie voorbij de actie in Flakkee op touw gezet, met alle goede bedoelingen en wenschen daarin naar voren gebracht, heeft de Minister genegeerd. De motie-Boon heeft ook geen beteekenis meer. Wat staat ons nu te doen Tot den Minister behoeven wij ons niet meer te wenden, wij moeten ons nu zelf helpen. Er is maar één machtsmiddel, dat wij zelf ter hand kunnen nemen het is een harde maatregel, maar wij zullen het moeten doen. In 1900 is«een con tract gesloten tusschen de Provincie en de Rot- terdamsche Tramweg-Maatschappij, en in art. XIII van dat contract staat „In afwijking van het onder IX bepaalde is de Maatschappij verplicht al het door haar aan de Provincie verschuldigde, zoo ingevolge de geldleening krachtens besluit van 19 November 1895, no. gl, aangegaan, als ingevolge deze over eenkomst, onmiddellijk, in eens, en tot het volle bedrag van het dan nog onafgeloste aan de Provincie terug te betalen b. indien de exploitatie van het tramwegnet of een deel daarvan wordt gestaakt." Motie-Wamaer. Dienovereenkomstig heb ik bij U, Mijnheer de Voorzitter eenige dagen geleden e'en motie ingediend, welke mede is onderteekend door vier juristen: de heeren Mr. de Brauw, De Vis ser, Trouw en Van Voorts tot Voorts een unicum, want de juristen zijn het over het al gemeen nooit eens,; dat deze heeren het op dit punt wel eens zijn, bewijst hoe bijzonder sterk de zaak staat. De motie ludt „De Provinciale Staten van Zuid-Holland, in aanmerking nemende, dat het voornemen is gebleken de exploitatie van de tramwegen der Rotterdamsche Tramwegmaatschappij op Goeree en Overflakkee te staken, noodigen Ged. Staten uit om voor het ge val dit voornemen wordt uitgevoerd, te over wegen van de bepaling van art. XIII sub b der overeenkomst tusschen de Provincie en de R. T. M. van den 4en December 1900 ge bruik te maken .tenzij door de R. T. M. een naar het oordeel van Ged. Staten bevredigende tegemoetkoming wordt verleend." Deze motie bedoelt in de eerste plaats Ged. Staten alle gelegenheid te geven om de verschil lende verkeersmogelijkhed'en die zich voordoen onder de oogen te zien. De motie beoogt verder, drang uit te oefenen op de R. T. M. om aan de wenschen van Ged. Staten gehoor te geven. Ik zou Ged. Staten daarin vrijheid willen laten en misschien zullen zij in nadere voorstellen aan de Staten de ge- wensche oplossing voorleggen. Het is mogelijk, dat de R. T. M. onder den drang van die motie blijft rijden, maar het is ook mogelijk, dat die motie haar nog meer verbittert en dat zij haar exploitatie staakt. Dan zal het met deze staking gaan als met alle staking, zij zal algemeen worden, zij zal zich uitbreiden als een olievlek. Op het veer zal dan geen toezicht meer zijn en geen regeling. De Minister laat de R. T. M. vrij. Alle verkeergelegenheden op het eiland werden vroeger opgevangen door de veerboot ,maar die verdwijnt. Ieder zal daar kunnen vrijbuiten en dat is een toestand, dien wij ondanks alles niet kunnen sanctioneeren. Er moet een uitweg gezocht worden. De bevolking van het eiland, stoere werkkrachten, mag niet op ■het eiland worden opgesloten' als op Nova- Zembla. Als er straks een vorstperiode is en wij kunnen niet overgaan van Middelharnis naar Hellevoetsluis, dan zorgen Rijk en Provin cie dat wij kunnen overgaan van Hellevoetsluis naar Stellendam ,en omgekeerd. Dat alles zal vervallen en wanneer er hier vergadering is, kunnen wij uit het eiland wel met een vliegma chine komen. Een Provinciaal Veer. De e'enige oplossing is dat er komt een pro vinciaal veer. Ged. Staten zullen daarnaar mis schien geen ooren hebben. Zij zijn altijd bang voor een precedent en zij zullen misschien zeg gen: als dit een Provinciaal veer wordt, komt straks de heer Trouw voor Brielle en Maas sluis. 'Hier echter bestaat force majeure en daar om kan het in mijn oog nooit -een precedent zijn. Ged. Stat'en kunnen een provinciaal veer maken, zonder dat het veel behoeft te kosten; in de lijn van het plan van de commissie-Van Rijckevorsel. Wanneer dit zou zijn uitgevoerd, zal het veer worden gesubsidieerd door het Rijk Provincie en de gemeenten in Goeree en Overflakkee en kon de Provincie dit doen zonder veel bij te passen. Of wel, de tarieven zouden zeer laag moeten worden. Maar, de eilanders zijn zoo begeerig niet. Wanneer de hooge tarieven, die wij zoo vele jaren hebben moeten betalen, lager worden zullen wij dat apprecieeren en niet altijd aan dringen op nog lagere tarieven. Zoo zijn wij niet. Mijnheer de Voorzitter. Ik ben overtuigd, dat een Provinciaal veer de Procincie geen geld zal kosten. Bovendien, indien de procincie dat veer zoo regelt, dat het opvangt het snelver keer, dan is het geld, dat op de eilanden is be steed aan de wegen, om daar dat snelverkeer te krijgen, goed 'en productief besteed. Ik zou dus willen voorstellen, Mijnheer de Voorzitter, dat indien de R. T. M. den dienst niet kan volhouden, dit veer te maken tot een Procinciaal veer. De heer TER LAAN zeide inzake de tram kwestie op Goeree en Overflakkee bewondering te hebben voor de houding der burgemeesters. Een burgemeester intusschen is geen gemeente bestuur. De gemeenten, de bevolkingen, zijn niet geraadpleegd. De R. T ,M. is bij de bevolking in tel als een rotte kool bij de gróentevrouw. Ged. Staten hadden moeten ingrijpen om een vervoerscapaciteit en -regeling te krijgen, welke aan de behoefent der bevolking zouden hebben voldaan, Nu is aan de R. T. M. door Ged, Stat-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 3