L UIT HET WOORD J Prof. Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen I PREDIKBEURTEN li JEUGDLEVEN ALLERLEI SSSS ■BHnHHMHWM onder redactie van MmMBmsaÊmKmrn&g&mmMÊrm&metm BOEKBESPREKING r VOOR DEN ZONDAG \1;. PREDIKBEURTEN OP VRIJDAG 1 JAN. NED. HERV. KERK. Sommelsdljk, v.m. 9.30 uur Ds. van Asch (bev. Kerkeraadsleden) Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds. Polhuijs. Nieuwe Tonge, v.m. Ds. Dekker. Dirksland, vjm. Ds. van der Wal. Stellendam, vn. de heer Bouman. Ouddorp, vm. 9.30 uur Ds. van Ameide. GEREF. KERK. Middelharnis, van. 9.30 Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, van. 9.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, van. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, van. 9.30 uur Ds. de Lange. CHR. GEREF. KERK. Middelharnis, 's av. Ds. Visser van Dordrecht. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, van. 930 uur leesdienist. Herkingen, van. 9.30 uur leesdienst. Ouddorp, van. leesdienst PREDIKBEURTEN OP ZONDAG 3 JAN. NED. HERV. KERK. Sammelsdijk, van. 9.30 dhr I. v. d. Boogert van Terbregge en 's av. 6 uur Ds. van Asch. Middelharnis, van. 930 de heer Overweel van Herkingen en 's av. 6 uur de heer Vetter van Langstraat. - Stad aan 't Haringvliet, van. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en nan. 2 uur Ds. Polhuijs van Stad (bev. Kerkeraadsleden) Ooltgensplaat van. leesdienst en 's av. Langstraat v.m. de heer Vetter. Oude Tonge, 's av. Ds. Dekker van Nieuwe Tonge. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. Ds. v. d Wal en s av. de heer Baart Herkingen, van. 930 uur Ds. van Asch van Sommelsdijk (bev. Kerkeraadsleden) Melissant, van. Ds. van der Wal van Dirksland. Goedereede, v.m. 9.30 uur Ds. van Ameide van Ouddorp. O Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. v. Ameide (bev. Kerkeraadsleden). GjEREF. KERK. Middelbamis, van. 930 én 's av. 6 uur Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, van. en nan. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, van. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, van. en nan. leesdienst. Ouddorp, van. en n.m, leesdienst. CHR. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9,30 en' 's av. 6 uur Ds. de Jong van Rijnsburg. Dinsdag 5 Jan., 's av. 6.30 uur de beroepen leeraar Ds. Riekel van Sliedrecht. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, van. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. Dirksland, van. en 's av. leesdienst. Herkingen, vm. 9.30, om. 2 en s av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en nan. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. x Herkingen, van. 9 en nan. 2 uur leesdienst. V DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING ft tïK ONVOORWAARDELIJK VERTROUWEN. „Ziet, zoo Hij mij doodde, zou ik niet hopen Job 13 15a. In heel de sombere tragedie van ver nedering en verarming, vereenzaming en afzichtelijke ziekte, is Job er zich van bewust, dat hij met God te doen heeft. Elke slag, die komt en hem smartelijk treft, ziet hij op zich neerkomen, als eèn slag van de opgeheven hand Gods. Hij zegt niet„zoo ik stierf", neen maar: „zoo Hij mij doodde." Ook dat allerergste, dat beklaaglijke, dat huive ringwekkende, dat afschuwelijke, dat elk mensch overkomthet sterven, is Gods daad aan den mensch. Hij doodt. Hoeveel te meer reden heeft hij dan, om ook het minder erge, alle tegenheid, die hem overkwam te zien, als door Gods eigen hand opgelegd. Zoo moeten wij met God al wat ons overkomt doormaken, altijd in klaar be sef levendGod doet het. Hij maakt ziek. Hij maakt arm. Hij maakt een zaam. Hij vernedert. Hij maakt werke loos. Hij maakt machteloos. Hij doet smarten aan. Zijn handen wonden. Daarmee moeten wij ons vertrouwd ma ken. Want dat geeft zoo groote rust in de zielde wetenschap, in alles met t God zelf te doen te hebben. Groote f rust in de ziel dergenen, die God als hun Hemelschen Vader hebben leeren kennen door Jezus Christus, Zijn Zoon. Te gelooven in dien God, die zoo lief de wereld gehad heeft, dat Hij Zijnen benig geboren Zoon heeft gegeven, op dat een iegelijk, die gelooft in Hem, niet verderve maar het eeuwige leven met 2U'k een G°d te doen te nebben, die ook Zijnen eigenen Zoon wet gespaard heeft en ypor png allen heeft overgegeven ziedaar een over tuiging en een werkelijkheid die sterk maakt, om ieder kruis, dat Hij oplegt, te dragen. Want Hij legt het op, en dus moet het goed zijn. Want immers alle dingen werken mede ten goede, dengenen, die God liefhebben en naar Zijn voornemen ge roepen zijn. Aan Gods Vaderlijke leiding ver trouwt zich, die gelooft toe. Ook al is de toekomst dreigend. Hij zal alles wel maken. Alle dingen maakt Hij schoon op Zijn tijd. Daarom zegge Gods kind: In de grootste smarten, Blijven onze harten, In den Heer gerust. 'k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heeten, Al mijn hoop en lust. Dit moge onze geloofsoefèning zijn, aan het begin van een jaar, dat door velen met zooveel zorg wordt ingegaan. Want hoemeer wij oefenen dat onvoor waardelijke vertrouwen op onzen God en Vader in Jezus Christus, des te dich ter nadert onze ziele aan dat onbeperkte Godsvertrouwen, dat Job uitspreekt, als hij zegt„Ziet, zoo Hij mij doodde, zou ik niet hopen Dat is wel het ergste, wat ons zou overkomen in dit jaarde dood. Als de koning der verschrikking de hand op ons leidde. En nu kan een operateur, schoon hij het mes er in zet, ons vertrouwen heb ben. Maar zoo wij ontwaarden, dat hij het mes slechts gebruikte, om te doo- den, immers wij zouden hem, zoo wij het tijdig vermochten, bij de pols grijpen. En als wij nu eens sterven moesten, niet waar dan is het God, die doodt, maar is er dan nóg vertrouwen, dat het goed is, want God doet het O, zoo groot vertrouwen kan een ar geloos mensch soms hebben in zijn me- demensch. Vertrouwen dat ongeschokt blijft, totdat de ander met het wapen voor hem staat, dat hem den dood in jaagt. En dan is de laatste blik, een blik vol smartelijk verwijt tegen den onver laat, die zoo schandelijk bedroog. Maar'tot God, als Hij doodt, moet nóg vol vertrouwen het oog opgeslagen zijn. Dat is het groote werk des geloofs, door Job vertolkt„Ziet, zoo Hij mij doodde, zou ik niet hopen Twijfelen wij niet licht aan God Is ons vertrouwen niet spoedig ge schokt, als Hij ons tegenkomt Sterk meenden wij op Gods arm te kunnen leunen, en vertrouwensvol, als alles voor den wind ging. Maar hoe zwak bleek dat vertrouwen, zoodra het te genliep. Wij wjllen Hem gedurig bedil len, wij weten het beter. Wij verdenken Zijn trouw en liefde reeds, als ons veel minder onheil overkomt dan de dood. Dat moet anders zijn. Uw bede zij, in het begin van het nieuwe jaar, dat God u geve in onbegrensd vertrouwen te le ven jegens Hem. Houdt in gedachtenis, dat Hij Zijn eigen Zoon voor ons in den dood gaf. Houdt vast aan die on peilbaar diepe liefde Gods, en verdenk Hem nu niet haastig, als het met u in de diepte gaat. Laat toe, dat alles u geroofd wordt, als God het u ontneemt, maar laat u nooit ontrooven uw onvoorwaardelijk vertrouwen in uw God. Want hét is uw schoonste taak, Hem daarmee te eeren. Dat is ware Godsvruchtniet uit baatzucht God dienen, niet zooals Sa tan lastert„is het niet, dat Job u vreest," Maar God dienen, om Hem zelf, omdat Hij zoo groot is en zoo aan biddelijk en zoo beminnelijk. En dan, al ontneemt Hij ons ook alles, wat het leven veraangenaamt, toch aan Hem vasthouden, toch goed van Hem spre ken en toch alles goeds van Hem ver wachten. En zelfs ontbloot van al, wat het le ven eerst rijk en gelukkig maakte, en naakt uitgeschud en ziek en verlaten, nog zeggen „ziet, zoo Hij mij doodde, zou ak niet hopen Dat is echte gods vrucht. Dat is genade, die wij van God begeeren moeten. Waarmee wij ook de donkerste toekomst rustig kunnen in gaan. ■■■■■■■■■■ma JAARVERGADERING J.V. „OBADJA" TE OOLTGENSPLAAT. Woensdag 23 December, 's avonds 6 uur, werd in de Ghristelijke school alhier de jaar vergadering gehouden van de Geref. Jongelings- vereeniging „Obadja". De leiding van- dezen avond berust bij den eere-voorzitter, welke laat zingen Ps. 105 3 en leest daarna Matth. 24, waarna hij voorgaat ia gebed, Hij spreekt een woord yan welkom en geeft een verklaring van het voorgelezen, •Schrittgedeelte. Dan volgt het jaarverslag van den Secretaris, kfej. ledental liep iets achteruit; 65 onderwerpen werden geleverd: A. Pieterse 12, J. W. Korte- weg 9, h. van Kempen 9, G. W. van Kempen 9, K. Buth 10, W. Buth 7, H. Beijer 6, 'P. Crezee 6, D. van Kempen 4, K. J. van Kempen 4, L. van Kempen 2, A. van den Heuvel 2, J. van der Veer 1, J. van Dam 1, J. de Vos 1. De inkomsten van den penningmeester be droegen 116.03, de uitgaven 109.10, saldo 6.93. Uit het verslag van den bibliothecaris blijkt, dat men over een goede bibliotheek beschikt. Hierna volgt een inleiding Gewijde Gescb., getiteld: „Water in wijn veranderd", uit Joh. 2 vers 1—11, door J. W. Korte weg. Op deze inleiding volgde een ruime besprekijng. In de pauze, die volgde, tractatie en zingen van het Bondslied. Volgen thans gelukwenschen door Mej. A. Korteweg namens de Geref. M.V. „Bidt en Werkt" alhier; N. Braber namens de Geref. Knapenvereeniging „Samuel" alhier; Jacob Buscop- namens de Herv. J.V. „Prediker 12" alhier; Mej. Leentje de Vos namens de Herv. M.V. .Martha" alhier; De Bakker van Middel harnis namens de Geref. J.V. aldaar; Van Biert van Stad aan 't Haringvliet namens de Geref. J.V. aldaar; een schriftelijke gelukwensch van de Geref. J.V. te Den Bommel, De voorzitter brengt allen dank. Volgt een voordracht door J. de Vos over Mozes, en gaf D. van Kempen een inleiding Maatsch. Onderw., getiteld: „De zegen van den arbeid en de ontaarding door de zonden". Ook hierop werden besprekingen gehouden. Verder werd een voordracht gehouden door W. Buth: „Ziet daar komt de droomer aan". Tweede pauze met tractatie. Thans de derde inleider K. Buth over: „De pricipieele grondslag der A.-R. partij". Inl. zegt, dat de A.-R. partij uit noodzaak is gedreven. Door de Fransche revolutie waren alle rechten en vrijheden geweken, alle godsdienst scheen verdwenen, ware vrijheid bestond niet meer, alles werd verliberaliseerd. Toen gingen onze voormannen aan het werk en plaatsten tegen de Revolutie het Evangelie. Op dit fundament bouwt de A.-R. voort en ten slotte schetste inl. hetgeen door onze mannen is verricht en de vruchten, die wij er thans van aanschouwen. Om des tijds wille 'konden geen besprekingen worden toegestaan. Ten slotte een gedicht van A. Pieterse: „Te laat berouwen tochDit gedicht werd op uitnemende wijze voorgedragen en onder diepe stilte aangehoord. De voorzitter H. van Kempen spreekt een slotwoord en brengt dank aan allen, die tot het welslagen der vergadering hebben bijgedragen, benevens een kort woord naar aanleiding van Joh. 8. Met het zingen van een vers uit Ps. 138 en dankgebed van Ds. de Lange werd deze ayond besloten. .EIGEN MEENING ZEGGEN". Verleden week gaf de „Maas" in deze rubriek een verslagje van de Ringvergadering, waarin zich een „uitvoerige discussie ontspon over de vraag of men bij het maken van een in leiding zich steeds moet conformeeren aan de bronnen, of dat men ook eigen meening naar voren mag brengen. De vrienden schenen het niet eens te worden en Ds. Vonkenberg zal in het Jongelingsblad nu het antwoord moeten geven. Alleen vreezen we maar, dat als dit ant woord1 komt, er nu vrienden zullen zijn, die zuilen zeggen: „maar over hetgeen onze oud- Bondsvoorzitter hierover zegt, behoud ik mijn „eigen meening". Dat schiet dus niet veel op 1 Intusschen wil ik er ook wel iets over zeggen, al zullen er zijn, die ook over hetgeen ik zeg, hun „eigen meening zullen houden Het is iets moois een eigen meening te hebben. Menschen zonder eigen meening zijn geen Calvinisten, zij waaien met lederen wind van leer mee en de laatste spreker heeft altijd ifi hun oog gelijk. Ellendige menschen zijn het, karakterloos, geen staal in het merg, geen ijzer in het bloed. •Schepen op de levenszee zonder roer. Er gaat geen kracht, geen invloed van uit. Menschen zonder eigen meening zijn geen menschen, zooals de H. Schrift die eischt: men schen Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. Als men op de Ringvergadering dan ook vraagt: mag men ook eigen meening naar voren brengen, dan moet het antwoord luidenniet mogen, maar we moeten eigen meening hebben. De vraag zelf is reeds verkeerd gesteld. En dat bewijst, dat er op deze Ringvergade ring een groot misverstand heeft geheerscht. Wat is toch het doel van de J.V. en M.V. Niet anders dan een eigen meening te krijgen. Nuttige led ente kweeken voor Kerk, Staat en Maatschappij, heet de bekende trias, d.w.z. leden te kweeken, die in Kerk en Staat en Maatschappij een eigen goed gefundeerde mee ning hebben, en die uitdragen tot afbraak en slechting en tot bouw en stichting. Men' gaat dus naar de J.V. en M.V. om een eigen meening te k r ij g e n, niet om een eigen meening te brengën. Dit is precies andersom dan de vrienden op den Ring het bedoelden. Nu is dat niet zoo erg. We willen allemaal liever iets geven dan ontvangen, dat ligt zoo in de menschelijke natuur. Dat brengt onze trots, onze hoogmoed mee. Maar de J.V. en M.V. zijn daarom juist zoo karaktervormend. Die trots en hoogmoed moeten tegen den grond. En bij ieder lid, die w a a r 1 ij k studeert, gebeurt dat ook wel, diens hoogmoed krijgt wel een knak. Wanneer hij in de Geref. standaard werken gaat graven en ziet hoe onze groote denkers zélf met de problemen worstelen eer ze tot klaar inzicht komen en meermalen ook dan nog het „Ignoramus", het: „wij weten het niet" moeten uitspreken, dan wordt hij wel wat voorzichtig met het praten over „eigen meening". Maar was het niet de Génestet, die een punt- dichtte „De meester in zijn wijsheid gist, De leerling in zijn waan beslist" In zijn juweeltje„Litteraire Smaak" citeert Herman Robbers, Prof. Kalff, dfe eens zei: „Als twee Hollanders samen praten, dan „vinden" zij altijd beiden iets. Komt er vervolgens een derde bij, dan is het regel, dat hij één der anderen in de rede valt met zijn: „Nee, weet je wat ik vind- 2,oo is het inderdaad, de menschen, óók de jonge menschen, „vinden" altijd iets en dat is dan hun „eigen meeningMaar morgen „vin den" ze er iets anders van. Omdat hun meening niet gefundeerd is, niet getoetst aan de resultaten van jaren langen denk arbeid van hun leiders. Ware wetenschap maakt den mensch voor zichtig. Alleen pseudo-wetenschappelijkheid en opper vlakkigheid komt met bravour en stelligheid en weet dat „eigen meening" de ware is. Moeten we dan toch geen eigen meening •hebben Natuurlijk, wat we zoo even beweerden, hou den we vast. Alleen moet er iets bij: het moet een g e- fundeerde eigen meening zijn, en die krijgen we alleen door intense studie, door ernstig on derzoek, door stil luisteren naar het gezag hebbend woord van onze groote leiders, die onze bronnen schreven. Eerst zoo krijgen we langzamerhand na ver loop van enkele ijverige studiejaren op de J.V. en M.V. een wel getundeerde eigen meening. Een eigen meening, waar we iets aan hebben, ook in later jaren, die rotsvast wortelt in een levensovertuiging, die ons maakt tot een onver zettelijk Calvinist. Laat ons nooit vergeten, dat de J.V. jaren een tijdperk is om te ontvangen, een periode van verzamelen, van vermeerderen. Eerst later komen de jaren van uitgifte. Eerst moet er kapitaal gevormd worden, zal het later rente kunnen aiwerpen. Zoo ook is het met ons geestelijk kapitaal. Een „eigen meening" moet in den loop der jongelingsjaren langzamerhand gevormd worden, door onderzoek van de bronnen, door stage werking van den geest. En als we eenmaal onder Gods genade die eigen, welgefundeerde meening mogen bezitten, zullen wij nog menigmaal om onszelf moeten lachen, toen wij nog zoo waanwijs waren en meenden, dat we een „eigen meening" (waar haalden we die toch vandaan?) hadden! EEN OUD-J.V.'ER. aaaa 14 lï VRIJE UNIVERSITEIT. Het Provinciaal Comité Zuid-Hol land ten Zuiden der Vrije Universiteit heeft hierbij de eer U uit te noodigen tot het bijwonen eener openbare verga dering, die door genoemd Comité D.V. zal worden gehouden op Dinsdag 5 Ja nuari 1932 des middags 2.15 ure te Rot terdam, gebouw „De Eendracht" Goud- scheweg 130132. Agenda Openingswoord door den Weledel- gestr. Heer J. Schouten, lid der Tweede Kamer. „Hoe staat het met de actie tot ver hooging der contributies in ons res sort", in te leiden door den secretaris Ds. M. Gravendijk van Dordrecht. SprekerProfessor Dr. G. J. Sizoo De vierde faculteit. Slotwoord door Ds. C. W. J. van Lummel van Zuidland. Namens het Prov. Comité Ds. M. GRAVENDIJK, secr. P.S. Correspondenten kunnen desge- wenscht vergoeding reiskosten 3e klas ontvangen. Zij vervoegen zich daartoe na afloop der vergadering bij den secre taris. MELISSANT.* Kerstfeestviering van de Zondagsschool alhier, in de Ned. Herv. Kerk, op Woensdag 23 Dec. 1931. Toen wij, ongeveer vijf uur, het Kerkgebouw binnentraden, zagen wij het reeds geheel gevuld. In het midden, vóór den kansel, zaten een 180- tal kinderen, allen leerlingen der Zondagsschool. En men kon het hun aanzien, hoe ze genoten, alleen reeds van den aanblik, welken de keurig verzorgde Kerstboom hun aanbood. Hoe popel den hun hartjes van ongeduldZie, zoo'n blij de kinderstemming doet toch weldadig aan De leiding van dezen avond was opgedragen aan den weleerwaarden heer Ds. van Asch van Sommelsdijk, die de opdracht welwillend aan vaard had. Z.Eerw. begon met het laten zingen van Psalm 98 vers 1 en 2, waarna hij voorging in gebed. Hierna zongen de kinderen het aloude, maar altijd weer mooie „Stille- nacht", waarna Ds. van A. hun het Kerstverhaal vertelde. Hij begon met het Paradijsverhaal, schetste dan, hoe in Jesaja de komst van den Verlosser geprofe teerd wordt, om dan geruimen tijd stil te staan bij de geboorte van den Verlosser in den stal va nBethlehem. Met groote aandacht en onder diepe stilte hoorden de kinderen deze rede aan. Dan even pauze. Fluks kwamen de kopjes te voorschijn en werd er, geholpen door bereidwil lige handen, dampende chocolademelk rondge diend, waarbij de speculaasjes best smaakten. Dan is de tijd aangebroken voor de uitvoering der Kerstcantate „Waar Eng'len en kinderen van zingen." Deze cantate was door de leid sters en leiders der Zondagsschool met de kin deren ingestudeerd. Keurig werd ze uitgevoerd Riekje van Immerzee], een leerlinge van 13 jaar, declameerde op treffende wijze, waarna de overigen onder leiding van den heer D. Leijdens en begeleid op het kerkorgel door den heer J. A. Kleinenberg, telkens zongen. Hulde aan de leiding ,om zoo iets moois met 180 kinderen te kunnen bereiken Het zou ons te ver voeren, om den geheelen avond op den voet te volgen. Vaak ging de chocoladeketel rond, ja, groote speculaaspoppen, krentebroodjes, chocoladereepen en sinaasappe len zagen wij rondeelen. Melding moeten we vooral maken van de mooie vertelling van Keesje het blinde, muzikale ventje, welk verhaal op keurige en vlotte wijze vertetld werd door Mej. E, T. Kleinenberg en waarvan de kinderen smulden I Ook eeoige liederen, gezongen door een achttal leerlingen, welke de Zondagsschool gingen veriaten, vielen erg in den smaak. Hun werd als aandenken een mooi kerkbijbeltje ver strekt. Gezongen werden nog door allen Ps. 118 vs. 1 en en Ps. 72 vs. 11. Ds. Van Asch sprak dan het dankgebed uit, na eerst allen, die op eenigeflei wijze aan het Kerstfeest hadden medegewerkt of bijgedragen, hartelijk bedankt te hebben. En toen kwam voor de kinderen wel het aller mooiste, n.l. de uitdeeling der Kerstgeschenken. Wat een prachtboeken Wat straalden die kin deroogjes endie ouderoogenOns past dan ook op deze plaats een woord van warmen dank en hulde aan de ferme leidsters en leiders, inzonderheid aan Mej. Kleinenberg, die wij wel de ziel van de Zondagsschool mogen noemen. En dan lest best hartelijk dank aan U, Ds. Van Aschh, voor Uw keurige leiding van dezen onvergetelijken avond. WAT BLIJFT? Een jaar van donkerheid is van ons heen gevloden. Voor velen was 't een jaar van moeite en van strijd. Een jaar van bange zorg, een jaar met vele nood en, Ontvliedt ons oog, en nog is 't donkerheid, Geen lichtstraal schijnt in 't materieele leven, Het toekomstbeeld doet ons soms huivrend beven. Dit jaar vliedt heen, maar de werkloosheids- zorgen Gaan met ons mee, het nieuwe jaar weer in, Verschijnen weer den eersten nieuwjaarsmorgen Met haar ellende en verdeelden zin Die geesel treft het volk met harde slagen, En ook dit jaar zal zij haar offers vragen. Dit jaar vliedt heen, tnaar niet de donkre wolken Der zwangre lucht, die Neerlandsch volk bedreigt. De geest van opstand, die reeds andere volken ln haar bestaan ontredderd heeft, en hijgt Naar de vervulling van beloftenissen, Tracht ook ons volk met 't zelfde aas te visschen. Dit jaar vliedt heen, maar niet de booze machten, Die Christus' Kerk verdelgen wil van d' aard, Z' ontplooien 't vaandel, omdat zij verwachten ln 't nieuwe jaar, in 't vast gelooi, vervaard, Door bloed en tranen een verneffend leven Uit bet moeras, dat pas hun vreugd kan geven. Dit jaar vliedt heen, maar het verflauwend leven Van 't Christendom gaat mee in 't nieuwe jaar, De splijtzwam breekt het één in geest en streven, 't ls droevig, maar voorzeker, het is waar, Met angst gaan wij het nieuwe jaar betreden. Maar zoeken w' onze kracht in de gebeden. Want 't nieuwe jaar, hoe somber 't ook mag wezen, Wijl nog ons oog geen heldere lichtstraal ziet, Doet ons als Christenen voor 't toekomstbeeld niet vreezen, Want Gods genade en trouw verlaat ons niet; Zoo wij maar naar Gods wil en wetten leven, Zal Hij, wél op Zijn tijd, ons ruimte geven. De geest van opstand en van God verlaten, De geest van tweedracht en verdeelden zin, De geest van afbraak, van 't elkander haten, Gaan met ons mee het nieuwe jaar weer in. Maar missen wij toch niet het Godsvertrouwen In 't Albestuur, Hij zal Zijn Raad ontvouwen. Zoo wij met God het nieuwe jaar betreden, En stellen ons in Zijne Vaderhand, Berustend door ons wordt het leed geleden, Omdat wij weten, dat Hij ons een pand Van wondere gena heeft willen schenken In Zijnen Geest, om troostend ons te drenken. Dan heffen wij nog in 't geloof naar boven Ons hoofd, belijdend, dat des Heeren daan Is welgedaan, het past ons God te loven, Hoewel wij al Gods wegen niet verstaan, Toch mogen wij in het geloof vertrouwen, Dat Hij Zijn Kerk tot 't einde toe zal bouwen. Dat in dit nieuwe jaar des Heeren zegen Mag rusten op ons werk en onze wegen. O.A. P. CALV1JN. Een levensschets door dr. E. STICKELBERGER, vertaald door ds. BOERKOOL; Uitgave KOK, Kampen. Calvijn begint in onzen tijd weer te leven. Althans als we de lectuur nagaan, die in onze dagen verschijnt over den grooten reformator. Het buitenland komt aandragen met studies, die ons Gereformeerden tot beschaming strekken. De schrijver van bovengenoemd boek is een Duitscher. Wat hij echter geeft is buitengewoon belangrijk. Ongetwijfeld, we lezen de Institutie. Doch de historie wordt zoo weinig gekend. En toch is deze van het hoogste belang. De lezers van de Institutie bevelen wij bovengenoemd werk ten zeerste aan. Men leert zien aan welk historisch feit b.v. de brief aan koning Frans I is te danken. Men denkt zich Calvijn alleen in strijd met Rome. Wie echter dit boek leest, zal zien, dat zijn strijd niet minder ging tegen de Dooper- schen, die in mysticisme behagen schepten, en uit een leer leefden „dat het geloovig subject staat boven de H. Schrift. De wedergeboren mensch is het hoogst". Dezen ondermijnen de Gfereformeerde leer in niet mindere mate dan Rome. Als het er op aankomt, maken dezen steeds gemeene zaak met de Libertijnen. Terwijl zij niet bouwen, maar afbreken, God en Zijn Woord ter zijde zetten, en als God gaan zitten, handelen en wandelen zij naar eigen zin en wil, en geven zichzelven een „aflaat" over al wat zij bedrijven. Staande boven het Woord, stellen zij eigen woord als de eenige maatstaf Zuiver anarchistisch is deze richting. Calvijn is uit Genève verbannen geweest, mede door het optreden dezer mysticisten. De bewijzen van het gevaarlijke dezer richting is in boven genoemd werk in duidelijk licht gesteld. Bij het verschijnen van de uitgave der Institutie, heb ben we gezegdgeeft haar een plaats onder den bijbel. Nu we dit boek hebben gelezen, zeg gen we lees en herlees dit boek, opdat ge den tijd, met al zijn moeiten, waarmee Calvijn had te worstelen, leert verstaan. De Institutie is een werk van blijvende beteekenis. De vijanden van „toen" zijn nog niet dood. Ze doen nog ruw en sluw een aanval op de Gereformeerde waar* heid, en indien de Gereformeerden niet waken, zal zich de historie herhalen terwijl de vijand van God en Zijn Woord zich er over verblijdt. C. DIEMER. Hillegersberg, huize „mijn Hoogweg",

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 9