Qül
Gemeenteraad*
Bij Ruwe
Gesprongen
Handen
Brieven uit Amerika.
EEN VAN DE VELE SLACHTOFFERS UIT
ZOOGENAAMDE „CHRISTELIJKE"
HUISGEZINNEN.
Beste Vriend!
Het was reeds laat, de grootste drukte in het
restaurant, waar ik voor mijn avondeten stopte,
was voorbij.
Achter in de zaal aan een lange toonbank
zaten eenige „truckdrivers". Aan het rijbewijs
op hun pet is te zien, dat zij vrachtauto's be
sturen, misschien wel van den eenen Staat naar
den anderen.
Om het gemakkelijk te maken voor het meisje
dat mij bedienen moet, ga ik ook wat naar
achter. Want, wel staat een groote koffiepot
met een kraan er aan midden in de zaal tusschen
twee lange toonbanken in, zoo ook het brood
en boter en eieren en kaas, maar het warme
eten moet uit de keuken komen.
Toen ik op een draaistoeltje zonder leuning
pilaats genomen had, kwam het meisje naar mij
toe met een glas water in de eene hand en de
menukaart in de andere. Ik deed mijn keuze van
die kaart en gaf haar mijn order. Maar hoe
meer ik dit meisje aankeek, hoe meer de zeker
heid bij mij post vatte, dat ik haar meer gezien
had. Ja, ik kende haar, maar ik kon niet be
denken wie zij was. Haar te vrij gesprek met
de zoo even genoemde truckdrivers, haar ge-
heele houding tegenover die menschen, had mij
bij het inkomen wel een wat ongunstigen indruk
gegeven. Het is echt Amerikaansch, vooral voor
een meisje of vrouw in een publieke gelegen
heid, dat men de grenzen kent en die niet over
schrijdt. Maar zij was wel wat buiten die gren
zen gegaan. Zij was echter nog jong en mis
schien kende zij die autobestuurders goed.
Terwijl ik aan 't eten was, kwam de gedachte
in mij op: het zal toch Marie niet wezen, die
recht tegenover ons gewoond heeft Dit kon ik
mij echter niet voorstellen, want dat was, toen
ik haar daar kende, een zeer stil afgetrokken
meisje. Haar ouders waren Hollanders, lid van
een vrije gemeente, die in hun kerkelijke samen-
komsten geen orgelbegeleiding voor hun zang
willen, omdat dit in de kerk niet thuis hoort.
In de week waren zij nog al spraakzaam, maar
's Zondags kon er blijkbaar geen knikje af als
zij naar de kerk gingen. De gordijnen voor de
ramen bleven neer, en in die schemering zongen
zij de psalmen van Datheen. Het Amerikaansche
leven interesseerde hen niet, dit was alles de
wereld en nog eens de wereld. De Christelijke
school was ook wereldsch met een vernisje van
wat godsdienst, dat eigenlijk nog veel minder
was dan de openbare school, waar over God
niet gesproken werd. De kinderen van de buren
moesten wat gemeden worden, want zij wilden
niet graag, dat zij met valschen godsdienst in
contact kwamen. Het was beter met de wereld
om te gaan, dan met menschen, die hun kinderen
een hemel verbeelden ,en daarom met een ge
rust geweten ter helle gaan.
Ik keek haar nog eens aan, dacht: ja 1 jij
bent het 1 Ik wenkte haar.
„Hebt gij 150 mijl van hier gewoond
„Jes, ik ken U wel en U kent mij wel. Hoe
maakt het uw vrouw en kinderen?"
„Dank U, maar hoe komt li hier, moet ge
hier 's Zondags ook zijn
„Ja, den geheelen dag."
„Maar kind, 'hoe kan dat, daar ben je toch
niet bij opgevoed
„Ja, wat zal ik daar op antwoorden? Ik ge
loof om U de waarheid te zeggen, dat het juist
onze opvoeding is, dat wij allen, ook mijn beide
zusters en mijn twee boers, gebroken' hebben
met den godsdienst."
„Zoo, je zusters en broers ook
„Ja, één zus is verbonden aan een theater,
mijn beide broers hebben geteekend bij de navy
(marineen mijn andere zus leeft met een man,
die betrokken is bij dit restaurant. O 1 wat valt
mij het hier tegen 1"
„Dat kan ik begrijpen."
„Maar als ik U niet goede kende, zou ik dit
niet zeggen, maar mijn beide broers zijn het
huis uitgeraasd, omdat zij geen werk konden
krijgen. Ik zal niet zeggen, dat vader zoo schul
dig is als moeder, maar beiden hebben ons
gebracht waar wij nu zijn."
„Je gelooft toch niet aan boos opzet Ze
hebben het zeer zeker anders bedoeld. Het waren
toch wei vrome menschen
„Ja, tegenover anderen was vooral moeder
verbazend vroom, maar in huis hebben wij er
nooit iets van bemerkt, of li moet dat lange
bijbellezen bij voorkeur uit de profeten vroom
noemen. Als dat alles is, dat kan ik hier ook
nog wel doen als de zaak dicht is. Neen, hun
leven was niet vroom. Wij hadden een paar
melkklanten, die ieder 2 liter melk per dag
kregen, 's Zondags mochten wij geen melk bren
gen, dit moest 's Zaterdagsavonds gebeuren.
Maar wel roomde moeder 's avonds die ochtend-
melk af en die ging dan voor volle zoete melk
naar die menschen, die er 8 cent per liter voor
betaalden. Dit mocht wel, want dat zagen de
menschen niet. U noemt dit een vroom leven.
Nogmaals, ik ken U goed, en ik weet, li ver
staat mij, maar ik walg van den godsdienst. Als
wij er den tijd voor over hébben, zal ik meer
zeggen, maar misschien heb ik al teveel gezegd."
„Ja, het zijn uw ouders. Maar li bent nu, ik
denk zoo wait 30 jaar."
„Ja, 32."
„Welnu, dan staat U geheel voor eigen re
kening. En al breek je nu met den godsdienst
uwer ouders, waarvan ook ik altijd verschild
heb, dat weet U wel, daarom kan je met God
niet breken. Die blijft van je eischen: dit zijn
de wegen, wandel in dezelve."
„Ik behoef niet te breken met God, daar ben
ik nooit mee verbonden geweest. God verkiest
uit. God bekeert dien Hij wil. En als ik tot dat
bevoorrechte deel behoor, kan God mij even
goed bekeeren in dit restaurant als ergens an
ders. En als ik daar niet toe behoor, dan helpt
Zondagvieren en kerkgaan ook niet. Ik leef met
wereldsche menschen. Ik sla 'hun gade dag in
dag uit. Zij igaan naar schouwburg en theater,
zij gaan naar bal en dans, maar zij zijn niet
valsch. In geheel hun openbaring tegenover
elkeen zijn zij zoo oprecht als ik nog nooit een
Christen heb aangetroffen".
„Oprecht zijn is een kostelijke eigenschap.
Ook ik ken wereldsche menschen, dSe door hun
eerlijkheid en oprechtheid mij aan zich ver
bonden hebben, maar mag ik een vraag doen
Je kent je ouden buurman nog wel, is 't niet?"
„Yes."
„Welnu dan: zijt gij oprecht?"
„Ik denk, even oprecht als toen ik naar de
kerk ging."
„Ja, dat is mijn vraag niet. Bid je nog wel
„Neen, niet meer voor 't eten."
„Doe je het 's avonds voor of op je bed
„Ja, ik weet niet of dat bidden is, maar ik
vraag wel eens aan God of ik van dien twijfel
verlost mag worden."
„iDus je gelooft nog wel, dat er een God is?"
„Yes".
„Nu, als je dan den geheelen Zondag hier
gewerkt hebt, en je gaat 's avonds naar bed,
voel je jezelf dan even gerust als toen je vroeger
mee naar de kerk ging
„Ik voel me nooit gerust. Er is een stem, die
mij altijd onrustig doet zijn. Wat doe je daar
aan."
„Je smoort die stem, is 't niet Is dat eerlijk,
is dat oprecht? Christus staat aan de deur en
Hij klopt. Is het oprecht te doen of je dat niet
hoort Als Christus je zelfs in dit restaurant
volgt, midden in deze wereldsche omgeving,
Marie, beantwoor mijn vraag: is het oprecht
dien Zaligmaker, die Zichzelf tot in den dood
gaf voor U en voor mij, is het oprecht Hem het
oor niet te leenen
„Nee, U hebt gelijk."
„Volg mijn raad en ga eens een bezoek bren
gen bij een jong predikant hier in deze groote
stad, en vertel hem uw onrust. Hij zal U den
weg wijzen, waar rust is te vinden, eeuwige
rust. Ga niet naar die menschen, die vroeger uw
kerkgenooten waren, want die verdoemen je, die
zeggen, dat er wat anders moet gekend worden.
Maar gelukkig heeft Christus de zaliging en
het verdoemen niet aan menschen overgelaten,
anders zag het er voor U en voor mij niet best
uit. En ook die verkeerde opvatting van de uit
verkiezing en bekeering heb je nog uit die on-
gereformeerde labadistische kringen meege
bracht. Zet het van je, want de duivel houdt je
er mee in zijn strik. En zeg nooit meer, dat je
nooit met God bent verbonden geweest. Weet
gij wel, dat de Schrift leert: zoovelen als gij in
Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aange
daan? Marie, als je verloren gaat, ga je als
bondeling verloren. Ik weet wel, daar heb je
in de kerk waar je vroeger ging nooit van ge
hoord. Die hebben geen kennis aan 't verbond.
Maar dit is de Bijbelsche leer, die naar de god
zaligheid is. Toen je nog niet wist, dat je leefde,
heeft de leiding Gods je tot het doopvont ge
bracht. Buiten je weten en buiten je toedoen heb
je daar de teekenen en zegelen van het verbond
der genade ontvangen. En die blijven je aan
kleven ook, wat God verhoede, in de hel. Bid
God, dat Hij je leide op den weg des vredes.
En vergeet niet, dat het Gods leiding weer is,
dat ik je hier in deze groote wereldstad, zonder
je te zoeken, moest ontmoeten, om dit ernstig
gesprek met je te hebben."
Ik stond op, -gaf 'haar het adres van Ds. M,
nam mijn hoed van den kapstok en presenteerde
haar mijn hand. Zij nam die hand gretig en
beloofde mij, den gewezen weg te volgen.
Arme meid 1 het slachtoffer van verkeerde
leiding in haar jeugd. Product van een open
bare school niet alleen, maar opgevoed in een
zoogenaamd „Christelijk" huisgezin, waar nooit
iets van den Christus gehoord werd, als der
zondaren Zaligmaker. Als ze iets van God hoor
de, waren het de donderslagen van den Sinaï.
Geen wonder, dat Marie en al haar zusters en
broers terecht kwamen waar ze nu zijn. Dit
moest toch de oogen van vele zulke ouders
openen. Maar helaas, het heeft deze uitwerking
niet. Zij leven hun eigengerechtigheid uit, tot
God van den hemel hen door den dood uit dit
leven wegneemt.
Marie had met vochtige oogen afscheid van
mij genomen. Wat zal de uitwerking van dit
gesprek izijn Laten wij dit aan God overlaten.
Er zijn duizenden van die Marie's, die door
gebrek aan opvoeding de wereld hebben ge
kozen. En velen van die ouders schijnen hierin
te kunnen berusten. Echt egoïstisch, ik 'had
haast geschreven duivels, praten zij altijd over
hun eigen geestelijk leven, maar schijnbaar
zijn ze totaal ongevoelig over het lot van hun
kinderen.
De Chr. Geref. Kerk werkt onder die ver
strooiden in de groote steden, maar de meesten
zijn radicaal socialist geworden. Een klein deel
wordt Methodist. Dat zijn de vruchten. Wan
neer ouders onrijpe druiven eten, móéten de
tanden der kinderen stomp worden.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
Vergadering van den Raad der gemeente
MELISSANT op Donderdag 24 De
cember 1931.
Afwezig de heer C. A. A. Kort.
De Voorzitter, burgemeester Visscher, opent
de vergadering met gebea, waarna de notulen
worden voorgelezen, die worden goedgekeurd
en geteekend.
ingekomen stukken
riencnt van Oed. Staten, waarin de wijziging
van de bouwverordening wordt goedgekeurd.
Mededeeling van de balans en winst- en ver
liesrekening van de E.M.G.O. en een rapport
van den accountant.
De heer lOb vraagt nog eenige dingen.
De VOORZITTER zegt hierop, dat de ver
wachtingen niet teleurgesteld zijn, integendeel
zeits, dat het aantal aansluitingen zeer is mee
gevallen.
Voorstel van B. en W. om de schoolwoning
te verhuren voor 323. Aldus aangenomen.
Verhuring van enkele perceeien grond aan
den Binnenweg en Noorddijk.
Voorstellen van B. en W. daaromtrent aan
genomen.
Voorstel van B. en W. tot verhuring der
veldwachterswoning voor 4 per week.
Voorstel B. en W. tot aankoop van een
stukje grond van den heer Both voor 30.
Aangenomen.
Leening 960 a ten hoogste 5 wordt
goedgekeurd. De leening betrett de nieuwe berg
plaats.
Benoeming gemeenteopzichter.
B. en W. stellen voor den heer D. Tieleman,
die 2 jaar als tijdelijk dienst deed, een vaste
aanstelling te geven.
De heer VAN DIJK vraagt of het een vrije
stemming is.
De VOORZITTER zet nog eens de zaak
uiteen en wijst er op, dat het hier gaat om
het geven van een vaste, aanstelling aan den
heer D. Tieleman, die nu tijdelijk lis. leder is
vrij in zijn stemming, maar als een ander ge
kozen werd zou die niet direct vast worden
aangesteld.
De heer VAN DIJK vindt de zaak nog eenigs-
zins duister.
Nadat de VOORZITTER verzekerd heeft,
dat er bij hem althans niets persoonlijks achter
zit, wordt tot stemming overgegaan.
De heer D. Tieleman wordt dan met alge-
meene stemmen gekozen.
Benoeming van juffrouw J. Kieviet tot schoon-
houdster van het gemeentehuis.
B. en W. achten het beter dit werk niet als
voorheen door den gemeenteveldwachter te laten
doen. 't Kan zoo beter tot zijn recht komen.
De heer VAN DIJK: Was het niet beter ge
weest anderen ook een kans te geven, er zijn er
wel meer, die wat verdienen willen.
De VOORZITTER: Juffrouw Kieviet heeft
het reeds eenigen tijd zeer tot onze tevredenheid
gedaan.
De heer VAN DIJK: Er zijn nog wel meer
geschikte.
De VOORZITTER: U kan stemmen wie
U wil.
De heer VAN DIJK: Ik heb natuurlijk niets
te zeggen van de tegenwoordige schoonhoudster,
maar ik wou alleen maar andéren een kans
geven, want 't is moeilijk voor me nu zoo maar
in 't duister te stemmen, want ik kan nu niet
over de geschiktheid van een ander oordeelen.
De SECRETARIS: Wij hebben thans zeker
heid, dat juffr. 'Kieviet het werk goed doet en
met een ander moet het afgewacht.
Dan wordt met algemeene stemmen juffrouw
Kieviet gekozen.
Benoeming van een aanplakker voor 25
per jaar.
B. en W. stellen voor den gemeenteveldwach
ter te benoemen.
De heer VAN DIJK vraagt naar het geld,
dat de aanplakker ontvangt voor de stukken
van particulieren.
De VOORZITTER: Dat geld komt de ge
meente ten goede, niet den veldwachter.
Gekozen wordt met algemeene stemmen de
gemeenteveldwachter P. L. Vos.
Benoeming van een gemeentebode.
B. en W. stellen voor den gemeenteveldwach
ter daarvoor te benoemen, ook al in verband
met belangrijke officieele stukken, die bezorgd
moeten worden.
Gekozen de gemeenteveldwachter P. L. Vos.
Voorstel van B. en W. tot wijziging der
politieverordening. Art. 51, 4e en 5e lid, be
treffende het verkeer van auto's en wagens langs
den beneden Molendijk, in te trekken.
De heer TOL heeft geen bezwaar, want wie
uit noodzaak langs den heneden Molendijk moet
krijgt toch permissie, en zonder noodzaak gaat
niemand er 'heen.
De heer VAN DIJK ziet het nut van de be
paling wél in. Hij heeft er 12 jaar gewoond en
weet bij ervaring hoe gevaarlijk het voor kin
deren kan zijn als langs dien smallen weg auto's
komen, soms 's avonds als 't donker is, zonder
licht op. Toch voelt hij de moeilijkheid om dit
artikel te handhaven.
De VOORZITTER: En vooral nu het ver
keer door den Binnenweg er bij gekomen is.
Niemand verzet zich tegen schrapping van
dit artikel.
Bij artikel 48 in te voegen, dat de Nieuwe weg
en het plein voor het gemeentehuis, voor zoover
dit geasphalteerd is, niet bereden mag worden
door hitten of paarden met scherp hoefbeslag.
De heer TOL vindt dit voorbarig. Hij heeft
nimmer beschadiging van den weg kunnen con-
stateeren, zelfs niet door het prikken met stek
kers. De provincie verbiedt het ook niet.
De VOORZITTER vreest schade en als de
machines van Flakkee af zijn, is zoon weg
moeilijk te herstellen.
De heer VOGELAAR vreest niet zooveel
schade. Als de paarden scherp gezet worden,
is dat wegens gladheid, maar dan is er ook
meestal een beschuttend sneeuwdek.
De heer STRUIJK gelooft, dat ook de schade
niet zoo groot is en licht dit met een voor
beeld toe.
De heer VOGELAAR zegt, dat in een enkel
geval de weg beschadigd kan worden, n.l. als
er na een regentijd, plotseling vorst en glad
heid komt. De weg is dan nog wat zacht.
De heer VAN NIEHWENHUIZEN geeft
nog een voorbeeld. Wanneer na eenige weken
vorst de dooi snel intreedt en de weg nog eeni
gen tijd glad blijft, is beschadiging niet uit
gesloten.
Na nog eenige discussie wordt besloten dit
voorstel aan te houden tot de noodzakelijkheid
werkelijk is gebleken.
Voorstel van B. en W. tot het doorbetalen
van loon aan de tewerkgestelden bij het even
tueel ondervloeien van de gorzen bij den Ko
ningspolder.
De VOORZITTER deelt mee, dat na be
spreking met den directeur van het domein ge
bleken is, dat hij van de werktijdenregeling niet
wil afwijken. Daarom stellen nu B. en W. voor
als een zekere tegemoetkoming aan de te
werkgestelden dat er nu doorbetaling zal
plaats hebben, ook als ze van 't werk afvloeien.
De heer TOL heeft reeds de vorige maal over
deze zaak gesproken. Nu de werktijden niet
gewijzigd kunnen worden, had hij een wijziging
in het uurloon willen hebben.
De VOORZITTER ontkent de mogelijkheid
daarvan.
De heer TOL \vil daarna als tegemoetkoming
een toeslag voor het gebruiken van de fiets,
want hij houdt vol, dat de toestand toch maar
zoo is, dat de tewerkgestelden een uur minder
kunnen werken dan bij de boeren.
De heer VOGELAAR bestrijdt, dat het ver
schil een uur is; hij spreekt van een half uur.
De heer TOL herinnert er aan, dat de heer
Van Dijk reeds de vorige maal berekend heeft,
dat het verschil een uur is.
De heer VAN DIJK: Dat is makkelijk genoeg
voor te rekenen, dat kan een kleine jongen wel.
Dan volgt weer een discussie over het geval
of 't een uur of een half uur is.
De VOORZITTER stelt voor hier niet lan
ger over te praten, daar de werktijden niet ver
anderd kunnen worden.
De heer TOL: Wel, omdat dat niet mogelijk
is, wil ik dus als tegemoetkoming een vergoe
ding voor de fiets, want deze tegemoetkoming,
die B. en W. voorstellen, heeft niet zooveel te
beteekenen. Immers als de arbeiders er zouden
afvloeien, kunnen ze toch naar ik gehoord heb,
weer aan een ander werk, een sloot binnen de
kade, tewerkgesteld en dan profiteeren ze dus
niet van die doorbetaling.
De heer VAN NIEUWENHiUIZEN zegt, dat
het werk aan die sloot niet zoo lang duren zal
en dat ze er dus bij 't invloeien wel degelijk
van iprofiteeren.
De heer VOGELAAR zegt, dat velen geen
laarzen hebben en dat ze ais ze er afvloeien,
toch niet direct aan zoo n sloot beginnen, dus
hij vindt, dat dit wel degelijk een tegemoet
koming is.
De heer TOL zegt, dat als een gedeelte wél
laarzen heeft, het andere gedeelte dan de mod
der kan verspreiden, dus hij houdt vol, dat er
werk genoeg aan die sloot zijn zal.
De heer VOGELAAR bestrijdt dit. Die mod
der wordt in dit geval over dat land niet ver
spreid, omdat het in 1932 gemaaid wordt.
De VOORZITTER: De menschen in Melis
sant zijn heusch goed af. Ze hebben voor een
langen tijd en tegen behoorlijk loon goed werk,
n.l. productief werk. In andere gemeenten moet
allerlei werk gezocht worden, vaak werk, dat
net zoo goed niet gedaan kon worden, vaak
monnekenwerk, om de menschen wat bezig te
houden. Dit werk is productief werk, werpt
practisch nut af. Spr. zegt bovendien, dat die
veranderingen telkens den directeur der domei
nen zal gaan vervelen.
De heer TOL: Telkens Dit is nu maar de
tweede keer.
De VOORZITTER: We moeten het waar-
deeren, dat er voor werk gezorgd wordt De
directeur heeft in uitzicht gesteld, dat er nog
uitbreiding van werkgelegenheid kan volgen, als
ten minste het werk prettig verloopt en daarom
acht hij het beter niets meer te veranderen.
Voorstel van B. en W. dus de tewerkge
stelden door te betalen aldus aangenomen.
De heer TOL stelt weer toeslag voor de fiets
voor. Er zal wel meer met den 'Minister door
meerdere gemeenten gecorrespondeerd worden.
Niet aangenomen.
Schriftelijk voorstel van den heer TOL van
den volgenden inhoud
a. de commissie tot regeling van de werk
verschaffing bij voorkeur te benoemen uit den
Raad
b. het getal 50, in het voorstel van B. en W.
onder punt 16 van de agenda, te verminderen
tot 30.
B. en W. stellen voor hier niet op in te gaan.
Ondertusschen is in de discussie gemengd punt
16 van de agenda. Dit bevat het voorstel van
B, en W. om de commissie tot regeling van de
werkverschaffing te doen benoemen door den
Raad en dus te schrappen de bepaling: u i t
den Raad.
B. en W. willen dus de benoemingsruimte
verder uitbreiden.
De heer TOL wil in zijn voorstel onder punt
15 van de agenda de leden der commissie bij
voorkeur uit den Raad doen benoemen.
De heer STRUIJK vindt, dat het voorstel van
B. en W. meer vrijheid geeft. Er bestaat toch
een mogelijkheid, dat er geen arbeiders in den
Raad zitten en dan zouden er in de commissie
ook geen arbeiders komen en dan zou spr. niet
in zoon commissie willen zitten. Immers de
arbeiders zelve zijn het best op de hoogte.
De heer VOGELAAR: Er kunnen geen men
schen buiten den Raad gemist worde*, 't Zou
kunnen zijn, dat de Raadsleden geen zitting
wilden nemen.
De heer TOL: Daarom staat ook in mijn
voorstel: bij voorkeur, dus zoo noodig kan
men buiten den Raad gaan.
Het voorstel van B. en W. wordt aange
nomen.
De heer TOL heeft geen bezwaar.
Over het getal 50 georganiseerden wil de
heer TOL thans niet meer spreken. In een
vorige vergadering is er reeds genoeg over ge
sproken.
De VOORZITTER brengt in stemming
50 ot 30 leden.
Met de stemmen van de heeren Tol en Van
t Hoff tegen wordt het getal 50 gehandhaafd.
Verkiezing van commissieleden, aftr. W. P.
Vogelaar, M. v. d. Vliet en A. v. d. Spaan.
Alle drie worden herkozen.
Adres van de Afdeeiing van den Ned. Bond
van Landarbeiders te Melissant, waarin ge
vraagd wordt om: le. doorbetaling in de wacbt-
week; 2e. toeslag op de uitkeering aan de leden
in geval van werkloosheid.
B. en W. stellen voor hierop afwijzend te
beschikken.
De VOORZITTER deelt mee, dat de Mi
nister geen genoegen zal nemen met de uit
keering in de wachtweek en noemt daarbij het
voorbeeld van Dirksland. Bovendien is er
werk verschaft en is er in de wachtweek werk
geweest.
De heer TOL bepleit dan de toeslag op de
uitkeering in geval van werkloosheid. Als er
een vorstperiode kcxmt, is de kans op werkloos
heid groot.
De VOORZITTER: Dan kap er ook nog
wel wat doorgewerkt worden.
De heer STRUIJK: Neen, dan is er niet veel
te doen. Maar, zegt spr., dat zijn bijzondere
omstandigheden en dan kunnen ook bijzondere
maatregelen getroffen worden.
De heer TOL: Het is te waardeeren, dat deze
georganiseerde arbeiders eerst probeeren zich
zelf te helpen door hun organisatie en alleen
als het noodig is wat toeslag vragen. Ze hebben
eerst zelf gespaard.
De heer VOGELAAR bepleit crisissteun en
de wenschelijkheid, dat B. en W. met een voor
stel komen, waarin de steunregeling is neer
gelegd.
De VOORZITTER meent, dat niet zoo
direct een steunregeling noodig is. In gewone
tijden, als er werk bij de boeten is, en er een
vorstperiode van b.v. 2 weken komt, is er ook
geen steunregeling gereed.
De heer VOGELAAR: Als die periode 4 of
5 weken duurt, is steun noodzakelijk en dan
moet men voorbereid zijn en de regeling klaar
hebben.
De heer VAN NIEUWENHUIZENTwee
weken kan al te lang zijn, dus er moet spoedig
zoo'n regeling gereed zijn.
De heer TOL wil dan de georganiseerden de
uitkeering geven uit de werkloozenkas en de
toeslag, en de ongeorganiseerden van de steun
regeling doen genieten.
De VOORZITTER stelt voor de toeslag-
aanvrage aan te houden tot B. en W. komen
met een steunregelings-voorstel. Want nu is
er wel wat voor die toeslag te zeggen. Immers
de mogelijkheid zou bestaan, dat de steun aan
de ongeorganiseerden b.v. 8 gaf en dan zouden
de georganiseerden uit de werkloozenkas maar
7.20 krijgen. Dan zou zoo n steunregeling een
strafbepaling worden op het georganiseerd zijn
en dat mag niet. Dat de arbeiders georganiseerd
zijn is te waardeeren. Ze toonen daarmee zelf
te willen sparen.
De heer VAN DIJK vraagt in verband met
dit voorstel iets in 't midden te mogen brengen.
Hij leest dan 't volgende voor
Ik ben tegen het verzoek van de Landarbei-
dersvereeniging en ook tegen het voorstel van
B. en W. De reden daarvan wil ik nader uiteen
zetten: Ik heb altijd met mijn handen mijn han
den mijn brood moeten verdienen en heb behoord
tot dezelfde categorie van menschen als die
genen, die het adres hebben aangeboden. Nu
wil ik niet den schijn op me laden, dat ik hun
tegenstander hen ot dat ik zou heulen met de
beter gesitueerden. Ook ben ik geen panlikker
en daarom wil ik uitvoerig de reden zeggen.
Ik ben Staatkundig Gereformeerd en belijd
met die partij in art. 1 van haar program, dat
de regeering moet handelen naar de in de Heilige
Schrift geopenbaarde ordening Gods naar het
geheele Woord Gods, niet naar een stuk daar
van. U zult zeggen, dat dit alles niets te maken
heeft met de zaak waar 't om gaat. Toch zal
ik U aantooneri van wél.
Er wordt toeslag gevraagd op steun, dus er
volgt uit, dat de steun onvoldoende is. Die steun
blijft onvoldoende en onbevredigend. Want er
wordt steun gevraagd over de geheele linie,
noodig of niet. Het Woord Gods leert, dat de
armen geholpen moeten worden. Zoo is het
beschreven in de Mozaïsche wetgeving en in
Amos 8 6. Daar wordt bestraft, dat de armen
voor geld worden verkocht en den nooddruftige
om een paar schoenen en in Amos 8:4: Hoort
dit, gij die den nooddruftige opslokt en dat om
te vernielen de ellendigen des lands.
Nu rijst de vraag: wie zijn de armen Dat
leert ons de iHeere Jezus. Dat kunnen' ons niet
de volksmenners leeren. De Heere Jezus leert
bidden: Geef ons heden ons dagelijksch brood.
Meer mogen we niet begeeren. Wat we meer
krijgen zijn onverdiende weldaden. Als nu de
Heere om wijze, rechtvaardige, onbegrijpelijke
redenen ons het dagelijksch brood niet geeft,
zijn we arm. Dat zijn de armen volgens
de Schrift.
Maar nu is de vraag: wat is brood Dat leert
ons 1 Timotheus 6. Daar lezen we, dat de
dienstknechten zullen hunnen heeren alle eer
waardig achten en dan in vers 7 en 8: Want
wij hebben niets in de wereld gebracht, het is
openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit
dragen. Maar als wij voedsel en deksel hebben,
wij zullen daarmede vergenoegd zijn,
We mogen dus niet met ongeoorloofde mid
delen meer najagen, maar moeten tevreden zijn
met voedsel en deksel, dat is ons dagelijksch
brood. Als we meer begeeren, en langs onge
oorloofde wegen, zijn we rebellen. Nu is de
vraag of we voor dit loon ons dagelijksch brood
kunnen bekomen.
Laat het me astublieft vergund zijn mijn ge
voelen te zeggen. Ik heb nu 60 jaar in de
wereld vertoefd en wel eenige ervaring opge
daan. Uit mijn jeugd- en jongelingsjaren zal ik
nu maar niet spreken, maar alleen over mijn
huwelijksjaren. In 1898 ben ik in het huwelijk
getreden, 't Loon was toen in een jaar 300,
tot de mobilisatie. Uit mijn huwelijk zijn 7 kin
deren geboren, waarvan 2 gestorven, dus ik
heb met mijn zevenen van die 300 zonder
steun van kerk of gemeente moeten rondkomen.
Het heeft me nooit aan mijn dagelijksch brood
ontbroken, en ik heb met eere en zonder schul
den er van rohd kunnen komen. Met de mobi
lisatie zijn de loonen gestegen en nu wordt ook
na eenige daling nog wel het dubbele verdiend
van voor de mobilisatie. Nu mag men toch ver
wachten, dat men van dit loon rond komen kan.
Neen, zegt men, want vele artikelen zijn duur
der en 't leven stelt meer eischen. Wat de
duurte der artikelen betreft: sommige zijn duur
der, maar andere zijn ook goedkooper. En dan
zou ik zeggenniet het LEVEN, maar de
m e n s c h zelf stelt meer eischen. Er is geen
onderscheid tusschen de arbeiders, vooral van
het vrouwelijk geslacht en vooral des Zondags,
en de beter gefinancieerde klasse. Wie stelt den
eisch, dat de arbeiders met karpetten en meu
bels zich kunnen toetsen aan de andere klasse
Ik zet voorop, dat ik geen beminnaar ben vain
muziek. Wie stelt de eischen, als men radio,
orgels en muziekinstrumenten meent te moeten
hebben Zóó wordt men bij de gedurigheid
ontevredener. Vooral ook nog door opruiende
geschriften te lezen. Een Christen, als hij ten
minste dien naam mag dragen, moest den Bijbel
lezen en de daarmee overeenkomende geschrif
ten, en wie zich Christen noemt, moest niet bij
een Bond steun zoeken. Op niet eenige plaats
in de Schrift is er van te lezen. Er is alleen
maar sprake van één verbond met God en wie
dan met dien drieëenigen God in een verbond
is opgenomen, kan niet meer in een anderen
bond steun zoeken. Dat is een dienen van twee
heeren en een verlaten van den geordineerden
weg. De geordineerde weg is op den eersten dag
der week iets bij zichzelven of de gemeente
weg te leggen en mede te deelen aan dengene,
die nood heeft. Zoo hebben de rechtzinnige god
geleerden na de reformatie het verstaan en
neergelegd in Zondag 38 vraag en antwoord
103, waar aldus gevraagd en geantwoord wordt:
Wat gebiedt God in het vierde gebod Antw.:
Eerstelijk, dat de Kerkedienst of het Predikambt
en de scholen onderhouden worden, en dat ik
inzonderheid op den Sabbat, dat is op den rust
dag tot de gemeente Gods naarstig kome, om
Gods Woord te hooren, de Sacramenten te ge
bruiken, God den Heere openlijk aan te roepen,
en den armen Christelijke handreiking te doen.
Dit is de betamelijke plicht om te doen al
naar dat we welvaren ontvangen hebben. En
wie dat zooveel mogelijk gedaan heeft, en niet
zoo weinig mogelijk in het collectezakje, of met
een leege hand, kan in geval van nood met een
vrijmoedig geweten bij de besturen van de kerk
aankloppen. Dan is dat de weg en niet het gaan
naar een Bond, 't zij Christelijk of Modern. En
ais die besturen der kerk niet aan hun plicht
kunnen voldoen, dan is de Overheid geroepen
te helpen aan degenen, die werkelijk in nood
zitten. Maar dan niet aan de heele categorie,
want er zijn er, die het niet noodig hebben, maar
aan die enkelen, die werkelijk in nood zitten.
Wat het doorbetalen in de wachtweek be
treft, is spr. geheel tegen, want als iemand een
heel jaar gewerkt heeft en dan door één wacht
week in nood zit, getuigt dit van gebrek aan
huishoudelijk overleg.
De VOORZIT' tttsR: Ik stel voor de toeslag-
aanvrage. aan te Uouden toe de steunregeling
gereed is.
ue heer TOL: Een vorstperiode kan on-
verwaent komen en eer dan zoon steunregeling
goedgekeurd is, duurt het te lang. öovendien
ïéöbea de' niet-kostwinners niets uit de werk
loozenkas. Ook daarin moet in de steunregeling
voorzien worden. Spr. dringt aan op spoeo.
Als het gauw gereed komt, neeft hij geen be
zwaar het aan te houden.
De VOORZITTER belooft spoedige afwer
king en zegt ook, dat voor zoo n goedkeuring
wei een 2 weken noodig is. Dus niemand er
bezwaar tegen
De heer VAN DIJK: Waartegen?
De VOORZITTER: Tegen een steunrege
ling, waarin verwerkt wordt een toeslag op
de werkloozenuitkeering. De Minister zou zoo n
toeslag niet goedkeuren voor allen, maar
alleen in de gevallen daar werkelijk nood is.
Die gevallen moeten ieder op zichzelf door de
commissie onderzocht.
De heer VAN DIJK: Als het dan niet is voor
de h e e i e categorie, maar alleen voor degenen,
die 't werkelijk^ noodig hebben, is hij er niet
tegen.
De heer STRUIJK vraagt nog nadere inlich
tingen over het verschil, dat gemaakt wordt
tusschen georganiseerden en niet-georganiseer-
den.
De VOORZITTER deelt enkele dingen mee
en wijst nog eens waardeerend op het sparen
der georganiseerden.
De heer VAN DIJK: 't Is maar de vraag
hoe je spaart en waar zoo.
Dan volgt een discussie over allerlei sparings
mogelijkheden.
De instructie van de schoolschoonhoudster
wordt goedgekeurd.
Enkele wijzigingen in de begrooting worden
goedgekeurd.
Rondvraag.
De heer VOGEL&AR vraagt naar het loon
van de gemeentehuis-sehoonhoudster.
De VOORZITTER: 2.50 per week.
De heer VAN DIJK vraagt enkele bijzonder
heden over het werk in de gorzen van den
Kroningspolder.
De VOORZITTER en enkele leden deelen
iets mee, met verzoek het niet in de pers te
zetten. 3
De 'heer VAN DIJK vraagt maatregelen' te
gen het ledigen van privaten in de slooten langs
den openbaren weg.
Een breede discussie hierover ontstaat, waar
in de wenschelijkheid 'betoogd wordt van krasse
maatregelen door de politie te nemen tegen dit
algemeen gebruik en op de medewerking van
'het publiek een beroep gedaan wordt.
De heer VAN 'T IHOFF vraagt inlichtingen
omtrent het ontslag van een tewerkgestelde.
De VOORZITTER en meerdere leden lichten
dit nader toe. De bijzonderheden kunnen op
verzoek van den Voorzitter niet gepubliceerd
worden. Wel komt vast te staan, dat de com
missie alles doet om juist de personen, die het
't hardst noodig hebben, 't meest te doen pro
fiteeren van de werkverschaffing. Natuurlijk zul
len er daarbij fouten gemaakt worden, omdat de
commissie niet alle omstandigheden weet, waarin
de werkloozen verkeeren. 't beste is, dat de
belanghebbenden zelf de commissie zooveel mo
gelijk hun omstandigheden mededeelen.
De heer VOGELAAR: Ik heb nog iets voor
de geheime zitting in verband met de werk
loosheid.
De heer TOL eveneens.
Hierna geheime zitting.