Qül Gemeenteraad* Bij Ruwe Gesprongen Handen Brieven uit Amerika. EEN VAN DE VELE SLACHTOFFERS UIT ZOOGENAAMDE „CHRISTELIJKE" HUISGEZINNEN. Beste Vriend! Het was reeds laat, de grootste drukte in het restaurant, waar ik voor mijn avondeten stopte, was voorbij. Achter in de zaal aan een lange toonbank zaten eenige „truckdrivers". Aan het rijbewijs op hun pet is te zien, dat zij vrachtauto's be sturen, misschien wel van den eenen Staat naar den anderen. Om het gemakkelijk te maken voor het meisje dat mij bedienen moet, ga ik ook wat naar achter. Want, wel staat een groote koffiepot met een kraan er aan midden in de zaal tusschen twee lange toonbanken in, zoo ook het brood en boter en eieren en kaas, maar het warme eten moet uit de keuken komen. Toen ik op een draaistoeltje zonder leuning pilaats genomen had, kwam het meisje naar mij toe met een glas water in de eene hand en de menukaart in de andere. Ik deed mijn keuze van die kaart en gaf haar mijn order. Maar hoe meer ik dit meisje aankeek, hoe meer de zeker heid bij mij post vatte, dat ik haar meer gezien had. Ja, ik kende haar, maar ik kon niet be denken wie zij was. Haar te vrij gesprek met de zoo even genoemde truckdrivers, haar ge- heele houding tegenover die menschen, had mij bij het inkomen wel een wat ongunstigen indruk gegeven. Het is echt Amerikaansch, vooral voor een meisje of vrouw in een publieke gelegen heid, dat men de grenzen kent en die niet over schrijdt. Maar zij was wel wat buiten die gren zen gegaan. Zij was echter nog jong en mis schien kende zij die autobestuurders goed. Terwijl ik aan 't eten was, kwam de gedachte in mij op: het zal toch Marie niet wezen, die recht tegenover ons gewoond heeft Dit kon ik mij echter niet voorstellen, want dat was, toen ik haar daar kende, een zeer stil afgetrokken meisje. Haar ouders waren Hollanders, lid van een vrije gemeente, die in hun kerkelijke samen- komsten geen orgelbegeleiding voor hun zang willen, omdat dit in de kerk niet thuis hoort. In de week waren zij nog al spraakzaam, maar 's Zondags kon er blijkbaar geen knikje af als zij naar de kerk gingen. De gordijnen voor de ramen bleven neer, en in die schemering zongen zij de psalmen van Datheen. Het Amerikaansche leven interesseerde hen niet, dit was alles de wereld en nog eens de wereld. De Christelijke school was ook wereldsch met een vernisje van wat godsdienst, dat eigenlijk nog veel minder was dan de openbare school, waar over God niet gesproken werd. De kinderen van de buren moesten wat gemeden worden, want zij wilden niet graag, dat zij met valschen godsdienst in contact kwamen. Het was beter met de wereld om te gaan, dan met menschen, die hun kinderen een hemel verbeelden ,en daarom met een ge rust geweten ter helle gaan. Ik keek haar nog eens aan, dacht: ja 1 jij bent het 1 Ik wenkte haar. „Hebt gij 150 mijl van hier gewoond „Jes, ik ken U wel en U kent mij wel. Hoe maakt het uw vrouw en kinderen?" „Dank U, maar hoe komt li hier, moet ge hier 's Zondags ook zijn „Ja, den geheelen dag." „Maar kind, 'hoe kan dat, daar ben je toch niet bij opgevoed „Ja, wat zal ik daar op antwoorden? Ik ge loof om U de waarheid te zeggen, dat het juist onze opvoeding is, dat wij allen, ook mijn beide zusters en mijn twee boers, gebroken' hebben met den godsdienst." „Zoo, je zusters en broers ook „Ja, één zus is verbonden aan een theater, mijn beide broers hebben geteekend bij de navy (marineen mijn andere zus leeft met een man, die betrokken is bij dit restaurant. O 1 wat valt mij het hier tegen 1" „Dat kan ik begrijpen." „Maar als ik U niet goede kende, zou ik dit niet zeggen, maar mijn beide broers zijn het huis uitgeraasd, omdat zij geen werk konden krijgen. Ik zal niet zeggen, dat vader zoo schul dig is als moeder, maar beiden hebben ons gebracht waar wij nu zijn." „Je gelooft toch niet aan boos opzet Ze hebben het zeer zeker anders bedoeld. Het waren toch wei vrome menschen „Ja, tegenover anderen was vooral moeder verbazend vroom, maar in huis hebben wij er nooit iets van bemerkt, of li moet dat lange bijbellezen bij voorkeur uit de profeten vroom noemen. Als dat alles is, dat kan ik hier ook nog wel doen als de zaak dicht is. Neen, hun leven was niet vroom. Wij hadden een paar melkklanten, die ieder 2 liter melk per dag kregen, 's Zondags mochten wij geen melk bren gen, dit moest 's Zaterdagsavonds gebeuren. Maar wel roomde moeder 's avonds die ochtend- melk af en die ging dan voor volle zoete melk naar die menschen, die er 8 cent per liter voor betaalden. Dit mocht wel, want dat zagen de menschen niet. U noemt dit een vroom leven. Nogmaals, ik ken U goed, en ik weet, li ver staat mij, maar ik walg van den godsdienst. Als wij er den tijd voor over hébben, zal ik meer zeggen, maar misschien heb ik al teveel gezegd." „Ja, het zijn uw ouders. Maar li bent nu, ik denk zoo wait 30 jaar." „Ja, 32." „Welnu, dan staat U geheel voor eigen re kening. En al breek je nu met den godsdienst uwer ouders, waarvan ook ik altijd verschild heb, dat weet U wel, daarom kan je met God niet breken. Die blijft van je eischen: dit zijn de wegen, wandel in dezelve." „Ik behoef niet te breken met God, daar ben ik nooit mee verbonden geweest. God verkiest uit. God bekeert dien Hij wil. En als ik tot dat bevoorrechte deel behoor, kan God mij even goed bekeeren in dit restaurant als ergens an ders. En als ik daar niet toe behoor, dan helpt Zondagvieren en kerkgaan ook niet. Ik leef met wereldsche menschen. Ik sla 'hun gade dag in dag uit. Zij igaan naar schouwburg en theater, zij gaan naar bal en dans, maar zij zijn niet valsch. In geheel hun openbaring tegenover elkeen zijn zij zoo oprecht als ik nog nooit een Christen heb aangetroffen". „Oprecht zijn is een kostelijke eigenschap. Ook ik ken wereldsche menschen, dSe door hun eerlijkheid en oprechtheid mij aan zich ver bonden hebben, maar mag ik een vraag doen Je kent je ouden buurman nog wel, is 't niet?" „Yes." „Welnu dan: zijt gij oprecht?" „Ik denk, even oprecht als toen ik naar de kerk ging." „Ja, dat is mijn vraag niet. Bid je nog wel „Neen, niet meer voor 't eten." „Doe je het 's avonds voor of op je bed „Ja, ik weet niet of dat bidden is, maar ik vraag wel eens aan God of ik van dien twijfel verlost mag worden." „iDus je gelooft nog wel, dat er een God is?" „Yes". „Nu, als je dan den geheelen Zondag hier gewerkt hebt, en je gaat 's avonds naar bed, voel je jezelf dan even gerust als toen je vroeger mee naar de kerk ging „Ik voel me nooit gerust. Er is een stem, die mij altijd onrustig doet zijn. Wat doe je daar aan." „Je smoort die stem, is 't niet Is dat eerlijk, is dat oprecht? Christus staat aan de deur en Hij klopt. Is het oprecht te doen of je dat niet hoort Als Christus je zelfs in dit restaurant volgt, midden in deze wereldsche omgeving, Marie, beantwoor mijn vraag: is het oprecht dien Zaligmaker, die Zichzelf tot in den dood gaf voor U en voor mij, is het oprecht Hem het oor niet te leenen „Nee, U hebt gelijk." „Volg mijn raad en ga eens een bezoek bren gen bij een jong predikant hier in deze groote stad, en vertel hem uw onrust. Hij zal U den weg wijzen, waar rust is te vinden, eeuwige rust. Ga niet naar die menschen, die vroeger uw kerkgenooten waren, want die verdoemen je, die zeggen, dat er wat anders moet gekend worden. Maar gelukkig heeft Christus de zaliging en het verdoemen niet aan menschen overgelaten, anders zag het er voor U en voor mij niet best uit. En ook die verkeerde opvatting van de uit verkiezing en bekeering heb je nog uit die on- gereformeerde labadistische kringen meege bracht. Zet het van je, want de duivel houdt je er mee in zijn strik. En zeg nooit meer, dat je nooit met God bent verbonden geweest. Weet gij wel, dat de Schrift leert: zoovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aange daan? Marie, als je verloren gaat, ga je als bondeling verloren. Ik weet wel, daar heb je in de kerk waar je vroeger ging nooit van ge hoord. Die hebben geen kennis aan 't verbond. Maar dit is de Bijbelsche leer, die naar de god zaligheid is. Toen je nog niet wist, dat je leefde, heeft de leiding Gods je tot het doopvont ge bracht. Buiten je weten en buiten je toedoen heb je daar de teekenen en zegelen van het verbond der genade ontvangen. En die blijven je aan kleven ook, wat God verhoede, in de hel. Bid God, dat Hij je leide op den weg des vredes. En vergeet niet, dat het Gods leiding weer is, dat ik je hier in deze groote wereldstad, zonder je te zoeken, moest ontmoeten, om dit ernstig gesprek met je te hebben." Ik stond op, -gaf 'haar het adres van Ds. M, nam mijn hoed van den kapstok en presenteerde haar mijn hand. Zij nam die hand gretig en beloofde mij, den gewezen weg te volgen. Arme meid 1 het slachtoffer van verkeerde leiding in haar jeugd. Product van een open bare school niet alleen, maar opgevoed in een zoogenaamd „Christelijk" huisgezin, waar nooit iets van den Christus gehoord werd, als der zondaren Zaligmaker. Als ze iets van God hoor de, waren het de donderslagen van den Sinaï. Geen wonder, dat Marie en al haar zusters en broers terecht kwamen waar ze nu zijn. Dit moest toch de oogen van vele zulke ouders openen. Maar helaas, het heeft deze uitwerking niet. Zij leven hun eigengerechtigheid uit, tot God van den hemel hen door den dood uit dit leven wegneemt. Marie had met vochtige oogen afscheid van mij genomen. Wat zal de uitwerking van dit gesprek izijn Laten wij dit aan God overlaten. Er zijn duizenden van die Marie's, die door gebrek aan opvoeding de wereld hebben ge kozen. En velen van die ouders schijnen hierin te kunnen berusten. Echt egoïstisch, ik 'had haast geschreven duivels, praten zij altijd over hun eigen geestelijk leven, maar schijnbaar zijn ze totaal ongevoelig over het lot van hun kinderen. De Chr. Geref. Kerk werkt onder die ver strooiden in de groote steden, maar de meesten zijn radicaal socialist geworden. Een klein deel wordt Methodist. Dat zijn de vruchten. Wan neer ouders onrijpe druiven eten, móéten de tanden der kinderen stomp worden. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. Vergadering van den Raad der gemeente MELISSANT op Donderdag 24 De cember 1931. Afwezig de heer C. A. A. Kort. De Voorzitter, burgemeester Visscher, opent de vergadering met gebea, waarna de notulen worden voorgelezen, die worden goedgekeurd en geteekend. ingekomen stukken riencnt van Oed. Staten, waarin de wijziging van de bouwverordening wordt goedgekeurd. Mededeeling van de balans en winst- en ver liesrekening van de E.M.G.O. en een rapport van den accountant. De heer lOb vraagt nog eenige dingen. De VOORZITTER zegt hierop, dat de ver wachtingen niet teleurgesteld zijn, integendeel zeits, dat het aantal aansluitingen zeer is mee gevallen. Voorstel van B. en W. om de schoolwoning te verhuren voor 323. Aldus aangenomen. Verhuring van enkele perceeien grond aan den Binnenweg en Noorddijk. Voorstellen van B. en W. daaromtrent aan genomen. Voorstel van B. en W. tot verhuring der veldwachterswoning voor 4 per week. Voorstel B. en W. tot aankoop van een stukje grond van den heer Both voor 30. Aangenomen. Leening 960 a ten hoogste 5 wordt goedgekeurd. De leening betrett de nieuwe berg plaats. Benoeming gemeenteopzichter. B. en W. stellen voor den heer D. Tieleman, die 2 jaar als tijdelijk dienst deed, een vaste aanstelling te geven. De heer VAN DIJK vraagt of het een vrije stemming is. De VOORZITTER zet nog eens de zaak uiteen en wijst er op, dat het hier gaat om het geven van een vaste, aanstelling aan den heer D. Tieleman, die nu tijdelijk lis. leder is vrij in zijn stemming, maar als een ander ge kozen werd zou die niet direct vast worden aangesteld. De heer VAN DIJK vindt de zaak nog eenigs- zins duister. Nadat de VOORZITTER verzekerd heeft, dat er bij hem althans niets persoonlijks achter zit, wordt tot stemming overgegaan. De heer D. Tieleman wordt dan met alge- meene stemmen gekozen. Benoeming van juffrouw J. Kieviet tot schoon- houdster van het gemeentehuis. B. en W. achten het beter dit werk niet als voorheen door den gemeenteveldwachter te laten doen. 't Kan zoo beter tot zijn recht komen. De heer VAN DIJK: Was het niet beter ge weest anderen ook een kans te geven, er zijn er wel meer, die wat verdienen willen. De VOORZITTER: Juffrouw Kieviet heeft het reeds eenigen tijd zeer tot onze tevredenheid gedaan. De heer VAN DIJK: Er zijn nog wel meer geschikte. De VOORZITTER: U kan stemmen wie U wil. De heer VAN DIJK: Ik heb natuurlijk niets te zeggen van de tegenwoordige schoonhoudster, maar ik wou alleen maar andéren een kans geven, want 't is moeilijk voor me nu zoo maar in 't duister te stemmen, want ik kan nu niet over de geschiktheid van een ander oordeelen. De SECRETARIS: Wij hebben thans zeker heid, dat juffr. 'Kieviet het werk goed doet en met een ander moet het afgewacht. Dan wordt met algemeene stemmen juffrouw Kieviet gekozen. Benoeming van een aanplakker voor 25 per jaar. B. en W. stellen voor den gemeenteveldwach ter te benoemen. De heer VAN DIJK vraagt naar het geld, dat de aanplakker ontvangt voor de stukken van particulieren. De VOORZITTER: Dat geld komt de ge meente ten goede, niet den veldwachter. Gekozen wordt met algemeene stemmen de gemeenteveldwachter P. L. Vos. Benoeming van een gemeentebode. B. en W. stellen voor den gemeenteveldwach ter daarvoor te benoemen, ook al in verband met belangrijke officieele stukken, die bezorgd moeten worden. Gekozen de gemeenteveldwachter P. L. Vos. Voorstel van B. en W. tot wijziging der politieverordening. Art. 51, 4e en 5e lid, be treffende het verkeer van auto's en wagens langs den beneden Molendijk, in te trekken. De heer TOL heeft geen bezwaar, want wie uit noodzaak langs den heneden Molendijk moet krijgt toch permissie, en zonder noodzaak gaat niemand er 'heen. De heer VAN DIJK ziet het nut van de be paling wél in. Hij heeft er 12 jaar gewoond en weet bij ervaring hoe gevaarlijk het voor kin deren kan zijn als langs dien smallen weg auto's komen, soms 's avonds als 't donker is, zonder licht op. Toch voelt hij de moeilijkheid om dit artikel te handhaven. De VOORZITTER: En vooral nu het ver keer door den Binnenweg er bij gekomen is. Niemand verzet zich tegen schrapping van dit artikel. Bij artikel 48 in te voegen, dat de Nieuwe weg en het plein voor het gemeentehuis, voor zoover dit geasphalteerd is, niet bereden mag worden door hitten of paarden met scherp hoefbeslag. De heer TOL vindt dit voorbarig. Hij heeft nimmer beschadiging van den weg kunnen con- stateeren, zelfs niet door het prikken met stek kers. De provincie verbiedt het ook niet. De VOORZITTER vreest schade en als de machines van Flakkee af zijn, is zoon weg moeilijk te herstellen. De heer VOGELAAR vreest niet zooveel schade. Als de paarden scherp gezet worden, is dat wegens gladheid, maar dan is er ook meestal een beschuttend sneeuwdek. De heer STRUIJK gelooft, dat ook de schade niet zoo groot is en licht dit met een voor beeld toe. De heer VOGELAAR zegt, dat in een enkel geval de weg beschadigd kan worden, n.l. als er na een regentijd, plotseling vorst en glad heid komt. De weg is dan nog wat zacht. De heer VAN NIEHWENHUIZEN geeft nog een voorbeeld. Wanneer na eenige weken vorst de dooi snel intreedt en de weg nog eeni gen tijd glad blijft, is beschadiging niet uit gesloten. Na nog eenige discussie wordt besloten dit voorstel aan te houden tot de noodzakelijkheid werkelijk is gebleken. Voorstel van B. en W. tot het doorbetalen van loon aan de tewerkgestelden bij het even tueel ondervloeien van de gorzen bij den Ko ningspolder. De VOORZITTER deelt mee, dat na be spreking met den directeur van het domein ge bleken is, dat hij van de werktijdenregeling niet wil afwijken. Daarom stellen nu B. en W. voor als een zekere tegemoetkoming aan de te werkgestelden dat er nu doorbetaling zal plaats hebben, ook als ze van 't werk afvloeien. De heer TOL heeft reeds de vorige maal over deze zaak gesproken. Nu de werktijden niet gewijzigd kunnen worden, had hij een wijziging in het uurloon willen hebben. De VOORZITTER ontkent de mogelijkheid daarvan. De heer TOL \vil daarna als tegemoetkoming een toeslag voor het gebruiken van de fiets, want hij houdt vol, dat de toestand toch maar zoo is, dat de tewerkgestelden een uur minder kunnen werken dan bij de boeren. De heer VOGELAAR bestrijdt, dat het ver schil een uur is; hij spreekt van een half uur. De heer TOL herinnert er aan, dat de heer Van Dijk reeds de vorige maal berekend heeft, dat het verschil een uur is. De heer VAN DIJK: Dat is makkelijk genoeg voor te rekenen, dat kan een kleine jongen wel. Dan volgt weer een discussie over het geval of 't een uur of een half uur is. De VOORZITTER stelt voor hier niet lan ger over te praten, daar de werktijden niet ver anderd kunnen worden. De heer TOL: Wel, omdat dat niet mogelijk is, wil ik dus als tegemoetkoming een vergoe ding voor de fiets, want deze tegemoetkoming, die B. en W. voorstellen, heeft niet zooveel te beteekenen. Immers als de arbeiders er zouden afvloeien, kunnen ze toch naar ik gehoord heb, weer aan een ander werk, een sloot binnen de kade, tewerkgesteld en dan profiteeren ze dus niet van die doorbetaling. De heer VAN NIEUWENHiUIZEN zegt, dat het werk aan die sloot niet zoo lang duren zal en dat ze er dus bij 't invloeien wel degelijk van iprofiteeren. De heer VOGELAAR zegt, dat velen geen laarzen hebben en dat ze ais ze er afvloeien, toch niet direct aan zoo n sloot beginnen, dus hij vindt, dat dit wel degelijk een tegemoet koming is. De heer TOL zegt, dat als een gedeelte wél laarzen heeft, het andere gedeelte dan de mod der kan verspreiden, dus hij houdt vol, dat er werk genoeg aan die sloot zijn zal. De heer VOGELAAR bestrijdt dit. Die mod der wordt in dit geval over dat land niet ver spreid, omdat het in 1932 gemaaid wordt. De VOORZITTER: De menschen in Melis sant zijn heusch goed af. Ze hebben voor een langen tijd en tegen behoorlijk loon goed werk, n.l. productief werk. In andere gemeenten moet allerlei werk gezocht worden, vaak werk, dat net zoo goed niet gedaan kon worden, vaak monnekenwerk, om de menschen wat bezig te houden. Dit werk is productief werk, werpt practisch nut af. Spr. zegt bovendien, dat die veranderingen telkens den directeur der domei nen zal gaan vervelen. De heer TOL: Telkens Dit is nu maar de tweede keer. De VOORZITTER: We moeten het waar- deeren, dat er voor werk gezorgd wordt De directeur heeft in uitzicht gesteld, dat er nog uitbreiding van werkgelegenheid kan volgen, als ten minste het werk prettig verloopt en daarom acht hij het beter niets meer te veranderen. Voorstel van B. en W. dus de tewerkge stelden door te betalen aldus aangenomen. De heer TOL stelt weer toeslag voor de fiets voor. Er zal wel meer met den 'Minister door meerdere gemeenten gecorrespondeerd worden. Niet aangenomen. Schriftelijk voorstel van den heer TOL van den volgenden inhoud a. de commissie tot regeling van de werk verschaffing bij voorkeur te benoemen uit den Raad b. het getal 50, in het voorstel van B. en W. onder punt 16 van de agenda, te verminderen tot 30. B. en W. stellen voor hier niet op in te gaan. Ondertusschen is in de discussie gemengd punt 16 van de agenda. Dit bevat het voorstel van B, en W. om de commissie tot regeling van de werkverschaffing te doen benoemen door den Raad en dus te schrappen de bepaling: u i t den Raad. B. en W. willen dus de benoemingsruimte verder uitbreiden. De heer TOL wil in zijn voorstel onder punt 15 van de agenda de leden der commissie bij voorkeur uit den Raad doen benoemen. De heer STRUIJK vindt, dat het voorstel van B. en W. meer vrijheid geeft. Er bestaat toch een mogelijkheid, dat er geen arbeiders in den Raad zitten en dan zouden er in de commissie ook geen arbeiders komen en dan zou spr. niet in zoon commissie willen zitten. Immers de arbeiders zelve zijn het best op de hoogte. De heer VOGELAAR: Er kunnen geen men schen buiten den Raad gemist worde*, 't Zou kunnen zijn, dat de Raadsleden geen zitting wilden nemen. De heer TOL: Daarom staat ook in mijn voorstel: bij voorkeur, dus zoo noodig kan men buiten den Raad gaan. Het voorstel van B. en W. wordt aange nomen. De heer TOL heeft geen bezwaar. Over het getal 50 georganiseerden wil de heer TOL thans niet meer spreken. In een vorige vergadering is er reeds genoeg over ge sproken. De VOORZITTER brengt in stemming 50 ot 30 leden. Met de stemmen van de heeren Tol en Van t Hoff tegen wordt het getal 50 gehandhaafd. Verkiezing van commissieleden, aftr. W. P. Vogelaar, M. v. d. Vliet en A. v. d. Spaan. Alle drie worden herkozen. Adres van de Afdeeiing van den Ned. Bond van Landarbeiders te Melissant, waarin ge vraagd wordt om: le. doorbetaling in de wacbt- week; 2e. toeslag op de uitkeering aan de leden in geval van werkloosheid. B. en W. stellen voor hierop afwijzend te beschikken. De VOORZITTER deelt mee, dat de Mi nister geen genoegen zal nemen met de uit keering in de wachtweek en noemt daarbij het voorbeeld van Dirksland. Bovendien is er werk verschaft en is er in de wachtweek werk geweest. De heer TOL bepleit dan de toeslag op de uitkeering in geval van werkloosheid. Als er een vorstperiode kcxmt, is de kans op werkloos heid groot. De VOORZITTER: Dan kap er ook nog wel wat doorgewerkt worden. De heer STRUIJK: Neen, dan is er niet veel te doen. Maar, zegt spr., dat zijn bijzondere omstandigheden en dan kunnen ook bijzondere maatregelen getroffen worden. De heer TOL: Het is te waardeeren, dat deze georganiseerde arbeiders eerst probeeren zich zelf te helpen door hun organisatie en alleen als het noodig is wat toeslag vragen. Ze hebben eerst zelf gespaard. De heer VOGELAAR bepleit crisissteun en de wenschelijkheid, dat B. en W. met een voor stel komen, waarin de steunregeling is neer gelegd. De VOORZITTER meent, dat niet zoo direct een steunregeling noodig is. In gewone tijden, als er werk bij de boeten is, en er een vorstperiode van b.v. 2 weken komt, is er ook geen steunregeling gereed. De heer VOGELAAR: Als die periode 4 of 5 weken duurt, is steun noodzakelijk en dan moet men voorbereid zijn en de regeling klaar hebben. De heer VAN NIEUWENHUIZENTwee weken kan al te lang zijn, dus er moet spoedig zoo'n regeling gereed zijn. De heer TOL wil dan de georganiseerden de uitkeering geven uit de werkloozenkas en de toeslag, en de ongeorganiseerden van de steun regeling doen genieten. De VOORZITTER stelt voor de toeslag- aanvrage aan te houden tot B. en W. komen met een steunregelings-voorstel. Want nu is er wel wat voor die toeslag te zeggen. Immers de mogelijkheid zou bestaan, dat de steun aan de ongeorganiseerden b.v. 8 gaf en dan zouden de georganiseerden uit de werkloozenkas maar 7.20 krijgen. Dan zou zoo n steunregeling een strafbepaling worden op het georganiseerd zijn en dat mag niet. Dat de arbeiders georganiseerd zijn is te waardeeren. Ze toonen daarmee zelf te willen sparen. De heer VAN DIJK vraagt in verband met dit voorstel iets in 't midden te mogen brengen. Hij leest dan 't volgende voor Ik ben tegen het verzoek van de Landarbei- dersvereeniging en ook tegen het voorstel van B. en W. De reden daarvan wil ik nader uiteen zetten: Ik heb altijd met mijn handen mijn han den mijn brood moeten verdienen en heb behoord tot dezelfde categorie van menschen als die genen, die het adres hebben aangeboden. Nu wil ik niet den schijn op me laden, dat ik hun tegenstander hen ot dat ik zou heulen met de beter gesitueerden. Ook ben ik geen panlikker en daarom wil ik uitvoerig de reden zeggen. Ik ben Staatkundig Gereformeerd en belijd met die partij in art. 1 van haar program, dat de regeering moet handelen naar de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods naar het geheele Woord Gods, niet naar een stuk daar van. U zult zeggen, dat dit alles niets te maken heeft met de zaak waar 't om gaat. Toch zal ik U aantooneri van wél. Er wordt toeslag gevraagd op steun, dus er volgt uit, dat de steun onvoldoende is. Die steun blijft onvoldoende en onbevredigend. Want er wordt steun gevraagd over de geheele linie, noodig of niet. Het Woord Gods leert, dat de armen geholpen moeten worden. Zoo is het beschreven in de Mozaïsche wetgeving en in Amos 8 6. Daar wordt bestraft, dat de armen voor geld worden verkocht en den nooddruftige om een paar schoenen en in Amos 8:4: Hoort dit, gij die den nooddruftige opslokt en dat om te vernielen de ellendigen des lands. Nu rijst de vraag: wie zijn de armen Dat leert ons de iHeere Jezus. Dat kunnen' ons niet de volksmenners leeren. De Heere Jezus leert bidden: Geef ons heden ons dagelijksch brood. Meer mogen we niet begeeren. Wat we meer krijgen zijn onverdiende weldaden. Als nu de Heere om wijze, rechtvaardige, onbegrijpelijke redenen ons het dagelijksch brood niet geeft, zijn we arm. Dat zijn de armen volgens de Schrift. Maar nu is de vraag: wat is brood Dat leert ons 1 Timotheus 6. Daar lezen we, dat de dienstknechten zullen hunnen heeren alle eer waardig achten en dan in vers 7 en 8: Want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn, We mogen dus niet met ongeoorloofde mid delen meer najagen, maar moeten tevreden zijn met voedsel en deksel, dat is ons dagelijksch brood. Als we meer begeeren, en langs onge oorloofde wegen, zijn we rebellen. Nu is de vraag of we voor dit loon ons dagelijksch brood kunnen bekomen. Laat het me astublieft vergund zijn mijn ge voelen te zeggen. Ik heb nu 60 jaar in de wereld vertoefd en wel eenige ervaring opge daan. Uit mijn jeugd- en jongelingsjaren zal ik nu maar niet spreken, maar alleen over mijn huwelijksjaren. In 1898 ben ik in het huwelijk getreden, 't Loon was toen in een jaar 300, tot de mobilisatie. Uit mijn huwelijk zijn 7 kin deren geboren, waarvan 2 gestorven, dus ik heb met mijn zevenen van die 300 zonder steun van kerk of gemeente moeten rondkomen. Het heeft me nooit aan mijn dagelijksch brood ontbroken, en ik heb met eere en zonder schul den er van rohd kunnen komen. Met de mobi lisatie zijn de loonen gestegen en nu wordt ook na eenige daling nog wel het dubbele verdiend van voor de mobilisatie. Nu mag men toch ver wachten, dat men van dit loon rond komen kan. Neen, zegt men, want vele artikelen zijn duur der en 't leven stelt meer eischen. Wat de duurte der artikelen betreft: sommige zijn duur der, maar andere zijn ook goedkooper. En dan zou ik zeggenniet het LEVEN, maar de m e n s c h zelf stelt meer eischen. Er is geen onderscheid tusschen de arbeiders, vooral van het vrouwelijk geslacht en vooral des Zondags, en de beter gefinancieerde klasse. Wie stelt den eisch, dat de arbeiders met karpetten en meu bels zich kunnen toetsen aan de andere klasse Ik zet voorop, dat ik geen beminnaar ben vain muziek. Wie stelt de eischen, als men radio, orgels en muziekinstrumenten meent te moeten hebben Zóó wordt men bij de gedurigheid ontevredener. Vooral ook nog door opruiende geschriften te lezen. Een Christen, als hij ten minste dien naam mag dragen, moest den Bijbel lezen en de daarmee overeenkomende geschrif ten, en wie zich Christen noemt, moest niet bij een Bond steun zoeken. Op niet eenige plaats in de Schrift is er van te lezen. Er is alleen maar sprake van één verbond met God en wie dan met dien drieëenigen God in een verbond is opgenomen, kan niet meer in een anderen bond steun zoeken. Dat is een dienen van twee heeren en een verlaten van den geordineerden weg. De geordineerde weg is op den eersten dag der week iets bij zichzelven of de gemeente weg te leggen en mede te deelen aan dengene, die nood heeft. Zoo hebben de rechtzinnige god geleerden na de reformatie het verstaan en neergelegd in Zondag 38 vraag en antwoord 103, waar aldus gevraagd en geantwoord wordt: Wat gebiedt God in het vierde gebod Antw.: Eerstelijk, dat de Kerkedienst of het Predikambt en de scholen onderhouden worden, en dat ik inzonderheid op den Sabbat, dat is op den rust dag tot de gemeente Gods naarstig kome, om Gods Woord te hooren, de Sacramenten te ge bruiken, God den Heere openlijk aan te roepen, en den armen Christelijke handreiking te doen. Dit is de betamelijke plicht om te doen al naar dat we welvaren ontvangen hebben. En wie dat zooveel mogelijk gedaan heeft, en niet zoo weinig mogelijk in het collectezakje, of met een leege hand, kan in geval van nood met een vrijmoedig geweten bij de besturen van de kerk aankloppen. Dan is dat de weg en niet het gaan naar een Bond, 't zij Christelijk of Modern. En ais die besturen der kerk niet aan hun plicht kunnen voldoen, dan is de Overheid geroepen te helpen aan degenen, die werkelijk in nood zitten. Maar dan niet aan de heele categorie, want er zijn er, die het niet noodig hebben, maar aan die enkelen, die werkelijk in nood zitten. Wat het doorbetalen in de wachtweek be treft, is spr. geheel tegen, want als iemand een heel jaar gewerkt heeft en dan door één wacht week in nood zit, getuigt dit van gebrek aan huishoudelijk overleg. De VOORZIT' tttsR: Ik stel voor de toeslag- aanvrage. aan te Uouden toe de steunregeling gereed is. ue heer TOL: Een vorstperiode kan on- verwaent komen en eer dan zoon steunregeling goedgekeurd is, duurt het te lang. öovendien ïéöbea de' niet-kostwinners niets uit de werk loozenkas. Ook daarin moet in de steunregeling voorzien worden. Spr. dringt aan op spoeo. Als het gauw gereed komt, neeft hij geen be zwaar het aan te houden. De VOORZITTER belooft spoedige afwer king en zegt ook, dat voor zoo n goedkeuring wei een 2 weken noodig is. Dus niemand er bezwaar tegen De heer VAN DIJK: Waartegen? De VOORZITTER: Tegen een steunrege ling, waarin verwerkt wordt een toeslag op de werkloozenuitkeering. De Minister zou zoo n toeslag niet goedkeuren voor allen, maar alleen in de gevallen daar werkelijk nood is. Die gevallen moeten ieder op zichzelf door de commissie onderzocht. De heer VAN DIJK: Als het dan niet is voor de h e e i e categorie, maar alleen voor degenen, die 't werkelijk^ noodig hebben, is hij er niet tegen. De heer STRUIJK vraagt nog nadere inlich tingen over het verschil, dat gemaakt wordt tusschen georganiseerden en niet-georganiseer- den. De VOORZITTER deelt enkele dingen mee en wijst nog eens waardeerend op het sparen der georganiseerden. De heer VAN DIJK: 't Is maar de vraag hoe je spaart en waar zoo. Dan volgt een discussie over allerlei sparings mogelijkheden. De instructie van de schoolschoonhoudster wordt goedgekeurd. Enkele wijzigingen in de begrooting worden goedgekeurd. Rondvraag. De heer VOGEL&AR vraagt naar het loon van de gemeentehuis-sehoonhoudster. De VOORZITTER: 2.50 per week. De heer VAN DIJK vraagt enkele bijzonder heden over het werk in de gorzen van den Kroningspolder. De VOORZITTER en enkele leden deelen iets mee, met verzoek het niet in de pers te zetten. 3 De 'heer VAN DIJK vraagt maatregelen' te gen het ledigen van privaten in de slooten langs den openbaren weg. Een breede discussie hierover ontstaat, waar in de wenschelijkheid 'betoogd wordt van krasse maatregelen door de politie te nemen tegen dit algemeen gebruik en op de medewerking van 'het publiek een beroep gedaan wordt. De heer VAN 'T IHOFF vraagt inlichtingen omtrent het ontslag van een tewerkgestelde. De VOORZITTER en meerdere leden lichten dit nader toe. De bijzonderheden kunnen op verzoek van den Voorzitter niet gepubliceerd worden. Wel komt vast te staan, dat de com missie alles doet om juist de personen, die het 't hardst noodig hebben, 't meest te doen pro fiteeren van de werkverschaffing. Natuurlijk zul len er daarbij fouten gemaakt worden, omdat de commissie niet alle omstandigheden weet, waarin de werkloozen verkeeren. 't beste is, dat de belanghebbenden zelf de commissie zooveel mo gelijk hun omstandigheden mededeelen. De heer VOGELAAR: Ik heb nog iets voor de geheime zitting in verband met de werk loosheid. De heer TOL eveneens. Hierna geheime zitting.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1932 | | pagina 2