ng 16, B'dan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
de Beste!
O
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
:R
IARNIS
ge kal-
anzen,
kippen
No. 3812
VRIJDAG 1 JANUARI 1932
46STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
PRIJS 25 CENTS
JAARSWISSELING.
uwarlj
>JES
RTS,
TEL. 170
REN:
op Maandag
Vrijdag,
ik.
BROK
Overal verkrijgbaar
OUD EN NIEUW.
dam
005 an 11946
DIENST
IARNIS"
(ELIMG
MEI 1931.
[IS*
lagen)*
dag V. Middel»
hardingen 7.00
.00 v.m.
Feestdagen)*
r.m. A. Vlaardin»
:rdam 10.00 v.m.
dagen)*
lag V. Rotterdam
igen 3.00 n.m.f
.m.
3» Feestdagen).
V. Vlaardingen
2.25 n.m.
i.m.
en trein van 7.20
Vlaardingen.
3 den trein van
ran Vlaardingen.
n trein van 14.38
(2.50 n.m.) te
p den trein van
.51 (3.51n.m.)te
verstappen,
n.m.
beschouwen
ag, Hemelvaartsdag
side Kerstdagen
iAATS VAN
E STOOM.
[ST TE
AM IS
Resdsij(straat.
agm alen inde
be restaurant*
ertrouwen i*.
wen vindt in
P. SIMONS
imarkt 12
Telef. 56341
aliUlt en ook
wordt,
zaak is van
u daar net en
te prjjzen kunt
ar overbodig.
Alle
m werkdagen
jzond en alle van
kt.
mj
outh Kalkoenen
stuk; 1—2 Grijze
stuk 1-6 of meer
looi fleschmodel,
kWitte Leghorns
1, a. of t. d. leg
gez. Barnevelders
6 mnd., a of t.
uk; Gekruist ras,
d., a. of t. d. leg,
atrijs Kriel volw.
remb., met vrije
v. k., bij afname
eer franco ieder
OSS
17273
selen en vierkante
dstoelen.
deed en onbekleed
ooals Papierman.
Ook verkrjjgbaar
Middelharnis,
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <5c ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie franco toe te %endeei aan de Uitgevers
De jaarswisseling van 1931 op 1932
staat wel in het teeken van de crisis.
Ieder heeft het woord op de lippen,
en de bladen schrijven er eiken dag
over.
Wat beteekent dit woord eigenlijk
Het woordenboek zegt er van: crisis
beteekent „keerpunt" of „beslissende
wending eener zaak", ook wel „beden
kelijke toestand".
We weten wel wat het beteekent als
bij een ernstige zieke over een „crisis"
wordt gesproken, dan gaat het er op
of er onder, genezing of dood.
Zou dat ook het beeld van den mo-
menteelen toestand in het wereldleven
zijn
Het is zoo moeilijk om, terwijl men
midden in een tijdsgewricht leeft, een
zuiver beeld van het karakter van dat
tijdstip te geven. Men staat er niet ob
jectief tegenover en eerst na verloop
van tijd kan men zoo ongeveer een
beeld ontwerpen van den tijd, waarin
wij nu leven.
Maar dat er een crisis is, staat wel
voor iedereen vast.
Een materieele en een moreele of
geestelijke crisis.
We staan voor den ingang van een
nieuw tijdsbestek. En de historie heeft
geleerd, dat dit altijd gepaard gaat met
omwenteling in geestelijk en stoffelijk
opzicht.
Men dacht in de jaren 1920 en 1921,
dat de wereldoorlog met zijn crisisjaren
weer voorbij waren, dat we een mate
rieele opleving kregen en de geheele
cultuur op hooger plan was gebracht.
Men kreeg achturen-arbeidsdag, het
levenspeil was op hooger niveau ge
komen, er was veel werk, de markt was
levendig en het scheen alsof de groote
nachtmerry van de jaren 19141918
achter den rug was. En het gansche
leven werd op de basis eener hoog
conjunctuur ingesteld. Ieder deed er
aan mee. Geen mensch ontkwam aan
het waanbeeld, dat ieder zich vormde
over de na-oorlogsche jaren. En ook
de publieke colleges deden mee. Rijk,
Provincie en Gemeente lieten het geld
rollen. Alles werd even luxieus inge
richt. Men meende, dat een tijd van
groote weelde was aangebroken.
Het was ook wel de geweldige re
actie op de rampjaren, die pas achter
den rug waren. Maar hoofdzaak toch
was, dat men zich bedroog en een
schijnwelvaart voor wezenlijke wel
vaart aanzag. Niemand kan hiervan
verwijt gemaakt worden. De grootste
economen hebben zich door den schijn
laten bedriegen.
Toch duurde deze tijd van schijn niet
lang. Reeds spoedig deden zich teeke
nen voor, die er op wezen, dat na de
eb van 19141918 geen vloed was te
verwachten en dat het wassen van het
levenspeil niet anders was dan een
schommeling van het niveau, een re-
actiegolf op de oorlogsjaren, die een
nog veel grootere eb aankondigde. De
wereldmarkt werd spoedig overvoerd,
geldschaarste trad in. Inflatie ont
wrichtte het economische leven, en
spoedig bleek, dat het in onzen tijd niet
meer mogelijk is, dat het eene land in
de grootste ellende wordt ondergedom
peld en het andere land in weelde blijft
leven. Als één lid lijdt, dan lijden alle
leden, werd hier zeker wel bewaarheid.
Duitschland kwam in gruwelijke ellen
de. Honger is een scherp zwaard en
vrouwen en meisjes gaven zich over
aan ontucht, alleen omdat zij zoo'n hon
ger hadden. Stoffelijke ontwrichting
had geestelijke ontwrichting tot gevolg
en ook ons land ondervond in sterke
mate er den weerslag van. Door het
krachtdadig ingrijpen van Dr. Colijn
werd in ons land de ontzettende ellende
van een inflatie, van de daling van de
geldswaarde voorkomen en bleef de
oude soliede Hollandsche gulden zijn
koopwaarde behouden en konden onze
arbeidersvrouwen in den winkel voor
hun honderd centen ook voor honderd
centen waarde verkrijgen, maar uit alles
bleek spoedig, dat wat men voor een
tijd van stoffelijke welvaart had ge
houden, inderdaad slechts schijn was
geweest en bezuiniging werd het pa
rool. Lichtvaardige menschen meenden
eerst wel, dat „een beetje inflatie" zoo
heel erg niet was en meenden, dat de
gulden wel iets van zijn waarde mocht
inboeten, liever dan dat men ging be
zuinigen, maar gelukkig had het ge
zond verstand de overhand en werd in
de jaren 1924 en 1925 in ons land een
solieden grondslag gelegd voor de ko
mende jaren van economische inzin
king, die, zooals vooraanstaande eco
nomen nu wel begrepen hadden, zou
moeten volgen.
Toen Jcwam de geesel der werkloos
heid. De wereldmarkt was overvoerd,
er was geen afname meer, fabrieken
werden stilgelegd en landbouwproduc
ten hadden geen waarde meer en men
begon te spreken van „malaise".
En nu, aan het einde van 1931,
spreekt men van „crisis".
vaar van Moskou dichter bij is dan
menigeen wel vermoedt.
Het is de volstrekte omkeering van
alle geestelijke waarden. Niets van wat
de menschheid vroeger heilig en dier
baar was, staat meer vast. Geen heilig
heid van huwelijks- en gezinsleven,
geen eerbied voor gezag en overheid,
geen schaamte en ingetogenheid. Men
spreekt van rechten, maar van geen
plichten, van lusten, maar van geen
lasten, van brood en spelen, maar van
geen werken en versobering.
En boven dat alles leven we in een
paradoxalen tijd. Men spreekt over re
ligie en nimmer stond men verder van
de riligie af; men spreekt van gemeen
schapszin en nimmer vierde het bruut
individualisme meer hoogtijmen
spreekt van internationalisme en nim
mer bukte men dieper voor den god
van het nationalisme; men spreekt van
wereldvrede en nimmer waren er méér
geruchten van oorlogen; men spreekt
van democratie en nimmer heerschte de
autocratie meer onbeperkt; men spreekt
van een bewust worden der groote
massa en nimmer werd de domme mas
sa méér opgezweept door valsche de
magogie; men spreekt van technische
volmaaktheid en nimmer bleek men-
schelijke onmacht meer dan juist in
dezen tijd.
We zouden zoo door kunnen gaan.
Het is de tijd van de grootste para
dox, van de geweldige tegenstelling,
waarin één ding slechts heel duidelijk
aan het licht treedt; de menschelijke
onmacht, het menschelijk fiasco. Het
hoogtepunt van het menschelijk kunnen
is tegelijk het dieptepunt van het men
schelijk niet-kunnen.
Geestelijk en stoffelijk zijn we vast
geraakt in eigen netten. Alle berekening
heeft gefaald en in plaats van geeste
lijke en stoffelijke overwaarde, is er
slechts één groot deficit.
En met die „crisis" gaan we 1932 in.
En de mensch is materialistisch van
aanleg, zoodat er groote kans is, dat
hij zich blind staart op de economische
crisis en de geweldige geestelijke crisis
die er mee gepaard gaat niet ziet.
Dat zou echter een ramp te meer zijn,
want de geestelijke crisis is niet minder
erg, dan de stoffelijke. In haar wezen
veel erger. Want het zou mogelijk zijn,
dat we door omstandigheden weer een
opleving kregen, misschien nog onver
wachts en dan was het geleden leed
spoedig vergeten, maar de schade, die
een geestelijke crisis aanricht, is on
herstelbaar.
En was deze geestelijke crisis er niet,
dan zou men kunnen aannemen, dat
wellicht binnen afzienbaren tijd de eco
nomische nood zou verdwijnen en we
weer een normale tijd zouden krijgen
als we voorheen gehad hebben. Maar
juist de geestelijke crisis, die het leven
over de geheele wereld heeft aangetast,
doet vermoeden, dat we in een tijds
gewricht van groote overgang leven.
De ontreddering der geesten, vooral
onder de jonge menschen, spelt geen
goeds.
Wie zich op de hoogte houdt van
wat het opgroeiend geslacht aan gees
telijk voedsel door de radio en pers en
boek en lezing te slikken krijgt, houdt
zijn hart vast en bemerkt, dat het ge-
En Nederland neemt bij dit alles nog
een zeer bevoorrechhte plaats in. Een
Kerstboodschap als >;wij hoorden uit
Koninklijken mond is nergens op de
geheele wereld meer mogelijk. Men
heeft Keizers en Koningen verjaagd,
vermoord en waar ze bleven, missen
ze de kracht om van den Koning der
koningen te spreken in het publieke
leven. God schenkt het alleen ons volk
nog.
Dat is de historische band. God
houdt rekening met de lijn der geslach
ten.
Zoo waar als het is, wanneer ouders
onrijpe druiven eten, de tanden der kin
deren stomp worden, even waar is het,
dat God zegent tot in het duizendste
geslacht van die Hem vreezen.
Dat is het groote, ontroerende feit
van deze Kerstboodschap geweest, nog
een navonkeling van het vuur des ge-
löofs, dat in de voorvaderen heeft ge
brand.
Maar ons volk zal die zegeningen
gaan verbeuren, wanneer het 1932 in
gaat zooals het 1931 is uitgetreden.
Want er is veroppervlakkiging, afval,
verzaking, onverschilligheid, vermate-
rialiseering.
Er is een geestelijke crisis. En God
alleen weet waar we heen gaan.
Men spreekt van een wederkomst
des Heeren, een eind der dingen, de
groote catastrofe. Wie zal het zeggen
De teekenen der tijden zijn precies
overeenkomstig als de Heiland ze heeft
voorspeld tijdens Zijn omwandeling op
aarde.
Nochtans zal die Dag komen als een
dief in den nacht, d. w. z. op een tijd
stip als niemand het verwachten zal. En
als al deze dingen, die de Heiland voor
zegd heeft, komen, dan voegt Hij er aan
toe: maar nog is het einde niet.
Zoo is er verheuging en beven voor
'k Tel zachtkens meede torenklok slaat een
dan nog een slag, en nog een twaalf slagen
die dreunend over 't dorp de tijding dragent
het oude jaar ging heen, voor immer heen
En met den laatsten slag tracht ik 't verleen
't ontworstlen, want mijn hart stelt duizend vragen,
't wil weten wat de naderende dagen
verbergen. Maar beantwoord wordt er geen
God, stil Gij nu die onrust van 't gemoed
't was ongeloof, dat mij beangst deed vragen,
'k mistrouwd' uw zorg, die zelfs de raven voedt.
Laat mij uw leiding zien, die wijs en goed
de wereld voert naar 't einde harer dagen
dan ga 'k gerust de toekomst tegemoet.
JAN K.
allen, die waarachtig behooren tot de
Kerke Christi. Blijdschap, ja, want zij
verwacht de wederkomst des Heeren en
iedere jaarswisseling is een stap nader
tot het Vaderhuis, maar ook beving,
want de wederkomst des Heeren zal
gepaard gaan en vooraf gegaan wor
den van benauwdheid der tijden.
De geest uit den afgrond moet eerst
openbaar worden. En wie zijn oor te
luisteren legt en het geluid opvangt van
hen, die in dienst staan van socialisme
en communisme, de predikers van den
vreeselijken haat, die zelfs heel jonge
kinderharten vergiftigen, beeft voor den
ontzettenden geest des tijds.
Maar al deze dingen moeten ge
schieden.
Eén troost blijft er voor ieder, die
staat in het geloof; Christus heeft voor
Zijn hemelvaart gezegd: Ik ben met U
tot aan de voleinding der wereld. God
zelf houdt de teugels van het wereld
leven in Zijn Goddelijke Vingeren, en
geen ding geschiedt er zonder Zijn
hoog bevel. Als satan wordt losge
laten om zijn plagen over de wereld te
brengen, dan geschiedt dat loslaten op
bevel van God zelf. Boven het rumoer
der volken staat Hij, die het Begin en
het Einde is.
Dat geeft een groote rust en stille
vrede.
Ook bij den ingang van 1932 kan dit
alleen een troost zijn, een bron van
nieuwe kracht.
Wij hopen, dat al onze lezers het
geheim van deze Kracht kennen en zoo
niet, dat zij geen rust zullen kennen
voor deze Kracht hun sterk maakt voor
de dingen, die gewisselijk komen zullen.
Dat is een rustpunt te midden der
baren, een rots die vast staat.
Zoo iets, dan heeft de geschiedenis
van 1931 de menschheid wel bewezen,
dat bij den mensch alleen maar on
macht, nietigheid is. We kunnen van
ons zelve niets. Ook niet in ons per
soonlijk leven, maar wie God tot zijn
Sterkte heeft, behoeft niet te vreezen,
die zal de kracht vernieuwen als eens
arends, en al zullen jongen gewisselijk
vallen, zij zullen staande blijven.
Als God ons een hoog vertrek is,
waarvoor zullen we dan vreezen
Wat is heerlijker in dit leven, dan om
met de hand geloovig gelegd op den
91 sten Psalm en het oog naar boven
gericht, het oude jaar met het nieuwe
te verwisselen
DE VACATURE TE MIDDELHARNIS,
Naar bekend geworden is hebben ruim een
90-tal gegadigden naar de betrekking van ge
meente-secretaris te Middelharnis gedongen.
Wel een teeken des tijds
Indien het waar is dat men van heel die
schare nadere inlichtingen inwon, zal de Raad
straks heel wat te doen hebben.
Is dat breede onderzoek gevolg van het feit,
dat men vreest geen keus genoeg te hebben
ofoindat ieder der raadsleden voor zich al
een keus gedaan heeft en dus maar liefst wat
in de ruimte blijft zwemmen
Ons dunkt, dat het vraagstuk der benoeming
niet zoo moeilijk behoeft te zijn,
Middelharnis heeft recht op een Antirev. ge
meente-secretaris en wel tevens lid van de Ned.
Herv. Kerk, zoo mogelijk lid van den Geref.
Bond.
Naar bekend geworden is zijn er ook Chr.
Hist, onder de candidaten.
In Middelharnis heeft deze richting nooit vas
ten voet kunnen krijgen.
Bovendien zijn er tegenwoordig Chr. Hist, en
,,Chr. Hist.", de laaste tusschen aanhalingstee-
kens.
Er zijn van die liberale sollicitanten naar al
lerlei publieke ambten die er geen bezwaar in
zien zich in een' rechtsche gemeente als „Chr.
Hist." aan te dienen, dat maakt hun persoon
wat aannemelijker,
We hopen op Flakkee voor dergelijke figuren
in het ambt van burgemeester of gemeente-secre
taris bewaard te blijven.
Onze bevolking heeft er recht op, dat de
ambtenaren die haar dienen van dezelfde gees
telijke richting zijn als zij zelf is.
Daar mankeert op Flakkee nog maar al te
veel aan.
Wanneer we na gaan, uit hoeveel vreemdsoor
tige pluimage de vogels zijn die hier uit de pu
blieke kassen hun voedsel pikken, krijgt men
een vreemd beeld van de verhouding die er
tusschen de bevolking en haar ambtenaren be
staat. We denken slechts aan 'het H. B. S.-,
Ambachtsschool-, belasting-ambtenaren-, politie
personeel enz.
Wanneer men in Middelharnis den Ned. Herv.
Anti-Rev. van Geref. Belijdenis benoemt
en we weten dat daar uitstekende candidaten
onder zijn— doet men niet anders dan een stap
in de richting tot vermindering van een valsche
verhouding, die er in Middelharnis en op geheel
Flakkee sinds jaren bestaat.