L UIT HET WOORD J Oi Prof. Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen PREDIKBEURTEN JEUGDLEVEN SS ISSSS ALLERLEI 88888 J 7 ONDER REDACTIE VAN OP ZONDAG 20 DEC. 1931 STICHTELIJKE OVERDENKING RIJK WORDEN. De apostel Paulus wil een collecte uit Corinthe voor de behoeftige broe ders en zusters elders. Geen betere aanbeveling weet hij daarbij, dan wat hij in onzen tekst zegt van het „rijk worden" door 't geen Christus voor ons gedaan heeft, als Hij is arm geworden. Hier komt levensbeschouwing tegen over levensbeschouwing te staan. Hier botst het Evangelie tegen, wat in Corinthe voor hoogste wijsheid gold. In het weelderige Corinthe, waar schijnlijk onder de Corinthische Chris tenen ook, moest de strijd met het Evangelie gestreden tegenover schat ting van het stoffelijk bezit. En dat doet Paulus door, zonder eenige verklaring, van „rijk en arm worden" te spreken in een anderen zin, dan waarin wij er gewoonlijk over spreken. En hij plaatst dat andere rijk worden in eens in 't middelpunt van al 's menschen overleggen, met terzijde stelling van dat arm en rijk zijn, waar door veelal de gedachten worden bezig gehouden. En hij zegt daarmeeNeen, dat is niet rijk zijnveel geld hebben. Neen, dat is niet arm zijnbroods gebrek hebben. Maar rijk zijn, dat is den hemel bezitten. En arm zijn, dat is: den hemel verloren hebben. Dat was armoede, dat Jezus den hemel prijs gaf. En dat is rijkdom, dat Hij ons den hemel verwierf. En het arm en rijk zijn, waarover de mensch gewoonlijk zoo tobt, is maar bijkomstig. Dat is de levensbeschouwing van het Kerst evangelie. Dat botst tegen, wat nu nog in onze samenleving doorgaat voor onweder- sprekelijke waarheid. Rijk is, wie veel geld heeft, wie veel goederen, veel effecten, huizen, fabrieken, landerijen bezit. En arm is, wie van die goederen der aarde verstoken, niets heeft, dan een paar handen, om te werken. En dat „rijk zijn of arm" vult tfooral in onze dagen heel het denken der menschen, en heel het hart, en heel het gesprek. De gansche maatschappe lijke strijd gaat daar ongeveer in op. Het is het jagen van rnillioenen zielen, om rijk te worden, en de schrik van even zoo velen, om arm te worden. Neen, zoo toept het Kerstevangelie er tegen inDat is niet rijk en arm worden, waarnaar gij zoo jaagt en waarvoor gij zoo vreest. Arm worden lsden hemel verliezen, zooals Jezus vrijwillig deed, als Hij, de eeuwige £oon Gods, in 't vleesch vei scheen. n rijk worden, dat isden hemel winnen, wat Jezus door Zijn armoede voor ons deed. aI, heeft iemand vele goederen, vele jaren opgelegd, en al kan hij zich in weelde baden, al woont hij in een prachtig huis en al gaat hij schitterend gekleed, het is een arme man, zoo hij niet rijk is in God. zoo hij door het geloof in Jezus Christus niet erfgenaam werd des eeuwigen levens. Vergaap u toch niet aan den rijkdomer gaat onder een schitterend uiterlijk zoo veel, diepe, jammerlijke, armoede schuil. En al heeft iemand niet; of ter nauwernood, voedsel en deksel, en hij mag wéten de genade van onzen Heere Jezus Christus, die om zijnentwil arm werd, dan is hij een rijk man. Zóó rijk, dat het niet te schatten is, want hij is een kind van God geworden en een mede-erfgenaam van Christus. Hij bezit een God voor zijn ziel. Die hem een fontein is van leven en vroolijk- heid, welke hem alle dag overvloedig versterkt en verkwikt. Al zijn schulden j zijn hem betaald door Jezus, al zijn vijanden door Hem overwonnen. Er is verzadiging der ziel, en rust voor zijn hart en vrede bij Hem, en dan wenkt een erfenis in de toekomst, zóó groot, dat er geen denkbeeld van is. Zou zulkeen arm zijn, die den hemel bezit Wij mogen dat Evangelie niet mis kennen, dat spreekt van zoo veel beteren rijkdom, dan die deze aarde biedt, den rijkdom door Christus' armoede ver kregen. Hoevelen kennen in onze dagen maar één ideaal, (ook die zich Christenen noemen)rijk worden, veel geld heb ben, daar wordt alles op gezet, daar voor moet alles uit den weg. En als het niet lukt, dan is er verbittering. Arme menschen, zelfs als zij slagen Hebben wij nu het betere leers n zoeken Dien rijkdom in Christus, door Zijn armoede verkregen, die geestelijke rijkdom, die schatten des hemels Dat vaderhuis met de vele woningen Die kleederen des heils? Dat goud, be proefd komende uit het vuur, namelijk het geloof? En ook gevonden dien rijkdom dan gaan wij toch het leven anders aanzien. Dan valt er toch een ander licht in den maatschappelijken strijd. Dan zoeken wij immers eerst het Ko ninkrijk Gods en zijn gerechtigheid. Dan wordt het zooveel beter te ver dragen, als stoffelijke welvaart ver mindert. En als dan, gelijk in Corinthe, collecte gevraagd wordt voor behoeftige broeders en zusters, dan is er zooveel bereidwilligheid om te geven en dank baarheid, om dat God het ons vergunt te geven, wait wij moeten telkens weer denken, met een hart vol innige erkentelijkheid aan Hern^ Die, daar Hij rijk was, is arm geworden om onzent- wil, opdat Hij door Zijn armoede ve'en zou rijk maken. lm .8 r VOOR DEN ZONDAG ~l NED. HERV. KERK. - Sommelsdijk, v.m, leesd., 's av. Ds. v. Asch. -Middelharnis, v.m. Ds. v. Ameide van Ouddorp, 's av de heer Vetter van Langstraat (coll.) Den Bommel, v.m. leesd., n.m. Ds. v. d. Wal van Dirksland. Ookgensplaat, v.m. 9.30 leesd., 's av. 6 uur Ds. v. d. Wal van Wageningen. Nieuwe Tonge, v.m. leesd., n.m. Ds Dekker. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, v.m. Ds. v. Asch van Sommelsdijk Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, v.m. 9.30 Ds. Deker van N. Tonge. Ouddorp, v.m. leesd., n.m. Ds. v Ameide GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst. Ouddorp, v.m. leesd., n.m. Ds. v. d. Velde CHR GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. v. d. Vegt van Doesburg. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 'en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en s av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst, OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. en n.m. leesdienst. DOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. ■sta B5S3 7V Opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. 2 Cor. 89b ■■■■■■■■■■na BK KKUKKKaaaiBlMK KH ■K KK HOOG ONS IDEAAL. I Met welk een enthousiasme, begeesterd door de hoop op de verwerkelijking, schalt het lied der A.J.C.'ers, optrekkend in dichte drommen door de straten der groote steden, of demon- streer'ende door de dorpen, gelegen tusschen de broodgevende landouwen, uit duizenden mon den,- dat is ons heiling, ons heilig ideaal. En door die enthousiastische demonstreerende A.J.C.'ers (wie kent ze niet in onzen tijd) wor den anderen misleid door 'het valsche ideaal, met denzelfden geest van opstandigheid en ban deloosheid bezield. Maar dat is en mag nooit worden' ons ideaal, die gevoed zijn uit de bron van het Calvinisme, wier leven en belijdenis gefundeerd is op het Eeuwige onveranderlijke Woord onzes Gods, die het teeken 'en zegel van Gods be loften op hunne voorhoofden mogen dragen. Wji 'begeeren geen ideaal, dat feilbaar en dagelijks aan verandering of vernietiging onder worpen is. Wij begeeren geen ideaal, dat het materialisme tot doel heeft, want wat uit 't stof is neemt een end. Maar wij hebben een ideaal, dat vast is in de Rots der eeuwigheid, Jezus Ghristus, die gisteren en heden en tot in der eeuwigheid Dezelfde is. Wij hebben een heilig ideaal, geheiligd door het bloed van Christus ,dat haar verwezenlijking in de eeuwigheid vindt. Niet het ideaal der A.J.C. of S.D.A.P. is heilig, al zeggen ze het zelf, maar dat is een onheilig en on-Goddelijk ideaal, da-t Gods orde miskent, en de hervorming der wereld' naar menschelijk willen en kunnen, beoogt niet an ders dan losscheuring van Gods orde en Zijn autoriteit over Zijn schepping. Maar wanneer ik nu zeg, dat ons ideaal be rust in de eeuwigheid, dan mag dat ons niet doen afschrikken of onszelven daardoor dat wachtwoord van ons leven' van de schouders werpen; omdat ons ideaal 'hoog te houd'en van ons in de eeuwigheid niet zal gevraagd worden, want in den hemel kennen wij geen ideaal, zooals we dat hier moeten kermen, want daar zal God zijn alles in allen. Maar dat hoog houden van ons ideaal wordt hier gevraagd op elk terrein van het leven. In onzen dagelijkschen arbeid moet het ge durig voor onze oogen geschreven staan. Maar ons leven wordt zoo beheerscht door de misdadige hooghartigheid, die meent, dat het zoo al wel is, dat het genoeg is, en zoo moet het maar. De spreuk; dat is genoeg, heeft in het leven ai veel kwaad gehracht, zelfs groote ongelukken veroorzaakt. Ik heb wel eens gelezen van werklieden, die bij het graven van een fundeering stieten op een ouden muur, en waar juist op deze plaats het nieuwe gebouw moest verrijzen, wem deze oude muur maar voor fun dament gehouden. Dat kon nog wel. Maar foen het gebouw bijna klaar was, stortte het in, en werden deze zelfde arbeiders onder het neer stortend puin verpletterd, en vonden door hun „dat kan nog wei" zelf den dood. Het geen iioog ideaal hebben, het tevreden zijn met half werk, het vertrouwen stellen, dat het zoo wel kan, duidt in den mensch een lagen standaard. Gauw voldaan zijn over zijn of haar werk, toont geen hoog gevoel van -eer en geen hoog ideaal. Dat is het beeld van den tragen, vadsigen mensch, die zeker niet bewust is ot wil zijn, dat hij werkt in twee kringen, daar waar de men schen zijn werk beoordeelen, en daar waar Gods oog allen ziet wat, hij doet. Hoe weinig zijn er, vooral in onzen tijd, die hun werk ernstig opnemen, die verstaan, dat achteloosheid en slordigheid in arbeid en bedrijf schadelijk werkt op onze vorming en heilig making, want dan wordt gemist dat ideaal, dat in onzen dagelijkschen arbeid afspiegelt wat wij zijn in onzen arbeid voor de vorming van ons leven, om ons voor te bereiden voor, onze man nelijke jaren, die ons zal voeren in den vollen strijd des levens. Onzen arbeid moet gedreven en aangevuurd worden door een' hoog ideaal; onze spreuk moet worden: het goede is de vijand van het beste Voldaanheid op het terrein van onze vorming kan en mag niet gevonden worden, want hoe meer wij weten, hoe meer wij weten, dat wij niets weten. Juist dat moet ons tot werken en onderzoeken aansporen en uitdrijven tot activi teit om ons ideaal hoog te houden, en te jagen naar de volmaaktheid. Wij zullen hier die volmaaktheid nimmer be reiken, maar dat geeft ons nooit het recht om ons daarom van onze Goddelijke roeping te onttrekken'. Juist het motto: „het kan er wel mee door", vooral in het leven van de jeugd, is zóó onwaar dig en vernederend, omdat het blijkt geeft van een zwak karakter, dat in dagen van beproeving en verzoeking zoo lichtelijk ineenstort. Neen het, ons ideaal hoo gte houden, be- teekent geleerd te hebben te werken onder het Alziend oog des Heeren, die onze daden keurt. Ons ideaal hoog te houden beteekent voor ons Gods wil te doen en Zijn Naam in alles te verheerlijken. Ons ideaal hoog te houden moet voor ons zijn, om het Paulus na te zeggen: ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus gegrepen ben, en dan de zeker heid van de verwerkelijking van dat ideaal: voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaar digheid, die mij de rechtvaardige Rechter in dien dag geven zal. Dat ideaal moet zijn ons heilig ideaèl. Dat is niet een materialistisch ideaal, dat op komt, blinkt en verzinkt, maar dat is een ideaal, dat in de eeuwigheid vast ligt eji daar zijn ver wezenlijking zal vinden. Onze tijd roept ons, meer dan ooit, om ons ideaal hoog te houden. Alles is gedrukt en verslagen, het beeld der wereld is veranderd als een blad, dat door den herfstwind van haar plaats is losgescheurd en op de aarde geworpen. Maar is God veranderd, heeft Hij ons Zijne beloften ontnomen Immers neen Mogen wij dan verflauwen en ons jeugd- idealisme laten tanen Neen want nu juist is noodig 'het ideaal hoog te houden, -Gods daden te vermelden en Zijn werken te vertellen, die Hij vanouds aan ons gedaan heeft, is onze dure roeping. En dat zal ons bezielen ooi in de kracht des geloofs, zelfs in grooten strijd en nood, toch ons ideaal, de komst van Gods Koninkrijk en de verheer lijking van Zijn Naam, hoog te houden. Jongedochters, jongelingen, Waar men straks u roepen zal, Om te staan op Sions wal, Voor uw Koning te staan pal, Waar gij niets aan af kunt dingen; Gordt als een éénig man uw zwaard Aan uw zijde, 't heeft bewaard 't Woord dat Ghristus openbaart Duizenden, nu hemelingen. Laat u leiden door 'Gods Geest, Nimmer zult ge zijn bevreesd. O. A. P. OUDDORP. De Ned. Herv. Jongedochters- vereen. „Tabitha" hield Dinsdag haar 5de jaar vergadering in de Oude School. De 'toeloop voor deze samenkomst was zoo groot, dat eeni- gen tijd vóór het begin de voordeur moest ge sloten worden. Stoelen werden aangedragen en geplaatst, waar nog maar een klein plaatsje er voor te vinden was en zoo werden nog enkele personen door de zijdeur binnengelaten, wat toch ook weer .zeer bezwaarlijk ging. 'Het samenzijn werd na het zin-gén van Ps. 119 1 en 3 met gebed en het lezen van Hebr. 13 door Ds. v. Ameide geopend. Naar aanleiding van het 14de vers uit 'het voorgelezen hoofdstuk sprak ZijnEerw. een woord ter inleiding. Dit 14de vers is de -belijdenis van allen, -die een ander leven door Gods -genade hebben leeren kennen. Denkt aan Abraham, Ja cob op zijn sterfbed, David, Petrus, Paulus enz. Hun burgerschap was in de hemelen, ze rustten niet in de dingen dezer wereld. De natuurlijke mensch beseft dat niet. Het hart is gelijk aan een zwaar gewicht, dat altijd de laagte zoekt. Het gif d-er zonde wordt niet gekend, met een toekomstig oordeel niet gerekend en alles van de aarde verwacht. Tijdelijk wordt de mensch in zijn dwazen1 waan gestoord als er één wordt weggenomen, of eigen lichaam ernstig krank wordt. „O -mensch gij hebt hier geen -blijvende plaats." Met Gods kinderen is bet anders. Zij zijn de stad des verderfs ontvluchtze hebben hun oude gezelschap verlaten en jaren naar het wit. Een vraag„Is dat uw belijdenis We zijn op reis' naar ons eeuwig huis ook de jonge menschen. Waar heen zijn we op reis? Niet op reis naar de toekomende stad, dan op reis naar de hel. Wij moeten een goede reispas hebben verzoend zijn met een heilig Godde eenige Borg en Zaligmaker moet ons deel zijn. God zelf doq ons zoeken, opdat in de stervensure ons deel moge zijnEen stad daarboven bereid. Uit de verslagen vernemen wij, -dat 1 lid heeft bedankt en 3 zich hebben aangesloten dus zijn er thans 21 leden. Dezer dagen worden 308 stuks goederen uitgedeeld. Wat een nuttige ar beid is daaraan verricht. 44 lakens, 42 sloopen, 30 vrouwenhemden, 26 kinderhemden, 6 mans hemden 6 mansbroeken 6 vrouwenrokken 10 vrouwenbroeken20 directoires; 13 onder jurkjes 7 nachtjaponnen 5 vrouwenjakjes 6 vrouwenschorten 10 borstrokken 15 overhem den 6 jongens-overhemden9 j. 'broeken 5 kinderborstrokken 3 kinderjurkjes 3 truien 24 mutsen3 sjaals en 12 paar kousen. Onder 'het opgenoemde zijn ook door anderen geschon ken zaken. Eer de dag -der uitdeeling daar is, worden door enkele leden die huisgezinnen be zocht, waarvan vermoed wordt, dat er iets noodig is, en onderzocht wordt, wat er noodig is en daarmee rekening houdende heeft de uit deeling plaats. -De collecte in de gemeente heeft opgebracht 243,65. Aan katoen, keper enz. is uitgegeven 306,65. De gezamenlijke inkomsten ziin geweest 309.29 saldo in kas 2.64. De collecte op dezen avond gehouden bracht op 41,28 terwijl aan de deur is ontvangen 11.40 Een mooi programma werd door de leden afgewerkt. Wij laten de titels hier volgen en plaatsen de namen van de leden er achter, die het opstel enz. voorlazen Gidion, opstel L. v. KoppenEr is -een Qod, gedicht K. Meijer Ruth, opstel P. Verhage Hiskia's genezing, ge dicht L. v. d. Klooster. Na de pauze Intocht in Kanaan, opstel C. Westhoeve Een offerdood, gedicht. A. Looij: Joh. Huss opstel; G. Spaan; G. Spaan Gedenk den Sabbat-hdag; -gedicht G. Duvalois. Dit alles werd afgewisseld door het zingen van een viertal schoone Chr. liederen, met begeleiding van orgel. Nadat de felicitaties van een drietal hier bestaande vereenigingen waren overgebracht, be dankte de presidente Ds. van Ameide voor de goede leiding en nam zij onder hartelijke be woordingen afscheid van de vereen, wegens haar vertrek naar Rottedam. Ds. van A. wenschte haar toe, dat zij gaan mocht dn de gunst en met goedkeuring onzes Gods„de Heere zij met u" Na een indrukmakend slotwoord door den -predikant sloot deze het samenzijn met dank gebed. DE VROUWE VAN BETHLEHEM. Lezing van Ds, P, A. Zeilstra vobr de afd. Middelharnis—Sommelsdijk van den Ned. Chr, Vrouwenbond. Donderdagavond hield de afdeeling Middel harnis—Sommelsdijk van den Neaerlandsch,, Christen Vrouwenbond haar Kerstavond. Det presidente opende de vergadering op de gebruikelijke wijze en heette allen hartelijk wel kom, inzonderheid Ds. P. A. Zeilstra van Middelharnis, die dezen avond voor de afd. een lezing zou houden over De Vrouwe van Bethlehem. In enkele korte woorden zette de presidente uiteen wat het doel van den Ned. Chr. Vrou wenbond is, daarna gaf ze het woord aan Ds.. Zeilstra tot het houden van zijn lezing: „De Vrouwe van Bethlehem". De Vrouwe van Bethlehem, begon spr. zijn lezing, is niet Rachel, -die begraven ligt in Efrath's velden en die in haar stervensmart haar jongsten zoon noemde Benomi, kind der smar ten. Deze Benoni echter wordt door Jacob, die stond in 't geloof, genoemd Benjamin. De Vrouwe van Bethlehem is ook niet David's moeder, die wel een zeer vrome vrouw moet zijn geweest. Maar de Vrouwe van Bethlehem is Maria uit het geslacht van David. In Maria of Mirjam vinden we het woord Mara terug, dat bitterheid beteekent. De bitterheden zijn ook Maria niet gespaard gebleven. Al behoorden ook Maria en Jozef tot het koninklijk geslacht van David, zij moeten toch gerekend worden tot de zeer eenvoudigen des lands, dat blijkt ook wel als zij na veertig dagen opgaan om het Kindeke in den Tempel voor te stellen, dan brengen zij ook wel een offer, maar het is het off-er der armen. Als Maria en Jozef nog ondertrouwd zijn, verschijnt er in Maria's eenvoudige huis een engel, de engel Gabriël, die voor God staat. Deze Goddelijke Boodschapper begroet Maria als een vorstin: „Wees gegroet, gij begenadigde, de Heere is met u, -gij zijt gezegend onder de vrouwen." Dan hoort Maria de Goddelijke boodschap, dat zij zal worden de Moeder van Gods Zoon. Maria moet een vrome jonge vrouw geweest zijn, dat God haar aangezien heeft om te worden tot de Moeder van Zijn Zoon. De Heilige Geest zal haar overschaduwen. En dan komt Maria's antwoord in volledige overgave aan Gods bestel: Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord. De Engel wijst dan Maria op Elizabeth. Maria, die over het groote en wondervolle geheim, haar door den En-gel gezegd, nog niet spreken kan met Jozef, haar verloofde, reist van Nazareth naar een stad in Juda, waar Elizabeth woont. Daar bij Elizabeth tegen de oudere vrouw zal izij kunnen spreken over wat haar geheel vervult. Elizabeth en Maria, in haar 'beiden wordt ver tegenwoordigd, schaduw en vervulling, het Oude en Nieuwe Testament, Wet en Evangelie. Maria en Elizabeth, hoe zullen zij tezamen gesprokén hebben over de woorden des Heeren, haar door een Engel gezegd. En Elizabeth, de oudere vrome vrouw, hoe zal zij de jongere Maria hebben gesterkt. Dan hooren we ook Maria's lofzang: „Mijne ziel maakt groot den Heere". God zij alleen groot gemaakt. Maria eischt niet voor zichzelf aandacht op, neen, die weert ze af, ze wil alleen Gods Naam verheerlijkt zien. Doch al heeft Maria -door Engelen de Godde lijke boodschap gehoord, al is ze begroet ge worden als een gezegende onder de vrouwen, donkere dagen «aderen voor haar. De menschen, hoe zullen die oordeelen. Aan hen is geen Goddelijke boodschap gebracht. En Jozef, haar bruidegom Doordat we lezen -hoe God Zelve Jozef helpt in zijn strijd kunnen we zien hoe ook Jozef heeft te strijden 'en te lijden gehad voor God hem ■geopenbaard had, wat aan Maria geschied was, Niet openbaar 'had Jozef haar te schande wil len maken. En hij tracht nog naar menschelijke wijze een oplossing te vinden. Dan wijst God echter zeit aan jozef aan hoe hij handelen moet. Jozet en Maria wonen in Nazareth, de Chris tus moest geboren worden in Bethlehem, naar der Eroleten woord. God, die de harten der koningen neigt als waterbeken, hij gebruikt keizer Augustus om Zijn woord in vervulling te doen -gaan. En jozef en -Maria reizen heen naar Beth lehem. Dan komt voor Maria haar ure. En is zij dan de gezegende onder de vrouwen, is dit Kindeke dan het hoogste Maria, die haar Kindje in een stal ziet ge boren worden. Een kribbe en een stal. Elizabeth's kindje wordt geboren in het eigen huis en de geburinnen bewijzen nog hun be langstelling. Maar Maria ziet het met het geloofsoog, zij bewaart al het -gebeuren in haar hart. Als Maria en Jozef dit Kindje gaan voorstellen -in den Tempel, dan is ook die gebeuren weer ontbloot van alle aardscbe glans, het offer der armen, meer kunnen ze niet brengen. Doch dan is er ook Simeon, en hij spreekt van een licht tot verlichting d-er heidenen, maar ook een zwaard zal door uw ziel gaan. Dat zwaard is door Maria's ziel gegaan. Niet eens ot tweemaal, maar het zwaard dat was er voortdurend, al zal het in verschillende tijden te feller gevoeld worden. In Maria is de strijd, dat ze Christus als Zoon steeds meer moest loslaten, om hem als haar Zaligmaker steeds meer te vinden. En we zien op de bruiloft te Kana, dat ze dan door Christus zelf hierin nog geleerd wordt. Hij wijst haar als Moeder terug, ze moest hem als Zaligmaker eeren. Maria heeft veel bitterheid geleden, maar als helder haar geloof is, dan wijkt de bitterheid en smaakt ze de 'blijdschap om Christus als haar Heiland te zien. Het felst zal. Maria de smart van het zwaard gevoeld hebben aan den voet van het kruis,. Maar dan is- er ook weer de vertroosting als de Heiland haar op Johannes wijst. Als het Paaschfeest geweest is, dan -wordt het zwaard teruggetrokken. Dan kan het voor Maria Kerstfeest gaan worden. Na de Hemelvaart lezen we van Maria niet meer, want wel heeft God groote eere gegeven aan Maria, de Vrouwe van Bethlehem, dat zij mocht zijn de Moeder des Heeren en we noemen haar gezegend onder de vrouwen, maar ons hart brengt lof haar Zoon, die de Zaligmaker d-er wereld is. Onder groote stilte was deze lezing aan gehoord. De presidente zegt Ds. eZilstra zeer hartelijk dank voor het kostelijk woord, dat hij dezen avond de afdeeling van den Ned. Chr. Vrou wenbond gebracht heeft. In de pauze die volgde werd een kopje thee geschonken, Na de pauze werd door een der leden een mooi--gedicht van Wapenaar gelezen en een ander las een Kerstverhaal. Daarna werd door Ds. Zeilstra de vergadering met dankgebed -gesloten. Deze drukbezochte vergadering behoort wel tot de -mooiste, die -de afdeeling Middelharnis Sommelsdijk -dit jaar gehouden heeft. Moge ze er toe bijdragen, dat de gedachte van den Ned. Chr. Vrouwenbond ook op ons eiland meer verspreid worde en onze afdeeling moge toenemen in groei en bloei. VOLHOUDEN IS NOODIG. Het Zendingsbureau te Oegstgeest verzoekt ons plaatsing voor het volgende Zooals reeds bekend werd gemaakt moet er om tot een sluitende rekening te komen deze maand een even groot bedrag inkomen als in December 1930. Er rijst echter eenige vrees of dat zal gebeuren, wanneer wij zien, dat er toen in de eerste helft van de maand 70.000. is ontvangen, terwijl er dit jaar in dien tijd 56.000.is ingekomen. Wij bouwen echter onze hoop op de meer dan 50.000 vrienden der Zending, tot wie onze laatste oproep is uitgegaan. Helaas is er daarin een drukfout geraakt, n.i. dat de Zendngsweek verleden jaar 288.000.zou hebben opge bracht, terwijl -er had moeten staan 188.000. Er blijkt reeds misverstand door deze fout te zijn ontstaan. Wij hopen, dat -de te hooge cijfer de offervaardigheid niet zal drukken, maar dat men tot het uiterste in zijn steun zal volharden, temeer omdat er nu reeds blijkt, dat door aller lei tusschentijdsche 'bezuinigingsmaatregelen in Indië, de rekeningen van de Zen-dingspostën straks niet mee. zullen vallen, maar in menig geval de raming zullen overschrijden. NIEUWS VAN OOST-NIEUW-GUINEE. Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons: Dat wij in langen tijd nfets van Oost-Nieuw- Guinee hebben bericht moet niet als een bewijs worden opgevat, -dat er niets zou gebeuren. Het werk gaat -er gezegend voort. Eenige maanden geleden heeft er een groote samenkomst plaats gehad van de christenen uit verschillende ge meenten, totaal 4000 menschen waren -er aan wezig, aan welke allen een onderkomen was verschaft en die allen geborgen konden worden op de feestplaats onder twee hooge boomen, waar zij vanaf een acht meter hoogen „kansel" konden worden toegesproken. Maar niet alleen om te luisteren, ook om onderling te beraadslagen waren zij gekomen^, De kwestie van het dansen nam daarbij een -groote plaats in. De christenen zelf voelen daar in sterk het oude heidensche element, dat be hoort tot dat, wat zij bij het afleggen van hun 'belijdenis vóór den Doop hebben „weggewor pen", zooals het in die belijdenis heet. Maar van bestuurszijde wordt er dikwijls op aange drongen hetWansen niet af te schaffen en daarin zien de Papoea's en vooral hun korano's dorpshoofden -— gemakkelijk een bevel. Zoo komen dze korano's, als zij christenen zijn, in een moeilijk parket en de tegenstelling van gees telijke en wereldlijke overheid speelt al spoedig een rol in deze jonge christengemeenten. Er is nu evenwel besloten bij gemeen overleg, dat in de christengemeenten niet gedanst zal worden, maar dat daar de fluit- en zangkoren tot meer dere ontwikkeling zullen worden gebracht. Nadat in het voorjaar in deze Sentani-dorpen' duizend menschen gedoopt zijn, zijn er in Oc tober nog zeshonderd gevolgd, zoodat ook de uitwendige groei der gemeente voortgaat,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 7