L UIT HET WOORD J
Oi
Prof. Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen
PREDIKBEURTEN
JEUGDLEVEN SS
ISSSS ALLERLEI 88888
J 7
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 20 DEC. 1931
STICHTELIJKE OVERDENKING
RIJK WORDEN.
De apostel Paulus wil een collecte
uit Corinthe voor de behoeftige broe
ders en zusters elders. Geen betere
aanbeveling weet hij daarbij, dan wat
hij in onzen tekst zegt van het „rijk
worden" door 't geen Christus voor ons
gedaan heeft, als Hij is arm geworden.
Hier komt levensbeschouwing tegen
over levensbeschouwing te staan.
Hier botst het Evangelie tegen, wat
in Corinthe voor hoogste wijsheid
gold. In het weelderige Corinthe, waar
schijnlijk onder de Corinthische Chris
tenen ook, moest de strijd met het
Evangelie gestreden tegenover schat
ting van het stoffelijk bezit.
En dat doet Paulus door, zonder
eenige verklaring, van „rijk en arm
worden" te spreken in een anderen
zin, dan waarin wij er gewoonlijk over
spreken. En hij plaatst dat andere rijk
worden in eens in 't middelpunt van
al 's menschen overleggen, met terzijde
stelling van dat arm en rijk zijn, waar
door veelal de gedachten worden bezig
gehouden. En hij zegt daarmeeNeen,
dat is niet rijk zijnveel geld hebben.
Neen, dat is niet arm zijnbroods
gebrek hebben. Maar rijk zijn, dat is
den hemel bezitten. En arm zijn, dat
is: den hemel verloren hebben. Dat
was armoede, dat Jezus den hemel
prijs gaf. En dat is rijkdom, dat Hij ons
den hemel verwierf. En het arm en rijk
zijn, waarover de mensch gewoonlijk
zoo tobt, is maar bijkomstig. Dat is
de levensbeschouwing van het Kerst
evangelie.
Dat botst tegen, wat nu nog in onze
samenleving doorgaat voor onweder-
sprekelijke waarheid. Rijk is, wie veel
geld heeft, wie veel goederen, veel
effecten, huizen, fabrieken, landerijen
bezit. En arm is, wie van die goederen
der aarde verstoken, niets heeft, dan
een paar handen, om te werken.
En dat „rijk zijn of arm" vult tfooral
in onze dagen heel het denken der
menschen, en heel het hart, en heel
het gesprek. De gansche maatschappe
lijke strijd gaat daar ongeveer in op.
Het is het jagen van rnillioenen zielen,
om rijk te worden, en de schrik van
even zoo velen, om arm te worden.
Neen, zoo toept het Kerstevangelie
er tegen inDat is niet rijk en arm
worden, waarnaar gij zoo jaagt en
waarvoor gij zoo vreest. Arm worden
lsden hemel verliezen, zooals Jezus
vrijwillig deed, als Hij, de eeuwige
£oon Gods, in 't vleesch vei scheen.
n rijk worden, dat isden hemel
winnen, wat Jezus door Zijn armoede
voor ons deed.
aI, heeft iemand vele goederen,
vele jaren opgelegd, en al kan
hij zich in weelde baden, al woont
hij in een prachtig huis en al gaat hij
schitterend gekleed, het is een arme
man, zoo hij niet rijk is in God. zoo
hij door het geloof in Jezus Christus
niet erfgenaam werd des eeuwigen
levens. Vergaap u toch niet aan den
rijkdomer gaat onder een schitterend
uiterlijk zoo veel, diepe, jammerlijke,
armoede schuil.
En al heeft iemand niet; of ter
nauwernood, voedsel en deksel, en hij
mag wéten de genade van onzen Heere
Jezus Christus, die om zijnentwil arm
werd, dan is hij een rijk man. Zóó
rijk, dat het niet te schatten is, want
hij is een kind van God geworden en
een mede-erfgenaam van Christus. Hij
bezit een God voor zijn ziel. Die hem
een fontein is van leven en vroolijk-
heid, welke hem alle dag overvloedig
versterkt en verkwikt. Al zijn schulden j
zijn hem betaald door Jezus, al zijn
vijanden door Hem overwonnen. Er is
verzadiging der ziel, en rust voor zijn
hart en vrede bij Hem, en dan wenkt
een erfenis in de toekomst, zóó groot,
dat er geen denkbeeld van is. Zou
zulkeen arm zijn, die den hemel bezit
Wij mogen dat Evangelie niet mis
kennen, dat spreekt van zoo veel beteren
rijkdom, dan die deze aarde biedt, den
rijkdom door Christus' armoede ver
kregen.
Hoevelen kennen in onze dagen maar
één ideaal, (ook die zich Christenen
noemen)rijk worden, veel geld heb
ben, daar wordt alles op gezet, daar
voor moet alles uit den weg. En als
het niet lukt, dan is er verbittering.
Arme menschen, zelfs als zij slagen
Hebben wij nu het betere leers n
zoeken Dien rijkdom in Christus, door
Zijn armoede verkregen, die geestelijke
rijkdom, die schatten des hemels Dat
vaderhuis met de vele woningen Die
kleederen des heils? Dat goud, be
proefd komende uit het vuur, namelijk
het geloof? En ook gevonden dien
rijkdom
dan gaan wij toch het leven anders
aanzien. Dan valt er toch een ander
licht in den maatschappelijken strijd.
Dan zoeken wij immers eerst het Ko
ninkrijk Gods en zijn gerechtigheid.
Dan wordt het zooveel beter te ver
dragen, als stoffelijke welvaart ver
mindert. En als dan, gelijk in Corinthe,
collecte gevraagd wordt voor behoeftige
broeders en zusters, dan is er zooveel
bereidwilligheid om te geven en dank
baarheid, om dat God het ons vergunt
te geven, wait wij moeten telkens
weer denken, met een hart vol innige
erkentelijkheid aan Hern^ Die, daar Hij
rijk was, is arm geworden om onzent-
wil, opdat Hij door Zijn armoede ve'en
zou rijk maken.
lm .8
r VOOR DEN ZONDAG ~l
NED. HERV. KERK. -
Sommelsdijk, v.m, leesd., 's av. Ds. v. Asch.
-Middelharnis, v.m. Ds. v. Ameide van Ouddorp,
's av de heer Vetter van Langstraat (coll.)
Den Bommel, v.m. leesd., n.m. Ds. v. d. Wal van
Dirksland.
Ookgensplaat, v.m. 9.30 leesd., 's av. 6 uur Ds.
v. d. Wal van Wageningen.
Nieuwe Tonge, v.m. leesd., n.m. Ds Dekker.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, v.m. Ds. v. Asch van Sommelsdijk
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, v.m. 9.30 Ds. Deker van N. Tonge.
Ouddorp, v.m. leesd., n.m. Ds. v Ameide
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de
Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de
Lange.
Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst.
Ouddorp, v.m. leesd., n.m. Ds. v. d. Velde
CHR GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. v. d. Vegt
van Doesburg.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 'en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en s av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst,
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. en n.m. leesdienst.
DOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
■sta
B5S3
7V
Opdat gij door Zijn armoede
zoudt rijk worden.
2 Cor. 89b
■■■■■■■■■■na BK KKUKKKaaaiBlMK
KH
■K
KK
HOOG ONS IDEAAL.
I
Met welk een enthousiasme, begeesterd door
de hoop op de verwerkelijking, schalt het lied
der A.J.C.'ers, optrekkend in dichte drommen
door de straten der groote steden, of demon-
streer'ende door de dorpen, gelegen tusschen de
broodgevende landouwen, uit duizenden mon
den,- dat is ons heiling, ons heilig ideaal.
En door die enthousiastische demonstreerende
A.J.C.'ers (wie kent ze niet in onzen tijd) wor
den anderen misleid door 'het valsche ideaal,
met denzelfden geest van opstandigheid en ban
deloosheid bezield.
Maar dat is en mag nooit worden' ons
ideaal, die gevoed zijn uit de bron van het
Calvinisme, wier leven en belijdenis gefundeerd
is op het Eeuwige onveranderlijke Woord onzes
Gods, die het teeken 'en zegel van Gods be
loften op hunne voorhoofden mogen dragen.
Wji 'begeeren geen ideaal, dat feilbaar en
dagelijks aan verandering of vernietiging onder
worpen is. Wij begeeren geen ideaal, dat het
materialisme tot doel heeft, want wat uit 't
stof is neemt een end. Maar wij hebben een
ideaal, dat vast is in de Rots der eeuwigheid,
Jezus Ghristus, die gisteren en heden en tot in
der eeuwigheid Dezelfde is.
Wij hebben een heilig ideaal, geheiligd door
het bloed van Christus ,dat haar verwezenlijking
in de eeuwigheid vindt.
Niet het ideaal der A.J.C. of S.D.A.P. is
heilig, al zeggen ze het zelf, maar dat is een
onheilig en on-Goddelijk ideaal, da-t Gods orde
miskent, en de hervorming der wereld' naar
menschelijk willen en kunnen, beoogt niet an
ders dan losscheuring van Gods orde en Zijn
autoriteit over Zijn schepping.
Maar wanneer ik nu zeg, dat ons ideaal be
rust in de eeuwigheid, dan mag dat ons niet
doen afschrikken of onszelven daardoor dat
wachtwoord van ons leven' van de schouders
werpen; omdat ons ideaal 'hoog te houd'en van
ons in de eeuwigheid niet zal gevraagd worden,
want in den hemel kennen wij geen ideaal,
zooals we dat hier moeten kermen, want daar
zal God zijn alles in allen.
Maar dat hoog houden van ons ideaal wordt
hier gevraagd op elk terrein van het leven.
In onzen dagelijkschen arbeid moet het ge
durig voor onze oogen geschreven staan.
Maar ons leven wordt zoo beheerscht door
de misdadige hooghartigheid, die meent, dat het
zoo al wel is, dat het genoeg is, en zoo moet
het maar. De spreuk; dat is genoeg, heeft in
het leven ai veel kwaad gehracht, zelfs groote
ongelukken veroorzaakt. Ik heb wel eens gelezen
van werklieden, die bij het graven van een
fundeering stieten op een ouden muur, en waar
juist op deze plaats het nieuwe gebouw moest
verrijzen, wem deze oude muur maar voor fun
dament gehouden. Dat kon nog wel. Maar foen
het gebouw bijna klaar was, stortte het in, en
werden deze zelfde arbeiders onder het neer
stortend puin verpletterd, en vonden door hun
„dat kan nog wei" zelf den dood.
Het geen iioog ideaal hebben, het tevreden
zijn met half werk, het vertrouwen stellen, dat
het zoo wel kan, duidt in den mensch een lagen
standaard. Gauw voldaan zijn over zijn of haar
werk, toont geen hoog gevoel van -eer en geen
hoog ideaal.
Dat is het beeld van den tragen, vadsigen
mensch, die zeker niet bewust is ot wil zijn, dat
hij werkt in twee kringen, daar waar de men
schen zijn werk beoordeelen, en daar waar
Gods oog allen ziet wat, hij doet.
Hoe weinig zijn er, vooral in onzen tijd, die
hun werk ernstig opnemen, die verstaan, dat
achteloosheid en slordigheid in arbeid en bedrijf
schadelijk werkt op onze vorming en heilig
making, want dan wordt gemist dat ideaal, dat
in onzen dagelijkschen arbeid afspiegelt wat wij
zijn in onzen arbeid voor de vorming van ons
leven, om ons voor te bereiden voor, onze man
nelijke jaren, die ons zal voeren in den vollen
strijd des levens.
Onzen arbeid moet gedreven en aangevuurd
worden door een' hoog ideaal; onze spreuk moet
worden: het goede is de vijand van het beste
Voldaanheid op het terrein van onze vorming
kan en mag niet gevonden worden, want hoe
meer wij weten, hoe meer wij weten, dat wij
niets weten. Juist dat moet ons tot werken en
onderzoeken aansporen en uitdrijven tot activi
teit om ons ideaal hoog te houden, en te jagen
naar de volmaaktheid.
Wij zullen hier die volmaaktheid nimmer be
reiken, maar dat geeft ons nooit het recht om
ons daarom van onze Goddelijke roeping te
onttrekken'.
Juist het motto: „het kan er wel mee door",
vooral in het leven van de jeugd, is zóó onwaar
dig en vernederend, omdat het blijkt geeft van
een zwak karakter, dat in dagen van beproeving
en verzoeking zoo lichtelijk ineenstort.
Neen het, ons ideaal hoo gte houden, be-
teekent geleerd te hebben te werken onder het
Alziend oog des Heeren, die onze daden keurt.
Ons ideaal hoog te houden beteekent voor
ons Gods wil te doen en Zijn Naam in alles
te verheerlijken.
Ons ideaal hoog te houden moet voor ons zijn,
om het Paulus na te zeggen: ik jaag er naar,
of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van
Christus Jezus gegrepen ben, en dan de zeker
heid van de verwerkelijking van dat ideaal:
voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaar
digheid, die mij de rechtvaardige Rechter in
dien dag geven zal.
Dat ideaal moet zijn ons heilig ideaèl.
Dat is niet een materialistisch ideaal, dat op
komt, blinkt en verzinkt, maar dat is een ideaal,
dat in de eeuwigheid vast ligt eji daar zijn ver
wezenlijking zal vinden.
Onze tijd roept ons, meer dan ooit, om ons
ideaal hoog te houden.
Alles is gedrukt en verslagen, het beeld der
wereld is veranderd als een blad, dat door den
herfstwind van haar plaats is losgescheurd en
op de aarde geworpen. Maar is God veranderd,
heeft Hij ons Zijne beloften ontnomen Immers
neen
Mogen wij dan verflauwen en ons jeugd-
idealisme laten tanen
Neen want nu juist is noodig 'het ideaal
hoog te houden, -Gods daden te vermelden en
Zijn werken te vertellen, die Hij vanouds aan
ons gedaan heeft, is onze dure roeping. En dat
zal ons bezielen ooi in de kracht des geloofs,
zelfs in grooten strijd en nood, toch ons ideaal,
de komst van Gods Koninkrijk en de verheer
lijking van Zijn Naam, hoog te houden.
Jongedochters, jongelingen,
Waar men straks u roepen zal,
Om te staan op Sions wal,
Voor uw Koning te staan pal,
Waar gij niets aan af kunt dingen;
Gordt als een éénig man uw zwaard
Aan uw zijde, 't heeft bewaard
't Woord dat Ghristus openbaart
Duizenden, nu hemelingen.
Laat u leiden door 'Gods Geest,
Nimmer zult ge zijn bevreesd.
O. A. P.
OUDDORP. De Ned. Herv. Jongedochters-
vereen. „Tabitha" hield Dinsdag haar 5de jaar
vergadering in de Oude School. De 'toeloop
voor deze samenkomst was zoo groot, dat eeni-
gen tijd vóór het begin de voordeur moest ge
sloten worden. Stoelen werden aangedragen en
geplaatst, waar nog maar een klein plaatsje
er voor te vinden was en zoo werden nog enkele
personen door de zijdeur binnengelaten, wat toch
ook weer .zeer bezwaarlijk ging. 'Het samenzijn
werd na het zin-gén van Ps. 119 1 en 3 met
gebed en het lezen van Hebr. 13 door Ds. v.
Ameide geopend.
Naar aanleiding van het 14de vers uit 'het
voorgelezen hoofdstuk sprak ZijnEerw. een
woord ter inleiding. Dit 14de vers is de -belijdenis
van allen, -die een ander leven door Gods -genade
hebben leeren kennen. Denkt aan Abraham, Ja
cob op zijn sterfbed, David, Petrus, Paulus enz.
Hun burgerschap was in de hemelen, ze rustten
niet in de dingen dezer wereld. De natuurlijke
mensch beseft dat niet. Het hart is gelijk aan
een zwaar gewicht, dat altijd de laagte zoekt.
Het gif d-er zonde wordt niet gekend, met een
toekomstig oordeel niet gerekend en alles van
de aarde verwacht. Tijdelijk wordt de mensch
in zijn dwazen1 waan gestoord als er één wordt
weggenomen, of eigen lichaam ernstig krank
wordt. „O -mensch gij hebt hier geen -blijvende
plaats." Met Gods kinderen is bet anders. Zij
zijn de stad des verderfs ontvluchtze hebben
hun oude gezelschap verlaten en jaren naar het
wit. Een vraag„Is dat uw belijdenis We
zijn op reis' naar ons eeuwig huis ook de jonge
menschen. Waar heen zijn we op reis? Niet op
reis naar de toekomende stad, dan op reis naar
de hel. Wij moeten een goede reispas hebben
verzoend zijn met een heilig Godde eenige
Borg en Zaligmaker moet ons deel zijn. God zelf
doq ons zoeken, opdat in de stervensure ons
deel moge zijnEen stad daarboven bereid.
Uit de verslagen vernemen wij, -dat 1 lid heeft
bedankt en 3 zich hebben aangesloten dus zijn
er thans 21 leden. Dezer dagen worden 308
stuks goederen uitgedeeld. Wat een nuttige ar
beid is daaraan verricht. 44 lakens, 42 sloopen,
30 vrouwenhemden, 26 kinderhemden, 6 mans
hemden 6 mansbroeken 6 vrouwenrokken
10 vrouwenbroeken20 directoires; 13 onder
jurkjes 7 nachtjaponnen 5 vrouwenjakjes 6
vrouwenschorten 10 borstrokken 15 overhem
den 6 jongens-overhemden9 j. 'broeken 5
kinderborstrokken 3 kinderjurkjes 3 truien
24 mutsen3 sjaals en 12 paar kousen. Onder
'het opgenoemde zijn ook door anderen geschon
ken zaken. Eer de dag -der uitdeeling daar is,
worden door enkele leden die huisgezinnen be
zocht, waarvan vermoed wordt, dat er iets
noodig is, en onderzocht wordt, wat er noodig
is en daarmee rekening houdende heeft de uit
deeling plaats. -De collecte in de gemeente heeft
opgebracht 243,65. Aan katoen, keper enz. is
uitgegeven 306,65. De gezamenlijke inkomsten
ziin geweest 309.29 saldo in kas 2.64. De
collecte op dezen avond gehouden bracht op
41,28 terwijl aan de deur is ontvangen 11.40
Een mooi programma werd door de leden
afgewerkt. Wij laten de titels hier volgen en
plaatsen de namen van de leden er achter, die
het opstel enz. voorlazen Gidion, opstel L. v.
KoppenEr is -een Qod, gedicht K. Meijer
Ruth, opstel P. Verhage Hiskia's genezing, ge
dicht L. v. d. Klooster.
Na de pauze Intocht in Kanaan, opstel C.
Westhoeve Een offerdood, gedicht. A. Looij:
Joh. Huss opstel; G. Spaan; G. Spaan Gedenk
den Sabbat-hdag; -gedicht G. Duvalois. Dit alles
werd afgewisseld door het zingen van een viertal
schoone Chr. liederen, met begeleiding van orgel.
Nadat de felicitaties van een drietal hier
bestaande vereenigingen waren overgebracht, be
dankte de presidente Ds. van Ameide voor de
goede leiding en nam zij onder hartelijke be
woordingen afscheid van de vereen, wegens haar
vertrek naar Rottedam. Ds. van A. wenschte
haar toe, dat zij gaan mocht dn de gunst en
met goedkeuring onzes Gods„de Heere zij
met u" Na een indrukmakend slotwoord door
den -predikant sloot deze het samenzijn met dank
gebed.
DE VROUWE VAN BETHLEHEM.
Lezing van Ds, P, A. Zeilstra vobr de afd.
Middelharnis—Sommelsdijk van den
Ned. Chr, Vrouwenbond.
Donderdagavond hield de afdeeling Middel
harnis—Sommelsdijk van den Neaerlandsch,,
Christen Vrouwenbond haar Kerstavond.
Det presidente opende de vergadering op de
gebruikelijke wijze en heette allen hartelijk wel
kom, inzonderheid Ds. P. A. Zeilstra van
Middelharnis, die dezen avond voor de afd. een
lezing zou houden over De Vrouwe van
Bethlehem.
In enkele korte woorden zette de presidente
uiteen wat het doel van den Ned. Chr. Vrou
wenbond is, daarna gaf ze het woord aan Ds..
Zeilstra tot het houden van zijn lezing: „De
Vrouwe van Bethlehem".
De Vrouwe van Bethlehem, begon spr. zijn
lezing, is niet Rachel, -die begraven ligt in
Efrath's velden en die in haar stervensmart haar
jongsten zoon noemde Benomi, kind der smar
ten. Deze Benoni echter wordt door Jacob, die
stond in 't geloof, genoemd Benjamin. De
Vrouwe van Bethlehem is ook niet David's
moeder, die wel een zeer vrome vrouw moet
zijn geweest. Maar de Vrouwe van Bethlehem
is Maria uit het geslacht van David. In Maria
of Mirjam vinden we het woord Mara terug,
dat bitterheid beteekent.
De bitterheden zijn ook Maria niet gespaard
gebleven. Al behoorden ook Maria en Jozef
tot het koninklijk geslacht van David, zij moeten
toch gerekend worden tot de zeer eenvoudigen
des lands, dat blijkt ook wel als zij na veertig
dagen opgaan om het Kindeke in den Tempel
voor te stellen, dan brengen zij ook wel een
offer, maar het is het off-er der armen.
Als Maria en Jozef nog ondertrouwd zijn,
verschijnt er in Maria's eenvoudige huis een
engel, de engel Gabriël, die voor God staat.
Deze Goddelijke Boodschapper begroet Maria
als een vorstin: „Wees gegroet, gij begenadigde,
de Heere is met u, -gij zijt gezegend onder de
vrouwen." Dan hoort Maria de Goddelijke
boodschap, dat zij zal worden de Moeder van
Gods Zoon.
Maria moet een vrome jonge vrouw geweest
zijn, dat God haar aangezien heeft om te worden
tot de Moeder van Zijn Zoon.
De Heilige Geest zal haar overschaduwen.
En dan komt Maria's antwoord in volledige
overgave aan Gods bestel: Zie de dienstmaagd
des Heeren, mij geschiede naar uw woord.
De Engel wijst dan Maria op Elizabeth.
Maria, die over het groote en wondervolle
geheim, haar door den En-gel gezegd, nog niet
spreken kan met Jozef, haar verloofde, reist
van Nazareth naar een stad in Juda, waar
Elizabeth woont.
Daar bij Elizabeth tegen de oudere vrouw
zal izij kunnen spreken over wat haar geheel
vervult.
Elizabeth en Maria, in haar 'beiden wordt ver
tegenwoordigd, schaduw en vervulling, het Oude
en Nieuwe Testament, Wet en Evangelie.
Maria en Elizabeth, hoe zullen zij tezamen
gesprokén hebben over de woorden des Heeren,
haar door een Engel gezegd.
En Elizabeth, de oudere vrome vrouw, hoe
zal zij de jongere Maria hebben gesterkt.
Dan hooren we ook Maria's lofzang: „Mijne
ziel maakt groot den Heere".
God zij alleen groot gemaakt. Maria eischt
niet voor zichzelf aandacht op, neen, die weert
ze af, ze wil alleen Gods Naam verheerlijkt zien.
Doch al heeft Maria -door Engelen de Godde
lijke boodschap gehoord, al is ze begroet ge
worden als een gezegende onder de vrouwen,
donkere dagen «aderen voor haar.
De menschen, hoe zullen die oordeelen. Aan
hen is geen Goddelijke boodschap gebracht.
En Jozef, haar bruidegom
Doordat we lezen -hoe God Zelve Jozef helpt
in zijn strijd kunnen we zien hoe ook Jozef heeft
te strijden 'en te lijden gehad voor God hem
■geopenbaard had, wat aan Maria geschied was,
Niet openbaar 'had Jozef haar te schande wil
len maken. En hij tracht nog naar menschelijke
wijze een oplossing te vinden.
Dan wijst God echter zeit aan jozef aan hoe
hij handelen moet.
Jozet en Maria wonen in Nazareth, de Chris
tus moest geboren worden in Bethlehem, naar
der Eroleten woord.
God, die de harten der koningen neigt als
waterbeken, hij gebruikt keizer Augustus om
Zijn woord in vervulling te doen -gaan.
En jozef en -Maria reizen heen naar Beth
lehem.
Dan komt voor Maria haar ure.
En is zij dan de gezegende onder de vrouwen,
is dit Kindeke dan het hoogste
Maria, die haar Kindje in een stal ziet ge
boren worden. Een kribbe en een stal.
Elizabeth's kindje wordt geboren in het eigen
huis en de geburinnen bewijzen nog hun be
langstelling.
Maar Maria ziet het met het geloofsoog, zij
bewaart al het -gebeuren in haar hart.
Als Maria en Jozef dit Kindje gaan voorstellen
-in den Tempel, dan is ook die gebeuren weer
ontbloot van alle aardscbe glans, het offer der
armen, meer kunnen ze niet brengen.
Doch dan is er ook Simeon, en hij spreekt
van een licht tot verlichting d-er heidenen, maar
ook een zwaard zal door uw ziel gaan.
Dat zwaard is door Maria's ziel gegaan. Niet
eens ot tweemaal, maar het zwaard dat was er
voortdurend, al zal het in verschillende tijden
te feller gevoeld worden.
In Maria is de strijd, dat ze Christus als Zoon
steeds meer moest loslaten, om hem als haar
Zaligmaker steeds meer te vinden.
En we zien op de bruiloft te Kana, dat ze
dan door Christus zelf hierin nog geleerd wordt.
Hij wijst haar als Moeder terug, ze moest hem
als Zaligmaker eeren.
Maria heeft veel bitterheid geleden, maar als
helder haar geloof is, dan wijkt de bitterheid
en smaakt ze de 'blijdschap om Christus als
haar Heiland te zien.
Het felst zal. Maria de smart van het zwaard
gevoeld hebben aan den voet van het kruis,.
Maar dan is- er ook weer de vertroosting als
de Heiland haar op Johannes wijst.
Als het Paaschfeest geweest is, dan -wordt
het zwaard teruggetrokken.
Dan kan het voor Maria Kerstfeest gaan
worden.
Na de Hemelvaart lezen we van Maria niet
meer, want wel heeft God groote eere gegeven
aan Maria, de Vrouwe van Bethlehem, dat zij
mocht zijn de Moeder des Heeren en we noemen
haar gezegend onder de vrouwen, maar ons
hart brengt lof haar Zoon, die de Zaligmaker
d-er wereld is.
Onder groote stilte was deze lezing aan
gehoord.
De presidente zegt Ds. eZilstra zeer hartelijk
dank voor het kostelijk woord, dat hij dezen
avond de afdeeling van den Ned. Chr. Vrou
wenbond gebracht heeft.
In de pauze die volgde werd een kopje thee
geschonken, Na de pauze werd door een der
leden een mooi--gedicht van Wapenaar gelezen
en een ander las een Kerstverhaal.
Daarna werd door Ds. Zeilstra de vergadering
met dankgebed -gesloten.
Deze drukbezochte vergadering behoort wel
tot de -mooiste, die -de afdeeling Middelharnis
Sommelsdijk -dit jaar gehouden heeft.
Moge ze er toe bijdragen, dat de gedachte
van den Ned. Chr. Vrouwenbond ook op ons
eiland meer verspreid worde en onze afdeeling
moge toenemen in groei en bloei.
VOLHOUDEN IS NOODIG.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest verzoekt
ons plaatsing voor het volgende
Zooals reeds bekend werd gemaakt moet er
om tot een sluitende rekening te komen deze
maand een even groot bedrag inkomen als in
December 1930. Er rijst echter eenige vrees
of dat zal gebeuren, wanneer wij zien, dat er
toen in de eerste helft van de maand 70.000.
is ontvangen, terwijl er dit jaar in dien tijd
56.000.is ingekomen.
Wij bouwen echter onze hoop op de meer
dan 50.000 vrienden der Zending, tot wie onze
laatste oproep is uitgegaan. Helaas is er daarin
een drukfout geraakt, n.i. dat de Zendngsweek
verleden jaar 288.000.zou hebben opge
bracht, terwijl -er had moeten staan 188.000.
Er blijkt reeds misverstand door deze fout te
zijn ontstaan. Wij hopen, dat -de te hooge cijfer
de offervaardigheid niet zal drukken, maar dat
men tot het uiterste in zijn steun zal volharden,
temeer omdat er nu reeds blijkt, dat door aller
lei tusschentijdsche 'bezuinigingsmaatregelen in
Indië, de rekeningen van de Zen-dingspostën
straks niet mee. zullen vallen, maar in menig
geval de raming zullen overschrijden.
NIEUWS VAN OOST-NIEUW-GUINEE.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons:
Dat wij in langen tijd nfets van Oost-Nieuw-
Guinee hebben bericht moet niet als een bewijs
worden opgevat, -dat er niets zou gebeuren. Het
werk gaat -er gezegend voort. Eenige maanden
geleden heeft er een groote samenkomst plaats
gehad van de christenen uit verschillende ge
meenten, totaal 4000 menschen waren -er aan
wezig, aan welke allen een onderkomen was
verschaft en die allen geborgen konden worden
op de feestplaats onder twee hooge boomen,
waar zij vanaf een acht meter hoogen „kansel"
konden worden toegesproken.
Maar niet alleen om te luisteren, ook om
onderling te beraadslagen waren zij gekomen^,
De kwestie van het dansen nam daarbij een
-groote plaats in. De christenen zelf voelen daar
in sterk het oude heidensche element, dat be
hoort tot dat, wat zij bij het afleggen van hun
'belijdenis vóór den Doop hebben „weggewor
pen", zooals het in die belijdenis heet. Maar
van bestuurszijde wordt er dikwijls op aange
drongen hetWansen niet af te schaffen en daarin
zien de Papoea's en vooral hun korano's
dorpshoofden -— gemakkelijk een bevel. Zoo
komen dze korano's, als zij christenen zijn, in
een moeilijk parket en de tegenstelling van gees
telijke en wereldlijke overheid speelt al spoedig
een rol in deze jonge christengemeenten. Er is
nu evenwel besloten bij gemeen overleg, dat in
de christengemeenten niet gedanst zal worden,
maar dat daar de fluit- en zangkoren tot meer
dere ontwikkeling zullen worden gebracht.
Nadat in het voorjaar in deze Sentani-dorpen'
duizend menschen gedoopt zijn, zijn er in Oc
tober nog zeshonderd gevolgd, zoodat ook de
uitwendige groei der gemeente voortgaat,